Ford S-Max - okt 2011 - april 2012 Manual

Ford Personbil S-Max - okt 2011 - april 2012

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Ford S-Max - okt 2011 - april 2012 (372 sider) i kategorien Personbil. Denne guide var nyttig for 13 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/372
FORD GALAXY / S-MAX Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue
productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder
moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en
door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal
vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2011
Alle rechten voorbehouden.
Onderdeelnummer: (CG3533nl) 10/2011 20110816130119
Inleiding
Over deze handleiding ....................................7
Overzicht van symbolen.................................7
Onderdelen en accessoires...........................7
In één oogopslag
In één oogopslag .............................................11
Veiligheidsuitrusting voor
kinderen
Kinderzitjes.......................................................24
Stoelverhogers ...............................................25
Plaatsing van kinderzitjes...........................26
ISOFIX verankeringspunten.......................29
Kindersloten.....................................................30
Bescherming van
inzittenden
Werking..............................................................32
Veiligheidsgordels vastmaken..................34
Hoogte van veiligheidsgordels
afstellen.........................................................36
Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel........................................36
Gebruik van veiligheidsgordels tijdens
zwangerschap.............................................37
Passagiersairbag uitschakelen..................37
Sleutels en afstandsbe-
diening
Algemene informatie over
radiofrequenties.........................................39
Programmeren van de
afstandsbediening....................................39
Batterij van afstandsbediening
vervangen.....................................................39
Sloten
Vergrendelen en ontgrendelen.................42
Centrale vergrendeling.................................44
Sleutelloze toegang......................................45
Motorstartblokkering
Werking..............................................................49
Gecodeerde sleutels.....................................49
Immobilisatiesysteem inschakelen........49
Immobilisatiesysteem uitschakelen.......49
Alarm
Werking..............................................................50
Alarm inschakelen.........................................52
Alarm uitschakelen........................................52
Stuurwiel
Stuurwiel afstellen........................................54
Audiobediening...............................................54
Ruitenwissers en ruiten-
sproeiers
Voorruitwissers...............................................56
Automatisch in- en uitschakelende
ruitenwissers...............................................56
Voorruitsproeiers............................................57
Voorruitsproeiers afstellen..........................57
Achterruitwissers en -sproeiers................58
Koplampsproeiers.........................................58
Ruitenwisserbladen controleren..............58
Ruitenwisserbladen vervangen................59
Technische specificatie...............................60
Verlichting
Verlichtingsbediening....................................61
Dagrijlicht..........................................................62
Automatisch in- en uitschakelende
verlichting.....................................................62
Automatische grootlichtregeling ............62
Voorste mistlampen.....................................64
Mistachterlichten...........................................64
Koplampen afstellen - Auto's met
Adaptieve verlichting, voor/Xenon
koplampen...................................................64
Koplamphoogte afstellen...........................64
1
Inhoudsopgave
Adaptieve koplampen ................................66
Waarschuwingsknipperlichten.................67
Richtingaanwijzers.........................................67
Interieurverlichting........................................68
Een koplamp verwijderen...........................69
Gloeilampen vervangen...............................70
Gloeilampentabel..........................................78
Ruiten en spiegels
Elektrisch bedienbare ruiten.....................80
Buitenspiegels.................................................82
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels.............................................82
Automatisch dimmende spiegel.............84
Achterste zijruiten..........................................84
Monitor dode hoek .......................................85
Instrumentenpaneel
Meters................................................................89
Waarschuwings- en
indicatielampen..........................................91
Akoestische waarschuwingssignalen en
-indicaties.....................................................94
Infodisplays
Algemene informatie....................................95
Tripcomputer.................................................104
Persoonlijke instellingen...........................106
Infoberichten.................................................108
Klimaatregeling
Werking.............................................................119
Ventilatieroosters..........................................119
Handmatige klimaatregeling...................120
Automatische klimaatregeling................122
Verwarmde ruiten en spiegels..................127
Extra verwarming..........................................127
Stoelen
De juiste zitpositie innemen......................133
Handmatig verstelbare stoelen...............133
Elektrisch verstelbare stoelen.................134
Hoofdsteunen................................................136
Achterbank.....................................................136
Verwarmde stoelen......................................141
Geventileerde stoelen..................................141
Armleuning, voor...........................................142
Gemaksfuncties
Zonnekleppen ...............................................143
Dimmer
instrumentenpaneelverlichting..........144
Klok....................................................................145
Aansteker........................................................145
Asbak................................................................145
Extra voedingsaansluitingen ...................146
Bekerhouders.................................................146
Dashboardkastje...........................................147
Opbergruimtes...............................................147
Wegenkaartopbergvakken.......................149
Rugleuningtafeltjes.....................................149
Glashouder.....................................................149
Geheugenfunctie..........................................149
Kinder observatiespiegel............................151
CD-wisselaar...................................................151
Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN)
..........................................................................151
USB-poort........................................................151
Vloermatten....................................................152
Motor starten en stoppen
Algemene informatie..................................153
Contactslot.....................................................153
Sleutelloos starten.......................................153
Stuurwielblokkering.....................................155
Een benzinemotor starten........................156
Een benzinemotor starten - Flex Fuel (FF,
ethanol)........................................................157
Een dieselmotor starten.............................157
Dieselroetfilter...............................................158
2
Inhoudsopgave
Motor uitschakelen......................................159
Motorblokverwarming ...............................159
Start/stop knop
Werking............................................................160
Start/stop knop gebruiken.......................160
Eco-modus
Werking............................................................162
Eco-modus gebruiken................................162
Brandstof en tanken
Veiligheidsmaatregelen.............................163
Brandstofkwaliteit - Benzine...................163
Brandstofkwaliteit - Flex Fuel (FF,
ethanol).......................................................163
Brandstofkwaliteit - Diesel.......................164
Katalysator.....................................................164
Tankklep..........................................................164
Tanken..............................................................166
Tanken - Flex Fuel (FF, ethanol).............167
Brandstofverbruik.........................................167
Technische specificatie..............................167
Versnel-
lingsbak/transmissie
Handgeschakelde versnellingsbak........172
Automatische transmissie.........................172
Remmen
Werking.............................................................175
Tips voor rijden met ABS ...........................175
Parkeerrem......................................................175
Elektronische parkeerrem.........................176
Stabiliteitsregeling
Werking............................................................180
Gebruik maken van
stabiliteitsregeling...................................180
Regeling voor bergop rijden
Werking............................................................182
Regeling voor bergop rijden
gebruiken.....................................................182
Actieve schokdemperregeling
Werking............................................................185
Gebruik van de actieve
schokdemperregeling ............................185
Parkeerhulp
Werking............................................................186
Gebruik maken van de parkeerhulp......186
Achteruitkijkcamera
Werking............................................................188
Achteruitkijkcamera gebruiken...............188
Snelheidsregeling (Cruise
Control)
Werking.............................................................191
Gebruik maken van
snelheidsregeling......................................191
Adaptieve snelheidsregeling
(ACC)
Werking............................................................193
Adaptieve cruise control gebruiken ......194
Functie voorgangerwaarschuwing
(forward alert)..........................................198
Snelheidsbegrenzer
Werking...........................................................200
Snelheidsbegrenzer gebruiken..............200
Bestuurderswaarschuwing
Werking...........................................................202
Bestuurderswaarschuwing
gebruiken....................................................202
3
Inhoudsopgave
Waarschuwing rijden buiten
baan
Werking...........................................................204
Waarschuwing rijden buiten baan
gebruiken....................................................205
Transport
Algemene informatie.................................207
Bagageverankeringspunten....................208
Schuifbare laadvloer...................................210
Opbergruimte onder vloer achterin........211
Bagagenetten.................................................212
Bagageafdekkingen.....................................215
Dakrekken en bagagedragers...................215
Bevestigingspunten voor lading..............217
Hondenrek.......................................................221
Aanhangers trekken
Trekken van een aanhanger.....................224
Trekhaak .........................................................224
Afneembare trekhaakkogel .....................227
Tips voor het rijden
Inrijden..............................................................231
Voorzorgsmaatregelen voor koude
weersomstandigheden..........................231
Door water rijden...........................................231
Wat te doen bij pech
Eerstehulpset................................................232
Gevarendriehoek..........................................232
Zekeringen
Plaatsen zekeringenhouders...................233
Een zekering vervangen.............................234
Specificatie-overzicht zekeringen.........235
Bergen van de auto
Sleeppunten..................................................244
Auto op vier wielen slepen.......................245
Onderhoud
Algemene informatie.................................246
De motorkap openen en sluiten.............247
Overzicht motorruimte - 1,6L EcoBoost
SCTi (Sigma)............................................248
Overzicht motorruimte - 2,0 l Duratec-HE
(MI4)............................................................249
Overzicht motorruimte - 2,0 l EcoBoost
SCTi (MI4).................................................250
Overzicht motorruimte - 2,3 l Duratec-HE
(MI4).............................................................251
Overzicht motorruimte - 1,6 l
Duratorq-TDCi (DV) diesel .................252
Overzicht motorruimte - 2,0 l
Duratorq-TDCi (DW) diesel ................253
Overzicht motorruimte - 2,2 l
Duratorq-TDCi (DW) diesel ................255
Oliepeilstaaf - 1,6L EcoBoost SCTi
(Sigma).......................................................256
Oliepeilstaaf - 2,0 l Duratec-HE
(MI4)/2,3 l Duratec-HE (MI4)............256
Oliepeilstaaf - 2,0 l EcoBoost SCTi
(MI4)............................................................256
Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV)
diesel /2,0 l Duratorq-TDCi (DW)
diesel /2,2 l Duratorq-TDCi (DW)
diesel ...........................................................256
Motorolie controleren.................................257
Motorkoelvloeistof controleren..............257
Controle vloeistofpeil koppeling en
remsysteem...............................................258
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren................................................258
Ruitensproeiervloeistof controleren.....259
Technische specificatie............................260
Verzorging van de auto
Reinigen van buitenzijde auto.................263
Reinigen van binnenzijde auto...............264
Kleine lakschade repareren.....................264
Accu van de auto
Starten met hulpstartkabels .................265
4
Inhoudsopgave
Ingangsaansluiting (AUX
IN)
Ingangsaansluiting (AUX IN)..................309
Storingen verhelpen audio-
installatie
Storingen verhelpen
audio-installatie.......................................310
Telefoon
Algemene informatie...................................312
Setup Bluetooth............................................312
Setup telefoon...............................................313
Bedieningselementen telefoon...............314
Gebruik maken van de telefoon - Auto's
zonder Navigatiesysteem .....................314
Gebruik maken van de telefoon - Auto's
met Navigatiesysteem ...........................317
Spraaksturing
Werking...........................................................320
Spraakgestuurd regelsysteem
gebruiken....................................................320
Commandos audio-unit ...........................321
Commandos telefoon................................331
Commandos navigatiesysteem............335
Commandos klimaatregeling................335
Verbinding
Algemene informatie.................................338
Extern apparaat aansluiten ....................339
Extern apparaat aansluiten - Auto's met
Bluetooth...................................................340
USB-apparaat gebruiken ........................340
iPod gebruiken .............................................343
Introductie navigatie
Rijveiligheid ...................................................347
Navigatiesysteem
Introductie .....................................................348
Bijlagen
Typegoedkeuringen....................................350
Typegoedkeuringen....................................350
Typegoedkeuringen....................................350
Typegoedkeuringen.....................................351
Elektromagnetische compatibiliteit......352
6
Inhoudsopgave
OVER DEZE HANDLEIDING
Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford.
We adviseren u, enige tijd te nemen om
met uw auto kennis te maken door deze
handleiding te lezen. Hoe meer u van uw
auto afweet, des te beter kunt u ermee
omgaan en dat komt de veiligheid en het
rijplezier ten goede.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en oplettend
wanneer u de bedieningselementen
en functies van uw auto bedient.
N.B.: Deze handleiding beschrijft
productkenmerken en opties die voor het
programma leverbaar zijn, soms nog voordat
deze algemeen verkrijgbaar zijn. Soms
worden opties beschreven waarmee uw
auto niet is uitgerust.
N.B.: Sommige van de afbeeldingen in deze
handleiding worden voor verschillende
modellen gebruikt, waardoor ze er anders
kunnen uitzien dan in uw auto. De essentiële
informatie in de afbeeldingen is echter altijd
correct.
N.B.: Gebruik uw auto altijd volgens de
geldende regels en wetgeving.
N.B.: Deze handleiding dient bij de auto te
blijven wanneer deze wordt verkocht. Het
instructieboekje is een onderdeel van de
auto.
OVERZICHT VAN SYMBOLEN
Symbolen in dit instructieboekje
WAARSCHUWING
U riskeert de dood of ernstige
verwonding van uzelf en anderen
wanneer u niet de instructies opvolgt
waarop u door dit waarschuwingssymbool
wordt geattendeerd.
LET OP
U riskeert beschadiging van uw auto
wanneer u niet de instructies opvolgt
waarop u door dit
waarschuwingssymbool wordt
geattendeerd.
Symbolen op uw auto
Wanneer u deze symbolen ziet, lees dan
eerst de betreffende instructies in dit
instructieboekje en volg deze op voordat
u iets aanraakt of probeert af te stellen.
ONDERDELEN EN
ACCESSOIRES
Nu kunt u er zeker van zijn dat uw
Ford onderdelen Ford onderdelen
zijn.
U Ford is volgens de hoogste normen
gebouwd met gebruik van Originele Ford
onderdelen van hoge kwaliteit. Met als
resultaat dat u er vele jaren met plezier in
kunt rijden.
Mocht het onverwachte plaatsvinden en
een belangrijk onderdeel moet worden
vervangen, dan raden wij u aan met niets
minder dan Originele Ford Onderdelen
genoegen te nemen.
Het gebruik van Originele Ford Onderdelen
verzekert dat uw auto in de oorspronkelijke
staat wordt teruggebracht en zijn
maximale restwaarde behoudt.
7
Inleiding
Originele Ford Onderdelen voldoen aan de
strenge veiligheidseisen en hoge eisen ten
aanzien van pasvorm, afwerking en
betrouwbaarheid. Eenvoudig gezegd: zij
staan in voor de laagst mogelijke
reparatiekosten, inclusief onderdelen en
arbeidsloon.
Het is nu eenvoudiger te bewijzen dat
werkelijk Originele Ford Onderdelen zijn
gebruikt. Het Ford logo is duidelijk op de
volgende onderdelen zichtbaar wanneer
Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt.
Wanneer uw auto moet worden
gerepareerd, kijk dan of het duidelijk
zichtbare Ford beeldmerk te zien is en
controleer of uitsluitend Originele Ford
Onderdelen zijn gebruikt.
Kijk voor het Ford logo op de
volgende onderdelen
Plaatwerk
Spatscherm
Motorkap
Portieren
Kofferdeksel of achterklep
E94714
Bumper en radiateurgrille
Radiateurgrille
Voor- en achterbumper
8
Inleiding
Buitenspiegel
E94716
Ruit
Achterruit
Glazen dak
Zijruiten
Voorruit
E94717
Verlichting
Achterlichtunits
Koplampen
9
Inleiding
E94718
10
Inleiding
Overzicht instrumentenpaneel - stuur links
A
W TU Q PS R OV
B EC F G IH J K L M ND
E74123
11
In één oogopslag
Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 89).E
Toetsen van het informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 95).F
Ruitenwisserschakelaar. Zie Voorruitwissers (bladzijde 56).G
Audiosysteem. Zie Overzicht audio-installatie (bladzijde 286).H
Navigatiecomputer. Zie afzonderlijke handleiding.H
Schakelaar stabiliteitsregeling (ESP). Zie Gebruik maken van
stabiliteitsregeling (bladzijde 180). Start/stop-schakelaar. Zie Start/stop
knop gebruiken (bladzijde 160).
I
Schakelaar parkeerhulp. Zie Gebruik maken van de parkeerhulp (bladzijde
186).
J
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Waarschuwingsknipperlichten
(bladzijde 67).
K
Controlelampje airbag aan passagierszijde uitgeschakeld. Zie
Passagiersairbag uitschakelen (bladzijde 37).
L
Opbergvak. Zie Opbergruimtes (bladzijde 147).M
Schakelaars voor- en achterruitverwarming. Zie Verwarmde ruiten en spiegels
(bladzijde 127).
N
Bedieningselementen klimaatregeling. Zie Handmatige klimaatregeling
(bladzijde 120). Zie Automatische klimaatregeling (bladzijde 122).
O
Aansteker. Zie Aansteker (bladzijde 145).P
Startknop. Zie Sleutelloos starten (bladzijde 153).Q
Contactslot.R
Schakelaars cruise control en snelheidsbegrenzer. Zie Gebruik maken van
snelheidsregeling (bladzijde 191). Schakelaars adaptieve snelheidsregeling
(ACC). Zie Adaptieve cruise control gebruiken (bladzijde 194). Schakelaars
snelheidsbegrenzer. Zie Snelheidsbegrenzer gebruiken (bladzijde 200).
S
Verstelhendel stuurkolom. Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 54).T
Knieairbag voor bestuurder. Zie Werking (bladzijde 32).U
Claxon.V
Schakelaars cruise control en snelheidsbegrenzer. Zie Gebruik maken van
snelheidsregeling (bladzijde 191). Schakelaars adaptieve snelheidsregeling
(ACC). Zie Adaptieve cruise control gebruiken (bladzijde 194). Schakelaars
snelheidsbegrenzer. Zie Snelheidsbegrenzer gebruiken (bladzijde 200).
W
13
In één oogopslag
Elektrische kinderveilig-
heidssloten
E124779
Zie Kindersloten (bladzijde 30).
Keyless entry (sleutelloze
toegang)
Voor het passief vergrendelen en
ontgrendelen is een geldige passive key
nodig die zich in de omgeving van een van
de drie externe detectiezones bevindt.
Auto ontgrendelen
E78278
Trek een portierkruk uit om alle portieren
en de achterklep te ontgrendelen en het
alarmsysteem uit te schakelen.
Auto vergrendelen
E87384
E87435
14
In één oogopslag
Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 45).
Stuurwiel instellen
WAARSCHUWING
Verstel nooit het stuurwiel als de
auto in beweging is.
1
2
2
E95178
3
E95179
Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 54).
Automatisch wissen
E70315
B
A
C
Hoge gevoeligheidA
AanB
Lage gevoeligheidC
Stel de gevoeligheid van de regensensor
met de draaiknop in.
Zie Automatisch in- en uitschakelende
ruitenwissers (bladzijde 56).
Ruitenwisserbladen vervangen
LET OP
U kunt de onderhoudsstand in de
winter gebruiken om de
ruitenwisserbladen eenvoudiger te
kunnen bereiken om deze vrij te maken van
sneeuw en ijs. De voorruitwissers keren in
hun normale stand terug zodra u het
contact inschakelt, u moet er dus voor
zorgen dat de buitenzijde van de voorruit
geheel vrij is van sneeuw en ijs voordat u
het contact inschakelt.
15
In één oogopslag
Elektrisch bedienbare ruiten
N.B.: Open de tegenovergestelde ruit
enigszins om windgeluiden of schudden
door windstoten te voorkomen wanneer één
ruit open staat.
Zie Elektrisch bedienbare ruiten
(bladzijde 80).
Elektrisch inklapbare
buitenspiegels
E72623
Zie Elektrisch verstelbare
buitenspiegels (bladzijde 82).
Buitenspiegels naar beneden
kantelen bij achteruitrijden
Afhankelijk van de ingestelde spiegelstand,
zal de betreffende buitenspiegel kantelen
wanneer u de achteruit inschakelt, zodat
u de trottoirband kunt zien.
Wanneer u deze voorziening voor de eerste
keer gebuikt, kantelen de spiegels in een
standaard ingestelde stand. U kunt de
hoek waarmeer de spiegels kantelen
instellen.
Zie Elektrisch verstelbare
buitenspiegels (bladzijde 82).
Informatiesysteem dode hoek
(BLIS)
WAARSCHUWING
Gebruik het systeem niet als een
vervanging voor de buiten- en
binnenspiegels en het over de
schouder kijken bij het veranderen van
rijstrook. Het systeem is geen vervanging
voor voorzichtig rijden en mag alleen
worden gebruikt als hulpmiddel.
Het systeem is voorzien van een geel
controlelampje in de buitenspiegels.
E124736
Zie Monitor dode hoek (bladzijde 85).
17
In één oogopslag
Informatiedisplays
E70499
Navigeer met de pijltjestoetsen door de
menu's en druk op OK om een keuze te
maken.
Zie Infodisplays (bladzijde 95).
Handbediende klimaatregeling
Interieur snel afkoelen
E71381
Interieur snel verwarmen
E71377
Aanbevolen instellingen voor koeling
E131534
Open de luchtroosters in het midden en
aan de zijkant.
Richt de middelste luchtroosters naar
boven en de luchtroosters aan de zijkant
op de zijruiten.
Aanbevolen instellingen voor
verwarming
E131535
Sluit de middelste luchtroosters en open
de luchtroosters aan de zijkant.
Richt de luchtroosters aan de zijkant op de
zijruiten
Voorruit ontdooien en ontwasemen
E71382
Zie Handmatige klimaatregeling
(bladzijde 120).
18
In één oogopslag
Automatische klimaatregeling
E70304
Zie Automatische klimaatregeling
(bladzijde 122).
Stationair toerental na het starten
Na het starten van een koude motor is het
stationaire toerental hoger dan normaal.
Zie Motor starten en stoppen
(bladzijde 153).
Keyless starten
E85766
Druk de startknop in.
Motor uitschakelen bij rijdende auto
WAARSCHUWING
Het uitschakelen van de motor terwijl
de auto nog rijdt, resulteert in het
verlies van de rem- en
stuurbekrachtiging. De stuurinrichting
wordt niet geblokkeerd, maar er is meer
stuurkracht vereist. Wanneer het contact
wordt uitgeschakeld, kunnen ook sommige
elektrische circuits, waarschuwings- en
controlelampjes uitgeschakeld worden.
Houd de startknop twee seconden
ingedrukt of druk er driemaal binnen drie
seconden op.
Zie Sleutelloos starten (bladzijde 153).
Dieselroetfilter (DPF)
WAARSCHUWING
Laat de motor niet stationair draaien
of parkeer de auto niet op droge
bladeren, droog gras of ander
brandbaar materiaal. Het
DPF-regeneratieproces werkt met
bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en
na het uitschakelen van de motor en
tijdens en na DPF-regeneratie blijft de
uitlaat een aanzienlijke hoeveelheid hitte
uitstralen. Hierdoor ontstaat het gevaar
van brand.
Zie Dieselroetfilter (bladzijde 158).
Klep van brandstofvulopening
E86613
Druk op de klep om deze te openen. Open
de klep volledig tot hij vergrendelt.
19
In één oogopslag
E139202
A
A
Breng het vulpistool tot en met de eerste
nok op het vulpistool A in. Laat het rusten
op de afdekking van de vulbuis.
WAARSCHUWING
Wij raden aan het vulpistool
langzaam uit de vulbuis te halen,
zodat alle achtergebleven brandstof
in de brandstoftank kan stromen. Er kan
ook 10 seconden worden gewacht alvorens
het vulpistool uit de vulbuis te halen.
E119081
Til het vulpistool licht op om het te
verwijderen.
Zie Tankklep (bladzijde 164).
Handgeschakelde versnellingsbak
Achteruitversnelling inschakelen
E99067
Bij sommige auto's moet de kraag omhoog
worden gebracht tijdens inschakelen van
de achteruit.
Zie Handgeschakelde versnellingsbak
(bladzijde 172).
Automatische transmissie
N.B.: Trap het rempedaal niet in wanneer
de sleutel uit het contactslot wordt
verwijderd.
Keuzehandelstanden
WAARSCHUWING
Druk het rempedaal in voordat u de
keuzehendel verplaatst en houd het
pedaal ingedrukt totdat u gereed
bent om weg te rijden.
20
In één oogopslag
E80836
S
ParkerenP
AchteruitR
NeutraalN
RijdenD
Handmatig schakelen en
sportmodus
S
Zie Automatische transmissie
(bladzijde 172).
Elektrische parkeerrem (EPB)
EPB handmatig uitschakelen
N.B.: Om de EPB uit te schakelen moet de
contactsleutel in de stand II staan.
E70529
Houd het rempedaal ingedrukt en druk de
schakelaar in.
Automatisch loszetten - loszetten bij
het wegrijden (DAR)
N.B.: Bij auto's met een automatische
transmissie moet het bestuurdersportier
worden gesloten en de veiligheidsgordel van
de bestuurder worden vastgemaakt voordat
het DAR werkt.
Schakel de eerste versnelling of de
achteruit in, rijd normaal weg en de EPB
wordt automatisch losgezet.
Zie Elektronische parkeerrem
(bladzijde 176).
Achteruitkijkcamera
WAARSCHUWING
De camera is niet bedoeld om de
bestuurder te ontheffen van zijn
plicht om tijdens het rijden
voorzichtig en oplettend te zijn.
De camera is een visueel hulpmiddel bij
achteruitrijden.
21
In één oogopslag
S-MAX
E99105
Galaxy
E124349
Zie Achteruitkijkcamera (bladzijde 188).
Snelheidsbegrenzer
M.b.v. dit systeem kunt u een snelheid
instellen waarop de auto vervolgens wordt
begrensd.
Zie Snelheidsbegrenzer (bladzijde 200).
Driver alert
WAARSCHUWING
Het systeem is niet bedoeld om de
bestuurder te ontheffen van zijn
plicht om tijdens het rijden
voorzichtig en oplettend te zijn.
Het systeem berekent een alertheidsscore
die kan worden weergegeven in het
informatiedisplay. Indien het systeem
ontdekt dat u slaperig wordt of dat uw
rijstijl verslechtert, geeft het systeem
waarschuwingen.
Zie Bestuurderswaarschuwing
(bladzijde 202).
Waarschuwing voor verlaten
rijstrook (lane departure)
WAARSCHUWING
Het systeem is niet bedoeld om de
bestuurder te ontheffen van zijn
plicht om tijdens het rijden
voorzichtig en oplettend te zijn.
Activeer het systeem m.b.v. de schakelaars
op de richtingaanwijzerhendel.
E131360
A
B
Systeem aanA
Systeem uitB
Zie Waarschuwing rijden buiten baan
(bladzijde 204).
22
In één oogopslag
De auto op vier wielen slepen
LET OP
Voor bepaalde motor- en
transmissiecombinaties wordt
aangeraden de auto niet te slepen
met de aandrijfwielen op de grond.
Zie Auto op vier wielen slepen
(bladzijde 245).
23
In één oogopslag
KINDERZITJES
E133140
E68916
WAARSCHUWINGEN
Laat kinderen met een lengte van
minder dan 150 centimeter
plaatsnemen in een geschikt
goedgekeurd kinderzitje dat op de
achterbank is bevestigd.
Bijzonder gevaarlijk! Plaats geen
kinderveiligheidszitje achterwaarts
op een stoel waarvóór zich een
airbag bevindt!
Lees de instructies van de fabrikant
en volg deze op wanneer u een
kinderzitje aanbrengt.
Verander op geen enkele wijze het
kinderzitje.
Neem tijdens het rijden geen
kinderen op schoot.
WAARSCHUWINGEN
Laat kinderen niet zonder toezicht in
uw auto achter.
Wanneer uw auto bij een aanrijding
betrokken is geweest, dient u het
kinderzitje door een hiertoe opgeleide
monteur te laten controleren.
N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het
gebruik van kinderzitjes zijn per land
verschillend.
Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03
(of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en
goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een
aantal zijn leverbaar via uw dealer.
Kinderzitjes voor verschillende
gewichtsgroepen
Gebruik het correcte kinderzitje als volgt:
Babyzitje
E68918
Plaats kinderen met een lichaamsgewicht
van minder dan 13 kilogram in een
achterwaarts gericht babyzitje (Groep 0+)
dat op de achterbank is bevestigd.
24
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Kinderveiligheidszitje
E68920
Vervoer kinderen met een lichaamsgewicht
van 13 tot 18 kilogram in een
kinderveiligheidszitje (Groep 1), dat op de
achterbank is bevestigd.
STOELVERHOGERS
WAARSCHUWINGEN
Bevestig een kinderzitje of een
zitverhoger nooit alleen met de
heupgordel.
Bevestig een kinderzitje of een
zitverhoger niet met een
veiligheidsgordel die niet gespannen
is of gedraaid zit.
Leg de schoudergordel niet onder de
arm of achter de rug van het kind
langs.
Gebruik geen kussens, boeken of
handdoeken om het kind hoger te
laten zitten.
Zorg ervoor dat uw kinderen rechtop
zitten.
WAARSCHUWINGEN
Laat kinderen met een
lichaamsgewicht van meer dan 15
kilogram, maar met een lengte van
minder dan 150 centimeter in een
kinderzitje of op een zitverhoger
plaatsnemen.
LET OP
Wanneer u een kinderzitje op de
achterbank gebruikt, zorg dan dat het
kinderzitje stevig tegen de stoel rust.
De hoofdsteun moet wellicht worden
opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen
(bladzijde 136).
Kinderzitje (Groep 2)
E70710
Wij raden het gebruik van een kinderzitje
aan, dat uit een zitverhoger met een
rugleuning bestaat in plaats van alleen een
zitverhoger. De hogere zitpositie zorgt
ervoor dat de standaard veiligheidsgordel
correct over het midden van de schouder
van het kind en de heupgordel over de
heupen komt te liggen.
25
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Zitverhoger (Groep 3)
E68924
PLAATSING VAN
KINDERZITJES
WAARSCHUWINGEN
Neem contact op met uw dealer voor
de laatste informatie betreffende
door Ford aanbevolen kinderzitjes.
Wanneer u een kinderzitje van groep
0 of 0+ op de tweede zitrij met een
steun gebruikt, let er dan op dat de
steun stevig op de afdekking van de
opbergruimte onder de vloer steunt. Zorg
ervoor dat u het schuimrubber vulstuk
correct binnen de opbergruimte aanbrengt
met behulp van meegeleverde schroeven
of bevestigingselementen en dat u de
afdekking correct monteert.
Als het schuimrubberen vulstuk van
de opbergruimte onder de vloer
beschadigd is of ontbreekt, verwijder
dan de afdekking van de opbergruimte en
schuif de steunpoot uit tot de vloer van de
opbergruimte. Als de steunpoot niet stevig
WAARSCHUWINGEN
kan worden gepositioneerd op de vloer van
de opbergruimte (bijvoorbeeld vanwege
de vorm of de lengte van de steunpoot),
vervang dan het schuimrubberen vulstuk
en de afdekking van de opbergruimte of
kies een andere stoelpositie in de auto.
Als u een kinderzitje van groep 1 met
een steunpoot wilt gebruiken,
raadpleeg dan de website of de
montage-instructies van de fabrikant van
het kinderzitje om de compatibiliteit met
de auto te waarborgen en in verband met
speciale montage-instructies betreffende
het verwijderen van de afdekking van de
opbergruimte.
Bij bepaalde auto's kan de linker
afdekking van de opbergruimte niet
worden geopend of verwijderd. Zie
Opbergruimtes (bladzijde 147). Voor
kinderzitjes van groep 0 of 0+ betekent dit
niet dat de steunpoot niet kan worden
gepositioneerd op de afdekking. Als echter
bij gebruik van een groter kinderzitje de
afdekking moet worden verwijderd en de
steunpoot moet worden uitgeschoven tot
de vloer van de opbergruimte, kies dan een
andere stoelpositie in de auto of een ander
kinderzitje.
Wanneer een voorwaarts gericht
kinderzitje op een stoel op de tweede
of derde zitrij wordt geplaatst,
verwijder dan de hoofdsteun van die stoel.
Zie Hoofdsteunen (bladzijde 136).
Wanneer een kinderzitje met een
gordel wordt gebruikt, dan mag de
gordel niet slap hangt of is gedraaid.
26
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
N.B.: Bij gebruik van een kinderzitje op de
voorstoel, dient u de voorste passagiersstoel
altijd zo ver mogelijk naar achteren te
verschuiven. Als het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel moeilijk vast te zetten is
zonder dat er speling overblijft, zet de
rugleuning dan recht omhoog en zet de stoel
in een hogere stand. Zie Handmatig
verstelbare stoelen (bladzijde 133). Zie
Elektrisch verstelbare stoelen (bladzijde
134).
N.B.: Wanneer een kinderzitje op een stoel
op de tweede zitrij wordt geplaatst, breng
dan de stoel in de meest praktische stand
voor de bestuurder. Zie Achterbank
(bladzijde 136).
Plaatsen voor kinderzitjes
Gewichtsgroepen
Zitplaatsen
3210+0
22 - 36 kg15 - 25 kg9 - 18 kgTot 13 kgTot 10 kg
Zitverhoger of kussen
Kindervei-
ligheids-
zitje
Babyzitje
UF¹UF¹UF¹XX
Voorstoel aan passa-
gierszijde, met airbag
AAN
Voorstoel aan passa-
gierszijde, met airbag
UIT
UUUUU
Stoelen op de tweede
zitrij
UUUUUDerde zitrij Galaxy
UFUFUFL, UFL, UFDerde zitrij S-MAX
X Niet geschikt voor kinderen van deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op
de achterbank is geplaatst.
L Alleen geschikt voor de volgende achterwaarts geplaatste kinderzitjes: Roemer
Baby-Safe (E1-04301146), Roemer Baby-Safe Plus (E1-04301146), Britax Cosy Tot
(E1-04301146), Britax Cosy Tot Premium (E1-04301146), Maxi-Cosi Cabrio
(E4-44R-043517).
27
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
UF Geschikt voor universele, voorwaarts gekeerde kinderzitjes, die zijn goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep.
UF¹ Geschikt voor universele, voorwaarts gekeerde kinderzitjes, die zijn goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd
kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst.
ISOFIX-kinderzitjes
Gewichtsgroepen
Zitplaatsen
10+
Naar voren gericht
Naar achteren
gericht
9 - 18 kgTot 13 kg
Niet uitgerust met ISOFIX
MaatklasseVoorstoel
Stoeltype
A, B, B1, C, D*
C, D, E*
Maatklasse
Stoelen op de tweede zitrij
IL, IUF***
IL**
Stoeltype
Niet uitgerust met ISOFIX
MaatklasseZitplaatsen, derde zitrij
Stoeltype
IL Geschikt voor bepaalde ISOFIX kinderzitjes van de categorie semi-universeel.
Raadpleeg de voertuigaanbevelingslijst van de fabrikant van de kinderzitjes.
IUF Geschikt voor ISOFIX naar voren gerichte kinderzitjes van de categorie universeel
goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep en ISOFIX maatklasse.
*De ISOFIX maatklasse voor universele en semi-universele kinderzitjes is gedefinieerd
door de hoofdletters A t/m G. Deze letters staan vermeld op ISOFIX kinderzitjes.
**Ten tijde van publicatie is de aanbevolen groep O+ ISOFIX kinderzitjes de Britax Romer
Baby Safe. Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende door
Ford aanbevolen kinderzitjes.
***Ten tijde van publicatie is de aanbevolen groep 1 ISOFIX kinderzitjes de Britax Romer
Duo. Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende door Ford
aanbevolen kinderzitjes.
28
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
ISOFIX
VERANKERINGSPUNTEN
WAARSCHUWING
Gebruik bij toepassing van het ISOFIX
systeem een voorziening dat
voorkomt dat de veiligheidsgordel
kan draaien. Wij raden het gebruik van een
veiligheidsgordel aan de bovenzijde of een
steun aan.
N.B.: Wanneer u een ISOFIX kinderzitje
aanschaft, let er dan op dat dit geschikt is
voor de gewichtsgroep van uw kind en dat
de ISOFIX maatklasse geschikt is voor de
plaats waar het zitje wordt aangebracht.
Zie Plaatsing van kinderzitjes (bladzijde
26).
Uw auto is uitgerust met ISOFIX
verankeringspunten die geschikt zijn voor
het gebruik van goedgekeurde ISOFIX
kinderzitjes.
Het ISOFIX systeem bestaat uit twee
stevige bevestigingsarmen aan het
kinderzitje, die op de verankeringspunten
op de buitenste zitplaatsen van de tweede
zitrij tussen de rugleuning en de zitting
worden bevestigd. Verankeringspunten
voor de veiligheidsgordels aan de
bovenzijde zitten achter de zitplaatsen
links- en rechtsachter.
Verankeringspunten bovenste
gordel
E75532
Een kinderzitje met een
veiligheidsgordel aan de
bovenzijde bevestigen
WAARSCHUWING
Bevestig de veiligheidsgordel aan de
bovenzijde aan geen ander punt dan
aan het verankeringspunt dat
hiervoor is bestemd.
N.B.: Verwijder zo nodig het
bagageafdekpaneel om de montage te
vergemakkelijken. Zie Bagageafdekkingen
(bladzijde 215).
1. Verwijder de hoofdsteun. Zie
Hoofdsteunen (bladzijde 136).
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de gordel aan de
bovenzijde niet doorhangt of
gedraaid is en goed op het
verankeringspunt is bevestigd.
2. Geleid de gordel naar het
verankeringspunt.
29
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
E124779
31
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
WERKING
Airbags
WAARSCHUWINGEN
Wijzig de voorzijde van de wagen op
geen enkele wijze. Dit zou nadelige
gevolgen voor het ontvouwen van de
airbags kunnen hebben.
Oorspronkelijke tekst volgens ECE
R94.01: Extreme Hazard! Do not use
a rearward facing child restraint on
a seat protected by an airbag in front of it!
Draag een veiligheidsgordel en houd
voldoende afstand tussen uzelf en
het stuurwiel. Alleen wanneer de
veiligheidsgordel correct wordt gedragen,
kan deze u in een zodanige positie houden
dat de airbag optimaal zijn werk kan doen.
Zie De juiste zitpositie innemen
(bladzijde 133).
Laat reparaties aan het stuurwiel, de
stuurkolom, stoelen, airbags en
veiligheidsgordel uitvoeren door een
goed opgeleide monteur.
Houd de gebieden voor de airbags
vrij. Breng niets aan op of over de
panelen van de airbags.
Steek geen scherpe voorwerpen in
gebieden waar airbags zijn
gemonteerd. Dit zou nadelige
gevolgen voor het ontvouwen van de
airbags kunnen hebben en de airbags
kunnen beschadigen.
Gebruik stoelhoezen die zijn
ontworpen voor stoelen met
zij-airbags. Laat deze aanbrengen
door een goed opgeleide monteur.
N.B.: Het opblazen van een airbag gaat
gepaard met een luide knal en u ziet een
onschadelijke, poederachtige stofwolk. Dit
is normaal.
N.B.: Reinig de panelen van de airbags met
een vochtige doek.
Airbags voor de bestuurder en
passagier, voorin
E74302
De frontairbags treden in werking bij zware
frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen
binnen een hoek van maximaal 30 graden
van links of van rechts. De airbags worden
in enkele milliseconden opgeblazen en
stromen weer leeg zodra zij in contact
komen met de lichamen van de
inzittenden, waardoor de voorwaartse
beweging wordt opgevangen. Bij lichte
aanrijdingen, het over de kop slaan van de
auto of bij aanrijdingen van opzij of van
achteren worden de frontairbags niet
geactiveerd.
Knieairbag voor de bestuurder
LET OP
Probeer het paneel van de knieairbag
voor de bestuurder niet te openen.
32
Bescherming van inzittenden
De knieairbag voor de bestuurder treedt in
werking bij zware frontale aanrijdingen of
bij aanrijdingen binnen een hoek van
maximaal 30 graden van links of van
rechts. De airbag wordt in enkele
milliseconden opgeblazen en stroomt weer
leeg zodra hij in contact komt met het
lichaam van de inzittende, waardoor hij
een kussen vormt tussen de knieën van de
bestuurder en de stuurkolom. Tijdens het
over de kop slaan van de auto, aanrijdingen
van achteren en opzij wordt de knieairbag
niet geactiveerd.
Positie van onderdeel: Zie In één
oogopslag (bladzijde 11).
N.B.: De knieairbag heeft een lagere
activeringsdrempel dan de frontairbags.
Tijdens een lichte aanrijding is het mogelijk
dat alleen de knieairbag wordt geactiveerd.
Zijairbags
E72658
De zijairbags bevinden zich in de zijkant van
de rugleuningen van de voorstoelen. Een
label op de rugleuning geeft aan dat uw
auto is uitgerust met zijairbags.
De zijairbags worden geactiveerd bij zware
zijdelingse aanrijdingen. De airbags worden
in enkele milliseconden opgeblazen en
stromen weer leeg zodra zij in contact
komen met de lichamen van de
inzittenden, waardoor zij bescherming
bieden aan de omgeving van borst en
schouder. Bij lichte aanrijdingen van opzij,
het over de kop slaan van de auto,
aanrijdingen van voren of van achteren
worden de zijairbags niet geactiveerd.
Side curtains
E75004
Achter de bekledingspanelen boven de
voorste en achterste zijruiten zijn side
curtains aangebracht. Opschriften in reliëf
op de B-stijlen geven aan dat de wagen is
uitgerust met side curtains.
De side curtains worden geactiveerd bij
zware zijdelingse aanrijdingen. De airbag
wordt in enkele milliseconden opgeblazen
en stroomt weer leeg zodra hij in contact
komt met het lichaam van de inzittende,
waardoor hij bescherming biedt aan het
hoofd. Bij lichte zijdelingse aanrijdingen,
frontale aanrijdingen, aanrijdingen van
achteren of het over de kop slaan van de
auto worden de side curtains niet
geactiveerd.
33
Bescherming van inzittenden
E74127
Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit.
De veiligheidsgordel kan blokkeren
wanneer deze te snel wordt uitgetrokken
of wanneer de wagen op een helling staat.
Druk op de rode knop om de
veiligheidsgordel te ontgrendelen. Laat
hem volledig en geheel oprollen.
Veiligheidsgordel op tweede zitrij
E74125
2
1
3
Het oprolmechanisme van de
veiligheidsgordel van de middelste
achterstoel bevindt zich in het dak.
Veiligheidsgordel vastmaken:
1. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig
uit. De veiligheidsgordel kan blokkeren
wanneer deze te snel wordt
uitgetrokken of wanneer de wagen op
een helling staat.
2. Steek de kleinere slottong in het zwarte
gordelslot aan de rechterzijde van de
middelste stoel.
3. Trek vervolgens de grotere slottong
over de heup en steek hem in het
gordelslot links van de middelste stoel.
N.B.: Wanneer de veiligheidsgordel continu
wordt gebruikt, kunt u de slottong in het
zwarte gordelslot laten zitten. Wanneer hij
niet wordt gebruikt of wanneer u de
achterstoelen neerklapt of verschuift, moet
u de veiligheidsgordel van het zwarte
gordelslot losmaken.
35
Bescherming van inzittenden
GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
TIJDENS ZWANGERSCHAP
E68587
WAARSCHUWING
Breng de veiligheidsgordel voor uw
eigen veiligheid, maar ook voor dat
van uw ongeboren kind op correcte
wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel
of de schoudergordel.
De heupgordel moet comfortabel over de
heupen liggen aan de onderzijde van uw
zwangere buik. Leg de schoudergordel
tussen uw borsten, boven en aan de zijkant
van uw zwangere buik.
PASSAGIERSAIRBAG
UITSCHAKELEN
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld
wanneer u een kinderzitje
achterwaarts op de passagiersstoel voorin
plaatst.
E71313
Schakelaar voor airbag aan
passagierszijde monteren
WAARSCHUWING
Wanneer u een kinderzitje op een
stoel moet plaatsen, waarvoor zich
een operationele airbag bevindt, laat
dan een schakelaar monteren waarmee
de airbag aan passagierszijde kan worden
uitgeschakeld. Raadpleeg uw dealer voor
meer informatie.
N.B.: De sleutelschakelaar wordt in het
handschoenenkastje gemonteerd en op het
instrumentenpaneel wordt een
controlelamp aangebracht.
Wanneer de controlelamp van de airbag
tijdens het rijden gaat branden of
knipperen, duidt dit op een storing. Zie
Waarschuwings- en indicatielampen
(bladzijde 91). Verwijder het kinderzitje en
laat het systeem onmiddellijk controleren.
37
Bescherming van inzittenden
Integraal sluiten
Uitvoeringen zonder keyless entry
systeem
WAARSCHUWING
Sla het sluiten van de ruiten altijd
gade. Druk in noodgevallen
onmiddellijk op een toets om de
beweging te stoppen.
E71956
Druk om alle ruiten te sluiten op de
vergrendel toets en houd deze minstens
drie seconden ingedrukt. Druk nogmaals
op een toets om het sluiten te
onderbreken. Tijdens het integraal sluiten
is de antiklemfunctie geactiveerd.
Uitvoeringen met keyless entry
systeem
E87384
WAARSCHUWING
Sla het sluiten van de ruiten altijd
gade. Druk in een noodsituatie op de
knop op het bestuurdersportier om
de beweging te stoppen.
N.B.: Het integraal sluiten kan worden
geactiveerd met behulp van de toets op de
kruk op het bestuurdersportier. Integraal
openen en sluiten kan ook worden
geactiveerd met de toetsen op de passive
key.
Druk om alle ruiten te sluiten op de
vergrendeltoets en houd deze minstens
twee seconden ingedrukt. Tijdens het
integraal sluiten is de antiklemfunctie
geactiveerd.
SLEUTELLOZE TOEGANG
Algemene informatie
WAARSCHUWING
Het keyless entry systeem werkt
misschien niet wanneer de sleutel
zich dicht bij metalen voorwerpen of
elektronische apparaten, zoals mobiele
telefoons, bevindt.
45
Sloten
VOORRUITWISSERS
B
C
D
A
E70696
Eenmalig wissenA
Wissen met intervallenB
Normale wissnelheidC
Hoge wissnelheidD
Wissen met intervallen
E70315
B
A
C
Wissen met korte intervallenA
Wissen met intervallenB
Wissen met lange intervallenC
AUTOMATISCH IN- EN
UITSCHAKELENDE
RUITENWISSERS
LET OP
Schakel de automatische wisfunctie
niet bij droog weer in. De regensensor
is bijzonder gevoelig en de
ruitenwissers kunnen in werking treden
indien de voorruit met vuil, mist of vliegen
in aanraking komt.
Vervang de ruitenwisserbladen zodra
deze strepen water en vuil op de
voorruit achterlaten. Als de
ruitenwisserbladen niet worden vervangen,
blijft de regensensor continu water op de
voorruit waarnemen. Dit heeft tot gevolg
dat de ruitenwissers in werking treden
terwijl het grootste deel van de voorruit
droog is.
Zorg bij vorst dat de voorruit volledig
is ontdooit voordat u de automatische
wisfunctie selecteert.
Schakel de automatische wisfunctie
uit voordat u een wasstraat
binnenrijdt.
56
Ruitenwissers en ruitensproeiers
E70722
AB
Hoge stand van de
koplamplichtbundels
A
Lage stand van de
koplamplichtbundels
B
U kunt de hoogte van de
koplamplichtbundels aanpassen aan de
belading van de wagen.
Aanbevolen regelknopstanden
Schakelaar-
stand
Lading in baga-
gecomparti-
ment
Belading
Stoelen, derde
zitrij
Stoelen, tweede
zitrij
Voorstoelen
0---1-2
0 (0.5)**
-2-1-2
1 (0.5)**
--31-2
3 (0.5)**
Max*
-31-2
4 (1.5)**
Max*
--1
* Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 279).
2 Uitvoeringen met actieve schokdemperregeling.
65
Verlichting
Type 3Type 2Type 1Functie
XX-Standkachel instellen
X--Bediening navigatiesysteem
X--Bediening CD-speler
X--Bediening CD-wisselaar
X--Bediening radio
X--Bediening telefoon
X--Bediening auxiliary aansluiting
Type 1
E80604
Druk op de op en neer pijltjestoetsen op
het stuurwiel om door de displays van de
boordcomputer te scrollen. Zie
Tripcomputer (bladzijde 104).
96
Infodisplays
Menustructuur
Informatie
Reset afst.
BLIS
ECO MODE
Gereden afst
Gem.verbruik
Gem.snelheid
Alle waarden
Berichten
Auto StartStop
Schakelen
Anticiperen
Snelheid
voor nadere info
Klok Stel klok in
24/h-modus
12/h-modus
E131626
Type 2
E74426
6,3
Gem.Verbruik
09:00
234,2 km
123456 km
l
100km
Druk op de op en neer pijltjestoetsen op
het stuurwiel om door de displays van de
boordcomputer te scrollen. Zie
Tripcomputer (bladzijde 104).
97
Infodisplays
English
Kleurthema's
Configureren
Taalgegevens voor
Maateenheid
Scherm
Driver alert
Stel klok in
24-uurs
12-uursmodus
Schakelen
Anticiperen
Snelheid
Nadere info
Altijd uit
Bij aanw.
Altijd aan
Meldingen
Band.spann.
Koelvloeistoftemp.
Driver alert
Auto StartStop
Metrisch
Engelse conversie
Help-scherm
NAV-info
Instellingen
Informatie
Tijd
Instellingen
ESP
BLIS
ECOMODE
ACB
E131629
A
Deutsch
Italiano
Français
Español
Türkçe
Pyccкий
Nederlands
Polski
Português
Svenska
102
Infodisplays
1. Selecteer Boordcomputer met de op
en neer pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.
2. Selecteer de functie die moet worden
teruggesteld.
3. Houd de OK toets ingedrukt.
PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN
De volgende informatie wordt op het
informatiedisplay getoond wanneer u dit
hebt geselecteerd:
Helpscherm, informatie met
betrekking tot de radio, het
navigatiesysteem en de telefoon.
Het helpscherm verschijnt enkele
seconden wanneer u het contact aan zet.
Wanneer de radio, het navigatiesysteem
of de telefoon is ingeschakeld, verschijnt
informatie over dit systeem op het
informatiedisplay.
Zo selecteert u welke informatie op het
informatiedisplay verschijnt:
Type 1 en 2
1. Druk op de rechter pijltjestoets op het
stuurwiel om het hoofdmenu binnen
te gaan.
2. Selecteer Setup met de op en neer
pijltjestoetsen en druk op de rechter
pijltjestoets.
3. Selecteer Display en druk op de
rechter pijltjestoets.
4. Selecteer Configure en druk op de
rechter pijltjestoets.
5. Om het Helpscherm,Radio Info en
Phone Info in of uit te schakelen, kiest
u de gewenste instelling en drukt u op
de OK toets om de instelling te
bevestigen.
6. Druk op de linker pijltjestoets om het
menu te verlaten. Houd de linker
pijltjestoets ingedrukt om naar het
scherm van de boordcomputer terug
te keren.
Type 3
1. Selecteer Settings met de op en neer
pijltjestoetsen en druk op de rechter
pijltjestoets.
2. Selecteer Setup met de op en neer
pijltjestoetsen en druk op de rechter
pijltjestoets.
3. Selecteer Display en druk op de
rechter pijltjestoets.
4. Selecteer Configure en druk op de
rechter pijltjestoets.
5. Om het Helpscherm en NAV Info in
of uit te schakelen, kiest u de gewenste
instelling en drukt u op de OK toets om
de instelling te bevestigen.
Navigatie-informatie
U kunt ook kiezen op welk moment de
navigatie-informatie op het
informatiedisplay verschijnt. Er zijn drie
mogelijkheden:
Altijd uit: Er verschijnt geen
navigatie-informatie op het
informatiedisplay.
On guidance: De navigatie-informatie
verschijnt alleen wanneer het
navigatiesysteem een instructie wil
doorgeven. Deze functie is alleen bij
enkele navigatiesystemen beschikbaar.
Altijd aan: Navigatie-informatie
verschijnt altijd op het
informatiedisplay wanneer het
navigatiesysteem is ingeschakeld.
Instelling wanneer navigatie-informatie
moet worden weergegeven:
106
Infodisplays
Handrem
Te verrichten handelingControlelampjeBericht
Zie Parkeerrem (bladzijde 175).rood
Parkrem aange-
haald
Zie Parkeerrem (bladzijde 175).oranje
Parkrem aange-
haald
Elektrische parkeerrem (EPB)
Te verrichten handelingControlelampjeBericht
Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
rood
Park brake
malfunction
Zie Elektronische parkeerrem (bladzijde 176).roodRelease park brake
Zie Elektronische parkeerrem (bladzijde 176).rood
Re-Apply park
brake
Zie Elektronische parkeerrem (bladzijde 176).oranje
Parkrem aange-
haald
Zie Elektronische parkeerrem (bladzijde 176).oranjePark brake released
Laat het systeem door een goed opgeleide
monteur controleren.
-
Park brake service
reqd.
Stuurbekrachtiging
Te verrichten handelingControlelampjeBericht
De auto blijft bestuurbaar, maar hiervoor is meer
kracht vereist. Laat het systeem zo snel mogelijk
door een goed opgeleide monteur controleren.
oranje
Storing servobestu-
ring
115
Infodisplays
HoofdniveauE
Hoofdniveau en voorruitF
De luchtverdeelknop kan in elke gewenste
stand tussen de symbolen worden gezet.
Aanjager
E75470
A
UitA
N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt
kan de voorruit beslaan.
Luchtrecirculatie
E73059
Druk op de toets om te kiezen
tussen toevoer van buitenlucht
en het recirculeren van de in het
interieur aanwezige lucht.
Interieur snel verwarmen
E71377
Ventilatie
E71378
Stel de regelknoppen van de luchtstroom,
de aanjager en luchtroosters naar wens in.
Airconditioning
Airconditioning in- en uitschakelen
Wanneer u de aanjager
uitschakelt, wordt ook de
airconditioning uitgeschakeld.
Wanneer u de aanjager weer inschakelt,
schakelt de airconditioning automatisch
in.
Koelen met buitenlucht
E71380
Interieur snel afkoelen
E71381
121
Klimaatregeling
N.B.: De standverwarming werkt alleen
wanneer er zich minimaal 7,5 liter brandstof
in de tank bevindt en de buitentemperatuur
lager is dan 15 °C. De standverwarming
werkt niet wanneer de accu slecht geladen
is.
N.B.: De verwarming werkt afhankelijk van
de buitentemperatuur.
N.B.: Wanneer de standverwarming is
ingeschakeld, kunnen wat uitlaatgassen
onder de zijkanten van de auto uitkomen.
Dit is normaal.
N.B.: Bij auto's met een handmatig
geregelde verwarming, ventilatie en
airconditioning, is de verwarming van het
interieur afhankelijk van de ingestelde
temperatuur, de luchtverdeling en het
aanjagertoerental.
Om te voorkomen dat de accu wordt
ontladen:
Nadat de standverwarming een
verwarmingscyclus heeft doorlopen,
zal de volgende geprogrammeerde
verwarmingscyclus alleen worden
uitgevoerd indien de motor tussentijds
is gestart.
Rijd met de auto na een
verwarmingscyclus minimaal een
verwarmingscyclus.
Programmeerbare standverwarming
N.B.: De geprogrammeerde tijd is de tijd
waarop u wilt dat de auto warm is en klaar
is om weg te rijden, niet de tijd waarop de
verwarming inschakelt.
N.B.: U moet de tijden minimaal 70 minuten
ten opzichte van de tijd die u wilt instellen
vooruit programmeren.
N.B.: U moet de tijd en de datum correct
invoeren. Zie Klok (bladzijde 145).
Verwarmingstijden programmeren:
E70499
1. Druk op de rechter pijltjestoets op het
stuurwiel om het hoofdmenu binnen
te gaan.
2. Selecteer Setup met de op en neer
pijltjestoetsen en druk op de rechter
pijltjestoets.
3. Selecteer Park Heater en druk op de
rechter pijltjestoets.
E74467
Eenmalig
Tijd 1
Tijd 2
Nu actief
Parkeerverw
128
Klimaatregeling
Met de functies Program 1 en
Program 2 kunt u twee
verwarmingscycli per dag
programmeren. Deze tijden blijven in
het geheugen opgeslagen en de
verwarming schakelt elke dag van de
week op deze tijden in.
Met de functie One-Time kunt u een
verwarmingscyclus voor één specifieke
dag programmeren.
De functie Active now schakelt de
verwarming automatisch in.
De functies Program 1 en Program 2
programmeren
E74468
Vrijdag
Donderdag
Dinsdag
Maandag
Woensdag
[07:55]
Tijd 1
1. Selecteer Program 1 en druk op de
rechter pijltjestoets.
2. Selecteer de dag waarop de
verwarming de auto moet verwarmen.
3. Druk op de OK toets om de keuze te
bevestigen. In het vak naast de dag
verschijnt een kruis om aan te duiden
dat deze dag is geselecteerd.
4. Ga op dezelfde wijze te werk om alle
dagen te selecteren waarop de
verwarming de auto moet verwarmen.
5. Selecteer, om de tijd in te stellen
waarop de auto moet zijn verwarmd,
de tijd aan de bovenzijde van het
display en druk op de rechter
pijltjestoets.
6. Druk op de OK toets en de uren
knipperen. Voer met behulp van de op
en neer pijltjestoetsen de individuele
instellingen in en ga met de linker en
rechter pijltjestoetsen naar de volgende
of de vorige instelling.
7. Wanneer alle instellingen zijn
ingevoerd, drukt u nogmaals op de OK
toets om de keuze te bevestigen.
E74469
07:55
01:12:2006
Parkeerverw
Tijd 1
OK=bevestig
U kunt met de functie Program 2 een
tweede cyclus invoeren, bijvoorbeeld
verschillende tijden op verschillende dagen
of twee tijden op dezelfde dag. De
procedure van programmeren is hetzelfde
voor de functie Program 1.
129
Klimaatregeling
De functie One-Time programmeren
1. Selecteer One-Time en druk op de
rechter pijltjestoets.
2. Druk op de OK toets en de uren
knipperen. Voer met behulp van de op
en neer pijltjestoetsen de individuele
instellingen in en ga met de linker en
rechter pijltjestoetsen naar de volgende
of de vorige instelling.
3. Wanneer alle instellingen zijn
ingevoerd, drukt u nogmaals op de OK
toets om de keuze te bevestigen.
Nu inschakelen
Selecteer Active now en druk op de OK
toets. In het vak naast de functie verschijnt
een kruis om aan te duiden dat de
verwarming is geactiveerd.
Selecteer, om de verwarming uit te
schakelen, Active now en druk nogmaals
op de OK toets.
Starten op afstand
De standverwarming kan worden in- en
uitgeschakeld op een afstand van
maximaal 500 meter met behulp van de
meegeleverde afstandsbediening. De
afstand kan variëren afhankelijk van
plaatselijke omstandigheden, soort terrein
en de staat van de batterij. De
afstandsbediening geeft aan of het signaal
al dan niet is ontvangen. De
standverwarming werkt gedurende
maximaal 30 minuten.
N.B.: De verwarming werkt, afhankelijk van
de omgevingstemperatuur, tussen 10 en 30
minuten. Het interieur koelt af na het
verstrijken van de verwarmingsperiode;
daarom wordt starten op afstand bij meer
dan 30 minuten voor het rijden afgeraden.
N.B.: Bij langere bedrijfsbereiken ontvangt
de afstandsbediening mogelijk niet altijd
een bevestiging van een succesvol
commando van de afstandsbediening.
Starten
Houd de afstandsbediening met de
antenne naar boven gericht en druk
minimaal 2 seconden op de toets ON. De
LED van de afstandsbediening licht groen
op ter bevestiging dat het signaal is
ontvangen.
Uitschakelen
Houd de afstandsbediening met de
antenne naar boven gericht en druk
minimaal 2 seconden op de toets OFF. De
LED van de afstandsbediening licht rood
op ter bevestiging dat het signaal is
ontvangen.
Op afstand starten in combinatie
met directe start of timer
E114360
De functie op afstand starten is
opgenomen in de normale
verwarmingsregeling. Standverwarmingen
die worden gestart met de functie directe
start of timer kunnen worden
uitgeschakeld met behulp van de
afstandsbediening en vice versa.
Feedback tijdens starten en
uitschakelen
De LED op de afstandsbediening licht
groen op gedurende ongeveer twee
seconden. Dit geeft aan dat het signaal is
ontvangen door de auto en dat de
verwarming is ingeschakel.
130
Klimaatregeling
3. Klap de rugleuning ophoog tot deze
wordt vergrendeld.
4. Trek de hendel onder de voorzijde van
de stoel omhoog om de stoel verder
naar achteren te schuiven.
Rugleuningen neerklappen
WAARSCHUWING
Wanneer u de rugleuningen
neerklapt, houd de rugleuning dan
vast om te voorkomen dat uw
vingers tussen de rugleuning en het
stoelframe komen.
E72705
E72646
1. Laat de hoofdsteunen zakken. Zie
Hoofdsteunen (bladzijde 136).
2. Schuif de stoelen zover mogelijk naar
achteren.
3. Steek de veiligheidsgordel van de
middelste stoel in de houder tegen het
dak. Zie Veiligheidsgordels
vastmaken (bladzijde 34).
4. Trek de hendel bij de buitenste stoelen
omhoog en klap de rugleuning in een
schuine stand. Trek de hendel opnieuw
omhoog en klap de rugleuning naar
beneden.
5. Trek bij de middelste stoel de lus
tussen de zitting en de rugleuning uit
en klap de rugleuning naar beneden.
6. Trek, om de rugleuningen in de
neergeklapte stand vast te zetten, de
hendel of de lus opnieuw naar boven
en druk de rugleuning stevig naar
beneden tot deze wordt vergrendeld.
Trek, om de rugleuning weer in verticale
stand te brengen, de hendel of de lus naar
boven en beweeg de rugleuning omhoog
tot deze wordt vergrendeld.
Stoelen van de derde zitrij
WAARSCHUWING
Ga niet op een stoel op de derde zitrij
zitten wanneer de stoel ervoor is
neergeklapt.
Stoelen naar voren en achteren
schuiven (Galaxy)
WAARSCHUWING
Schuif de stoel naar voren en naar
achteren nadat u de hendel omhoog
heeft getrokken om er zeker van te
zijn dat de stoel weer goed is vergrendeld.
138
Stoelen
E70602
N.B.: Het aantal lampjes dat naast de toets
brandt geeft het geselecteerde niveau aan.
N.B.: De ventilatie wordt in blauw
aangeduid.
N.B.: Wanneer er geen lampje brandt, is de
ventilatie uitgeschakeld.
N.B.: Wanneer het contact wordt afgezet,
worden de instellingen in het geheugen
opgeslagen.
N.B.: Wanneer de stoel wordt geventileerd,
is het mogelijk dat de verwarming
automatisch wordt ingeschakeld. Dit om te
voorkomen dat de luchtstroom
oncomfortabel koud wordt.
N.B.: Voor het ventileren van de stoelen
wordt gebruik gemaakt van de lucht in het
passagierscompartiment. Het koelende
effect is daarom afhankelijk van de
temperatuur in het interieur. Schakel zo
nodig de airconditioning in en richt de
luchtstroom op de beenruimte. Zie
Klimaatregeling (bladzijde 119).
Temperatuur automatisch
verhogen en verlagen
Houd de betreffende toets ingedrukt.
Temperatuur handmatig verhogen
en verlagen
Druk herhaaldelijk op de betreffende toets.
ARMLEUNING, VOOR
3
E95256
1
2
142
Stoelen
ZONNEKLEPPEN
Zijruiten
E74809
AA
Trek het zonnescherm omhoog en bevestig
het aan de haken (A).
Dak (Galaxy)
E74808
Dak (S-MAX)
WAARSCHUWING
Bedien het zonnescherm niet tenzij
het vrij is van obstructies.
N.B.: Wanneer de schakelaar gedurende
korte tijd vaak worden bediend kan het
systeem een bepaalde tijd buiten werking
treden om schade door oververhitting te
voorkomen.
N.B.: Het zonnescherm kan alleen worden
bediend wanneer de auto op contact staat.
E125025
Het zonnescherm wordt bediend via een
schakelaar tussen de zonnekleppen.
Zonnescherm openen en sluiten
E125146
A
B
Drukken om te sluitenA
Drukken om te openenB
143
Gemaksfuncties


Produkt Specifikationer

Mærke: Ford
Kategori: Personbil
Model: S-Max - okt 2011 - april 2012

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Ford S-Max - okt 2011 - april 2012 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig