Ford TRANSIT CONNECT - mei 2011 - okt 2013 Manual

Ford Personbil TRANSIT CONNECT - mei 2011 - okt 2013

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Ford TRANSIT CONNECT - mei 2011 - okt 2013 (190 sider) i kategorien Personbil. Denne guide var nyttig for 12 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/190
FORD TOURNEOCONNECT /
TRANSITCONNECT Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue
productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder
moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en
door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal
vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2013
Alle rechten voorbehouden.
Onderdeelnummer: CG3526nl 07/2012 20130122122548
Inleiding
Over deze handleiding ....................................7
Overzicht van symbolen.................................7
Aanbeveling nieuwe onderdelen................8
In één oogopslag
In één oogopslag ..............................................9
Veiligheidsuitrusting voor
kinderen
Kinderzitjes........................................................14
Stoelverhogers ................................................15
Plaatsing van kinderzitjes............................16
ISOFIX verankeringspunten........................19
Kindersloten.....................................................20
Bescherming van
inzittenden
Werking...............................................................21
Veiligheidsgordels vastmaken...................22
Hoogte van veiligheidsgordels
afstellen.........................................................23
Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel.........................................23
Gebruik van veiligheidsgordels tijdens
zwangerschap.............................................24
Passagiersairbag uitschakelen.................24
Sleutels en afstandsbe-
diening
Algemene informatie over
radiofrequenties.........................................26
Programmeren van de
afstandsbediening....................................26
Batterij van afstandsbediening
vervangen......................................................27
Sloten
Vergrendelen en ontgrendelen.................28
Motorstartblokkering
Werking..............................................................34
Gecodeerde sleutels.....................................34
Immobilisatiesysteem inschakelen.........34
Immobilisatiesysteem uitschakelen.......34
Alarm
Werking..............................................................35
Alarm inschakelen.........................................35
Alarm uitschakelen........................................35
Stuurwiel
Stuurwiel afstellen........................................36
Audiobediening...............................................36
Spraaksturing...................................................37
Ruitenwissers en ruiten-
sproeiers
Voorruitwissers...............................................39
Automatisch in- en uitschakelende
ruitenwissers................................................39
Voorruitsproeiers...........................................40
Achterruitwissers en -sproeiers...............40
Ruitenwisserbladen controleren...............41
Ruitenwisserbladen vervangen.................41
Verlichting
Verlichtingsbediening...................................43
Automatisch in- en uitschakelende
verlichting.....................................................44
Voorste mistlampen.....................................44
Mistachterlichten...........................................44
Waarschuwingsknipperlichten.................45
Koplamphoogte afstellen...........................45
Richtingaanwijzers........................................46
Interieurverlichting........................................46
Gloeilampen vervangen...............................47
Gloeilampentabel..........................................52
1
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Ruiten en spiegels
Elektrisch bedienbare ruiten......................53
Buitenspiegels.................................................53
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels.............................................53
Achterste zijruiten..........................................54
Automatisch dimmende spiegel..............54
Instrumentenpaneel
Meters.................................................................55
Waarschuwings- en
indicatielampen..........................................57
Akoestische waarschuwingssignalen en
-indicaties.....................................................60
Infodisplays
Algemene informatie.....................................61
Tripcomputer...................................................63
Persoonlijke instellingen.............................64
Infoberichten...................................................65
Klimaatregeling
Werking..............................................................68
Ventilatieroosters..........................................68
Verwarmde ruiten en spiegels..................68
Handmatige klimaatregeling....................69
Extra verwarming.............................................71
Stoelen
De juiste zitpositie innemen.......................76
Voorstoelen......................................................76
Hoofdsteunen..................................................79
Achterbank.......................................................79
Verwarmde stoelen.......................................82
Gemaksfuncties
Dimmer
instrumentenpaneelverlichting............83
Aansteker..........................................................83
Extra voedingsaansluitingen ....................83
Bekerhouders..................................................84
Opbergruimtes................................................84
Wegenkaartopbergvakken.........................85
Aansluiting Auxiliary ingang.......................85
Vloermatten.....................................................85
Motor starten en stoppen
Algemene informatie...................................86
Contactslot......................................................86
Een dieselmotor starten.............................86
Motor uitschakelen........................................87
Dieselroetfilter.................................................87
Brandstof en tanken
Veiligheidsmaatregelen..............................88
Brandstofkwaliteit - Diesel........................88
Katalysator.......................................................88
Tankklep............................................................89
Tanken...............................................................89
Brandstofverbruik..........................................89
Technische specificatie...............................89
Versnel-
lingsbak/transmissie
Handgeschakelde versnellingsbak..........91
Remmen
Werking..............................................................92
Tips voor rijden met ABS ............................92
Parkeerrem.......................................................92
Stabiliteitsregeling
Werking..............................................................93
Gebruik maken van
stabiliteitsregeling.....................................93
Aandrijfregeling
Werking..............................................................94
Gebruik maken van aandrijfregeling.......94
2
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Regeling voor bergop rijden
Werking..............................................................95
Regeling voor bergop rijden
gebruiken......................................................95
Parkeerhulp
Werking..............................................................97
Parkeerhulp......................................................97
Transport
Algemene informatie...................................99
Dakrekken en bagagedragers....................99
Bagagenetten..................................................99
Aanhangers trekken
Trekken van een aanhanger......................101
Tips voor het rijden
Inrijden..............................................................102
Voorzorgsmaatregelen voor koude
weersomstandigheden..........................102
Wat te doen bij pech
Eerstehulpset.................................................103
Gevarendriehoek..........................................103
Zekeringen
Plaatsen zekeringenhouders...................104
Een zekering vervangen.............................105
Zekeringlabels...............................................105
Specificatie-overzicht zekeringen..........107
Bergen van de auto
Sleeppunten.....................................................111
Auto op vier wielen slepen..........................111
Onderhoud
Algemene informatie....................................113
De motorkap openen en sluiten..............114
Overzicht motorruimte - 1,8 l
Duratorq-TDCi (Lynx) diesel /1,8 l
Duratorq-TDDi (Lynx) diesel ................115
Oliepeilstaaf - 1,8 l Duratorq-TDCi (Lynx)
diesel /1,8 l Duratorq-TDDi (Lynx)
diesel .............................................................116
Motorolie controleren..................................116
Motorkoelvloeistof controleren................117
Controle vloeistofpeil koppeling en
remsysteem.................................................117
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren..................................................118
Ruitensproeiervloeistof controleren......118
Technische specificatie...............................119
Verzorging van de auto
Reinigen van buitenzijde auto..................120
Reinigen van binnenzijde auto..................121
Kleine lakschade repareren.......................122
Accu van de auto
Starten via starthulp....................................123
Velgen en banden
Algemene informatie..................................124
Een wiel vervangen......................................124
Verzorging van banden...............................129
Gebruik van winterbanden.......................129
Gebruik van sneeuwkettingen.................129
Technische specificatie..............................130
Voertuigidentificatie
Voertuigidentificatieplaatje......................133
Chassisnummer............................................133
LAV-plaatje (lastafhankelijke
remdrukregelklep)....................................133
Inhouden en specificaties
Technische specificatie..............................134
3
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Inleiding audio-installatie
Belangrijke audio-informatie...................140
Overzicht audio-installatie
Overzicht audio-installatie........................141
Beveiliging van uw audio-
installatie
Beveiligingscode...........................................142
Beveiligingscode vergeten.........................142
Beveiligingscode invoeren.........................142
Onjuiste beveiligingscode.........................142
Audiodisplays met tijd- en
datumaanduiding
Tijd en datum van de audio-installatie
instellen........................................................143
Werking van de audio-
installatie
Aan/uit toets..................................................144
Bass/treble (lage/hoge tonen)
regeling.........................................................144
Balance/fade (balans links/rechts,
voor/achter) regeling..............................144
Bediening van de audio-installatie........144
Voorkeuzetoetsen........................................146
Golfband toets..............................................146
Autostore toets.............................................146
Regeling functie verkeersinformatie......146
Station afstemtoetsen...............................147
Menu's audio-installatie
Automatische volumeregeling................149
Reductie geluidsvervorming (CLIP)......149
Alternatieve frequenties............................149
Regionale modus (REG)............................150
Nieuwsberichten..........................................150
CD-speler
CD's aanbrengen...........................................151
Nummer selecteren......................................151
CD afspelen.....................................................151
Versneld vooruit/achteruit.........................151
Shuffle/random (door
elkaar/willekeurig)....................................151
CD-nummers comprimeren.....................152
CD-nummers scannen...............................152
CD's uitwerpen..............................................152
CD-nummers herhalen...............................152
Afspelen CD beëindigen.............................152
Ingangsaansluiting (AUX
IN)
Ingangsaansluiting (AUX IN)...................153
Storingen verhelpen audio-
installatie
Storingen verhelpen
audio-installatie.......................................154
Telefoon
Algemene informatie..................................156
Setup telefoon...............................................156
Setup Bluetooth............................................157
Bedieningselementen telefoon...............158
Gebruik maken van de telefoon - Auto's
zonder: Navigatiesysteem ...................158
Gebruik maken van de telefoon - Auto's
met: Navigatiesysteem .........................160
Spraaksturing
Werking............................................................162
Spraakgestuurd regelsysteem
gebruiken.....................................................162
Commandos audio-unit ..........................163
Commandos telefoon...............................169
Commandos navigatiesysteem.............174
4
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
Bijlagen
Typegoedkeuringen......................................175
Elektromagnetische compatibiliteit......175
5
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhoudsopgave
6
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
OVER DEZE HANDLEIDING
Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford.
We adviseren u, enige tijd te nemen om
met uw auto kennis te maken door deze
handleiding te lezen. Hoe meer u van uw
auto afweet, des te beter kunt u ermee
omgaan en dat komt de veiligheid en het
rijplezier ten goede.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en oplettend
wanneer u de bedieningselementen
en functies van uw auto bedient.
N.B.: Deze handleiding beschrijft
productkenmerken en opties die voor het
programma leverbaar zijn, soms nog voordat
deze algemeen verkrijgbaar zijn. Soms
worden opties beschreven waarmee uw
auto niet is uitgerust.
N.B.: Sommige van de afbeeldingen in deze
handleiding worden voor verschillende
modellen gebruikt, waardoor ze er anders
kunnen uitzien dan in uw auto. De essentiële
informatie in de afbeeldingen is echter altijd
correct.
N.B.: Gebruik uw auto altijd volgens de
geldende regels en voorschriften.
N.B.: Deze handleiding dient bij de auto te
blijven wanneer deze wordt verkocht. Het
vormt een integraal onderdeel van de auto.
In dit handboek kan de locatie van een
component worden gekwalificeerd als
linkerzijde of rechterzijde. De zijde wordt
bepaald wanneer met het gezicht naar
voren in de stoel wordt gezeten.
RechterzijdeA
LinkerzijdeB
Bescherming van het milieu
Ook u speelt een rol bij de bescherming
van het milieu. Correct gebruik van auto's
en geautoriseerde afvoer en verwerking
van afval, reinigingsmiddelen en
smeermiddelen zijn belangrijke stappen
om dit doel te bereiken.
OVERZICHT VAN SYMBOLEN
Symbolen in dit instructieboekje
WAARSCHUWING
U riskeert de dood of ernstige
verwonding van uzelf en anderen
wanneer u niet de instructies opvolgt
waarop u door dit waarschuwingssymbool
wordt geattendeerd.
LET OP
U riskeert beschadiging van uw auto
wanneer u niet de instructies opvolgt
waarop u door dit
waarschuwingssymbool wordt
geattendeerd.
7
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inleiding
Symbolen op uw auto
Wanneer u deze symbolen ziet, lees dan
eerst de betreffende instructies in dit
instructieboekje en volg deze op voordat
u iets aanraakt of probeert af te stellen.
AANBEVELING NIEUWE
ONDERDELEN
Uw auto is volgens de hoogste normen
gebouwd met gebruik van hoogwaardige
onderdelen. We raden het gebruik van
originele Ford en Motorcraft onderdelen
aan wanneer er gepland onderhoud of
reparaties aan uw auto moeten worden
uitgevoerd. U kunt originele Ford en
Motorcraft onderdelen duidelijk herkennen
aan de Ford, FoMoCo of Motorcraft logo's
of markeringen op de onderdelen of hun
verpakking.
Gepland onderhoud en
mechanische reparaties
Een van de beste manieren om er zeker
van te zijn dat uw auto jarenlang meegaat,
is het uitvoeren van ondehoud in lijn met
onze aanbevelingen en het gebruik van
onderdelen conform de specificaties in
deze Handleiding. Originele Ford en
Motorcraft onderdelen voldoen of
overtreffen deze specificaties.
Schadeherstel
We hopen dat u nooit bij een aanrijding
betrokken raakt, maar ongelukken
gebeuren nou eenmaal. Originele Ford
vervangingsonderdelen voldoen aan onze
strikte eisen voor montage, afwerking,
structurele integriteit, corrosiebescherming
en deukweerstand. Tijdens de ontwikkeling
van de auto valideren we of deze
onderdelen het gewenste
beschermingsniveau leveren als een geheel
systeem. Een goede manier om zeker te
weten dat u dit beschermingsniveau geniet
is het gebruik van originele Ford
vervanginngsonderdelen.
Garantie op vervangings-
onderdelen
Originele Ford en Motorcraft
vervangingsonderdelen zijn de enige
vervangingsonderdelen met het voordeel
van Ford Garantie. Schade aan uw auto
die veroorzaakt wordt door andere
onderdelen dan die van Ford, wordt
mogelijk niet gedekt door Ford Garantie.
Zie de voorwaarden en bepalingen van
Ford Garantie voor meer informatie.
8
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inleiding
Overzicht instrumentenpaneel
Stuur links
9
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Stuur rechts
Luchtrooster. Zie Klimaatregeling (bladzijde 68).A
Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels Zie Koplamphoogte
afstellen (bladzijde 45).
B
Richtingaanwijzers. Zie Verlichting (bladzijde 43).C
Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 55).D
Informatiedisplay. Zie (bladzijde 61).E
Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde
39).
F
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Verlichting (bladzijde 43).G
10
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Indicator passagiersairbag gedeactiveerd. Zie Passagiersairbag uitschakelen
(bladzijde 24).
H
Schakelaars voor- en achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde
68).
I
Audio- of navigatiesysteem. Zie de afzonderlijke handleiding.J
Toetsen van klimaatregeling. u61.5 Zie Klimaatregeling (bladzijde 68).K
Schakelaar luchtrecirculatie. Zie Klimaatregeling (bladzijde 68).L
Schakelaar airconditioning. Zie Klimaatregeling (bladzijde 68).M
Aansteker of extra elektrisch aansluitpunt. Zie Gemaksfuncties (bladzijde
83).
N
Contactslot.O
Hendel verstelling stuurkolom. Zie Stuurwiel (bladzijde 36).P
Bediening audio-installatie. Zie Audiobediening (bladzijde 36).Q
Regelknop instrumentenverlichting. Zie Dimmer
instrumentenpaneelverlichting (bladzijde 83).
R
Lichtschakelaar. Zie Verlichting (bladzijde 43).S
Portieren met de sleutel
vergrendelen en ontgrendelen
Alle auto's
Draai de bovenzijde van de sleutel
tweemaal richting de voorzijde van de auto
om alle portieren te ontgrendelen.
Transit Connect
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de voorzijde van de auto om de
voorportieren te ontgrendelen.
Tourneo Connect
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de voorzijde van de auto om de
voorportieren en schuifdeuren te
ontgrendelen.
Zie Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 28).
Portieren met de
afstandsbediening vergrendelen
en ontgrendelen
OntgrendelenA
VergrendelenB
Bagageruimte ontgrendelenC
Transit Connect
Druk eenmaal op toets A om alleen de
voorportieren te ontgrendelen.
Druk tweemaal op toets A om alle
portieren te ontgrendelen.
11
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Druk eenmaal op toets C om de schuifdeur
en de achterklep te ontgrendelen.
Tourneo Connect
Druk eenmaal op toets A om de
voorportieren en de schuifdeuren te
ontgrendelen.
Druk tweemaal op toets A om alle
portieren te ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets C om de achterklep
te ontgrendelen.
Alle modelvarianten
Druk eenmaal op toets B om alle portieren
en de achterklep te vergrendelen.
Druk tweemaal binnen drie seconden op
toets B om de dubbele vergrendeling te
activeren.
N.B.: De alarminstallatie kan ook
afzonderlijk via de dubbele
vergrendelingssysteem worden
ingeschakeld door de sleutel in de
vergrendelstand te draaien.
Zie Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 28).
Stuurwiel instellen
WAARSCHUWING
Verstel het stuurwiel nooit wanneer
de auto in beweging is.
WAARSCHUWING
Duw de ontgrendelingshendel
helemaal op zijn plaats wanneer u
deze weer in de oude stand zet.
Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 36).
12
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
Stationair toerental na het starten
Wanneer de motor koud is, kan het
stationaire toerental direct na het aanslaan
hoger zijn.
Zie Motor starten en stoppen
(bladzijde 86).
13
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
In één oogopslag
KINDERZITJES
WAARSCHUWINGEN
Laat kinderen met een lengte van
minder dan 150 centimeter
plaatsnemen in een geschikt
goedgekeurd kinderzitje dat op de
achterbank is bevestigd.
Bijzonder gevaarlijk! Plaats geen
kinderveiligheidszitje achterwaarts
op een stoel waarvóór zich een
airbag bevindt!
Lees de instructies van de fabrikant
en volg deze op wanneer u een
kinderzitje aanbrengt.
Verander op geen enkele wijze het
kinderzitje.
Neem tijdens het rijden geen
kinderen op schoot.
WAARSCHUWINGEN
Laat kinderen niet zonder toezicht in
uw auto achter.
Wanneer uw auto bij een aanrijding
betrokken is geweest, dient u het
kinderzitje door een hiertoe opgeleide
monteur te laten controleren.
N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het
gebruik van kinderzitjes zijn per land
verschillend.
Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03
(of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en
goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een
aantal zijn leverbaar via uw dealer.
Kinderzitjes voor verschillende
gewichtsgroepen
Gebruik het correcte kinderzitje als volgt:
Babyzitje
Plaats kinderen met een lichaamsgewicht
van minder dan 13 kilogram in een
achterwaarts gericht babyzitje (Groep 0+)
dat op de achterbank is bevestigd.
14
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Kinderveiligheidszitje
Vervoer kinderen met een lichaamsgewicht
van 13 tot 18 kilogram in een
kinderveiligheidszitje (Groep 1), dat op de
achterbank is bevestigd.
STOELVERHOGERS
WAARSCHUWINGEN
Bevestig een kinderzitje of een
zitverhoger nooit alleen met de
heupgordel.
Bevestig een kinderzitje of een
zitverhoger niet met een
veiligheidsgordel die niet gespannen
is of gedraaid zit.
Leg de schoudergordel niet onder de
arm of achter de rug van het kind
langs.
Gebruik geen kussens, boeken of
handdoeken om het kind hoger te
laten zitten.
Zorg ervoor dat uw kinderen rechtop
zitten.
WAARSCHUWINGEN
Laat kinderen met een
lichaamsgewicht van meer dan 15
kilogram, maar met een lengte van
minder dan 150 centimeter in een
kinderzitje of op een zitverhoger
plaatsnemen.
LET OP
Wanneer u een kinderzitje op de
achterbank gebruikt, zorg dan dat het
kinderzitje stevig tegen de stoel rust.
De hoofdsteun moet wellicht worden
opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen
(bladzijde 79).
Kinderzitje (Groep 2)
Wij raden het gebruik van een kinderzitje
aan, dat uit een zitverhoger met een
rugleuning bestaat in plaats van alleen een
zitverhoger. De hogere zitpositie zorgt
ervoor dat de standaard veiligheidsgordel
correct over het midden van de schouder
van het kind en de heupgordel over de
heupen komt te liggen.
15
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Zitverhoger (Groep 3)
PLAATSING VAN
KINDERZITJES
WAARSCHUWINGEN
Neem contact op met uw dealer voor
de laatste informatie betreffende
door Ford aanbevolen kinderzitjes.
WAARSCHUWINGEN
Wanneer een voorwaarts gericht
kinderzitje op een zitplaats achterin
wordt geplaatst, verwijder dan de
hoofdsteun van die zitplaats. Zie
Hoofdsteunen (bladzijde 79).
Wanneer een kinderzitje met een
gordel wordt gebruikt, dan mag de
gordel niet slap hangt of is gedraaid.
N.B.: Bij gebruik van een kinderzitje op de
voorstoel, dient u de voorste passagiersstoel
altijd zo ver mogelijk naar achteren te
verschuiven. Als het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel moeilijk vast te zetten is
zonder dat er speling overblijft, zet de
rugleuning dan recht omhoog en zet de stoel
in een hogere stand. Zie Voorstoelen
(bladzijde 76).
16
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Gewichtsgroepen
Zitplaatsen 3210+0
22 tot 36
kg
15 tot 25 kg9 tot 18 kgTot 13 kgTot 10 kg
UF1
UF1
UF1
XX
Voorstoel aan passa-
gierszijde, met airbag
AAN
U1
U1
U1
U1
U1
Voorstoel aan passa-
gierszijde met airbag
UIT
UUUUU
Zitplaatsen, tweede
zitrij
UUUUUZitplaatsen, derde zitrij
X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op
de achterbank is geplaatst.
UF¹ Geschikt voor universele, voorwaarts gekeerde kinderzitjes, die zijn goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd
kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst.
ISOFIX-kinderzitjes
Gewichtsgroepen
Zitplaatsen
10+
Naar voren gericht
Naar achteren
gericht
9 - 18 kgTot 13 kg
Niet uitgerust met ISOFIX
Afmetings-
klasse
Voorstoel
Stoeltype
A, B, B1, C, D*
C, D, E*
Afmetings-
klasse
Achterste zitplaats opzij,
ISOFIX
17
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Gewichtsgroepen
Zitplaatsen
10+
Naar voren gericht
Naar achteren
gericht
9 - 18 kgTot 13 kg
IL, IUF***
IL**
Stoeltype
Niet uitgerust met ISOFIX
Afmetings-
klasse
Middelste achterstoel
Stoeltype
Niet uitgerust met ISOFIX
Afmetings-
klasse
Zitplaatsen, derde zitrij
Stoeltype
IL Geschikt voor bepaalde ISOFIX kinderzitjes van de categorie semi-universeel.
Raadpleeg de voertuigaanbevelingslijst van de fabrikant van de kinderzitjes.
IUF Geschikt voor ISOFIX naar voren gerichte kinderzitjes van de categorie universeel
goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep en ISOFIX maatklasse.
*De ISOFIX maatklasse voor universele en semi-universele kinderzitjes is gedefinieerd
door de hoofdletters A t/m G. Deze letters staan vermeld op ISOFIX kinderzitjes.
**Ten tijde van publicatie is de aanbevolen groep O+ ISOFIX kinderzitjes de Britax Romer
Baby Safe. Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende door
Ford aanbevolen kinderzitjes.
***Ten tijde van publicatie is de aanbevolen groep 1 ISOFIX kinderzitjes de Britax Romer
Duo. Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende door Ford
aanbevolen kinderzitjes.
18
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
KINDERSLOTEN
Tourneo Connect
WAARSCHUWING
Wanneer de kindersloten in werking
zijn gesteld, kunnen de portieren niet
van binnenuit worden geopend.
N.B.: Alleen de schuifdeuren zijn voorzien
van kinderveiligheidssloten.
VergrendelenA
OntgrendelenB
20
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
WERKING
Airbags
WAARSCHUWINGEN
Wijzig de voorzijde van de wagen op
geen enkele wijze. Dit zou nadelige
gevolgen voor het ontvouwen van de
airbags kunnen hebben.
Oorspronkelijke tekst volgens ECE
R94.01: Extreme Hazard! Do not use
a rearward facing child restraint on
a seat protected by an airbag in front of it!
Draag een veiligheidsgordel en houd
voldoende afstand tussen uzelf en
het stuurwiel. Alleen wanneer de
veiligheidsgordel correct wordt gedragen,
kan deze u in een zodanige positie houden
dat de airbag optimaal kan functioneren.
Zie De juiste zitpositie innemen
(bladzijde 76).
Laat reparaties aan het stuurwiel, de
stuurkolom, stoelen, airbags en
veiligheidsgordel uitvoeren door goed
getrainde monteurs.
Houd de gebieden voor de airbags
vrij. Breng niets aan op of over de
panelen van de airbags.
Steek geen scherpe voorwerpen in
gebieden waar airbags zijn
gemonteerd. Dit zou de airbags
kunnen beschadigen en nadelige gevolgen
kunnen hebben voor het ontvouwen.
Gebruik stoelhoezen die zijn
ontworpen voor stoelen met
zij-airbags. Laat deze aanbrengen
door goed getrainde monteurs.
N.B.: Het opblazen van een airbag gaat
gepaard met een luide knal en u ziet een
onschadelijke, poederachtige stofwolk. Dit
is normaal.
N.B.: Reinig de panelen van de airbags met
een vochtige doek.
Front-airbags aan bestuurders- en
passagierszijde
De frontairbags treden in werking bij zware
frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen
binnen een hoek van maximaal 30 graden
van links of van rechts. De airbags worden
in enkele milliseconden opgeblazen en
stromen weer leeg zodra zij in contact
komen met de lichamen van de
inzittenden, waardoor de voorwaartse
beweging wordt opgevangen. Bij lichte
aanrijdingen, het over de kop slaan van de
auto of bij aanrijdingen van opzij of van
achteren worden de frontairbags niet
geactiveerd.
Zijairbags
21
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
De zijairbags bevinden zich in de zijkant van
de rugleuningen van de voorstoelen. Een
label op de rugleuning geeft aan dat uw
auto is uitgerust met zijairbags.
De zijairbags worden geactiveerd bij zware
zijdelingse aanrijdingen. Alleen de airbag
aan de zijde van de aanrijding wordt
geactiveerd. De airbags worden in enkele
milliseconden opgeblazen en stromen
weer leeg zodra zij in contact komen met
de lichamen van de inzittenden, waardoor
zij bescherming bieden aan de omgeving
van borst en schouder. Bij lichte
aanrijdingen van opzij, het over de kop
slaan van de auto, aanrijdingen van voren
of van achteren worden de zijairbags niet
geactiveerd.
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWINGEN
Draag een veiligheidsgordel en houd
voldoende afstand tussen uzelf en
het stuurwiel. Alleen wanneer u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze draagt,
kan deze u op uw plaats houden en zijn
maximale bescherming bieden. Zie De
juiste zitpositie innemen (bladzijde 76).
Gebruik een veiligheidsgordel nooit
voor meer dan een persoon.
Gebruik voor iedere stoel het juiste
gordelslot.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
niet slap of gedraaid zit.
Draag geen dikke kleding. De
veiligheidsgordels bieden optimaal
bescherming wanneer ze
nauwsluitend worden gedragen.
Leg de schoudergordel over het
midden van de schouder en leg de
heupgordel strak over uw heupen.
Het oprolmechanisme van de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is
voorzien van een gordelspanner. De
activeringsdrempel van de gordelspanners
is iets lager dan die van de airbags. Bij
aanzienlijke frontale aanrijdingen is het
mogelijk dat alleen de gordelspanners in
werking treden.
Status na aanrijding
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels die zijn belast ten
gevolge van een aanrijding moeten
worden vervangen en de
verankeringen worden gecontroleerd. Deze
werkzaamheden moeten door een correct
hiertoe opgeleide monteur worden
uitgevoerd.
VEILIGHEIDSGORDELS
VASTMAKEN
WAARSCHUWING
Steek de slottong in het gordelslot
tot u een 'klik' hoort; alleen dan is de
veiligheidsgordel goed vergrendeld.
22
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
Airbag aan passagierszijde
uitschakelen
Wanneer een kinderzitje op de voorstoel
wordt geplaatst, let er dan op dat de
sleutelschakelaar in de stand A staat.
Controleer bij het aanzetten van het
contact, of de controlelamp airbag aan
passagierszijde uitgeschakeld brandt. Zie
In één oogopslag (bladzijde 9).
Airbag aan passagierszijde
inschakelen
WAARSCHUWING
Controleer of de airbag is
INGESCHAKELD om ervoor te
zorgen dat het veiligheidssysteem
voor volwassenen correct werkt.
Draai, nadat u het kinderzitje van de
voorstoel hebt verwijderd, de
sleutelschakelaar weer in de stand B.
25
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Bescherming van inzittenden
ALGEMENE INFORMATIE
OVER RADIOFREQUENTIES
LET OP
De radiofrequentie van de
afstandsbediening kan ook worden
gebruikt door andere zenders met een
klein bereik (bijvoorbeeld zendamateurs,
medische apparatuur, draadloze
hoofdtelefoons, afstandsbedieningen en
alarmsystemen). Wanneer de frequenties
worden gestoord, kunt u geen gebruik meer
maken van uw afstandsbediening. De
portieren kunt u met de sleutel
vergrendelen en ontgrendelen.
Controleer of uw auto vergrendeld is
voordat u deze onbeheerd achterlaat.
Hierdoor worden eventuele
frequentieblokkeringen voorkomen.
N.B.: U kunt de portieren ontgrendelen
wanneer u de toetsen op de
afstandsbediening per ongeluk indrukt.
Het bereik tussen uw afstandsbediening
en uw auto is afhankelijk van de omgeving.
PROGRAMMEREN VAN DE
AFSTANDSBEDIENING
Maximaal kunnen vier
afstandsbedieningen (inclusief de bij de
auto geleverde afstandsbedieningen) voor
uw auto worden geprogrammeerd. De
afstandsbediening moet zich tijdens de
programmeerprocedure in de auto
bevinden. Steek de veiligheidsgordel in het
slot en sluit alle portieren om te voorkomen
dat er tijdens het programmeren andere
signalen hoorbaar zijn.
Een nieuwe afstandsbediening
programmeren
1. Draat, om nieuwe afstandsbedieningen
te programmeren, het contactslot
viermaal binnen zes seconden in de
stand II.
2. Zet het contact in stand 0. Een
geluidssignaal geeft aan dat het nu
mogelijk is gedurende 10 seconden de
afstandsbediening te programmeren.
3. Druk op een willekeurige toets op een
nieuwe afstandbediening. Ter
bevestiging klinkt een signaal.
4. Herhaal deze laatste stap voor allle
afstandsbedieningen, inclusief de
originele. Verwijder de sleutel niet uit
het contactslot wanneer u de toets op
deze afstandsbediening indrukt.
5. Zet het contact weer aan (stand II) of
wacht 10 seconden zonder een andere
afstandsbediening te programmeren
om het programmeren te beëindigen.
De auto kan nu alleen worden
vergrendeld en ontgrendeld met de pas
geprogrammeerde
afstandsbedieningen.
Ontgrendelfunctie opnieuw
programmeren
N.B.: Wanneer u de ontgrendeltoets indrukt
worden alle portieren ontgrendeld of
worden afhankelijk van de
voertuigspecificatie bepaalde portieren
ontgrendeld. Door opnieuw op de
ontgrendeltoets te drukken worden alle
portieren ontgrendeld.
Houd de vergrendel- en vergrendeltoets
op de afstandsbediening minimaal vier
seconden tegelijkertijd ingedrukt bij
uitgeschakeld contact. De
richtingaanwijzers knipperen tweemaal
om de wijziging te bevestigen.
26
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sleutels en afstandsbediening
Herhaal de procedure om de
oorspronkelijke ontgrendelfunctie in te
schakelen.
BATTERIJ VAN
AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN
Zorg dat u oude batterijen op
milieuvriendelijke wijze weggooit.
Zoek advies m.b.t. de plaatselijke
regels m.b.t. recycling.
1. Steek een schroevendraaier in de
uitsparing aan de achterzijde van de
sleutel en verwijder het sleutelblad.
2. Maak de klemmen met de
schroevendraaier los en scheid de twee
huishelften van de afstandsbediening.
LET OP
Raak de batterijcontacten of de
printplaat niet met de
schroevendraaier aan.
3. Maak de batterij voorzichtig met de
schroevendraaier los.
4. Breng een nieuwe batterij (3V CR
2032) aan met de + naar boven
gekeerd.
5. Zet de twee huishelften van de
afstandsbediening op elkaar vast.
6. Breng het sleutelblad aan.
27
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sleutels en afstandsbediening
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN
Centrale vergrendeling
N.B.: U kunt alle portieren en de achterklep
ontgrendelen met behulp van de sleutel
voor de voorportieren. Hiervan moet gebruik
worden gemaakt wanneer de
afstandsbedieningssysteem niet werkt. Als
één fase ontgrendeling is gedeactiveerd,
draai dan de sleutel tweemaal naar de
ontgrendelstand.
N.B.: Bij het ontgrendelen van de achterklep
met een sleutel worden geen portieren
ontgrendeld.
N.B.: U kunt de portieren alleen centraal
vergrendelen wanneer alle portieren zijn
gesloten.
Dubbele vergrendeling
WAARSCHUWING
Schakel de dubbele vergrendeling
niet in wanneer zich personen of
dieren in de auto bevinden. Wanneer
de dubbele vergrendeling is ingeschakeld
kunnen de portieren niet van binnenuit
worden ontgrendeld.
Dubbele vergrendeling is een voorziening
tegen diefstal die voorkomt dat personen
de portieren van binnenuit kunnen
ontgrendelen. Alleen wanneer alle
portieren zijn gesloten kunnen deze dubbel
worden vergrendeld.
Bevestiging van het vergrendelen
en ontgrendelen
Wanneer u de portieren ontgrendelt,
knipperen de richtingaanwijzers eenmaal.
Bij auto's zonder dubbele vergrendeling
knipperen de richtingaanwijzers tweemaal
wanneer u de portieren vergrendelt.
Bij auto's met dubbele vergrendeling
knipperen de richtingaanwijzers tweemaal
wanneer u de portieren dubbel vergrendelt.
Portieren ontgrendelen met
behulp van de sleutel
N.B.: Als één fase ontgrendeling is
geactiveerd worden alle portieren
ontgrendeld door de sleutel eenmaal te
draaien of eenmaal te drukken op toets A
van de afstandsbediening.
Alle modelvarianten
Draai de bovenzijde van de sleutel
tweemaal richting de voorzijde van de auto
om alle portieren te ontgrendelen.
Transit Connect
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de voorzijde van de auto om de
voorportieren te ontgrendelen.
Tourneo Connect
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de voorzijde van de auto om de
voorportieren en schuifdeuren te
ontgrendelen.
Portieren vergrendelen met behulp
van de sleutel
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de achterzijde van de auto om alle
portieren te vergrendelen.
Achterklep vergrendelen en
ontgrendelen
U kunt de gehele auto vergrendelen of
dubbel vergrendelen of de achterklep
ontgrendelen met behulp van de sleutel in
de achterklep.
28
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
Portieren met de sleutel dubbel
vergrendelen
Draai de sleutel binnen drie seconden in
de ontgrendelstand en vervolgens in de
vergrendelstand om de portieren dubbel
te vergrendelen.
Portieren met de
afstandsbediening vergrendelen
en ontgrendelen
OntgrendelenA
VergrendelenB
Bagageruimte ontgrendelenC
N.B.: Het alarmsysteem is geactiveerd als
de auto wordt vergrendeld met de sleutel
of door te drukken op toets B van de
afstandsbediening.
N.B.: Afhankelijk van de
voertuigconfiguratie kan het ontgrendelen
van de portieren door de sleutel eenmaal te
draaien of door te drukken op toets A van
de afstandsbediening variëren.
N.B.: Toets C blijft functioneel als het
contact aan staat en de auto stilstaat of erg
langzaam rijdt.
Transit Connect
Druk eenmaal op toets A om alleen de
voorportieren te ontgrendelen.
Druk tweemaal op toets A om alle
portieren te ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets C om de schuifdeur
en de achterklep te ontgrendelen.
Tourneo Connect
Druk eenmaal op toets A om de
voorportieren en de schuifdeuren te
ontgrendelen.
Druk tweemaal op toets A om alle
portieren te ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets C om de achterklep
te ontgrendelen.
Alle modelvarianten
Druk eenmaal op toets B om alle portieren
te vergrendelen.
Druk tweemaal binnen drie seconden op
toets B om de dubbele vergrendeling te
activeren.
Eén fase ontgrendeling
U kunt het vergrendelsysteem
programmeren zodat alle portieren worden
ontgrendeld door de sleutel in een
voorportier eenmaal te draaien of door te
drukken op toets A van de
afstandsbediening.
Type 1 Zie Persoonlijke instellingen
(bladzijde 64).
Type 2 Zie Programmeren van de
afstandsbediening (bladzijde 26).
Twee fasen ontgrendeling
Twee fasen ontgrendeling is de standaard
ontgrendelinstelling als één fase
ontgrendeling is gedeactiveerd.
Door de sleutel eenmaal te draaien of te
drukken op toets A van de
afstandsbediening wordt de eerste fase
ontgrendeld. Door de sleutel tweemaal te
draaien of tweemaal te drukken op toets
A van de afstandsbediening worden alle
portieren ontgrendeld.
29
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
Door eenmaal te drukken op toets C van
de afstandsbediening wordt de achterklep
ontgrendeld. Door tweemaal te drukken
op toets C van de afstandsbediening
worden alle portieren ontgrendeld.
Automatisch opnieuw
vergrendelen
De portieren worden automatisch opnieuw
vergrendeld wanneer u niet binnen 45
seconden na het ontgrendelen met de
afstandsbediening een portier opent. De
portieren worden vergrendeld en de
alarminstallatie keert terug in de vorige
stand.
Geheugenvergrendeling
schuifdeur
Als de auto wordt vergrendeld als een
schuifdeur open staat, dan wordt de
schuifdeur vergrendeld als deze wordt
gesloten. De auto kan niet dubbel worden
vergrendeld als een schuifdeur open staat.
De portieren van binnenuit
vergrendelen en ontgrendelen
Voorportieren
Alle portieren vergrendelenA
OntgrendelenB
N.B.: Afhankelijk van de
vergrendelconfiguratie van de auto kunnen
verschillende portieren worden geopend
met behulp van B. Als één fase
ontgrendeling is geactiveerd, worden alle
portieren ontgrendeld.
30
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
Rechter achterdeur
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
Linker achterdeur
De achterdeuren openen tot 180 en 250
graden
Druk op de gele knop op de deur. Bij het
sluiten van de achterdeuren keren de
deurvangers automatisch in hun
oorspronkelijke stand terug.
Achterklep
WAARSCHUWING
Sluit de achterklep goed om te
voorkomen dat deze tijdens het
rijden openspringt. Rijden met een
geopende achterklep is bijzonder gevaarlijk
omdat dan uitlaatgassen het interieur
kunnen worden binnengezogen.
N.B.: Voor het openen van de achterklep
vanaf de binnenzijde kunt u toegang tot de
ontgrendelknop krijgen via een opening aan
de onderzijde van de achterklep.
32
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
33
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Sloten
WERKING
Het immobilisatiesysteem is een
diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt
dat iemand de motor van uw auto met een
onjuist gecodeerde sleutel kan starten.
GECODEERDE SLEUTELS
N.B.: Dek uw sleutels niet met metalen
voorwerpen af. Hierdoor kan de ontvanger
uw sleutel niet herkennen als geldige sleutel.
N.B.: Wanneer u een sleutel bent verloren,
laat dan de code bij al uw overige sleutels
wissen. Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie. Laat de vervangingssleutels
samen met uw overige sleutels opnieuw
coderen.
Wanneer u een sleutel verliest, kunt u bij
uw Ford dealer een vervangingssleutel
verkrijgen. Geef, indien mogelijk, uw dealer
het sleutelnummer door, dat op het plaatje
staat dat met de originele sleutels is
geleverd. U kunt ook extra sleutels bij uw
Ford dealer verkrijgen.
IMMOBILISATIESYSTEEM
INSCHAKELEN
Korte tijd nadat u het contact hebt afgezet
wordt het immobilisatiesysteem
automatisch ingeschakeld.
De controlelamp in de instrumentengroep
knippert ter bevestiging dat het systeem
is ingeschakeld.
IMMOBILISATIESYSTEEM
UITSCHAKELEN
Het immobilisatiesysteem wordt
automatisch uitgeschakeld bij het met een
correct gecodeerde sleutel aanzetten van
het contact.
De controlelamp in de instrumentengroep
brandt ongeveer drie seconden en gaat
vervolgens uit. Wanneer de controlelamp
langer dan een minuut blijft branden of
knipperen en vervolgens met
onregelmatige intervallen gaat branden,
dan is uw sleutel niet herkend. Neem de
sleutel uit het slot en probeer het
nogmaals.
Wanneer u de motor met een correct
gecodeerde sleutel niet kunt starten, duidt
dit op een storing. Laat het
immobilisatiesysteem onmiddellijk
controleren.
34
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Motorstartblokkering
WERKING
Het perimeter alarm is een afschrikmiddel
voor personen die ongeoorloofd de
portieren en de motorkap proberen te
openen. Het beveiligt ook de
audio-installatie.
N.B.: Een vals alarm kan ook veroorzaakt
worden door de hulpverwarming. Zie Extra
verwarming (bladzijde 71). Als u de
hulpverwarming gebruikt, richt de
luchtstroom dan op de beenruimte.
Alarm activeren
Wanneer het alarm is ingeschakeld, kan
het op een van de volgende manieren
worden geactiveerd:
Wanneer iemand een portier, het
bagagecompartiment of de motorkap
zonder de juiste sleutel of
afstandsbediening opent.
Als de motorkap wordt geopend met
behulp van een geldige sleutel.
Wanneer iemand de audio-installatie
of het navigatiesysteem verwijdert.
Wanneer het alarm is geactiveerd, klinkt
het alarmsignaal gedurende 30 seconden
en knipperen de
waarschuwingsknipperlichten vijf minuten.
Iedere verdere poging om een van
bovenstaande handelingen uit te voeren
activeert het alarm opnieuw.
ALARM INSCHAKELEN
Alarminstallatie inschakelen, wagen
vergrendelen. Zie Sloten (bladzijde 28).
ALARM UITSCHAKELEN
Schakel het alarm uit en deactiveer dit
door een van de voorportieren of de
achterklep met de sleutel te ontgrendelen.
35
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Alarm
Minder volume: druk op de onderste toets
op de achterzijde van de
afstandsbediening.
Seek (zoekfunctie)
Beweeg de hendel naar boven of naar
beneden:
In de radio modus wordt het
eerstvolgende radiostation op een
hogere of lagere frequentie opgezocht.
In de CD modus wordt het volgende
of het vorige nummer gekozen.
Modus
Druk kort op de toets aan de zijkant:
In de radio modus wordt het volgende
in het geheugen opgeslagen
radiostation opgezocht.
In de CD modus wordt de volgende CD
gekozen wanneer een CD-wisselaar is
gemonteerd.
In alle modi om een verkeersbericht
te onderbreken.
Druk de toets aan de zijkant in en houd
deze ingedrukt:
In de radio modus om van golflengte
te veranderen.
SPRAAKSTURING
Voor meer informatie Zie Spraaksturing
(bladzijde 162).
Spraakgestuurde bediening
(de)selecteren:
37
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stuurwiel
VOORRUITWISSERS
Enkele wisslagA
Wissen met intervallen of
automatisch wissen
B
Normale wissnelheidC
Wissen met hoge snelheidD
Intervalwissen
Wissen met lange intervallenA
IntervalwissenB
Wissen met korte intervallenC
AUTOMATISCH IN- EN
UITSCHAKELENDE
RUITENWISSERS
LET OP
Schakel de automatische wisfunctie
niet bij droog weer in. De regensensor
is bijzonder gevoelig en de
ruitenwissers kunnen in werking treden
indien de voorruit met vuil, mist of vliegen
in aanraking komt.
Vervang de ruitenwisserbladen zodra
deze strepen water en vuil op de
voorruit achterlaten. Als de
ruitenwisserbladen niet worden vervangen,
blijft de regensensor continu water op de
voorruit waarnemen. Dit heeft tot gevolg
dat de ruitenwissers in werking treden
terwijl het grootste deel van de voorruit
droog is.
Zorg bij vorst dat de voorruit volledig
is ontdooit voordat u de automatische
wisfunctie selecteert.
Schakel de automatische wisfunctie
uit voordat u een wasstraat
binnenrijdt.
Lage gevoeligheidA
AanB
Hoge gevoeligheidC
39
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Wanneer u de automatische wisfunctie
inschakelt, maken de ruitenwissers pas een
wisbeweging nadat water op de voorruit
is geregistreerd. De regensensor meet
daarna continu de hoeveelheid water op
de voorruit en zal de snelheid van de
ruitenwissers automatisch instellen.
Stel de gevoeligheid van de regensensor
met de draaiknop in. Bij een lage
gevoeligheid zullen de ruitenwissers in
werking treden wanneer de sensor een
grote hoeveelheid water op de voorruit
registreert. Bij een hoge gevoeligheid zullen
de ruitenwissers in werking treden wanneer
de sensor een kleine hoeveelheid water op
de voorruit registreert.
VOORRUITSPROEIERS
WAARSCHUWING
Schakel de ruitensproeiers niet
langer dan tien seconden achtereen
in; schakel de ruitensproeiers nooit
in als het reservoir leeg is.
Wanneer de knop op het uiteinde van de
hendel wordt ingedrukt worden zowel de
sproeiers als de ruitenwissers
ingeschakeld.
Na het loslaten van de knop of de hendel
blijven de ruitenwissers nog kortstondig in
werking.
ACHTERRUITWISSERS EN -
SPROEIERS
Wissen met intervallen
Beweeg de schakelaarhendel naar het
stuurwiel.
Wissen tijdens achteruitrijden
De achterruitwisser wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de achteruit wordt
ingeschakeld als:
treedt deze automatisch in werking
wanneer de achteruit wordt
ingeschakeld,
de ruitenwisserhendel in de stand A,B,
C of D staat en
de voorruitwisser is ingeschakeld (in
de stand B).
De achterruitwisser volgt de interval van
de voorruitwissers (bij wissen met
intervallen of normale wissnelheid).
40
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Breng de eerder verwijderde onderdelen in
omgekeerde volgorde aan.
42
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruitenwissers en ruitensproeiers
VERLICHTINGSBEDIENING
Standen van de lichtschakelaar
Off (uit)A
Stads- en achterlichtenB
KoplampenC
VoormistlichtenD
AchtermistlichtenE
ParkeerlichtenF
Parkeerlichten
Zet eerst het contact af.
Druk de lichtschakelaar in en draai hem in
stand F.
Grootlicht en dimlicht
Trek de hendel geheel naar het stuurwiel
toe om tussen grootlicht en dimlicht te
wisselen.
Lichtsignaal
Trek de schakelaarhendel naar het
stuurwiel toe.
Home safe verlichting
U kunt de home safe verlichting tot 10
minuten nadat het contact is afgezet
inschakelen.
Auto's zonder automatische
verlichting
Schakel de koplampen in en schakel ze
binnen twee seconden weer uit.
Auto's met automatische verlichting
1. Schakel de automatische verlichting
in en schakel de verlichting binnen
twee seconden uit.
2. Schakel de automatische verlichting
uit en schakel de verlichting binnen
twee seconden in.
Alle modelvarianten
Bij een geopende deur gaan de koplampen
automatisch na drie minuten uit, of 30
seconden nadat de laatste deur is
gesloten.
43
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Wanneer alle deuren zijn gesloten en een
deur wordt binnen de 30 seconden
vertragingstijd weer geopend, start de
tijdschakeling van drie minuten opnieuw.
De home safe functie kan worden
uitgeschakeld door de koplampschakelaar
IN te schakelen of door het contact AAN
te zetten.
AUTOMATISCH IN- EN
UITSCHAKELENDE
VERLICHTING
WAARSCHUWING
Onder slechte
weersomstandigheden kan het nodig
zijn uw koplampen handmatig in te
schakelen.
N.B.: Wanneer u de automatisch
in-/uitschakelende verlichting hebt
ingeschakeld, kunt u alleen het grootlicht
inschakelen wanneer de functie de
koplampen heeft ingeschakeld.
Afhankelijk van de lichtsituatie worden de
koplampen automatisch in- en
uitgeschakeld.
VOORSTE MISTLAMPEN
WAARSCHUWING
Gebruik de mislampen alleen
wanneer het zicht ernstig wordt
belemmerd door mist, sneeuw of
regen.
N.B.: Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld, kunnen de mistlampen,
vóór, niet worden ingeschakeld.
MISTACHTERLICHTEN
WAARSCHUWING
Schakel de mistachterlichten niet in
bij regen of sneeuwval en wanneer
het zicht meer dan 50 meter
bedraagt.
44
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
N.B.: Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld, kunnen de
mistachterlichten niet worden ingeschakeld.
WAARSCHUWINGSKNIP-
PERLICHTEN
N.B.: Afhankelijk van de verkeerswetgeving
van het land waarin uw wagen
oorspronkelijk is gebouwd, knipperen de
waarschuwingsknipperlichten wanneer u
krachtig remt.
Positie van onderdeel: Zie In één
oogopslag (bladzijde 9).
KOPLAMPHOOGTE
AFSTELLEN
Alle uitvoeringen
U kunt de hoogte van de
koplamplichtbundels aanpassen aan de
belading van de auto.
Aanbevolen regelknopstanden
N.B.: Tijdens het rijden met een aanhanger
kunnen hogere regelknopstanden (+1)
noodzakelijk zijn.
Transit Connect
RegelknopstandBelading
Gewicht in bagageruimte1
Aantal personen
0-1
2
max.2
1
1Wanneer de auto is uitgerust met het wegliggings- of hoogtepack, kan het noodzakelijk
zijn de hoogte van de koplamplichtbundels in te stellen.
2 Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 133).
45
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Tourneo Connect
RegelknopstandBelading
LWB
(lange
wielbasis)
8 stoelen
LWB
(lange
wielbasis)
5 stoelen
SWB
(korte wiel-
basis) 5
stoelen
Gewicht in bagage-
ruimte1
Aantal personen
AchterVoor
000--1-2
111-3-62
1,51,51,5
max.1
3-62
1,522,5
max.1
-1
1 Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 133).
RICHTINGAANWIJZERS
N.B.: Beweeg de
richtingaanwijzerschakelaar even omhoog
of omlaag om de richtingaanwijzers
driemaal te laten knipperen.
INTERIEURVERLICHTING
UitA
PortiercontactB
AanC
Wanneer u de schakelaar in stand B zet,
gaat de interieurverlichting branden
wanneer u een deur of de achterklep
ontgrendelt of opent. Wanneer u bij
afgezet contact een portier open laat
staan, gaat de interieurverlichting enige tijd
later automatisch uit om te voorkomen dat
de accu leegraakt. Zet het contact even
aan om de verlichting weer in te schakelen.
46
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
De interieurverlichting gaat ook branden
wanneer u het contact afzet. De verlichting
gaat korte tijd later automatisch uit of
wanneer u de motor start of opnieuw start.
Wanneer u bij afgezet contact de
schakelaar in stand C zet, gaat de
interieurverlichting branden. De verlichting
gaat korte tijd later automatisch uit om te
voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het
contact even aan om de verlichting weer
in te schakelen.
Leeslampen
GLOEILAMPEN VERVANGEN
WAARSCHUWINGEN
Schakel de verlichting uit en zet het
contact af.
Laat de gloeilamp afkoelen voordat
u deze verwijdert.
LET OP
Raak het glas van de gloeilamp niet
aan.
Breng alleen gloeilampen met het
juiste vermogen aan. Zie
Gloeilampentabel (bladzijde 52).
N.B.: Reinig bij het vervangen van een
gloeilamp de koplamplens met een vochtige
doek om een elektrostatische lading, die
ervoor zorgt dat stof op de kunststof lens
komt, te voorkomen.
N.B.: De volgende instructies beschrijven
hoe de gloeilampen moeten worden
verwijderd. Breng de nieuwe gloeilampen in
omgekeerde volgorde van verwijderen aan,
tenzij anders is voorgeschreven.
Koplampen
Richtingaanwijzer
1. Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
47
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Grootlicht en dimlicht
N.B.: Wanneer u de kap aanbrengt, zorg er
dan voor dat de pijl naar boven wijst.
1. Draai de kap linksom en verwijder deze.
2. Trek de stekker los.
3. Maak de klemveer los en verwijder de
gloeilamp.
Stadslicht
N.B.: Wanneer u de kap aanbrengt, zorg er
dan voor dat de pijl naar boven wijst.
1. Draai de kap linksom en verwijder deze.
2. Verwijder de gloeilamp en de
lamphouder.
48
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
3. Verwijder de gloeilamp.
Zijknipperlichten
1. Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht.
2. Pak de lamphouder beet, draai het huis
linksom en verwijder het.
3. Verwijder de gloeilamp.
Mistlampen, vóór
N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan
niet uit de lamphouder worden verwijderd.
N.B.: De lamp is vanaf de achterzijde van
de voorbumper bereikbaar.
1. Trek de stekker los.
2. Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
49
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
Achterlichtunits
Achterlicht en remlichtA
RichtingaanwijzerB
AchteruitrijlampC
MistachterlichtD
1. Verwijder de vleugelmoeren.
2. Verwijder de achterlichtunit en maak
de lamphouder los.
3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de
lamphouder en draai de gloeilamp
linksom. Verwijder de gloeilamp.
Derde remlicht
1. Verwijder de schroeven.
2. Verwijder het lamphuis.
3. Verwijder de gloeilamp.
50
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Verlichting
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
WAARSCHUWING
Schakel de elektrisch bedienbare
ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van
obstructies.
N.B.: Wanneer de ruiten gedurende korte
tijd vaak worden bediend kan het systeem
een bepaalde tijd buiten werking treden om
schade door oververhitting te voorkomen.
Zet het contact aan om de elektrisch
bedienbare ruiten te openen of te sluiten.
Portierruit aan bestuurderszijde
automatisch openen
Druk de schakelaar tot de tweede aanslag
in of til hem tot de tweede aanslag op en
laat hem los. Druk hem opnieuw in om de
ruit te stoppen.
BUITENSPIEGELS
WAARSCHUWING
Vergis u niet in de afstand van
voorwerpen die u in deze
groothoekspiegel ziet. Voorwerpen
die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit
en lijken verder weg te zijn dan in
werkelijkheid het geval is.
Handmatig inklapbare spiegels
Inklappen
Druk de spiegel in de richting van de
portierruit.
Uitklappen
Zorg ervoor dat de spiegel weer volledig
wordt vergrendeld wanneer u deze weer
in zijn oorspronkelijke stand terugzet.
ELEKTRISCH VERSTELBARE
BUITENSPIEGELS
Linker spiegelA
UitB
Rechter spiegelC
53
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Ruiten en spiegels
Type 2
ToerentellerA
KoelvloeistoftemperatuurmeterB
BrandstofpeilmeterC
SnelheidsmeterD
InformatiedisplayE
BerichtenindicatorF
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Alle modelvarianten
Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft
de naald in het centrale gedeelte.
LET OP
Start de motor niet voordat de
oorzaak voor de oververhitting is
verholpen.
56
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Wanneer de wijzer in het rode gebied komt,
is de motor oververhit. Zet de motor af, zet
het contact af en stel de oorzaak vast
zodra de motor is afgekoeld.
Uitvoeringen met een
informatiedisplay
Bovendien verschijnt een
waarschuwingsbericht op het display.
Brandstofpeilmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende waarschuwings- en
controlelampen kort branden ter
bevestiging dat het systeem operationeel
is:
ABS
Airbag
Remsysteem
Motor
Immobilisatiesysteem
Laadstroom
Laag brandstofpeil
Oliedruk
Onderhoudsinterval
Schakelen
Stabiliteitsregelsysteem (ESP) en
aandrijfregelsysteem
Water in brandstof
Indien één van deze waarschuwings- of
controlelampen niet brandt nadat het
contact is aangezet, duidt dit op een
storing. Laat het systeem onmiddellijk door
een geschoolde monteur controleren.
Controlelamp ABS
Indien één van deze
waarschuwings- of
controlelampen niet brandt
nadat het contact is aangezet, duidt dit op
een storing. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide en vakkundige
monteur controleren.
Controlelamp airbag
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
Controlelamp remsysteem
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de parkeerrem niet is
ingeschakeld. Als de parkeerrem niet is
ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een geschoolde monteur controleren.
Richtingaanwijzers
Knippert bij ingeschakelde
richtingaanwijzers. Een
plotselinge toename van de
knipperfrequentie duidt op een defecte
gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen
(bladzijde 47).
57
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Controlelamp portier niet goed
gesloten
De controlelamp gaat branden
wanneer u de wagen op contact
heeft gezet en de portieren, de
motorkap of de achterklep niet goed zijn
gesloten.
Controlelampen motor
Controlelamp motorstoring
Controlelamp aandrijflijn
Alle modelvarianten
Als een van deze lampen gaat branden bij
een draaiende motor, dan duidt dit op een
storing. De motor blijft draaien maar levert
wellicht minder vermogen. Wanneer deze
tijdens het rijden knippert, minder dan
onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp
knipperen, vermijd dan snel optrekken en
krachtig afremmen. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
WAARSCHUWING
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.
Als beide lampen samen gaan branden,
breng de auto dan zo snel mogelijk tot
stilstand wanneer dit veilig kan. Doet
u dit niet, dan kan dit leiden tot verminderd
vermogen en afslaan van de motor. Zet de
auto van het contact en probeer de motor
te starten. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren als de motor kan worden
gestart. Als de motor niet start, moet de
auto worden gecontroleerd alvorens de rit
kan worden voortgezet.
Controlelamp mistlampen, vóór
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistlampen, vóór
inschakelt.
Controlelamp voorgloeien
Zie Een dieselmotor starten
(bladzijde 86).
Controlelamp koplampen
De controlelamp gaat branden
wanneer u het dimlicht van de
koplamp, de zijlichten of de
achterlichten inschakelt.
Controlelamp laadstroom
WAARSCHUWING
Wanneer bij uitvoeringen met een
dieselmotor de V-riem van de
dynamo loszit, gescheurd of
gebroken is, werkt ook de
servobekrachtiging van het remsysteem
niet meer.
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Schakel alle onnodige
stroomverbruikers uit. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
58
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Controlelamp grootlicht
Brandt wanneer het grootlicht is
ingeschakeld. De lamp knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.
Berichtenindicator
De controlelamp gaat branden wanneer
een nieuw bericht is opgeslagen in de
informatiedisplay. Zie Infoberichten
(bladzijde 65).
Controlelamp oliedruk
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp oliedruk gaat branden
terwijl het oliepeil correct is. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en zet de motor af. Controleer
het motoroliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 116). Vul direct olie
bij wanneer het oliepeil laag is.
Controlelamp mistachterlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistachterlichten
inschakelt.
Indicator van onderhoudsinterval
De controlelamp gaat branden
als onderhoud nodig is of er een
overmatige hoeveelheid
roetdeeltjes of drab in de olie aanwezig is.
Laat de motorolie zo spoedig mogelijk
verversen.
Uw dealer schakelt de controlelamp
onderhoudsbeurt uit nadat hij de
onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd.
Herinneringssysteem
veiligheidsgordel
Zie Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel (bladzijde
23).
Controlelamp schakeling
De controlelamp brandt
gedurende een korte periode om
aan te geven dat schakelen naar
een hogere versnelling zuiniger is en zorgt
voor een lagere CO2-uitstoot. De
controlelamp brandt niet tijdens perioden
van hoge acceleraties, remmen of
intrappen van het koppelingspedaal.
Controlelamp stabiliteitsregeling
(ESP) en tractieregeling
N.B.: Wanneer het ESP systeem of het
tractieregelsysteem een storing vertoont,
schakelt het betreffende systeem
automatisch uit.
De controlelamp gaat branden
als een van de systemen is
geactiveerd. Wanneer de lamp
niet knippert of tijdens het rijden gaat
branden, duidt dit op een storing. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
59
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat de
controlelamp branden. De lamp gaat uit
wanneer u het systeem weer inschakelt of
wanneer u het contact afzet.
Controlelamp water in brandstof
Uitvoeringen met een dieselmotor
De controlelamp gaat branden
ingeval van overmatige
hoeveelheden water in het
brandstoffilter. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
AKOESTISCHE
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
EN -INDICATIES
Portier niet goed gesloten
Er klinkt een waarschuwingssignaal als de
auto sneller rijdt dan een relatief lage
snelheid en de portieren of de motorkap
niet correct zijn gesloten.
Vorst
WAARSCHUWING
Ook wanneer de temperatuur tot
boven + 4 ºC stijgt, is dit nog geen
garantie dat de weg vrij is van
gevaren die door plotselinge
weersveranderingen kunnen ontstaan.
Een waarschuwingssignaal klinkt onder de
volgende weersomstandigheden:
+4 ºC of lager: waarschuwing voor
bevriezing
0 ºC of lager: gevaar van een bevroren
wegdek
Verlichting ingeschakeld
Wanneer bij afgezet contact het
bestuurdersportier wordt geopend terwijl
de buitenverlichting niet is uitgeschakeld,
klinkt een gong.
Laag brandstofpeil
Een waarschuwingssignaal klinkt bij de
volgende afstanden: 80 km (50 mijl), 40
km (25 mijl), 20 km (12 mijl), 0 km (0 mijl).
60
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Instrumentenpaneel
ALGEMENE INFORMATIE
WAARSCHUWING
Bedien de toetsen van het
informatiedisplay niet wanneer de
auto in beweging is.
N.B.: Het informatiedisplay blijft nadat u
het contact hebt afgezet gedurende enkele
minuten aan.
Verschillende systemen van uw auto
kunnen worden aangestuurd met behulp
van de multifunctionele hendel op de
stuurkolom. De bijbehorende informatie
verschijnt op het informatiedisplay.
Bedieningstoetsen
Gebruik de draaiknop:
om door de displays van de
boordcomputer te scrollen
om door de opties van een menu te
scrollen en deze te selecteren.
Druk op de toets SET/RESET:
voor het navigeren naar het hoofdmenu
vanuit de displays van de tripcomputer.
voor het navigeren naar een submenu.
voor het verlaten van een menu.
voor het kiezen en bevestigen van een
instelling.
voor het resetten van de functie
tripcomputer.
N.B.: Indien de geluidssignalen zijn
geactiveerd, weerklinkt een kort
geluidssignaal elke keer dat de knop wordt
ingedrukt.
61
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
Menustructuur
62
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
Actieradius tot de brandstoftank
leeg is
Duidt bij benadering de afstand aan die
nog kan worden afgelegd voordat de tank
leeg is. De waarde zal variëren naarmate
de rijomstandigheden veranderen.
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan vanaf het moment dat de functie op
nul werd teruggesteld.
Gemiddelde snelheid
Geeft de berekende gemiddelde snelheid
aan vanaf het moment dat de functie op
nul werd teruggesteld.
Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer.
Menu
Toont het hoofdmenu. Zie Algemene
informatie (bladzijde 61).
De boordcomputer beschikt over de
volgende informatiedisplays:
Gebruik de draaiknop om langs de displays
van de tripcomputer te bladeren.
N.B.: De positie van het display van de
boordcomputer kan variëren afhankelijk van
de getoonde informatie.
PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN
1. Gebruik de draaiknop voor toegang tot
het hoofdmenu.
2. Druk op de SET/RESET toets om een
submenu te kiezen en de instellingen
in te voeren.
ESP
Selecteer deze optie om ESP te activeren
of te deactiveren.
1. Gebruik de draaiknop voor toegang tot
het hoofdmenu.
2. Selecteer ESP en druk op de toets
SET/RESET.
3. Druk op de toets SET/RESET om de
gewenste instelling te selecteren.
4. Gebruik de draaiknop om terug te keren
naar het Menu Exit.
5. Druk op de toets SET/RESET om het
menu te verlaten.
De klok instellen
1. Gebruik de draaiknop voor toegang tot
het hoofdmenu.
2. Selecteer Tijd instellen en druk op de
toets SET/RESET.
3. Selecteer Tijd instellen en druk op de
toets SET/RESET. De uren beginnen
te knipperen.
4. Gebruik de draaiknop om de uren in de
gewenste instelling te zetten.
5. Druk op de toets SET/RESET om de
instelling te bevestigen. De minuten
beginnen te knipperen.
64
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
6. Ga voor de minutenaanduiding en de
datum op dezelfde wijze te werk.
7. Druk op de toets SET/RESET om de
instelling te bevestigen.
8. Druk op de toets SET/RESET om het
menu te verlaten.
Voertuiginstellingen
Taalinstellingen, geluiden,
naderingslichten, indicatoren
veranderen van rijstrook, radiodisplay,
gevaren bij hard remmen, ontgrendelen
op afstand, hellingstart.
1. Gebruik de draaiknop voor toegang tot
het hoofdmenu.
2. Selecteer Voertginstell. en druk op
de toets SET/RESET.
3. Selecteer het gewenste menu en druk
op de toets SET/RESET.
4. Selecteer de gewenste instelling en
druk op de toets SET/RESET om de
instelling te bevestigen.
5. Gebruik de draaiknop om terug te keren
naar het Voertginstell..
6. Druk tweemaal op de toets
SET/RESET om de menu's te
verlaten.
INFOBERICHTEN
Druk om te bevestigen en om enkele
berichten van het informatiedisplay te
verwijderen op de toets SET/RESET.
Andere berichten worden korte tijd later
automatisch verwijderd.
Bepaalde berichten moeten worden
bevestigd voordat toegang tot de menu's
wordt verkregen.
Berichtenindicator
De berichtenindicator licht op om bepaalde
berichten aan te vullen. Afhankelijk van de
ernst van het bericht is de indicator rood
of oranje en blijft deze branden tot de
oorzaak van het bericht is verholpen.
65
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
Niet goed gesloten portier(en)
SysteemControlelampMededeling
Sloten. Auto is in beweging. Stop
de auto zo snel en veilig mogelijk
en sluit de motorkap.
RoodDeur bestuurder open
Sloten. Auto is in beweging. Stop
de auto zo snel en veilig mogelijk
en sluit de motorkap.
RoodDeur passagier open
Sloten. Auto is in beweging. Stop
de auto zo snel en veilig mogelijk
en sluit de motorkap.
RoodMotorkap open
Sloten. Auto is in beweging. Stop
de auto zo snel en veilig mogelijk
en sluit de motorkap.
RoodSchuifdeuren open
Sloten. Auto is in beweging. Stop
de auto zo snel en veilig mogelijk
en sluit de motorkap.
RoodAchterdeur open
Hellingstart
SysteemControlelampMededeling
Schakel de parkeerrem in.roodTrek handrem aan
Hellingstart actief. Zie Regeling
voor bergop rijden (bladzijde 95).
oranjeHellingstart actief
Hellingstart gedeactiveerd. Zie
Regeling voor bergop rijden
(bladzijde 95).
oranjeHellingstart uit
Hellingstart niet beschikbaar. Zie
Regeling voor bergop rijden
(bladzijde 95).
oranjeHellingstart niet beschikb.
66
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Infodisplays
WERKING
Buitenlucht
Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij
van belemmeringen (sneeuw, bladeren,
enz.) zodat de airconditioning effectief kan
werken.
Gerecirculeerde lucht
LET OP
Wanneer de luchtrecirculatiestand
langdurig wordt ingeschakeld, kunnen
de ruiten beslaan. Wanneer de ruiten
beslaan, stel dan de standen in om de
voorruit te ontdooien en te ontwasemen.
De lucht die zich in het
passagierscompartiment bevindt, wordt
gerecirculeerd. Er stroomt geen buitenlucht
de auto in.
Verwarming
De verwarmingscapaciteit is afhankelijk
van de koelvloeistoftemperatuur.
Airconditioning
N.B.: De airconditioning werkt alleen
wanneer de temperatuur hoger is dan 4 ºC.
N.B.: Wanneer de airconditioning is
ingeschakeld, is het brandstofverbruik hoger.
De lucht wordt door de warmtewisselaar
geleid, waar deze wordt gekoeld. Om de
ruiten wasemvrij te houden wordt vocht
aan de lucht onttrokken. Het condens
wordt naar buiten afgevoerd en daarom is
het normaal dat zich een klein plasje water
onder de auto vormt.
Pollenfilter
LET OP
Schakel de aanjager uit wanneer u een
automatische wasstraat binnengaat.
Het pollenfilter verwijdert de meeste
potentieel schadelijke stoffen als pollen,
industriële luchtverontreiniging en
straatvuil uit de lucht voordat deze het
interieur binnenstroomt.
VENTILATIEROOSTERS
VERWARMDE RUITEN EN
SPIEGELS
Ruitverwarming
Schakel de ruitverwarming in om de voor-
of achterruit te ontdooien of ontwasemen.
N.B.: De voorruitverwarming werkt alleen
bij een draaiende motor.
Voorruitverwarming
Achterruitverwarming
De controlelamp in de schakelaar brandt
wanneer het systeem is ingeschakeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om het
systeem uit te schakelen. Na korte tijd
schakelt het systeem automatisch uit.
68
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Verwarmbare buitenspiegels
In de elektrisch bedienbare buitenspiegels
is een verwarmingselement gemonteerd
dat het spiegelglas ontdooit of ontwasemt.
Wanneer u de achterruitverwarming
inschakelt, worden deze elementen
automatisch ingeschakeld.
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
Ventilator
N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt
kan de voorruit beslaan.
Off (uit)A
Temperatuurregelknop
Toetsen voor luchtverdeling
N.B.: Een kleine hoeveelheid lucht stroomt
altijd naar de voorruit.
69
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
HoofdniveauA
Hoofdniveau en beenruimteB
BeenruimteC
Beenruimte en voorruitD
VoorruitE
Luchtrecirculatie
Druk op de toets om te kiezen tussen
toevoer van buitenlucht en het recirculeren
van de in het interieur aanwezige lucht.
Snel verwarmen van het interieur
Ventilatie
Zet de luchtverdeelknop in stand A of B.
Zet de aanjagerschakelaar in een
willekeurige stand. Open de luchtroosters
naar gelang uw persoonlijke wensen.
Voorruit ontdooien en
ontwasemen
N.B.: De recirculatiestand wordt
automatisch uitgeschakeld.
Schakel zo nodig de ruitverwarming in. Zie
Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde
68).
Airconditioning
Airconditioning in- en uitschakelen
N.B.: De airconditioning werkt alleen bij
draaiende motor.
70
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Druk op de A/C schakelaar om de
airconditioning in of uit te schakelen. Het
lampje in de schakelaar brandt wanneer
de airconditioning is ingeschakeld.
Wanneer u de aanjager uitschakelt, wordt
ook de airconditioning uitgeschakeld.
Wanneer u de aanjager weer inschakelt,
schakelt de airconditioning automatisch
in.
Koelen met buitenlucht
Schakel de airconditioning in.
Interieur snel afkoelen
Schakel de airconditioning en de
recirculatiestand in.
Voorruit ontdooien en ontwasemen
Zet de luchtverdeelknop in stand E en kies
toevoer van buitenlucht.
Wanneer de temperatuur hoger is dan 4
°C, schakelt de airconditioning
automatisch in. Let erop dat de aanjager
is ingeschakeld.
Wanneer u de luchtverdeelknop in een
andere stand dan stand E zet, keert de
A/C terug naar de vorige instelling.
U kunt de airconditioning en
luchtrecirculatie in- en uitschakelen terwijl
de luchtverdeelknop in stand E staat.
Schakel zo nodig de ruitverwarming in. Zie
Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde
68).
Luchtvochtigheid in het interieur
verlagen
Zet de luchtverdeelknop in stand D en
schakel de airconditioning in.
EXTRA VERWARMING
Algemene informatie
WAARSCHUWINGEN
Schakel de programmeerbare
standverwarming niet in bij
tankstations, bij bronnen met
brandbare dampen of stoffen of in
afgesloten ruimtes.
Tank geen brandstof wanneer het
display van de programmeerbare
standverwarming is ingeschakeld.
71
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
N.B.: De programmeerbare
standverwarming schakelt automatisch uit
wanneer de accuspanning laag wordt.
N.B.: Alle symbolen op het display
knipperen wanneer de stroomtoevoer naar
de programmeerbare standverwarming
onderbroken is geweest. Onder deze
omstandigheden werkt de verwarming niet.
Zet het klokje gelijk.
N.B.: De programmeerbare
standverwarming schakelt bij storingen uit.
Laat het systeem door een deskundige
controleren.
Neem de volgende richtlijnen in acht:
Schakel de programmeerbare
standverwarming het gehele jaar
minimaal eenmaal per maand
ongeveer tien minuten in. Hierdoor
wordt voorkomen dat de
vloeistofpomp en de aanjagermotor
gaan vastzitten.
Om corrosie te voorkomen moet de
koelvloeistof in uw auto het gehele jaar
door minstens 10 % antivries bevatten.
Om luchtbellen te voorkomen moet u
ervoor zorgen dat het koelvloeistofpiel
zicht tussen het MAX en MIN
merkteken op het reservoir bevindt. Zie
Motorkoelvloeistof controleren
(bladzijde 117).
De aanjager van de programmeerbare
standverwarming wordt ingeschakeld
zodra de koelvloeistof een bepaalde
temperatuur heeft bereikt. In deze
stand heeft de omgevingstemperatuur
gaan invloed.
Wij continu gebruik van de
standverwarming, registreert deze de
omgevingstemperatuur. Wanneer deze
hoger is dan 5 °C wordt de
programmeerbare standverwarming
niet ingeschakeld.
De programmeerbare standverwarming
werkt onafhankelijk van de verwarming
van de auto door het koelvloeistofcircuit
van de motor te verwarmen. Hij wordt door
de brandstoftank van energie voorzien. U
kunt het systeem ook tijdens het rijden
gebruiken om het interieur sneller te laten
opwarmen.
Het is mogelijk dat bij ingeschakelde
programmeerbare standverwarming er
uitlaatgassen onder de zijkanten van de
auto vrijkomen. Dit is normaal.
Werkingsprincipe
Voor ingebruikneming
LET OP
Wanneer de aanjagerschakelaar in
een andere stand dan stand één
wordt gezet, heeft dit een kortere
levensduur van de accu of zelfs een lege
accu tot gevolg.
Voordat de verwarming wordt
ingeschakeld of geprogrammeerd moeten
de volgende instellingen worden
voorbereid:
Zet de temperatuurregelknop van het
standaard verwarmingssysteem op
maximum.
Zet de aanjagerschakelaar in stand 1.
Schakel voor het afzetten van het
contact de recirculatiestand in. Wacht
minimaal vijf seconden met het sluiten
van de luchtroosters van het
ventilatiesysteem.
Zet alle luchtroosters in de cabine
open.
72
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
De verwarming kan op elk gewenst
moment voor de geprogrammeerde
tijdsduur worden ingeschakeld. Druk op
toets C. Het display wordt verlicht en toont
de resterende verwarmingstijd en het
verwarmingssymbool.
Verwarming continu inschakelen
WAARSCHUWING
Nadat het contact is afgezet blijft de
verwarming werken. Schakel de
verwarming uit om onnodig
verwarmen te voorkomen.
Druk op toets B en houd deze ingedrukt.
Druk op toets C. De verwarming werkt nu
tot toets C opnieuw wordt ingedrukt. Het
display wordt verlicht en toont de tijd en
het verwarmingssymbool.
Verwarmingsmodus programmeren
De verwarming schakelt automatisch op
de geactiveerde inschakeltijd in en blijft
gedurende de geprogrammeerde
verwarmingsduur werken. Het display
wordt verlicht en toont de resterende
verwarmingstijd en het
verwarmingssymbool.
U kunt drie verschillende inschakeltijden
programmeren.
Inschakeltijden programmeren
Druk toets A meerdere keren in tot het
symbool 1,2 of 3) voor de gewenste
inschakeltijd wordt weergegeven. Druk op
toetsen B en D om de tijd in te stellen.
Houd de betreffende toets ingedrukt om
de tijdsaanduiding snel te veranderen.
Druk na het programmeren van de
inschakeltijden op toets A. Het display
geeft nu de tijd weer met een knipperende
dubbele punt.
Geprogrammeerde inschakeltijden
activeren/ deactiveren
74
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
Druk toets A meerdere keren in tot het
symbool 1,2 of 3) voor de gewenste
inschakeltijd wordt weergegeven. Druk op
toets C. Het ON symbool verschijnt op het
display. Druk opnieuw op toets C om de
inschakeltijd weer te deactiveren.
75
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Klimaatregeling
DE JUISTE ZITPOSITIE
INNEMEN
WAARSCHUWINGEN
Verstel de stoelen nooit tijdens het
rijden.
Alleen wanneer de veiligheidsgordel
correct wordt gedragen, kan deze u
in een zodanige positie houden dat
de airbag optimaal kan functioneren.
Wanneer u de veiligheidsgordel correct
draagt kunnen de stoel, hoofdsteun,
veiligheidsgordel en airbags bij een
eventuele aanrijding optimaal bescherming
bieden. Wij raden aan dat u:
zoveel mogelijk rechtop gaat zitten met
de onderzijde van uw rug zover mogelijk
naar achteren.
de rugleuning van de stoel niet meer
dan 30 graden achterover kantelt.
de hoofdsteun zodanig instelt, dat de
bovenzijde gelijkligt met de bovenzijde
van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover
mogelijk naar voren in, maar u moet
comfortabel kunnen zitten.
voldoende afstand houdt tussen uzelf
en het stuurwiel. minimaal 250 mm (10
inch) tussen uw borstbeen en de kap
van de airbag aanhoudt.
het stuurwiel met licht gebogen armen
vasthoudt.
uw benen licht buigt zodat u de
pedalen volledig kunt indrukken.
de schoudergordel over het midden
van uw schouder en de heupgordel
strak over uw heupen legt.
Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel
is en dat u de volledige controle over de
auto hebt.
VOORSTOELEN
WAARSCHUWING
Verstel de stoelen niet terwijl de
wagen in beweging is.
Stoelen naar voren en achteren
schuiven
WAARSCHUWING
Schuif de stoel naar voren en naar
achteren nadat u de hendel hebt
losgelaten om ervoor te zorgen dat
de stoel weer goed wordt vergrendeld.
76
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stoelen
Armsteun instellen
Passagiersstoel, voor,
neerklappen
WAARSCHUWINGEN
Zorg ervoor dat de stoelen en de
rugleuningen goed vastzitten en
volledig zijn vergrendeld.
Leg geen voorwerpen op de
rugleuning wanneer de wagen in
beweging is.
Transit Connect
78
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stoelen
1. Trek de vergrendelingshendels omlaag.
2. Kantel de zitting naar beneden.
3. Kantel de rugleuning omhoog.
4. Breng de middelste hoofdsteun aan.
Derde zitrij
1. Druk de ontgrendelingshendels
omlaag.
2. Kantel de zitting naar beneden.
3. Kantel de rugleuning omhoog.
VERWARMDE STOELEN
LET OP
Wanneer deze functie bij stilstaande
motor wordt ingeschakeld, wordt
hierdoor de accu ontladen.
De stoelverwarming werk alleen met
ingeschakeld contact.
De maximum temperatuur wordt bereikt
na vijf tot zes minuten. De temperatuur
wordt door een thermostaat geregeld.
De stoelverwarming blijft ingeschakeld tot
de schakelaar stoelverwarming of het
contact wordt uitgeschakeld.
82
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stoelen
DIMMER INSTRUMENTENPA-
NEELVERLICHTING
AANSTEKER
WAARSCHUWING
Houd de aansteker nooit ingedrukt,
omdat hij hierdoor kan worden
beschadigd. Verwijder de aansteker
wanneer kinderen alleen in de auto
achterblijven.
De aansteker wordt ingeschakeld door
hem in te drukken waarna hij automatisch
in de uitgangspositie terugspringt De
aansteker werkt ook bij afgezet contact.
De aansluiting van de aansteker is ook
geschikt voor andere stroomverbruikers.
Gebruik voor het aansluiten van
stroomverbruikers alleen de speciale
stekkers uit het Ford Accessoires
Programma of stekkers voor standaard
SAE-aansluitpunten.
EXTRA VOEDINGSAAN-
SLUITINGEN
LET OP
Wanneer u het aansluitpunt gebruikt
terwijl de motor niet draait, wordt
hierdoor de accu ontladen.
N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt
gebruiken voor 12 volt accessoires met een
maximum vermogen van 10 ampère. Gebruik
alleen Ford stekkers of stekkers die geschikt
zijn voor gebruik in SAE gestandaardiseerde
aansluitingen.
83
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Gemaksfuncties
ALGEMENE INFORMATIE
Algemene opmerkingen over het
starten
Als de accu losgekoppeld is geweest kan
de motor, nadat de accukabels weer zijn
aangesloten, een afwijkende
draaikarakteristiek vertonen gedurende ca.
8 kilometer.
De oorzaak is, dat het motormanagement
zich weer aan de motor moet aanpassen.
Ongebruikelijke rijkarakteristieken tijdens
deze periode moeten worden genegeerd.
Motor starten door middel van
slepen of duwen
WAARSCHUWING
Om beschadiging te voorkomen
moet u uw auto niet aanduwen of
aanslepen. Gebruik hulpstartkabels
en een hulpaccu. Zie Starten via
starthulp (bladzijde 123).
CONTACTSLOT
WAARSCHUWING
Draai nooit de sleutel in de stand 0
of I terug zolang de auto nog in
beweging is.
0 Contact uitgeschakeld.
I De ontsteking en alle hoofdcircuits zijn
uitgeschakeld.
N.B.: Laat, om te voorkomen dat de accu
leegraakt, de contactsleutel niet te lang in
deze stand staan.
II Het contact staat aan. Alle elektrische
circuits zijn ingeschakeld. Waarschuwings-
en controlelampen branden. Dit is de stand
waarin de sleutel moet staan tijdens het
rijden. U moet deze stand ook kiezen
wanneer de auto wordt gesleept.
III Startmotor ingeschakeld. Laat de
sleutel los zodra de motor aanslaat.
EEN DIESELMOTOR STARTEN
Koude of warme motor
N.B.: Wanneer de temperatuur lager is dan
-15 ºC, mag u de startmotor 25 seconden
achtereen inschakelen. Wanneer de auto
frequent wordt gebruikt bij dergelijk lage
temperaturen raden wij aan een
verwarmingselement in het motorblok te
laten monteren.
N.B.: Schakel de startmotor in tot de motor
aanslaat.
N.B.: U kunt de startmotor per startpoging
slechts maximaal 30 seconden inschakelen.
Zet het contact aan en wacht tot
de controlelamp van het
voorgloeisysteem uitgaat.
N.B.: Druk het gaspedaal niet in.
1. Druk het koppelingspedaal volledig in.
2. Start de motor.
86
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Motor starten en stoppen
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
LET OP
Schakel de achteruit niet in wanneer
de wagen in beweging is. Dit kan
inwendige schade aan de
versnellingsbak veroorzaken.
N.B.: Druk het koppelingspedaal volledig
en en wacht drie seconden voordat u de
eerste versnelling inschakelt.
Achteruitversnelling inschakelen
91
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Versnellingsbak/transmissie


Produkt Specifikationer

Mærke: Ford
Kategori: Personbil
Model: TRANSIT CONNECT - mei 2011 - okt 2013

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Ford TRANSIT CONNECT - mei 2011 - okt 2013 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig