KTM 525 XC ATV (2012) Manual

KTM Motorcykel 525 XC ATV (2012)

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for KTM 525 XC ATV (2012) (209 sider) i kategorien Motorcykel. Denne guide var nyttig for 13 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/209
BEDIENINGSHANDLEIDING 2012
525 XC ATV
Artikelnr. 3211727nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTMKLANT
BESTE KTMKLANT
BESTE KTMKLANT
BESTE KTMKLANTBESTE KTMKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een ATV van KTM. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve ATV en we zijn er zeker
van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u hem goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 18) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 19)
Sleutelnummer ( pag. 19)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2011 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Reproductie, ook gedeeltelijk, is alleen geoorloofd met schriftelijke toestemming van de schrijver.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 7
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 8
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 14
Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave) ................. 14
Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave) ............ 16
SERIENUMMERS................................................................. 18
Framenummer.................................................................. 18
Typeplaatje ...................................................................... 18
Sleutelnummer ................................................................ 19
Motornummer .................................................................. 19
Settingnummer schokdemper voor...................................... 20
Settingnummer schokdemper achter .................................. 20
BEDIENINGSELEMENTEN.................................................... 21
Koppelingshendel ............................................................. 21
Deblokkeerhendel achteruitrijstand .................................... 21
Remhendel, parkeerrem .................................................... 22
Gashendel ....................................................................... 23
Lichtschakelaar................................................................ 23
ENG. STOP schakelaar...................................................... 24
E-starterknop ................................................................... 24
Contactslot ...................................................................... 25
Overzicht controlelampjes ................................................. 25
Noodstopschakelaar met veiligheidskoord ........................... 26
Tankdop openen............................................................... 26
Tankdop sluiten ............................................................... 27
Brandstofkraan................................................................. 28
Choke.............................................................................. 29
Hotstart-knop................................................................... 29
Versnellingshendel............................................................ 30
Rempedaal ...................................................................... 31
INBEDRIJFNAME ................................................................. 32
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 32
Motor inrijden .................................................................. 33
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 34
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 34
Starten ............................................................................ 35
Beginnen met rijden ......................................................... 37
Schakelen........................................................................ 37
In achteruitrijstand schakelen............................................ 38
Uit de achteruitrijstand zetten ........................................... 39
Afremmen........................................................................ 40
Rijden ............................................................................. 41
Rijden in bochten............................................................. 41
Bergaf rijden .................................................................... 42
Bergop rijden ................................................................... 43
Dwars over hellingen rijden................................................ 44
Keren op hellingen ........................................................... 45
Rijden door water ............................................................. 46
Motor uitzetten................................................................. 47
Stoppen, parkeren ............................................................ 48
Brandstof tanken .............................................................. 49
SERVICESCHEMA ................................................................ 51
Serviceschema ................................................................. 51
Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht) .............. 53
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 55
Basisbeginselen wijzigen chassisinstellingen ....................... 55
Schokdemper achter - ingaande demping instellen .............. 55
Schokdemper achter - uitgaande demping instellen ............. 57
INHOUDSOPGAVE 4
Schokdemper achter - veervoorspanning instellen ........... 58x
Schokdemper voor - ingaande demping instellen ................. 61
Schokdemper voor - uitgaande demping instellen ................ 62
Schokdemper voor - cross-over instellen.............................. 63
Schokdemper voor - veervoorspanning instellen ................... 65
Stuurpositie ..................................................................... 68
Stuurpositie instellen ................................................... 69x
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 72
Voertuig met hefbok opkrikken........................................... 72
Voertuig van hefbok nemen ............................................... 72
Schokdemper voor demonteren ..................................... 72x
Schokdemper voor monteren ......................................... 74x
Schokdemper achter uitbouwen .................................... 75x
Schokdemper achter inbouwen ..................................... 76x
Bekleding voor uitbouwen.................................................. 76
Bekleding voor inbouwen................................................... 78
Radiateurspoiler uitbouwen ............................................... 78
Radiateurspoiler inbouwen ................................................ 79
Frontkap uitbouwen .......................................................... 81
Frontkap inbouwen ........................................................... 81
Spatbord achter uitbouwen................................................ 82
Spatbord achter inbouwen ................................................. 83
Zadel afnemen ................................................................. 85
Zadel monteren ................................................................ 85
Luchtfilter uitbouwen ................................................... 86x
Luchtfilter inbouwen .................................................... 88x
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............................. 89x
Sporing controleren ..................................................... 90x
Sporing instellen ......................................................... 92x
Wielvlucht controleren/instellen .................................... 94x
Naspoor........................................................................... 96
Naspoor instellen ........................................................ 97x
Spoorbreedte achteras ...................................................... 97
Spoorbreedte achteras instellen .................................... 98x
Vervuiling ketting controleren .......................................... 100
Ketting reinigen ............................................................. 100
Kettingspanning controleren............................................ 101
Kettingspanning instellen................................................ 102
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren............................................. 104
Frame controleren ..................................................... 109x
Achterbrug controleren ............................................... 109x
Achterwielexcentriek smeren ........................................... 110
Rubberen stuurcover controleren...................................... 110
Rubberen stuurcover vastzetten ....................................... 111
Uitgangspositie koppelingshendel instellen ....................... 111
Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren................ 112
Motorbescherming uitbouwen .......................................... 113
Motorbescherming inbouwen ........................................... 113
REMMEN .......................................................................... 114
Remschijven controleren ................................................. 114
Vrije slag remhendel controleren ...................................... 115
Uitgangspositie remhendel instellen ................................. 115
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren.......................... 116
Remvloeistof voorwielrem bijvullen .............................. 117x
Remplaketten voorwielrem controleren.............................. 119
Remplaketten voorwielrem uitbouwen .......................... 120x
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Gebruiksdefinitie
De ATVs van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal gebruik in wed-
strijden. De voertuigen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd inschatten van rijsituaties.
Het voertuig mag alleen door personen worden gereden die ouder zijn dan 16 jaar.
Info
De ATV mag uitsluitend worden gebruikt op gesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
De ATV is ontwikkeld voor terreinsport op lange afstanden (enduro) en niet in de eerste plaats voor de motorcross-sport.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een slecht afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Het gebruik van de motorfietsen bij zwaardere omstandigheden zoals zandig, erg modderig en vochtig terrein kan leiden tot verhoogde slij-
tage van componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervan-
gen al voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
De voorgeschreven inrijtijden en inspectie- en service-intervallen in acht nemen. De inachtneming daarvan draagt in belangrijke mate bij
aan de verhoging van de levensduur van het voertuig.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moe-
ten in het serviceboekje en op worden bevestigd, omdat anders de aanspraak op garantie vervalt. Voor schade of gevolg-KTM dealer.net
schade die door manipulaties en wijzigingen van het voertuig is veroorzaakt bestaat geen aanspraak op garantie.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsstoffen gebruiken.
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid enkel reserveonderdelen en toebehoren, die zijn vrijgegeven of worden aanbevolen door KTM en laat deze
monteren in een geautoriseerde KTM-garage. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn tussen haakje aangegeven bij de betreffende beschrijvingen. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.KTM PowerParts
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn speciale gereedschappen nodig. Deze zijn geen bestanddeel van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder het aangegeven nummer tussen haakjes. Voorbeeld: kleplichter (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet opnieuw kunnen worden gebruikt (bijv. zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pak-
kingen, keerringen, pennen, borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Als er bij schroefverbindingen gebruik wordt gemaakt van een schroevenlijm (bijv. Loctite®) moeten de specifieke aanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde en versleten onderdelen vervangen.
Na beëindiging van de reparatie of het onderhoud moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Rijtraining
Als u nog nooit op een ATV hebt gereden wordt sterk aangeraden om voordat u met dit voertuig gaat rijden een rijtraining te volgen.
Een professionele trainer laat u zien hoe u met uw ATV in verschillende rijsituaties op verschillende terreinen veilig kunt rijden.
Uw KTM-dealer kan u hierover meer informatie geven.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingOnbedoeld wegrollen van het voertuig.
Het voertuig op een zo horizontaal mogelijk oppervlak parkeren en met de parkeerrem vastzetten.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motor uitzetten.
Draaigreep op de brandstofkraan in stand draaien. (afbeelding 100013-10 pag. 28)OFF
Voertuig met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen wegrollen.
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten. (afbeelding 100006-10 pag. 22)
Milieu
Offroad racesport is fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Er kunnen echter problemen voor het
milieu en conflicten met andere personen worden veroorzaakt. Door op een verantwoorde manier met het voertuig om te gaan kunt u ervoor
zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de racesport veilig te stellen mag u de ATV alleen op legale
wijze gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 11
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en
tips die de bediening en het onderhoud van uw voertuig eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van het voertuig.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 12
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
13
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.1
3.1
3.1
3.13.1Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
101522-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Remhendel, parkeerrem ( pag. 22)
2 Zekeringenblok
3 Schokdemper voor instelling ingaande demping
4 Schokdemper linksvoor
5 Schokdemper voor instelling uitgaande demping
6 Deblokkeerhendel achteruitrijstand ( pag. 21)
7 Koppelingshendel ( pag. 21)
8 Tankdop
9 Noodstopschakelaar met veiligheidskoord ( pag. 26)
10 Versnellingshendel ( pag. 30)
AFBEELDING VOERTUIG 16
3.2
3.2
3.2
3.23.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
101523-10
AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Contactslot ( pag. 25)
2 Lichtschakelaar ( pag. 23)
2 schakelaar ( pag. 24)ENG. STOP
2 E-starterknop ( pag. 24)
3 Einddemper
4 Zadelvergrendeling
5 Schokdemper achter
6 Schokdemper achter instelling uitgaande demping
7 Achterwielrem
8 Gashendel ( pag. 23)
9 Schokdemper achter instelling ingaande demping
10 Rempedaal ( pag. 31)
SERIENUMMERS 18
4.1
4.1
4.1
4.14.1Framenummer
101524-10
Het framenummer is in de rechterzijde van het frame in het bereik van de bovenste A-
arm gegraveerd.
4.2
4.2
4.2
4.24.2Typeplaatje
101525-10
Het typeplaatje is op de framebuis rechts, voor de radiateur aangebracht.
SERIENUMMERS 19
4.3
4.3
4.3
4.34.3Sleutelnummer
100089-10
Sleutelnummer staat op de .KEYCODECARD
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de op een veilige plaats.KEYCODECARD
4.4
4.4
4.4
4.44.4Motornummer
100001-10
Het motornummer is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
SERIENUMMERS 20
4.5
4.5
4.5
4.54.5Settingnummer schokdemper voor
601024-10
Het settingnummer is in het bovenste deel van de schokdemper gegraveerd.
4.6
4.6
4.6
4.64.6Settingnummer schokdemper achter
601083-10
Het settingnummer is in het bovenste deel van de schokdemper gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.1
5.1
5.1
5.15.1Koppelingshendel
101526-10
De koppelingshendel is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Koppelingshendel in uitgangspositie In deze stand is er een gesloten verbinding tus-
sen motor en aandrijving en is het stroomcircuit van de starter verbroken. De e-starter
draait niet door als de e-starterknop wordt ingedrukt.
Koppelingshendel getrokken In deze stand is de gesloten verbinding tussen motor
en aandrijving verbroken en is het stroomcircuit van de starter gesloten. De e-starter
draait door als de e-starterknop wordt ingedrukt.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
5.2
5.2
5.2
5.25.2Deblokkeerhendel achteruitrijstand
101527-10
De deblokkeerhendel achteruitrijstand is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Het voertuig kan alleen in de achteruitrijstand worden gezet als hij stilstaat en de deblok-
keerhendel achteruitrijstand wordt geschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.3
5.3
5.3
5.35.3Remhendel, parkeerrem
100006-10
De remhendel bevindt aan de rechterzijde van het stuur en bedient de remmen van de1
voorwielen.
De parkeerrem is gecombineerd met de remhendel. Hiermee worden de voorwielen geblok-
keerd om het voertuig tegen wegrollen te beveiligen.
Voor het activeren van de parkeerrem, remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen2
en remhendel loslaten.
Mogelijke toestanden
Remhendel in de uitgangspositie Voorwielen niet geblokkeerd.
Remhendel in getrokken toestand vastgezet Voorwielen geblokkeerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.4
5.4
5.4
5.45.4Gashendel
100007-10
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.1
Met de gashendel wordt het motortoerental geregeld.
5.5
5.5
5.5
5.55.5Lichtschakelaar
700379-01
De lichtschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
Dimlicht aan Lichtschakelaar in de middelste stand. In deze stand is het
dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Licht uit Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is het
licht uitgeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 24
5.6
5.6
5.6
5.65.6ENG. STOP schakelaar
700378-01
De schakelaar is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.ENG. STOP 1
Mogelijke toestanden
ENG. STOP schakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onder-
broken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
ENG. STOP schakelaar aan Deze stand is nodig voor de werking van de
motor, het ontstekingscircuit is gesloten.
5.7
5.7
5.7
5.75.7E-starterknop
700377-01
De e-starterknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.1
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 25
5.8
5.8
5.8
5.85.8Contactslot
100031-10
Het contactslot bevindt zich in de instrumentenhouder.1
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan de
motor worden gestart.
5.9
5.9
5.9
5.95.9Overzicht controlelampjes
400288-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje achteruitrijstand brandt rood Achteruitrijstand is inge-1
schakeld.
Controlelampje ontsteking brandt geel Ontsteking is ingeschakeld.2
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.3
Controlelampje stationair brandt groen Stationaire versnelling is inge-4
schakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
5.10
5.10
5.10
5.105.10Noodstopschakelaar met veiligheidskoord
100010-10
De noodstopschakelaar is aan de linkerzijde van de brandstoftank gemonteerd. Aan de1
clip is een veiligheidskoord bevestigd die met de karabijhaak aan de kleding van de2 3
bestuurder wordt bevestigd.
De noodstopschakelaar schakelt de motor uit, als de bestuurder van het voertuig valt.
Mogelijke toestanden
Clip afgetrokken Het ontstekingscircuit is onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
Clip gemonteerd Het ontstekingscircuit is gesloten en de motor kan worden gestart.
5.11
5.11
5.11
5.115.11Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
BEDIENINGSELEMENTEN 27
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
100012-10
Ontgrendelknop indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe ver-1
wijderen.
5.12
5.12
5.12
5.125.12Tankdop sluiten
100012-11
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop vastklikt.1
Controleren of de brandstoftankontluchting correct is geplaatst.2
» Als de brandstoftankontluchting scheef of los zit:
Brandstoftankontluchting correct monteren.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
5.13
5.13
5.13
5.135.13Brandstofkraan
100013-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de rechterzijde van de brandstoftank.
Met de draaigreep op de brandstofkraan kan de brandstoftoevoer naar de carburateur1
worden geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Er kan geen brandstof van de tank naar de carburateur
stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de tank naar de carburateur stro-
men. De brandstof in de tank wordt tot op de reserve verbruikt.
Toevoer van reservebrandstof geopend Er kan brandstof van de tank naar de car-RES
burateur stromen. De brandstof in de tank wordt volledig verbruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
5.14
5.14
5.14
5.145.14Choke
100014-10
De chokeknop is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.1
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven waar-
door de motor extra brandstof kan aanzuigen. Hierdoor ontstaat een rijker mengsel van
brandstof en lucht dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
5.15
5.15
5.15
5.155.15Hotstart-knop
100015-10
De hotstart-knop (rood) is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.1
Als de hotstart-functie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven
waardoor de motor extra lucht kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een armer mengsel van
brandstof en lucht dat voor de warme start nodig is.
Info
Bij een koude motor moet de hotstart-functie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Hotstart-functie geactiveerd Hotstart-knop is tot de aanslag uitgetrokken.
Hotstart-functie gedeactiveerd Hotstart-knop is tot de aanslag ingedrukt.
BEDIENINGSELEMENTEN 30
5.16
5.16
5.16
5.165.16Versnellingshendel
100018-10
De versnellingshendel is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.1
100017-10
De positie van de versnellingen kunnen worden afgelezen op de afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
De achteruitrijstand kan alleen bij stilstaand voertuig en getrokken achteruitrijstand-hendel
worden geschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
5.17
5.17
5.17
5.175.17Rempedaal
100016-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun en bedient de achterwielrem.1
INBEDRIJFNAME 32
6.1
6.1
6.1
6.16.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 163)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 116)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 126)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 119)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 129)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 149)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 100)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 104)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 136)
Bandenspanning controleren. ( pag. 137)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Regelmatig controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten.
Brandstofvoorraad controleren.
INBEDRIJFNAME 33
6.2
6.2
6.2
6.26.2Motor inrijden
Tijdens de inrijfase het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vermijd het om vol gas te geven!
RIJ-INSTRUCTIES 34
7.1
7.1
7.1
7.17.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 163)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 116)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 126)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 119)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 129)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 149)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 100)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 104)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 136)
Bandenspanning controleren. ( pag. 137)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Regelmatig controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 35
7.2
7.2
7.2
7.27.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motor niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stoffen in de
brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten tot de volgende startpoging.
Voorwaarde
Stilstand van voertuig: 1 week
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 160)x
Draaigreep op de brandstofkraan in stand draaien. (afbeelding 100013-10 pag. 28)1ON
Er kan brandstof van de tank naar de carburateur stromen.
Op het voertuig gaan zitten.
Clip in de noodstopschakelaar steken en het veiligheidskoord aan de kleding van de bestuurder bevestigen.2
(afbeelding 100010-10 pag. 26)
ENG. STOP schakelaar in de stand schakelen.
Sleutel het de contactslot in de stand draaien.
RIJ-INSTRUCTIES 36
Het gele controlelampje voor de ontsteking brandt.ON
Info
Bij het inschakelen van de ontsteking in geen geval gas geven!
Het voertuig is met een veiligheidssysteem uitgerust, dat bij een defect aan de gashendel, gaskabel of carburateur de motor
uitschakelt. Bij het inschakelen van de ontsteking wordt een systeemcontrole uitgevoerd, waarbij de gashendel in de uitgangs-
positie moet staan. Als dat niet het geval is detecteert het veiligheidssysteem een fout en blokkeert de ontstekingstroom. Bij het
indrukken van de e-starterknop draait de e-starter de motor wel door, maar de motor wordt niet ingeschakeld omdat er geen ont-
stekingsvonk aanwezig is.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.N
Voorwaarde
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
Voorwaarde
Motor heet
Hotstart-knop (rood) tot de aanslag uittrekken.
Koppelingshendel trekken.
– E-starterknop indrukken.
Info
Als de koppelingshendel niet is getrokken, is de het stroomcircuit van de starter onderbroken. De e-starter draait niet door als
de e-starterknop wordt ingedrukt.
Geen gas geven.
Koppelingshendel loslaten.
Voorwaarde
Motor heet en draait
RIJ-INSTRUCTIES 37
Hotstart-knop bij draaiende motor tot de aanslag indrukken.
7.3
7.3
7.3
7.37.3Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden het licht inschakelen. U wordt dan eerder gezien door de andere verkeersdeelnemers.
Remhendel trekken en weer loslaten.
Blokkeerhendel zwenkt naar de uitgangspositie, de parkeerrem wordt gedeactiveerd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
7.4
7.4
7.4
7.47.4Schakelen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert de achterwielen.
Niet bij een hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en de achterwielen kun-
nen blokkeren.
100017-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 5 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Voor het terugschakelen van het voertuig indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
RIJ-INSTRUCTIES 38
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
7.5
7.5
7.5
7.57.5In achteruitrijstand schakelen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door blokkerende achterwielen als u een rollend voertuig in de achteruitrijstand
schakelt.
Voordat u het voertuig in de achteruitrijstand zet, moet u het voertuig beslist stoppen en de motor in het stationaire toerental
schakelen.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijving Gevaar voor beschadiging van de aandrijving door een rollend voertuig in de achteruitrijstand te schake-
len.
Voordat u het voertuig in de achteruitrijstand zet, moet u het voertuig beslist stoppen en de motor in het stationaire toerental schake-
len.
Voertuig stoppen en motor met stationair toerental laten draaien.
Koppeling indrukken en in 1e versnelling zetten.
Versnellingshendel licht aanraken, deblokkeerhendel achteruitrijstand schakelen en met de voet de versnellingshendel helemaal
omlaag trappen om het voertuig in de achteruitrijstand te zetten.
Deblokkeerhendel achteruitrijstand loslaten.
Achteruit kijken, koppelingshendel langzaam loslaten en tegelijkertijd voorzichtig gas geven.
Info
In de achteruitrijstand wordt het motortoerental beperkt.
RIJ-INSTRUCTIES 39
7.6
7.6
7.6
7.67.6Uit de achteruitrijstand zetten
Waarschuwing
Geval voor overslaan Het voertuig kan over de kop slaan, als deze achteruit rolt en bij een voorwaartse versnelling de koppelings-
hendel wordt losgelaten.
Voor het schakelen uit de achteruitrijstand moet u het voertuig beslist stoppen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door blokkerende achterwielen als u een rollend voertuig in de achteruitrijstand
schakelt.
Voor het schakelen uit de achteruitrijstand moet u het voertuig beslist stoppen.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijving Gevaar voor beschadiging van de aandrijving door een rollend voertuig uit de achteruitrijstand te schake-
len.
Voor het schakelen uit de achteruitrijstand moet u het voertuig beslist stoppen.
Koppeling indrukken, voertuig stoppen en motor in stationair toerental zetten.
Versnellingshendel omhoog drukken, totdat de 1e versnelling vastklikt.
Info
U hoeft daarbij niet de deblokkeerhendel achteruitrijstand te schakelen.
Koppelingshendel langzaam loslaten en tegelijkertijd voorzichtig gas geven of versnelling in vrij schakelen.
RIJ-INSTRUCTIES 40
7.7
7.7
7.7
7.77.7Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen. Als de voorwielen blokkeren kunt u het voertuig niet
meer sturen.
De wijze van remmen aan de rijsituatie en rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Info
Met de remhendel bedient u de remmen van de voorwielen en met het rempedaal bedient u de achterwielrem.
Om te remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voor- en achterwielremmen remmen.
Daarbij ook naar een lagere versnelling schakelen, afhankelijk van de snelheid.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond.
Bij langere dalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor schakelt u een of twee versnellingen terug. Overbelast de motor
daarbij niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 41
7.8
7.8
7.8
7.87.8Rijden
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
Als u het voertuig niet meer onder controle heeft en u van het voertuig valt, wordt de clip door het aan de kleding bevestigde veilig-
heidskoord van de noodstopschakelaar getrokken. Daardoor wordt het ontstekingscircuit kortgesloten en de motor uitgeschakeld.
Als u normaal rijdt, zit u recht op het voertuig, houdt u beide handen aan het stuur en de voeten rusten op de voetsteunen.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet u deze deactiveren als de motor warm is.
Na het bereiken van de maximale snelheid door het volledig indrukken van de gashendel, moet u het gas tot op 3/4 verlagen.
De snelheid verlaagt dan nauwelijks, maar het brandstofgebruik wordt aanmerkelijk verminderd.
Altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt indrukken van de gashendel verhoogt het verbruik.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats met een hoger toerental en slepende koppeling.
7.9
7.9
7.9
7.97.9Rijden in bochten
Info
Bij het rijden in bochten moeten de buitenste wielen een grotere afstand afleggen dan die aan de binnenzijde. Aangezien de ach-
teras van de ATV star is uitgevoerd, draaien beide achterwielen met dezelfde snelheid. Het verschil in afstand moet worden gecom-
penseerd door slippen van de banden.
RIJ-INSTRUCTIES 42
400300-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Een te hoge snelheid en het nemen van scherpe boch-
ten kunnen leiden tot over de kop slaan van het voertuig.
De snelheid verlagen voordat u een bocht neemt.
Het rijgedrag van de ATV wordt sterk beïnvloed door de verplaatsing van het lichaams-
gewicht. Uw lichaamsgewicht naar de binnenzijde van de bocht en naar voren verplaat-
sen.
Hoe sneller u rijdt en hoe scherper de bocht is, des te meer u uw lichaamsgewicht moet
verplaatsen.
Altijd de voetsteun aan de binnenzijde van de bocht belasten.
Terwijl u rijdt, richt u uw blik op de bocht.
Hoe meer u naar achteren zit, des te meer heeft het voertuig de neiging om rechtuit te
rijden. Hoe meer u uw gewicht naar voren verplaatst, des te meer druk komt er op de
vooras te staan en des te gemakkelijker rijdt het voertuig in bochten.
7.10
7.10
7.10
7.107.10Bergaf rijden
400297-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen bij het rijden op hellingen.
Altijd eerst het terrein controleren voordat u op een helling gaat rijden.
Nooit op een helling rijden met een stijging van meer dan 25°.
Nooit op een helling rijden die uw rijcapaciteiten te boven gaat.
Nooit achteruit bergafwaarts rijden. Als u de achterwielrem gebruikt kan het
voertuig over de kop slaan.
Als het voertuig stil komt te staan altijd afstappen en keren.
Nooit rijden op een helling met een gladde ondergrond. U kunt gemakkelijk
de controle over het voertuig verliezen en over de kop slaan.
RIJ-INSTRUCTIES 43
Aanwijzing
Materiële schade Beschadiging van het voertuig door vallen of overslaan.
Het voertuig altijd controleren voordat u gaat rijden.
Nooit schuin een helling op rijden, maar altijd rechtuit.
In een versnelling schakelen waarmee u de volledige helling af kunt rijden zonder te
schakelen.
Uw lichaamsgewicht naar achteren verplaatsen en bijzonder voorzichtig rijden zonder
gas te geven.
De snelheid en het motortoerental zoveel mogelijk constant houden.
Zorg ervoor dat u altijd zijwaarts van het voertuig kunt springen in het geval dat u de
controle over het voertuig verliest.
Overwegend met de achterwielremmen remmen, de achterwielen zouden niet moeten
blokkeren.
7.11
7.11
7.11
7.117.11Bergop rijden
400295-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen bij het rijden op hellingen.
Altijd eerst het terrein controleren voordat u op een helling gaat rijden.
Nooit op een helling rijden met een stijging van meer dan 25°.
Nooit op een helling rijden die uw rijcapaciteiten te boven gaat.
Nooit achteruit bergafwaarts rijden. Als u de achterwielrem gebruikt kan het
voertuig over de kop slaan.
Als het voertuig stil komt te staan altijd afstappen en keren.
Nooit rijden op een helling met een gladde ondergrond. U kunt gemakkelijk
de controle over het voertuig verliezen en over de kop slaan.
RIJ-INSTRUCTIES 44
Nooit schuin een helling op rijden, maar altijd rechtuit.
In een versnelling schakelen waarmee u de volledige helling op kunt rijden zonder te
schakelen. Door op een helling te schakelen kan het voertuig omslaan.
Uw lichaamsgewicht naar voren verplaatsen en bijzonder voorzichtig rijden.
De snelheid en het motortoerental zoveel mogelijk constant houden.
Zorg ervoor dat u altijd zijwaarts van het voertuig kunt springen in het geval dat u de
controle over het voertuig verliest.
Langzaam over de toppen van hellingen rijden om goed te kunnen reageren op wijzigin-
gen in het terrein en hindernissen.
Als het voertuig stil blijft staan, meteen beide remmen bedienen, zodat hij niet achter-
uit kan rollen. Afstappen en het voertuig keren.
7.12
7.12
7.12
7.127.12Dwars over hellingen rijden
400299-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls u dwars over een helling rijdt kan het voertuig
gemakkelijk kantelen en over de kop slaan.
Probeer zoveel mogelijk te voorkomen dat u dwars over een helling rijdt.
Langzaam rijden om het lichaamsgewicht ten opzichte van de helling te ver-
lagen.
Als het voertuig gaat kantelen moet u het voertuig bergafwaarts sturen en meteen aan
de hellingzijde afstappen.
RIJ-INSTRUCTIES 45
7.13
7.13
7.13
7.137.13Keren op hellingen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door het omkeren van het voertuig op een helling.
Nooit achteruit bergafwaarts rijden. Het voertuig kan daarbij gemakkelijk over de kop slaan.
Altijd zo naast het voertuig gaan staan dat u niet kunt worden gegrepen door de wielen.
Bij het keren op een helling moet u altijd aan de bergkant staan, zodat u geen letsel oploopt als het voertuig kantelt.
Als de helling te steil of te glad is om te keren of moet u het voertuig laten staan en hulp halen om hem te bergen.
400298-01
Als het voertuig op een helling stil komt te staan moet u afstappen en keren.
De motor uitschakelen en de parkeerrem activeren.
Info
Het voertuig moet in een versnelling staan.
Aan de bergzijde van het voertuig afstappen.
Het stuur met beide handen vasthouden, de parkeerrem loslaten en voorzichtig de kop-
peling trekken.
Het voertuig voorzichtig bergafwaarts laten rollen, totdat u een plaats bereikt waar u
kunt keren. De snelheid regelt u met de koppeling.
Om te keren stuurt u het voertuig zijwaarts, waarbij u altijd aan de bergzijde moet staan
en de voetsteun aan deze zijde belast.
Wanneer het voertuig steil ten opzichte van de helling of licht bergafwaarts staat, de
parkeerrem activeren.
Op het voertuig gaan zitten, koppelingshendel trekken , motor starten, parkeerrem voor-
zichtig loslaten en in 1e versnelling de helling naar beneden rijden.
Bergaf rijden. ( pag. 42)
RIJ-INSTRUCTIES 46
Als u de controle over het voertuig verliest moet u zo snel mogelijk van het voertuig
afstappen.
7.14
7.14
7.14
7.147.14Rijden door water
400302-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Voertuig kan kantelen als u door diep water met een
sterke stroming rijdt.
Rijden door diep water met sterke stroming voorkomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door natte of vervuilde rem-
men.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Bij het rijden door diep water kan er via het luchtfilter water
in de motor komen waardoor de motor beschadigt.
Alleen door water rijden als het water maximaal tot aan de bovenzijde van de voet-
steunen komt.
Voordat u door water gaat rijden moet u eerst de waterdiepte en de stroming controle-
ren.
Langzaam en om hindernissen heen rijden.
Na het rijden door water de remmen drogen, door beide remmen tijdens het rijden licht
te in te drukken, totdat de normale remwerking is bereikt.
Als het voertuig is ondergedompeld moet deze door een geautoriseerde KTM-garage vol-
ledig worden gecontroleerd en moeten de nodige onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. Motor niet meer starten.
RIJ-INSTRUCTIES 47
7.15
7.15
7.15
7.157.15Motor uitzetten
Info
Er zijn drie mogelijkheden om de motor uit te zetten.
Alternatief 1
Motor uitzetten met de contactsleutel.
Sleutel het de contactslot in de stand draaien.
Info
Alle stroomverbruikers worden uitgeschakeld.
Alternatief 2
Motor met de schakelaar uitzetten.ENG. STOP
ENG. STOP schakelaar in de stand schakelen.
Info
Alle stroomverbruikers worden uitgeschakeld.
Alternatief 3
Motor met de noodstopschakelaar met veiligheidskoord uitzetten.
Clip aftrekken. (afbeelding 100010-10 pag. 26)
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar wordt uitgezet, worden de stroomverbruikers niet uitgeschakeld. Alle ingescha-
kelde stroomverbruikers (koplamp, achterlicht e.d.) verbruiken nog steeds stroom. Daardoor wordt de accu nog steeds belast
en ontlaadt.
RIJ-INSTRUCTIES 48
7.16
7.16
7.16
7.167.16Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingOnbedoeld wegrollen van het voertuig.
Het voertuig op een zo horizontaal mogelijk oppervlak parkeren en met de parkeerrem vastzetten.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
400296-01
Voertuig afremmen en op een zo horizontaal mogelijk oppervlak parkeren.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.N
Motor uitzetten. ( pag. 47)
Contactsleutel en clip van de noodstopschakelaar trekken.
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten.
(afbeelding 100006-10 pag. 22)
Voorwielen zijn geblokkeerd.
Draaigreep op de brandstofkraan in stand draaien.OFF
(afbeelding 100013-10 pag. 28)
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carburateur.
RIJ-INSTRUCTIES 49
Als het voertuig op een helling moet worden geparkeerd, moeten de achterwielen extra
worden beveiligd tegen wegrollen (zie afbeelding).
7.17
7.17
7.17
7.177.17Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 50
400287-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 26)
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .
Voorgeschreven waarde
Maat 35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 195)
Tankdop sluiten. ( pag. 27)
SERVICESCHEMA 51
8.1
8.1
8.1
8.18.1Serviceschema
S1N S15A S30A
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Accu controleren en laden. x• •
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 164)x• • •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 119)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 129)
Remschijven controleren. ( pag. 114)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 126)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 124)
Frame en achterbrug controleren. x• •
Achterbrugophanging controleren. x
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren. x• •
Toestand van de banden controleren. ( pag. 136)
Bandenspanning controleren. ( pag. 137)
Wiellagers op speling controleren. x• •
Wielnaven controleren. x• •
Velgslag controleren. x• • •
Voorwielophanging controleren. x• •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 104)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Achterwielexcentriek smeren. x• •
SERVICESCHEMA 52
S1N S15A S30A
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen. x• •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 112)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 116)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 115)
Controleren of de lagers van de stuurkolom speling hebben.
Lagers van de kroonplaat controleren. x• •
Klepspeling controleren. x• • •
Koppeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x• • •
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 148)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x• •
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 89)x• •
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x• • •
Koplampstand controleren. ( pag. 145)
Stationair controleren. x• • •
Controleren of de radiateurventilator werkt. x• • •
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op invoeren en noteren in het serviceboekje.KTM DEALER.NET x• • •
S1N: eenmalig na 1 uur rijden - komt overeen met ca. 7 liter brandstof
S15A: om de 15 uur rijden - komt overeen met ca. 105 liter brandstof
SERVICESCHEMA 53
S30A: om de 30 uur rijden - komt overeen met ca. 210 liter brandstof / na iedere race
8.2
8.2
8.2
8.28.2Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S45A S90A S180A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen. x
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
Afdichtingsmanchetten voetremcilinder vervangen. x
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x
Stuurkolomlagers smeren. x
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x• • •
Olie voorste schokdemper verversen. x• •
Schokdemperservice vooraan uitvoeren. x
Olie achterste schokdemper verversen. x• • •
Schokdemperservice achter uitvoeren. x• •
Bougie en bougiedop vervangen. x• • •
Zuigers vervangen. x• •
Cilinder controleren/opmeten. x• •
Cilinderkop controleren. x• •
Kleppen, klepveren en klepveersteunen controleren. x• •
Nokkenas en tuimelaars controleren. x• •
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x• •
SERVICESCHEMA 54
S45A S90A S180A J1A
Aandrijving en versnelling controleren. x• •
Oliedrukregelklep controleren. x• •
Oliepompen en smeersysteem controleren. x• •
Distributie controleren. x• •
Alle motorlagers vervangen. x• •
S45A: om de 45 uur rijden - komt overeen met ca. 315 liter brandstof
S90A: om de 90 uur rijden - komt overeen met ca. 630 liter brandstof / om de 45 uur rijden bij gebruik voor sportdoeleinden - komt over-
een met ca. 315 liter brandstof
S180A: om de 180 uur rijden - komt overeen met ca. 1260 liter brandstof
J1A: jaarlijks
CHASSIS AFSTELLEN 55
9.1
9.1
9.1
9.19.1Basisbeginselen wijzigen chassisinstellingen
De standaardinstelling van het chassis is het resultaat van uitgebreide afsteltesten. Deze is in de leveringstoestand ingesteld op een stan-
daard gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding) en een sportieve rijwijze.
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
Door de vele instelmogelijkheden kunt u het chassis nog beter afstellen op uw lichaamsgewicht en rijstijl.
De voorste schokdempers links en rechts altijd gelijk instellen.
Als uw gewicht buiten dit bereik ligt moet u de standaardinstelling van de veringscomponenten aanpassen.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet
een aangepaste vering worden gemonteerd.
Tip
Bij de nieuwe afstelling van het chassis moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Tussen de proefritten slechts één instelling wijzigen. Daardoor kunt u het effect op het rijgedrag beter beoordelen.
De instelling niet extreem wijzigen en in kleine stappen werken. Ook kleine veranderingen kunnen een sterke invloed hebben op het
rijgedrag.
9.2
9.2
9.2
9.29.2Schokdemper achter - ingaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
CHASSIS AFSTELLEN 56
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de ingaande demping toont haar werking bij het inveren van de schokdemper.
Spatbord achter uitbouwen. ( pag. 82)
601040-10
Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 15 klikken
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 57
9.3
9.3
9.3
9.39.3Schokdemper achter - uitgaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de uitgaande demping toont haar werking bij het uitveren van de schokdemper.
601041-10
Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.1
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken naar links terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 15 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 58
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien naar rechts verhoogt de demping, draaien naar links verlaagt de dem-
ping.
9.4
9.4
9.4
9.49.4Schokdemper achter - veervoorspanning instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
Door het verhogen van de veervoorspanning komt het zwaartepunt van het voertuig hoger te liggen. Hierdoor kan het rijgedrag in
sterke mate veranderen.
CHASSIS AFSTELLEN 59
Tip
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Schokdemper achter uitbouwen. ( pag. 75)x
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
601076-10
– Schroef losdraaien.1
Info
Nooit de contramoer van het bovenste deel van de schokdemper losdraaien.B
Stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.2
Haaksleutel (T106S)
CHASSIS AFSTELLEN 60
400363-11
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Info
De veervoorspanning is het lengteverschil tussen ontspannen en gemonteerdeA
veer.
Veer door het draaien van de stelring op de aangegeven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 0 mm
Standaard 3 mm
Sport 3 mm
– Schroef vastdraaien.1
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M6 5 Nm
Info
Als u de veervoorspanning verhoogt, moet ook de uitgaande demping enigszins
verhoogd worden.
Schokdemper achter inbouwen. ( pag. 76)x
CHASSIS AFSTELLEN 61
9.5
9.5
9.5
9.59.5Schokdemper voor - ingaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de ingaande demping toont haar werking bij het inveren van de schokdemper.
601035-10
Stelwiel tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.1
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 15 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 62
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
Schokdempers links en rechts gelijk instellen.
9.6
9.6
9.6
9.69.6Schokdemper voor - uitgaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de uitgaande demping toont haar werking bij het uitveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 63
601036-10
Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.1
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 15 klikken
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
Schokdempers links en rechts gelijk instellen.
9.7
9.7
9.7
9.79.7Schokdemper voor - cross-over instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.


Produkt Specifikationer

Mærke: KTM
Kategori: Motorcykel
Model: 525 XC ATV (2012)

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til KTM 525 XC ATV (2012) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig




Motorcykel KTM Manualer

Motorcykel Manualer

Nyeste Motorcykel Manualer