Sony ILCE-5100 Manual

Sony Digital kamera ILCE-5100

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Sony ILCE-5100 (230 sider) i kategorien Digital kamera. Denne guide var nyttig for 16 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/230
Digitale camera met verwisselbare lens ILCE-5100
Hoe te gebruiken
Vóór gebruik
Namen van de onderdelen
De camera en bijgeleverde artikelen controleren [1]
Plaats van de onderdelen [2]
Onderdelen herkennen Lens E PZ 16–50 mm F3.5–5.6 OSS (geleverd bij ILCE-
5100L/ILCE-5100Y) [3]
Onderdelen herkennen Lens E 55-210 mm F4.5-6.3 OSS (geleverd bij ILCE-5100Y) [4]
Pictogrammen en indicators
Lijst van pictogrammen op het scherm [5]
Lijst met bereikzoekerframes [6]
De riem gebruiken
De schouderriem gebruiken [7]
Helpfunctie in camera
Over de [Helpfunct. in camera] [8]
Over het opnameadvies [9]
De camera voorbereiden
De accu opladen
De accu opladen terwijl deze in de camera is geplaatst [10]
Opladen door aansluiting op een computer [11]
De accu in de camera plaatsen [12]
De gebruiksduur van de accu en het aantal beelden dat kan worden
opgenomen/weergegeven met een accu [13]
Voeding vanuit een stopcontact [14]
De accu verwijderen [15]
Een geheugenkaart plaatsen (los verkrijgbaar)
De geheugenkaart plaatsen [16]
De geheugenkaart verwijderen [17]
De lens bevestigen
De lens bevestigen [18]
De lens verwijderen [19]
De lenskap bevestigen [20]
Opmerkingen over het wisselen van lenzen [21]
De datum en tijd instellen
De datum en tijd instellen [22]
De bedieningsmethode controleren
De bedieningsmethode controleren
Het besturingswiel gebruiken [23]
Het aanraakscherm gebruiken [24]
MENU-onderdelen gebruiken [25]
Opnemen
Stilstaande/bewegende beelden opnemen
Stilstaande beelden opnemen [26]
Bewegende beelden opnemen [27]
Een opnamefunctie selecteren
Lijst met opnamefuncties [28]
Slim automatisch [29]
Superieur automat. [30]
Over scèneherkenning [31]
De voordelen van automatisch opnemen [32]
Autom. programma [33]
Panorama d. beweg. [34]
Scènekeuze [35]
Sluitertijdvoorkeuze [36]
Diafragmavoorkeuze [37]
Handm. belichting [38]
BULB [39]
Film [40]
De opnamefuncties gebruiken
De zoom gebruiken
Zoom [41]
De zoomfuncties die beschikbaar zijn op het apparaat [42]
Zoom-instelling [43]
Over de zoomvergroting [44]
De flitser gebruiken
De flitser gebruiken [45]
Flitsfunctie [46]
Flitscompensatie [47]
Een schermweergavefunctie selecteren
De schermweergave veranderen (Opnemen) [48]
Het formaat/de kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Beeldformaat (stilstaand beeld) [49]
Beeldverhouding (stilstaand beeld) [50]
Kwaliteit (stilstaand beeld) [51]
Panorama: formaat [52]
Panorama: richting [53]
Scherpstellen
Scherpstelfunctie [54]
Scherpstelgebied [55]
Scherpstellingsvlak-fasedetectie AF [56]
Centr. AF-vergrend. [57]
Scherpstelvergrendeling [58]
H. scherpst. [59]
Directe handmatige scherpstelling (DMF) [60]
MF Assist (stilstaand beeld) [61]
Scherpst. vergroten [62]
Schrpstelvergrot.tijd [63]
Reliëfniveau [64]
Reliëfkleur [65]
Pre-AF (stilstaand beeld) [66]
AF/MF-regeling [67]
AF-hulplicht (stilstaand beeld) [68]
AF-microafst. [69]
Cont. AF-geb. weerg [70]
AF aan [71]
AF op de ogen [72]
AF-snelheid (bewegende beelden) [73]
Duur AF-volgen (bewegende beelden) [74]
De exacte afstand tot een onderwerp meten [75]
Belichting instellen
Belicht.comp. [76]
Lichtmeetfunctie [77]
AE-vergrendeling [78]
AEL met sluiter (stilstaand beeld) [79]
Bel.comp.inst. [80]
Zebra [81]
Belichtingsinst.gids [82]
Een transportfunctie selecteren (Ononderbroken
opnemen/Zelfontspanner)
Transportfunctie [83]
Continue opname [84]
Zelfontspanner [85]
Zelfontsp.(Cont.) [86]
Bracket continu [87]
Bracket enkel [88]
Witbalansbracket [89]
Bracket DRO [90]
Foto's van uzelf nemen door naar het scherm te kijken
Zelfportr./-ontspan. [91]
De ISO-gevoeligheid selecteren
ISO [92]
De helderheid of het contrast corrigeren
D.-bereikopt. (DRO) [93]
Auto HDR [94]
De kleurtinten aanpassen
Witbalans [95]
De basiswitkleur opslaan in [Eigen instelling]. [96]
Een effectfunctie selecteren
Foto-effect [97]
Creatieve stijl [98]
Bewegende beelden opnemen
Formaten voor het opnemen van bewegende beelden [99]
Bestandsindeling (bewegende beelden) [100]
Opname-instell. (bewegende beelden) [101]
Dubbele video-OPN [102]
Markeringweerg. [103]
Markering-instell. [104]
Geluid opnemen [105]
Windruis reductie [106]
Aut. lang. sluit.tijd (bewegende beelden) [107]
Knop MOVIE [108]
De opnamefuncties aanpassen voor handig gebruik
Eigen toetsinstelling. [109]
Werking van de middenknop [110]
Werking van de linkerknop [111]
Werking van de rechterknop [112]
Werking van de omlaagknop [113]
Werking van de ?-knop [114]
De overige functies van dit apparaat instellen
Creatief met foto's [115]
Lach-/Gezichtsherk. [116]
Zachte-huideffect (stilstaand beeld) [117]
Gezichtsregistratie (Nieuwe registratie) [118]
Gezichtsregistratie (Volgorde wijzigen) [119]
Gezichtsregistratie (Wissen) [120]
Rode ogen verm. [121]
Autom. kadreren (stilstaand beeld) [122]
SteadyShot [123]
NR bij hoge-ISO (stilstaand beeld) [124]
Kleurenruimte (stilstaand beeld) [125]
Stramienlijn [126]
Autom.weergave [127]
LiveView-weergave [128]
Opn. zonder lens [129]
Sup. aut. Bld extract. [130]
Schaduwcompensat. [131]
Chro. afw.compens. [132]
Vervorm.compensat. [133]
Diafragmavoorbeeld [134]
Voorb. opn.result. [135]
Opnemen met het aanraakscherm
Stilstaande beelden opnemen met behulp van aanraakbediening (Aanraaksluiter) [136]
Foto's van uzelf nemen met behulp van aanraakbediening (Zelfportr./-ontspan.) [137]
Scherpstellen met behulp van aanraakbediening (Aanraakscherpstell.) (stilstaand beeld)
[138]
Scherpstellen met behulp van aanraakbediening (Aanraakscherpstell.) (bewegende
beelden) [139]
Weergeven
Stilstaande beelden weergeven
Beelden weergeven [140]
Weergavezoom [141]
Beeldindex [142]
De schermweergave veranderen (tijdens weergave) [143]
Beelden wissen
Een beeld dat wordt weergegeven wissen [144]
Meerdere geselecteerde beelden tegelijk wissen [145]
Bewegende beelden weergeven
Bewegende beelden weergeven [146]
Panoramabeelden weergeven
Panoramabeelden weergeven [147]
Afdrukken
Printen opgeven [148]
De weergavefuncties gebruiken
Weergavefunctie [149]
Weergave-rotatie [150]
Diavoorstelling [151]
Roteren [152]
Beveiligen [153]
WG 4K-stilst. beeld [154]
Beelden bekijken op een televisie
Beelden bekijken op een HD-televisie [155]
Beelden bekijken op een "BRAVIA" Sync-compatibele televisie [156]
Instellingen veranderen
Menu Setup
Monitor-helderheid [157]
Volume-instellingen [158]
Audiosignalen [159]
Inst. uploaden(Eye-Fi) [160]
Tegelmenu [161]
Wisbevestiging [162]
Begintijd energ.besp [163]
PAL/NTSC schakel. [164]
Demomodus [165]
HDMI-resolutie [166]
CTRL.VOOR HDMI [167]
HDMI-inform.weerg. [168]
USB-verbinding [169]
USB LUN-instelling [170]
Taal [171]
Datum/tijd instellen [172]
Tijdzone instellen [173]
Formatteren [174]
Bestandsnummer [175]
OPN.-map kiezen [176]
Nieuwe map [177]
Mapnaam [178]
Beeld-DB herstellen [179]
Media-info weergev. [180]
Versie [181]
Certificatielogo (alleen buitenlands model) [182]
Instelling herstellen [183]
De Wi-Fi-functies gebruiken
Dit apparaat aansluiten op een smartphone
PlayMemories Mobile [184]
Een Android-smartphone verbinden met dit apparaat [185]
Het apparaat aansluiten op een iPhone of iPad [186]
Een applicatie oproepen met [One-touch (NFC)] [187]
Dit apparaat bedienen met behulp van een smartphone
Intellig. afstandsbedien. ingeslot. [188]
One-touch connection met een NFC-compatibele Android-smartphone (NFC One-touch
remote) [189]
Beelden kopiëren naar een smartphone
Naar smartph verznd [190]
Beelden zenden naar een Android-smartphone (NFC One-touch sharing) [191]
Beelden kopiëren naar een computer
Naar computer verz. [192]
Beelden kopiëren naar een televisie
Op TV bekijken [193]
De instellingen van Wi-Fi-functies veranderen
Vliegtuig-stand [194]
WPS-Push [195]
Toegangspunt instel. [196]
Naam Appar. Bew. [197]
MAC-adres weergvn [198]
SSID/WW terugst. [199]
Netw.instell. terugst. [200]
Applicaties toevoegen aan het apparaat
PlayMemories Camera Apps
PlayMemories Camera Apps [201]
Aanbevolen computeromgeving [202]
De applicaties installeren
Een serviceaccount openen [203]
Applicaties downloaden [204]
Applicaties rechtstreeks downloaden naar het apparaat met behulp van de Wi-Fi-functie
[205]
De applicaties openen
De gedownloade applicatie openen [206]
De applicaties beheren
Applicaties verwijderen [207]
De volgorde van de applicaties veranderen [208]
De accountinformatie van PlayMemories Camera Apps bevestigen [209]
Weergeven op een computer
Aanbevolen computeromgeving
Aanbevolen computeromgeving [210]
De software gebruiken
PlayMemories Home [211]
PlayMemories Home installeren [212]
Softwareprogramma's voor Mac-computers [213]
"Image Data Converter" [214]
"Image Data Converter" installeren [215]
Toegang krijgen tot "Bedieningshandleiding Image Data Converter" [216]
"Remote Camera Control" [217]
"Remote Camera Control" installeren [218]
Toegang tot de Help-functie van Remote Camera Control [219]
Dit apparaat aansluiten op een computer
Het apparaat aansluiten op een computer [220]
Beelden importeren in de computer [221]
Het apparaat loskoppelen van de computer [222]
Een disc met bewegende beelden maken
Disctype [223]
Selecteer de methode voor het maken van een disc [224]
Een disc maken met een ander apparaat dan een computer [225]
Een Blu-ray Disc maken [226]
Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat
Voorzorgsmaatregelen
Voorzorgsmaatregelen [227]
Interne oplaadbare batterij [228]
Opmerkingen over de accu [229]
De accu opladen [230]
Geheugenkaart [231]
Dit apparaat reinigen
Reiniging [232]
De beeldsensor reinigen [233]
Aantal opneembare stilstaande beelden en opnameduur van
bewegende beelden
Aantal stilstaande beelden [234]
Resterende opnameduur van bewegende beelden [235]
Dit apparaat in het buitenland gebruiken
Adapterstekker [236]
Over tv-kleursystemen [237]
Overige informatie
Vattingadapter [238]
LA-EA1 Vattingadapter [239]
LA-EA2 Vattingadapter [240]
LA-EA3 Vattingadapter [241]
LA-EA4 Vattingadapter [242]
AVCHD-formaat [243]
Licentie [244]
Handelsmerken
Handelsmerken [245]
Probleemoplossing
In geval van problemen
In geval van problemen
Problemen oplossen [246]
Problemen oplossen
Accu en voeding
U kunt de accu niet in het apparaat plaatsen. [247]
U kunt het apparaat niet inschakelen. [248]
Het apparaat schakelt plotseling uit. [249]
Het apparaat wordt heet. [250]
De resterende-acculadingindicator geeft een verkeerd niveau aan. [251]
Het oplaadlampje van het apparaat knippert tijdens het opladen van de accu. [252]
De accu die in de camera is geplaatst, wordt niet opgeladen. [253]
De accu wordt niet opgeladen. [254]
Stilstaande/bewegende beelden opnemen
U kunt geen beelden opnemen. [255]
Het opnemen duurt erg lang. [256]
Het beeld is onscherp. [257]
De zoomfunctie werkt niet. [258]
De flitser werkt niet. [259]
Wazige ronde witte vlekken zijn te zien op beelden die met de flitser zijn gemaakt. [260]
De opnamedatum en -tijd worden niet afgebeeld op het scherm. [261]
De datum en tijd worden onjuist opgenomen. [262]
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen. [263]
De kleuren van het beeld zijn niet juist. [264]
In het beeld verschijnt ruis wanneer u op een donkere plaats naar het scherm kijkt. [265]
De ogen van het onderwerp zijn rood. [266]
Punten verschijnen en blijven op het scherm. [267]
U kunt niet continu beelden opnemen. [268]
Het beeld is witachtig (schittering)./Er verschijnt een lichtwaas op het beeld
(schaduwbeeld). [269]
De hoeken van het beeld zijn te donker. [270]
Het beeld is wazig. [271]
Het LCD-scherm wordt donkerder nadat een korte tijdsduur is verstreken. [272]
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen. [273]
Beelden weergeven
Het lukt niet beelden weer te geven. [274]
De datum en tijd worden niet afgebeeld. [275]
Het lukt niet het beeld te wissen. [276]
Het beeld is per ongeluk gewist. [277]
U kunt geen DPOF-afdrukmarkering toevoegen. [278]
Wi-Fi
U kunt het draadloze accesspoint waarmee moet worden verbonden niet vinden. [279]
[WPS-Push] werkt niet. [280]
[Naar computer verz.] wordt voortijdig geannuleerd. [281]
U kunt geen bewegende beelden zenden naar een smartphone. [282]
[Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] of [Naar smartph verznd] wordt voortijdig geannuleerd.
[283]
Het opnamescherm voor [Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] wordt niet soepel
afgebeeld./De verbinding tussen het apparaat en de smartphone is verbroken. [284]
U kunt One-touch connection (NFC) niet gebruiken. [285]
Computers
De computer herkent dit apparaat niet. [286]
U kunt geen beelden importeren. [287]
Het beeld en het geluid worden onderbroken door ruis wanneer u een film op een
computer bekijkt. [288]
Beelden die vanaf een computer zijn geëxporteerd, kunnen niet op dit apparaat worden
weergegeven. [289]
Geheugenkaarten
De geheugenkaart is per ongeluk geformatteerd. [290]
Afdrukken
U kunt geen beelden afdrukken. [291]
Het beeld heeft een vreemde kleur. [292]
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden. [293]
U kunt geen beelden met de datum erop afdrukken. [294]
Overige
De lens raakt beslagen. [295]
Het apparaat wordt warm wanneer u het gedurende een lange tijd gebruikt. [296]
Het klok-instelscherm wordt afgebeeld nadat het apparaat is ingeschakeld. [297]
Het aantal op te nemen beelden neemt niet af of neemt met twee beelden tegelijk af. [298]
Het apparaat werk niet goed. [299]
De "--E-" indicator wordt op het scherm afgebeeld. [300]
De toetsen op het aanraakscherm werken niet goed of werken helemaal niet. [301]
U kunt geen aanraakbedieningen uitvoeren. [302]
Mededelingen
Mededelingen
Waarschuwingsberichten [303]
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren [304]
[1] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Namen van de onderdelen
De camera en bijgeleverde artikelen controleren
Controleer eerst de modelnaam van uw camera. De bijgeleverde accessoires verschillen
afhankelijk van het model.
De cijfer tussen haakjes geeft het aantal aan.
Geleverd bij alle modellen:
Camera (1)
NP-FW50 Oplaadbare accu (1)
Micro-USB-kabel (1)
AC-UB10C/UB10D Netspanningsadapter (1)
Schouderriem (1)
Gebruiksaanwijzing (1)
Wi-Fi Connection/One-touch (NFC) Guide (1)
ILCE-5100
Lensvattingdop (1) (Bevestigd op de camera)
ILCE-5100L
E16-50 mm zoomlens (1) (Bevestigd op de camera)/Lensdop op de voorkant van de lens
(1) (Bevestigd op de lens)
ILCE-5100Y
E16-50 mm zoomlens (1) (Bevestigd op de camera)/Lensdop op de voorkant van de lens
(1) (Bevestigd op de lens)
E55-210 mm zoomlens (1)/Lensdop op de voorkant van de lens (1)/Achterlensdop
(1)/Lenskap (1)
[2] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Namen van de onderdelen
Plaats van de onderdelen
Wanneer de lens is verwijderd
1. Ontspanknop
2. ON/OFF (Aan/Uit)-schakelaar
3. Bevestigingsoog voor de schouderriem
4. (N-markering)
Raak de markering aan wanneer u de camera verbindt met een smartphone die is
uitgerust met de NFC-functie.
NFC (Near Field Communication) is een internationale norm voor draadloze
communicatie over een korte afstand.
5. Voor opnemen: W/T-(zoom)knop
Voor weergeven: (index-)knop/ (weergavezoom-)knop
6. AF-hulplicht/zelfontspannerlamp
7. Positiemarkering beeldsensor
8. Flitser
Druk op de knop (flitser omhoog) om de flitser te gebruiken.
9. Microfoon*
10. Lens
11. Lensontgrendelingsknop
12. Vatting
13. Beeldsensor**
14. Contactpunten van de lens**
*Bedek dit deel niet tijdens het opnemen van bewegende beelden.
**Raak dit onderdeel niet rechtstreeks aan.
1. Monitor/aanraakscherm
U kunt de monitor naar een stand draaien waarin u het beeld gemakkelijk kunt
bekijken zodat u vanuit elk standpunt kunt opnemen.
2. (flitser omhoog-)knop
3. Deksel van de Multi/Micro USB-aansluiting
4. Deksel van de geheugenkaart/aansluiting
5. Toegangslamp
6. Wi-Fi-sensor (ingebouwd)
7. MOVIE (bewegende beelden)-knop
8. MENU-knop
9. Besturingswiel
10. ? (Helpfunct. in camera-)knop/ (wis-)knop
11. (weergave-)knop
12. Multi/Micro USB-aansluiting
Ondersteunt een micro-USB-compatibel apparaat.
13. Oplaadlampje
14. Geheugenkaartgleuf
15. HDMI-microaansluiting
*Voor informatie over compatibele accessoires voor de Multi/Micro USB-aansluiting, gaat u naar
de Sony-website, of neemt u contact op met uw Sony-dealer of het plaatselijke, erkende Sony-
servicecentrum.
1. Accudeksel
2. Accuvergrendelingshendel
3. Accuvak
4. Afdekking van verbindingsplaat
Gebruik deze wanneer u de netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar)
gebruikt. Steek de verbindingsplaat in het accuvak en geleid het snoer daarna door
de opening in het afdekking van verbindingsplaat, zoals hieronder is afgebeeld.
Let erop dat het snoer niet bekneld raakt wanneer u de accudeksel sluit.
5. Luidspreker
6. Schroefgat voor statief
Gebruik een statief met een schroef van minder dan 5,5 mm lang. Als de schroef te
lang is, kunt u de camera niet stevig bevestigen en kan de camera worden
beschadigd.
[3] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen Lens E PZ 16–50 mm F3.5–5.6
OSS (geleverd bij ILCE-5100L/ILCE-5100Y)
1. Zoom-/scherpstelring
2. Zoomhendel
3. Vattingmarkering
4. Contactpunten van de lens*
*Raak dit onderdeel niet rechtstreeks aan.
[4] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen Lens E 55-210 mm F4.5-6.3
OSS (geleverd bij ILCE-5100Y)
1. Scherpstelring
2. Zoomring
3. Schaal voor brandpuntsafstand
4. Markeringen voor brandpuntsafstand
5. Contactpunten van de lens*
6. Vattingmarkering
*Raak dit onderdeel niet rechtstreeks aan.
[5] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Pictogrammen en indicators
Lijst van pictogrammen op het scherm
De hieronder getoonde weergegeven inhoud en de positie ervan dienen slechts als richtlijn
en kunnen verschillen van de daadwerkelijke weergave.
Lijst met pictogrammen van de opnamefunctie
Lijst met pictogrammen van de weergavefunctie
1. P P* A S M
Opnamefunctie
NO CARD
Status van geheugenkaart/uploaden
Pictogram van scèneherkenning
Scènekeuze
100
Resterend aantal opneembare beelden
Beeldverhouding van stilstaande beelden
24M / 20M / 12M / 10M / 6.0M / 5.1M
Beeldformaat van stilstaande beelden
Beeldkwaliteit van stilstaande beelden
Frames per seconde van bewegende beelden
Beeldformaat van bewegende beelden
NFC is geactiveerd
Resterende acculading
Waarschuwing voor resterende acculading
Flitser bezig op te laden
AF-hulplicht
Autom. kadreren
SteadyShot
Camerabeweging-indicator
Vliegtuigfunctie
Geen audio-opname van bewegende beelden
Windruis reductie
Waarschuwing voor oververhitting
Databasebestand vol/Databasebestandsfout
Instelling effect uit
Slimme zoom/ Held. Beeld Zoom/Digitale zoom
Spot-lichtmeetveld
Weergavefunctie
100-0003
Map - bestandsnummer
Opnamefunctie voor bewegende beelden
Beveiligen
DPOF
DPOF ingesteld
Dubbele video-OPN
PC-afstandsbedien.
Pictogram van de aanraaksluiter
Aanraakbediening is ingeschakeld
Aanraakscherpstelling UIT
2. Transportfunctie
Zelfportr./-ontspan.
Lichtmeetfunctie
Flitserfunctie/Rode-ogeneffectvermindering
±0.0
Flitscompensatie
Scherpstellingsfunctie
Scherpstelgebied
7500K A5 G5
Witbalans
DRO/Auto HDR
Lach-/Gezichtsherk.
Creatieve stijl
Zachte-huideffect
Foto-effect
Gevoeligheidsindicator lachdetectie
3. Naar opn.mod. schakel.
Gidsweergave voor omschakelen van de opnamefunctie
AF-vergrendeling
Gidsweergave voor AF-vergrendeling met middenknop
REC 0:12
Opnameduur van de bewegende beelden (m:s)
Functie van besturingswiel (P*: Programmaverschuiving, Av: Diafragma, Tv: Sluitertijd)
Scherpstellen
1/250
Sluitertijd
F3.5
Diafragmawaarde
±0.0
Gemeten-handmatig
±0.0
Belichtingscompensatie
ISO400
ISO-gevoeligheid
AE-vergrendeling
Sluitertijdbalk
Diafragma-indicatie
Histogram
Foto-effectfout
Waarschuwing Auto HDR-beeld
2014-1-1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/Aantal beelden in de weergavefunctie
[6] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Pictogrammen en indicators
Lijst met bereikzoekerframes
Het bereikzoekerframe verandert als volgt, afhankelijk van de opnamefunctie.
Bij gebruik van de functie contrast AF of
scherpstellingsvlak-fasedetectie AF
Bij gebruik van de functie scherpstellingsvlak-
fasedetectie AF
Wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Breed] of [Zone], en als u richt op een
bewegend onderwerp, kan het bereikzoekerframe worden afgebeeld zoals hierboven
aangegeven.
Wanneer automatisch wordt scherpgesteld op basis van
het hele bereik van de monitor.
Wanneer [ AF-hulplicht] is ingesteld op [Automatisch], en [Scherpstelgebied] is
ingesteld op [Breed] of [Zone], kan een AF-bereikzoekerframe worden afgebeeld met een
stippellijn.
Als u een andere zoomfunctie gebruikt dan de optische zoom, is de instelling
[Scherpstelgebied] uitgeschakeld en wordt het kader rond het scherpstelgebied afgebeeld
met een stippellijn. De AF werkt met voorrang in en om het centrale gebied.
[7] Hoe te gebruiken Vóór gebruik De riem gebruiken
De schouderriem gebruiken
Bevestig de schouderriem om te voorkomen dat het apparaat valt en beschadigd raakt.
1. Bevestig beide uiteinden van de riem.
[8] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Helpfunctie in camera
Over de [Helpfunct. in camera]
De [Helpfunct. in camera] beeldt beschrijvingen af van MENU-onderdelen en instellingen, en
als een functie niet kan worden ingesteld geeft het de reden daarvan aan.
1. Druk op de MENU-knop.
2. Selecteer het gewenste MENU-onderdeel met behulp van boven-/onder-/linker-
/rechterkant van het besturingswiel.
3. Druk op de ? (Helpfunct. in camera-) knop.
De bedieningsgids voor het MENU-onderdeel dat u in stap 2 hebt geselecteerd, wordt
afgebeeld.
Als u op in het midden van het besturingswiel drukt nadat u een item hebt
geselecteerd dat grijs wordt afgebeeld, wordt de reden afgebeeld waarom het item
niet kan worden ingesteld.
[9] Hoe te gebruiken Vóór gebruik Helpfunctie in camera
Over het opnameadvies
Geeft het opnameadvies weer overeenkomstig de geselecteerde opnamefunctie.
1. Druk op de ? (Helpfunct. in camera) knop terwijl het opnamescherm wordt
weergegeven.
2. Druk op de boven-/onderkant van het besturingswiel om het gewenste opnameadvies
te selecteren en druk daarna op in het midden.
Het opnameadvies wordt weergegeven.
U kunt het scherm doordraaien door op de boven-/onderkant van het besturingswiel
te drukken.
Hint
Om alle opnameadviezen te bekijken, selecteert u MENU (Camera- instellingen)
[Lijst met opnametips].
[10] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De accu opladen
De accu opladen terwijl deze in de camera is geplaatst
Het is belangrijk dat u de accu oplaadt voordat u de camera voor het eerst gaat gebruiken.
De opgeladen accu verliest steeds wat lading, ook als u de accu niet gebruikt. Om geen
opnamekans te missen, laadt u de accu op voordat u opneemt.
1. Zet het apparaat uit.
2. Sluit de camera met daarin de accu met behulp van de micro-USB-kabel (bijgeleverd)
aan op de netspanningsadapter (bijgeleverd), en sluit de netspanningsadapter aan op
een stopcontact.
Voor klanten in de VS en Canada
Voor klanten in andere landen/gebieden dan de VS en
Canada
Oplaadlampje
Brandt: bezig met opladen
Uit: Opladen klaar
Knippert: Oplaadfout of opladen tijdelijk gepauzeerd omdat de camera niet binnen het
juiste temperatuurbereik is
Oplaadtijd (volledige lading)
De oplaadtijd met de netspanningsadapter (bijgeleverd) is ongeveer 310 minuten.
De oplaadtijd kan verschillen afhankelijk van de resterende lading van de accu en de
oplaadomstandigheden.
De accu kan ook worden opgeladen als deze nog niet volledig leeg is.
Bovenstaande oplaadtijd geldt voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd)
bij een temperatuur van 25 °C. Het opladen kan langer duren afhankelijk van de
gebruikscondities en de omgeving.
Om de resterende acculading te controleren, koppelt u de micro-USB-kabel los en
controleert u de (resterende-ladingindicator) op het scherm.
Opmerking
Als het oplaadlampje knippert terwijl de accu niet volledig opgeladen is, verwijdert u de
accu uit de camera en plaats u hem weer terug om hem weer op te laden.
Wanneer het oplaadlampje van de camera knippert terwijl de netspanningsadapter is
aangesloten op het stopcontact, betekent dit dat het opladen tijdelijk is onderbroken
omdat de temperatuur buiten het aanbevolen bereik ligt. Wanneer de temperatuur weer
binnen het geschikte bereik komt, wordt het opladen hervat. Het wordt aanbevolen de
accu op te laden bij een omgevingstemperatuur van 10 °C tot en met 30 °C.
Sluit de netspanningsadapter aan op het dichtstbijzijnde stopcontact. In het geval een
storing optreedt tijdens het gebruik van de netspanningsadapter, trekt u onmiddellijk de
stekker van het netsnoer uit het stopcontact om de voeding los te koppelen.
Als u een nieuwe accu gebruikt of een accu die lange tijd niet is gebruikt weer gaat
gebruiken, kan het oplaadlampje snel knipperen wanneer de accu voor het eerst wordt
opgeladen. Als dat gebeurt, haalt u de accu uit de camera en plaatst u hem daarna weer
terug om hem op te laden.
Blijf de accu niet continu of herhaaldelijk opladen zonder hem te gebruiken als hij al
(bijna) volledig is opgeladen. Als u dat doet kunnen de prestaties van de accu
achteruitgaan.
Nadat het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer van de
netspanningsadapter uit het stopcontact.
Gebruik uitsluitend een originele accu, micro-USB-kabel (bijgeleverd) en
netspanningsadapter (bijgeleverd) van het merk Sony.
[11] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De accu opladen
Opladen door aansluiting op een computer
De accu kan worden opgeladen door de camera met behulp van een micro-USB-kabel aan
te sluiten op een computer.
1. Schakel het apparaat uit en sluit het aan op de USB-aansluiting van de computer.
Opmerking
Let op de volgende punten bij het opladen via een computer:
Als het apparaat is aangesloten op een laptop-computer die niet op de stroomvoorziening is
aangesloten, daalt de acculading van de laptop. Laad niet langdurig op.
Schakel de computer niet uit of in, herstart de computer niet en wek de computer niet uit de
slaapstand nadat de USB-verbinding tot stand is gekomen tussen de camera en de computer. Als
u dit toch doet, kan een storing worden veroorzaakt. Voordat u de computer aan-/uitzet of herstart,
of de computer wekt uit de slaapstand, verbreekt u de verbinding tussen de camera en de
computer.
Een goede werking kan niet worden gegarandeerd met alle typen computers.
Wanneer een eigengebouwde of gewijzigde computer wordt gebruikt, kan correct opladen niet
worden gegarandeerd.
Mogelijk werkt de camera niet correct wanneer andere USB-apparaten tegelijkertijd worden
gebruikt.
[12] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De accu opladen
De accu in de camera plaatsen
De accu in de camera plaatsen
1. Verschuif de open-knop om het accudeksel te openen.
2. Gebruik de punt van de accu om tegen de vergrendelingshendel (A) te duwen en steek
de accu er helemaal in tot deze wordt vergrendeld.
lager zijn.
De gebruiksduur van de accu en het aantal beelden dat kan worden opgenomen gelden
voor opnemen onder de volgende omstandigheden:
De accu wordt gebruikt bij een omgevingstemperatuur van 25 °C.
De lens gebruiken E PZ 16-50mm F3.5-5.6 OSS
Een Sony Memory Stick PRO Duo (Mark2) (los verkrijgbaar) gebruiken
[Monitor-helderheid]: [Handmatig][±0]
Het aantal van "Opnemen (stilstaande beelden)" is gebaseerd op de CIPA-norm, en geldt
bij opnemen onder de volgende omstandigheden (CIPA: Camera & Imaging Products
Association):
DISP: [Alle info weerg.]
Scherpstellingsfunctie: [Automatische AF]
Eén beeld wordt elke 30 seconden opgenomen.
De zoom wordt beurtelings gewisseld tussen de uiterste W-kant en de uiterste T-kant.
De flitser gaat voor elke twee beelden eenmaal af.
De camera wordt na elke tien opnamen uit- en ingeschakeld.
Het aantal van "Daadwerkelijk opnemen (bewegende beelden)" is gebaseerd op de CIPA-
norm en geldt bij opnemen onder de volgende omstandigheden:
De beeldkwaliteit is ingesteld op 60i 17M (FH) .
Daadwerkelijk opnemen (bewegende beelden): De gebruiksduur van de accu is gebaseerd op
herhaaldelijk opnemen, zoomen, opnamestand-by, in-/uitschakelen, enz.
Ononderbroken opnemen van bewegende beelden: De gebruiksduur van de accu is gebaseerd op
non-stop opnemen tot de limiet (29 minuten) is bereikt, waarna het opnemen wordt voortgezet
door nogmaals op de MOVIE-knop te drukken. Overige functies, zoals zoomen, worden niet
gebruikt.
Als de resterende acculading niet wordt afgebeeld, drukt u op DISP (weergave-instelling).
[14] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De accu opladen
Voeding vanuit een stopcontact
De camera kan tijdens het opnemen en weergeven van voeding worden voorzien door
middel van een netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar).
1. Om tijdens het opnemen en weergeven de camera van voeding te voorzien, sluit u de
netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar) aan op de camera, en steekt u de
stekker van het netsnoer van de netspanningsadapter in een stopcontact.
Opmerking
Wanneer de camera tijdens het opnemen/weergeven met behulp van de bijgeleverde
netspanningsadapter is aangesloten op een stopcontact, wordt hij niet voorzien van
stroom. Om de camera tijdens het opnemen/weergeven van stroom te voorzien, gebruikt
u de AC-PW20 netspanningsadapter (los verkrijgbaar).
[15] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De accu opladen
De accu verwijderen
De accu verwijderen
1. Controleer dat de toegangslamp niet brandt en schakel de camera uit.
2. Verschuif de vergrendelingshendel (A) en verwijder de accu.
Let er goed op dat u de accu niet laat vallen.
[16] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden Een geheugenkaart plaatsen (los
verkrijgbaar)
De geheugenkaart plaatsen
De geheugenkaart plaatsen
1. Verschuif het deksel van de geheugenkaartgleuf om hem te openen.
2. Steek de geheugenkaart in de gleuf.
Zorg ervoor dat de afgeschuinde hoek in de juiste richting wijst.
Met de afgeschuinde hoek in de afgebeelde richting, steekt u de geheugenkaart in
de gleuf tot hij op zijn plaats vastklikt.
3. Sluit het deksel van de geheugenkaartgleuf.
[17] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden Een geheugenkaart plaatsen (los
verkrijgbaar)
De geheugenkaart verwijderen
De geheugenkaart eruit halen
1. Open het deksel van de geheugenkaartgleuf.
2. Controleer dat de toegangslamp (A) niet brandt.
3. Duw de geheugenkaart eenmaal erin om hem te verwijderen.
4. Sluit het deksel van de geheugenkaartgleuf.
[18] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De lens bevestigen
De lens bevestigen
Zet de aan-uitknop van de camera in de stand OFF voordat u de lens bevestigt.
1. Haal de lensvattingdop (A) van de camera af en haal de achterlensdop (B) van de
achterkant van de lens af.
Ga bij het bevestigen van de lens snel te werk op een stofvrije plaats om te
voorkomen dat stof en vuil in de camera kunnen binnendringen.
Alvorens op te nemen, haalt u de lensdop op de voorkant van de lens eraf.
2. Bevestig de lens door de twee witte uitlijnmarkeringen (vattingmarkeringen) op de lens
en de camera met elkaar uit te lijnen.
Houd de camera vast met de lens omlaag gericht om te voorkomen dat stof en vuil
in de camera kunnen binnendringen.
3. Terwijl u de lens licht tegen de camera aan duwt, draait u de lens langzaam in de
richting van de pijl totdat deze vastklikt in de vergrendelde positie.
Let erop dat u tijdens het bevestigen de lens recht houdt.
Opmerking
Druk niet op de lensontgrendelingsknop terwijl u de lens bevestigt.
Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
De vattingadapter (los verkrijgbaar) is vereist om een lens met een A-vatting (los
verkrijgbaar) te kunnen gebruiken. Als u de vattingadapter gebruikt, raadpleegt u de
gebruiksaanwijzing die bij de vattingadapter werd geleverd.
Als u een lens met een statiefaansluiting gebruikt, bevestigt u een statief op de
statiefaansluiting van de lens om het gewicht van de lens en de body beter te balanceren.
Als u de camera draagt terwijl een lens is bevestigd, houdt u zowel de camera als de lens
zorgvuldig vast.
Houd de lens niet vast aan het gedeelte dat is uitgeschoven ten behoeve van zoomen of
scherpstellen.
[19] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De lens bevestigen
De lens verwijderen
Zet de aan-uitknop van de camera in de stand OFF voordat u de lens verwijdert.
1. Houd de lensontgrendelingsknop (A) ingedrukt en draai de lens in de richting van de
pijl tot hij stopt.
2. Bevestig de lensdoppen op de voor- en achterkant van de lens en de lensvattingdop op
de camera.
Verwijder eventueel stof vanaf de doppen voordat u ze bevestigt.
[20] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De lens bevestigen
De lenskap bevestigen
Wij adviseren u de lenskap te gebruiken om te voorkomen dat licht van buiten het
opnameframe het beeld beïnvloedt.
1. Lijn de vorm van het bevestigingsdeel van de lenskap en de lenskop met elkaar uit, en
draai de lenskap rechtsom tot deze vastklikt.
Opmerking
Bevestig de lenskap goed op het apparaat. Anders heeft de lenskap mogelijk geen effect
of kan gedeeltelijk worden gereflecteerd in het beeld.
Wanneer de lenskap correct is bevestigd, komt de lenskapmarkering (rode lijn) overeen
met de rode uitlijnmarkeringen op de lenskap. (Mogelijk zit op sommige lenzen geen
lenskapmarkering.)
Verwijder de lenskap wanneer u de flitser gebruikt. Anders blokkeert de lenskap het
flitslicht en kan als schaduw op het beeld verschijnen.
Om na het opnemen de lenskap op te bergen, bevestigt u de lenskap achterstevoren op
de lens.
[21] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De lens bevestigen
Opmerkingen over het wisselen van lenzen
Als bij het wisselen van de lens stof of vuil in de camera binnendringt en op het oppervlak
van de beeldsensor komt (het onderdeel dat het licht omzet in een elektrisch signaal), kan dit
afhankelijk van de opnameomstandigheden als donkere vlekken zichtbaar zijn op het beeld.
De beeldsensor van de camera is voorzien van een stofpreventiecoating die voorkomt dat
stof zich aan de beeldsensor kan hechten. Zorg er echter altijd voor dat de lens snel wordt
verwijderd en bevestigd op een stofvrije plaats.
[22] Hoe te gebruiken De camera voorbereiden De datum en tijd instellen
De datum en tijd instellen
Wanneer u de camera voor het eerst inschakelt of nadat u de functies hebt geïnitialiseerd,
wordt het instelscherm voor de datum en de tijd afgebeeld.
1. Zet de aan-uitknop in de stand ON om de camera in te schakelen.
Het instelscherm voor de datum en tijd wordt afgebeeld.
2. Controleer of [Enter] is geselecteerd op het scherm, en druk daarna op op het
besturingswiel.
3. Selecteer uw gewenste geografische locatie en druk daarna op .
4. Selecteer een instelitem met behulp van de boven-/onderkant van het besturingswiel of
door het besturingswiel te draaien, en druk daarna op in het midden.
5. Stel [Zomertijd], [Datum/Tijd], en [Datumindeling] in met behulp van de boven-/onder-
/linker-/rechterkant en druk daarna op in het midden.
Middernacht wordt aangeduid als 12:00 AM en 12 uur 's middags als 12:00 PM.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere items in te stellen, en selecteer daarna [Enter] en
druk op in het midden.
Om de instelprocedure voor de datum en tijd te annuleren, drukt u op de MENU-
knop.
Opmerking
Deze camera heeft geen functie voor het invoegen van de datum op beelden. U kunt de
datum invoegen op beelden en ze vervolgens opslaan en afdrukken met behulp van
PlayMemories Home.
Als het instellen van de datum en de tijd tussentijds wordt geannuleerd, wordt het
instelscherm voor de datum en tijd elke keer afgebeeld nadat de camera is ingeschakeld.
[23] Hoe te gebruiken De bedieningsmethode controleren De bedieningsmethode
controleren
Het besturingswiel gebruiken
U kunt onderdelen selecteren en instellen door het besturingswiel te draaien of op de boven-
/onder-/rechter-/linkerkant van het besturingswiel te drukken. Uw selectie wordt vastgelegd
wanneer u op in het midden van het besturingswiel drukt.
De functies DISP (weergave-instelling), (Belicht.comp.), (Creatief met foto's), /
(Transportfunctie), ISO zijn toegewezen aan de boven-/onder-/linker-/rechterkant van
het besturingswiel. Bovendien is [Opn.modus] toegewezen aan in het midden. U kunt
geselecteerde functies toewijzen aan de linker-/rechter-/onderkant van het besturingswiel of
aan in het midden.
Tijdens weergave kunt u het volgende/vorige beeld weergeven door op de rechter-
/linkerkant van het besturingswiel te drukken, of door het besturingswiel te draaien.
[24] Hoe te gebruiken De bedieningsmethode controleren De bedieningsmethode
controleren
Het aanraakscherm gebruiken
Dit apparaat is uitgerust met een aanraakscherm. Door de monitor aan te raken kunt u
stilstaande beelden opnemen (Aanraaksluiter) of scherpstellen op het onderwerp
(Aanraakscherpstell.). U kunt ook de functie [Aanraaksluiter] gebruiken voor [Zelfportr./-
ontspan.]-opnamen.
Het aanraakscherm in- en uitschakelen
U kunt instellen of u het apparaat wilt gebruiken met behulp van het aanraakscherm.
1. MENU (Instellingen)[Aanraakfunctie]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Het aanraakscherm is ingeschakeld.
Uit:
Het aanraakscherm is uitgeschakeld.
[25] Hoe te gebruiken De bedieningsmethode controleren De bedieningsmethode
controleren
MENU-onderdelen gebruiken
In dit gedeelte leert u hoe u instellingen kunt veranderen die betrekking hebben op alle
camerabedieningen en de camerafuncties kunt uitvoeren, waaronder opnemen, weergeven,
en bedieningsmethoden.
1. Druk op de MENU-knop om het menuscherm af te beelden.
2. Selecteer het gewenste MENU-onderdeel met behulp van de boven-/onder-/rechter-
/linkerkant van het besturingswiel of door het besturingswiel te draaien en druk daarna
op in het midden van het besturingswiel.
De weergave kan van stap 1 rechtstreeks veranderen naar stap 3 afhankelijk van de
instelling van [Tegelmenu].
3. Selecteer het gewenste instelitem door op de boven-/onder-/rechter-/linkerkant van het
besturingswiel te drukken of door het besturingswiel te draaien en daarna op in het
midden van het besturingswiel.
Selecteer een pictogram bovenaan het scherm en druk op de rechter-/linkerkant van
het besturingswiel om naar een ander MENU-onderdeel te gaan.
4. Selecteer de gewenste waarde van de instelling en druk ter bevestiging op .
[26] Hoe te gebruiken Opnemen Stilstaande/bewegende beelden opnemen
Stilstaande beelden opnemen
Neemt stilstaande beelden op.
1. Stel de opnamefunctie in op (Slim automatisch).
Als een andere functie is toegewezen aan de middenknop, selecteert u MENU
(Camera- instellingen)[Opn.modus][Slim automatisch].
2. Stel de hoek van de monitor in en houd de camera vast.
3. Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen.
Als het beeld scherpgesteld is, wordt de indicator( of ) afgebeeld.
4. Druk de ontspanknop helemaal in.
Scherpstellingsindicator
brandt:
Het beeld is scherpgesteld.
knippert:
Het scherpstellen is mislukt.
brandt:
Het beeld is scherpgesteld. De scherpgestelde positie verandert overeenkomstig de
beweging van het onderwerp.
brandt:
De scherpstelling wordt uitgevoerd.
Hint
Als het apparaat niet automatisch kan scherpstellen, knippert de scherpstellingsindicator
en klinkt geen pieptoon. Maak opnieuw een compositie van de opname of kies een
andere instelling voor het scherpstellen.Als [Continue AF] is ingesteld, wordt de pieptoon
niet voortgebracht nadat is scherpgesteld.
Scherpstellen kan moeilijk zijn in de volgende situaties:
Het is donker en het onderwerp is ver weg.
Er is weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond.
Het onderwerp is zichtbaar door glas heen.
Het onderwerp beweegt snel.
Bij reflecterend licht of glimmende oppervlakken.
Er is een knipperend licht.
Het onderwerp wordt van achteren belicht.
Continu herhalend patroon, zoals de gevel van een kantoorgebouw.
[27] Hoe te gebruiken Opnemen Stilstaande/bewegende beelden opnemen
Bewegende beelden opnemen
U kunt bewegende beelden opnemen door op de MOVIE-knop te drukken.
1. Druk op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt starten.
2. Druk nogmaals op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt stoppen.
Opmerking
Om de sluitertijd en de diafragmawaarde te veranderen naar de gewenste instellingen, zet
u de opnamefunctie in de stand (Film).
Wanneer een functie, zoals de zoomfunctie, wordt gebruikt tijdens het opnemen van
bewegende beelden, wordt het geluid van de apparaatbediening ook opgenomen. Het
geluid van de werking van de MOVIE-knop kan ook worden opgenomen wanneer u op de
MOVIE-knop drukt om het opnemen te stoppen.
Voor de ononderbroken opnameduur van bewegende beelden, raadpleegt u
"Opnameduur van bewegende beelden". Nadat het opnemen van bewegende beelden
klaar is, kunt u het opnemen hervatten door nogmaals op de MOVIE-knop te drukken. Het
opnemen kan stoppen om het apparaat te beschermen, afhankelijk van de temperatuur
van het apparaat of de accu.
Tijdens het opnemen kan het geluid van de schouderriemhaken (driehoekige haak)
worden opgenomen, afhankelijk van de gebruikssituatie.
[28] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Lijst met opnamefuncties
U kunt een gewenste opnamefunctie selecteren.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus] → gewenste instelling.
Beschikbare functies
(Slim automatisch):
Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen terwijl de instellingen automatisch worden
aangepast.
(Superieur automat.):
Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen met een hogere kwaliteit dan in de intelligent
automatische functie.
P (Autom. programma):
Hiermee kunt u opnemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde (F-getal)). U kunt ook diverse instellingen selecteren op het menu.
A (Diafragmavoorkeuze):
Maakt het mogelijk om het diafragma in te stellen en op te nemen, bijvoorbeeld wanneer u
de achtergrond wazig wil maken, enz.
S (Sluitertijdvoorkeuze):
Hiermee kunt u snelbewegende onderwerpen, enz., opnemen door de sluitertijd handmatig
in te stellen.
M (Handm. belichting):
Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen met de gewenste belichting door de sluitertijd
en de diafragmawaarde in te stellen.
(Film):
Maakt het mogelijk om de instellingen voor het opnemen van bewegende beelden te
veranderen.
(Panorama d. beweg.):
Maakt het mogelijk om een panoramabeeld op te nemen door het beeld samen te stellen.
SCN (Scènekeuze):
Maakt het mogelijk om opnamen te maken met vooraf ingestelde instellingen die afhankelijk
zijn van het onderwerp en de scène.
[29] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Slim automatisch
Het apparaat analyseert het onderwerp en biedt u de mogelijkheid een opname te maken
met de juiste instellingen.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus] [Slim automatisch].
2. Richt de camera op het onderwerp.
Nadat de camera de scène heeft herkend, wordt het pictogram van de herkende scène
afgebeeld op het scherm.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Opmerking
Het apparaat zal de scène niet herkennen wanneer u beelden opneemt met een andere
zoomfunctie dan de optische-zoomfunctie.
Het apparaat herkent deze scènes mogelijk niet goed onder bepaalde
opnameomstandigheden.
[30] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Superieur automat.
Het apparaat herkent en evalueert automatisch de opnameomstandigheden en de
toepasselijke instellingen worden automatisch gemaakt.
Het apparaat kan meerdere beelden opnemen en een samengesteld beeld maken, enz., met
gebruikmaking van meer opname-instellingen dan in de intelligente automatische functie om
beelden met een hogere kwaliteit op te nemen.
1. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Als de camera meerdere beelden opneemt, kiest hij automatisch het meest geschikte
beeld en slaat dit op. U kunt ook alle beelden opslaan door [Sup. aut. Bld extract.] in te
stellen.
2. MENU (Camera- instellingen) [Opn.modus] [Superieur automat.].
3. Richt de camera op het onderwerp.
Als de camera een scène herkent, wordt het pictogram van de scèneherkenning
afgebeeld op het scherm. Indien van toepassing worden tevens de toepasselijke
opnamefunctie voor de herkende scène en het aantal keer dat de sluiter wordt
ontspannen afgebeeld.
Opmerking
Wanneer het apparaat wordt gebruikt om samengestelde beelden te maken, duurt het
opnameproces langer dan normaal.
Het apparaat zal de scène niet herkennen wanneer u een andere zoomfunctie gebruikt
dan de optische-zoomfunctie.
Het apparaat herkent een scène mogelijk niet goed onder bepaalde
opnameomstandigheden.
Als [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kan het apparaat geen
samengesteld beeld maken.
[31] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Over scèneherkenning
Scèneherkenning werkt in de functies [Slim automatisch] en [Superieur automat.].
In deze functie herkent het apparaat automatisch de opnameomstandigheden en neemt het
beeld automatisch op.
Scèneherkenning:
Pictogrammen en gidsen, zoals (Portretopname), (Kind), (Nachtportret),
(Nachtscène), (Portret m. tegenlicht), (Tegenlichtopname), (Landschap),
(Macro), (Spotlight), (Weinig licht), (Nachtscène met statief) of
(Schemeropn. hand), worden afgebeeld.
Beeldbewerking:
Continue opname, Langz.flitssync., Auto HDR, Daglichtsynchr., Lange sluitert.,
Schemeropn. hand
Opmerking
Als [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Uit], worden de scènes [Portretopname],
[Portret m. tegenlicht], [Nachtportret] en [Kind] niet herkend.
[32] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
De voordelen van automatisch opnemen
In de functie [Superieur automat.] neemt het apparaat op in een hogere kwaliteit dan in de
functie [Slim automatisch] en voert zo nodig samengesteld opnemen uit.
In de functie [Autom. programma] kunt u opnemen na het instellen van diverse functies,
zoals de witbalans, ISO, enz.
(Slim automatisch):
Selecteer deze functie als u wilt dat de camera de scène automatisch herkent.
(Superieur automat.):
Selecteer deze functie om scènes op te nemen onder moeilijke opnameomstandigheden,
zoals bij donkere scènes of een onderwerp met tegenlicht. Selecteer deze functie om
beelden van een hogere kwaliteit op te nemen dan mogelijk is in de functie (Slim
automatisch).
P (Autom. programma):
Selecteer deze functie om op te nemen met diverse functies, behalve de belichting (sluitertijd
en diafragma), ingesteld.
Opmerking
In de functie [Slim automatisch] kunt u donkere scènes of onderwerpen met tegenlicht
mogelijk niet duidelijk opnemen.
In de functie [Superieur automat.] duurt het opnameproces langer aangezien het apparaat
een samengesteld beeld maakt.
[33] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Autom. programma
Stelt u in staat op te nemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde).
U kunt opnamefuncties instellen, zoals [ISO].
1. MENU (Camera- instellingen) [Opn.modus][Autom. programma].
2. U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste instellingen.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Programmaverschuiving
U kunt de combinatie van sluitertijd en diafragma (F-waarde) veranderen door het
besturingswiel te draaien zonder de juiste belichting te veranderen die door dit apparaat is
ingesteld. Deze functie is beschikbaar wanneer de flitser niet wordt gebruikt.
Wanneer u het besturingswiel draait, verandert "P" op het scherm in "P*".
Om de programmaverschuiving te annuleren, stelt u de opnamefunctie in op een andere
functie dan [Autom. programma], of schakelt u de camera uit.
Opmerking
Afhankelijk van de helderheid van de omgeving, is het mogelijk dat de
programmaverschuiving niet kan worden gebruikt.
Stel de opnamefunctie in op een andere stand dan "P" of schakel het apparaat uit om de
gemaakte instelling te annuleren.
Wanneer de helderheid verandert, veranderen tevens de diafragmawaarde (het F-getal)
en de sluitertijd terwijl de verschuivingswaarde hetzelfde blijft.
[34] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Panorama d. beweg.
Stelt u in staat om een enkel panoramabeeld te creëren uit meerdere beelden die zijn
opgenomen tijdens het pannen van de camera.
1. MENU (Camera- instellingen) [Opn.modus] [Panorama d. beweg.].
2. Richt de camera op het onderwerp.
3. Terwijl de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden, richt u de camera
naar één uiteinde van de panoramacompositie.
(A) Dit gedeelte wordt niet opgenomen.
4. Druk de ontspanknop helemaal in.
5. Pan de camera naar het einde van de overzichtsbalk in de richting van de pijl op de
monitor.
(B) Overzichtsbalk
Opmerking
Als de volledige hoek van de panoramaopname niet binnen de vaste tijdsduur wordt
gepand, wordt een grijs gebied toegevoegd aan het samengestelde beeld. Als dit gebeurt,
beweegt u het apparaat sneller om het volledige panoramabeeld op te nemen.
Als [Breed] is geselecteerd voor [Panorama: formaat], wordt mogelijk niet de volledige
hoek van het panoramabeeld binnen de gegeven tijdsduur gepand. Als dit gebeurt, neemt
u opnieuw op nadat [Panorama: formaat] is ingesteld op [Standaard].
Aangezien meerdere beelden aan elkaar worden geplakt, verloopt in sommige gevallen
de overgang mogelijk niet soepel.
De beelden kunnen wazig zijn in donkere scènes.
Als een lichtbron, zoals een tl-verlichting, flikkert, zijn de helderheid en kleur van de aan
elkaar geplakte beelden mogelijk niet consistent.
Als de volledige hoek van de panoramaopname en de AE/AF-vergrendelingshoek sterk
verschillen in helderheid en scherpstelling, lukt de opname mogelijk niet. Als dit gebeurt,
verandert u de AE/AF-vergrendelingshoek en neemt u opnieuw op.
De volgende situaties zijn niet geschikt voor opnemen met panorama door beweging:
Bewegende onderwerpen.
Onderwerpen die zich te dicht bij het apparaat bevinden.
Onderwerpen met ononderbroken soortgelijke patronen, zoals de lucht, het strand of een gazon.
Onderwerpen die constant veranderen, zoals de golven of een waterval.
Onderwerpen waarvan de helderheid sterk verschilt van hun omgeving, zoals de zon of een
gloeilamp.
Opnemen met panorama door beweging kan worden onderbroken in de volgende
situaties:
Wanneer de camera te snel of te langzaam wordt gepand.
Het onderwerp is te wazig.
Hint
U kunt het besturingswiel draaien op het opnamescherm om de opnamerichting te
selecteren.
[35] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Scènekeuze
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken met vooraf ingestelde instellingen die afhankelijk
zijn van de scène.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus][Scènekeuze]gewenste
functie.
Menu-onderdelen
Portret:
Neemt het onderwerp scherp op tegen een onscherpe achtergrond. Benadrukt de zachte
huidtinten.
Sportactie:
Legt een bewegend onderwerp vast met een snelle sluitertijd zodat het lijkt of het onderwerp
stilstaat. Het apparaat neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Macro:
Neemt close-ups op van onderwerpen, zoals bloemen, insecten, voedsel of kleine
voorwerpen.
Landschap:
Neemt het hele landschap scherp op met levendige kleuren.
Zonsondergang:
Maakt een prachtige opname van het rood van de zonsondergang.
Nachtscène:
Neemt nachtscènes op zonder dat de donkere sfeer verloren gaat.
Schemeropn. hand:
Neemt nachtscènes op met minder ruis en onscherpte zonder dat u een statief gebruikt. Een
reeks opnamen wordt gemaakt en beeldbewerking wordt toegepast om de
onderwerpbeweging, camerabeweging en ruis te verminderen.
Nachtportret:
Neemt nachtscèneportretten op met de flitser.
Antibewegingswaas:
Maakt het mogelijk om binnenshuis op te nemen zonder de flitser te gebruiken en vermindert
onderwerpbeweging. Het apparaat neemt burst-beelden op en combineert deze om een
beeld te creëren, waarbij de onderwerpbeweging en ruis worden verminderd.
Opmerking
In de functies [Nachtscène] en [Nachtportret] is de sluitertijd langer, waardoor het wordt
aanbevolen om een statief te gebruiken om te voorkomen dat het beeld wazig wordt.
In de functie [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas] klikt de sluiter 4 keer, waarna
het beeld wordt opgeslagen.
Als u [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas] selecteert met [RAW] of [RAW en
JPEG], wordt de beeldkwaliteit tijdelijk ingesteld op [Fijn].
Het verminderen van wazige beelden is minder effectief, ook in de functies [Schemeropn.
hand] of [Antibewegingswaas] , wanneer de volgende onderwerpen worden opgenomen:
Onderwerpen die onvoorspelbare bewegingen maken.
Onderwerpen die zich te dicht bij het apparaat bevinden.
Onderwerpen met ononderbroken soortgelijke patronen, zoals de lucht, het strand of een gazon.
Onderwerpen die constant veranderen, zoals de golven of een waterval.
In het geval van [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas], kan zich blokvormige ruis
voordoen wanneer u een lichtbron gebruikt die flikkert, zoals fluorescerende verlichting.
De minimale afstand waarop u een onderwerp kunt benaderen, verandert niet, ook niet
als u [Macro] selecteert. Zie voor het minimale scherpstelbereik, de minimale afstand van
de lens die op het apparaat is bevestigd.
Hint
Om de scène te veranderen, draait u het besturingswiel op het opnamescherm en
selecteert u een nieuwe scène.
[36] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Sluitertijdvoorkeuze
U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot uitdrukking
brengen door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de beweging te bevriezen met
een korte sluitertijd, of door een naspoor van het onderwerp te veroorzaken met een lange
sluitertijd.De sluitertijd kan worden veranderd tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus] [Sluitertijdvoorkeuze].
2. Selecteer de gewenste instelling door het besturingswiel te draaien.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch aangepast om tot een juiste belichting te komen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de
diafragmawaarde op het opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken, maar u kunt
beter een andere instelling kiezen.
Wanneer u een lange sluitertijd instelt, gebruikt u een statief om te voorkomen dat het
beeld wazig wordt.
Het pictogram (SteadyShot-waarschuwing) wordt niet afgebeeld in de
sluitertijdprioriteitsfunctie.
Wanneer de sluitertijd 1 seconde(n) of langer is, wordt na de opname ruisonderdrukking
uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur waarin de sluiter geopend was. U kunt echter
niet verder gaan met opnemen zolang de ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
Wanneer u een kortere sluitertijd gebruikt, lijkt het of bewegende onderwerpen, zoals een
hardloper, auto's of de branding van de zee, in hun beweging zijn bevroren. Wanneer u
een langere sluitertijd gebruikt wordt een naspoor van het bewegende onderwerp
opgenomen, waardoor een natuurlijker en dynamischer beeld ontstaat.
[37] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Diafragmavoorkeuze
U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te veranderen, of
door de achtergrond onscherp te maken.De diafragmawaarde kan worden veranderd tijdens
het opnemen van bewegende beelden.
1. MENU (Camera- instellingen) → [Opn.modus] → [Diafragmavoorkeuze].
2. Selecteer de gewenste instelling door het besturingswiel te draaien.
Kleinere F-waarde: Het onderwerp is scherpgesteld, maar voorwerpen voor en
achter het onderwerp zijn wazig.
Grotere F-waarde: Het onderwerp en de voor- en achtergrond zijn allemaal
scherpgesteld.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om een juiste belichting te verkrijgen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de sluitertijd op
het opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken, maar u kunt beter een andere
instelling kiezen.
De helderheid van het beeld op het scherm kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
Kleinere F-waarde (het diafragma wordt groter) verkleint het bereik waarin alles
scherpgesteld is. Dit maakt het mogelijk om scherp te stellen op het onderwerp en
voorwerpen voor en achter het onderwerp onscherp te maken (de scherptediepte wordt
kleiner). Grotere F-waarde (het diafragma wordt kleiner) vergroot het bereik waarin alles
scherpgesteld is. Dit maakt het mogelijk om de diepte van de omgeving op te nemen (de
scherptediepte wordt groter).
[38] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Handm. belichting
U kunt een opname met de gewenste belichtingsinstelling maken door wijziging van zowel
de sluitertijd als het diafragma.De sluitertijd en de diafragmawaarde kunnen worden
veranderd tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus] [Handm. belichting].
2. Druk op de onderkant van het besturingswiel om de sluitertijd of diafragmawaarde te
selecteren, en draai daarna het besturingswiel om een waarde te selecteren.
Als [ISO] is ingesteld op iets anders dan [ISO AUTO], gebruikt u MM (gemeten
handmatig) om de belichtingswaarde te controleren.
Naar +: Beelden worden helderder.
Naar - : Beelden worden donkerder.
0: Juiste belichting geanalyseerd door het apparaat
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Opmerking
Als [ISO] is ingesteld op [ISO AUTO], verandert de ISO-waarde automatisch zodat de
juiste belichting wordt verkregen met gebruikmaking van de diafragmawaarde en
sluitertijd die u hebt ingesteld. Als de diafragmawaarde en sluitertijd die u hebt ingesteld
niet geschikt zijn voor een juiste belichting, knippert de ISO-waarde op het scherm.
Het pictogram voor gemeten handmatig wordt niet afgebeeld wanneer [ISO] is ingesteld
op [ISO AUTO].
Als de hoeveelheid omgevingslicht buiten het meetbereik van gemeten handmatig valt,
knippert het pictogram voor gemeten handmatig.
Het pictogram (SteadyShot-waarschuwing) wordt niet afgebeeld in de
handmatige-belichtingsfunctie.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
[39] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
BULB
U kunt een naspoor opnemen van de beweging van een onderwerp met een lange sluitertijd.
BULB is geschikt voor het opnemen van lichtsporen van bijvoorbeeld vuurwerk.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus] [Handm. belichting].
2. Druk op de onderkant van het besturingswiel om de sluitertijd te selecteren en draai
daarna het besturingswiel linksom tot [BULB] wordt afgebeeld.
3. Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen.
4. Houd de ontspanknop ingedrukt zo lang de opname duurt.
Zo lang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opmerking
Omdat een lange sluitertijd wordt gebruikt en het moeilijker wordt de camera stil te
houden, kunt u het beste een statief gebruiken.
Hoe langer de belichtingstijd hoe meer ruis zichtbaar zal zijn in het beeld.
Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur
waarin de sluiter geopend was. U kunt echter niet verder gaan met opnemen zolang de
ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
U kunt de sluitertijd niet instellen op [BULB] in de volgende situaties:
Wanneer de functie [Lach-sluiter] is ingeschakeld.
Wanneer de functie [Auto HDR] is ingeschakeld.
Wanneer [Foto-effect] is ingesteld op [HDR-schilderij] of [Mono. m. rijke tonen].
Als de [Transportfunctie] is ingesteld op [Continue opname], [Bracket continu], [Zelfontsp.(Cont.)].
Als u de bovenstaande functies gebruikt terwijl de sluitertijd is ingesteld op [BULB], wordt
de sluitertijd tijdelijk ingesteld op 30 seconden.
Hint
Beelden opgenomen in de stand [BULB] zijn vaak wazig. Wij adviseren u een statief te
gebruiken of een afstandsbediening (los verkrijgbaar) die is voorzien van een
ontspanknop-vergrendelfunctie.
[40] Hoe te gebruiken Opnemen Een opnamefunctie selecteren
Film
U kunt de sluitertijd of diafragmawaarde instellen op uw gewenste instellingen voor het
opnemen van bewegende beelden. U kunt ook de beeldhoek controleren alvorens op te
nemen.
1. MENU (Camera- instellingen)[Opn.modus] [Film].
2. Druk op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt starten.
Druk nogmaals op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt stoppen.
Menu-onderdelen
Autom. programma:
Maakt het mogelijk om op te nemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de
sluitertijd als de diafragmawaarde). Andere instellingen kunnen worden handmatig worden
gemaakt en de instellingen blijven behouden.
Diafragmavoorkeuze:
Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de diafragmawaarde handmatig is ingesteld.
Sluitertijdvoorkeuze:
Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de sluitertijd handmatig is ingesteld.
Handm. belichting:
Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de belichting handmatig is ingesteld (zowel de
sluitertijd als de diafragmawaarde).
[41] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De zoom gebruiken
Zoom
Vergroot tijdens het opnemen de beelden met de W/T-(zoom)knop.
1. Vergroot tijdens het opnemen beelden met de W/T-(zoom)knop.
Draai de W/T (zoom-)knop naar de T-kant om in te zoomen en naar de W-kant om
uit te zoomen.
Wanneer een zoomlens is bevestigd, kunt u ook zoomen door die lens te bedienen.
Wanneer een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, bedient u de zoomknop
van de zoomlens om het onderwerp te vergroten.
Hint
Wanneer [Enkel optische zoom], is ingesteld op iets anders dan [Zoom-instelling], kunt u
het zoombereik van de optische zoom overschrijden bij het zoomen van beelden.
[42] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De zoom gebruiken
De zoomfuncties die beschikbaar zijn op het apparaat
De zoomfunctie van het apparaat levert een hogere zoomvergroting door meerdere
zoomfuncties te combineren. Het pictogram dat op het scherm wordt afgebeeld, verandert
met de geselecteerde zoomfunctie.
(1) Optische-zoombereik
Zoomt de beelden binnen het zoombereik van een lens.
Als een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, wordt de zoombalk van het optische-
zoombereik afgebeeld.
Als een andere lens dan een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, wordt de zoombalk
van het optische-zoombereik niet afgebeeld.
(2) Slimme-zoombereik ( )
Zoomt beelden zonder dat de oorspronkelijke kwaliteit verslechtert door een beeld
gedeeltelijk af te snijden (alleen wanneer het beeldformaat [M] of [S]).
(3) Helder-Beeld-Zoom-bereik ()
Zoomt beelden met behulp van beeldbewerking met minder vervorming. Stel [Zoom-
instelling] eerst in op [Aan:HelderBldZoom] of [Aan: Digitale zoom].
(4) Digitale-zoombereik ()
U kunt beelden vergroten met behulp van beeldbewerking. Als u [Aan: Digitale zoom]
selecteert voor [Zoom-instelling], kunt u deze zoomfunctie gebruiken.
Opmerking
De standaardinstelling voor [ Beeldformaat] is [L]. Om de slimme-zoomfunctie te
kunnen gebruiken, stelt u [ Beeldformaat] in op [M] of [S].
De zoomfuncties, behalve de optische-zoomfunctie, zijn niet beschikbaar bij opnemen in
de volgende situaties:
[Panorama d. beweg.]
[Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Lach-sluiter]
[Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG]
U kunt de slimme-zoomfunctie niet gebruiken met bewegende beelden.
Wanneer u een andere zoomfunctie gebruikt dan de optische zoom, ligt [Lichtmeetfunctie]
vast op [Multi].
Wanneer u een andere zoomfunctie gebruikt dan de optische zoom, zijn de volgende
functies niet beschikbaar:
[Gezichtsherkenning]
[AF-vergrendeling]
[Autom. kadreren]
[43] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De zoom gebruiken
Zoom-instelling
U kunt de zoominstelling van het apparaat selecteren.
[46] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De flitser gebruiken
Flitsfunctie
U kunt de flitsfunctie instellen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Flitsfunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Flitser uit:
De flitser werkt niet.
Automatisch flitsen:
De flitser gaat af in donkere omgevingen of bij het opnemen met sterk tegenlicht.
Invulflits:
Elke keer als u op de ontspanknop drukt, gaat de flitser af.
Langz.flitssync.:
Elke keer als u op de ontspanknop drukt, gaat de flitser af. U kunt met de langzame-
flitssynchronisatieopname een helder beeld opnemen van zowel het onderwerp als de
achtergrond door een langere sluitertijd te gebruiken.
Eindsynchron.:
Elke keer wanneer u de ontspanknop indrukt, gaat de flitser af net voordat de belichting is
voltooid. Met eindsynchronisatie kunt u een natuurlijke foto maken van het naspoor van een
bewegend onderwerp, zoals een rijdende auto of een wandelaar.
Opmerking
De standaardinstelling hangt af van de opnamefunctie.
De beschikbare flitsfuncties zijn afhankelijk van de opnamefunctie.
[47] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De flitser gebruiken
Flitscompensatie
Past de hoeveelheid flitslicht aan binnen een bereik van –2,0 EV tot +2,0 EV.
Flitscompensatie verandert alleen de hoeveelheid flitslicht. Belichtingscompensatie
verandert de hoeveelheid flitslicht in combinatie met de verandering van de sluitertijd en het
diafragma.
1. MENU (Camera- instellingen) [Flitscompensatie] gewenste instelling.
Door hogere waarden (+ kant) te selecteren, wordt het flitsniveau hoger, en door lagere
waarden (– kant) te selecteren, wordt het flitsniveau lager.
Opmerking
Het kan zijn dat het hogere flitseffect niet zichtbaar is omdat de beschikbare hoeveelheid
flitslicht beperkt is in het geval het onderwerp zich buiten het maximumbereik van de
flitser bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het lagere flitseffect mogelijk
niet zichtbaar.
[48] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een schermweergavefunctie
selecteren
De schermweergave veranderen (Opnemen)
U kunt de afgebeelde inhoud op het scherm veranderen.
1. Druk op de DISP (Weergave-instelling)-knop.
Iedere keer wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het opname-
informatiescherm als volgt:
Graf. weerg. Alle info weerg.Geen infoHistogram Graf. weerg.
Graf. weerg.
Alle info weerg.
Geen info
Menu-onderdelen
Beeldformaat wanneer [ Beeldverhouding] is ingesteld op 3:2
L: 24M 6000×4000 pixels
M: 12M 4240×2832 pixels
S: 6.0M 3008×2000 pixels
Beeldformaat wanneer [ Beeldverhouding] is ingesteld op 16:9
L: 20M 6000×3376 pixels
M: 10M 4240×2400 pixels
S: 5.1M 3008×1688 pixels
Opmerking
Als [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], komt het beeldformaat van
RAW-beelden overeen met [L].
[50] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Het formaat/de kwaliteit van
stilstaande beelden selecteren
Beeldverhouding (stilstaand beeld)
Stelt de beeldverhouding in van stilstaande beelden.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Beeldverhouding] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
3:2 (standaardinstelling):
Geschikt voor standaardafdrukken.
16:9:
Voor weergeven op een high-definition-tv.
[51] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Het formaat/de kwaliteit van
stilstaande beelden selecteren
Kwaliteit (stilstaand beeld)
Selecteert het compressieformaat van stilstaande beelden.
1. MENU (Camera- instellingen)[ Kwaliteit] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
RAW:
Bestandsformaat: RAW (neemt op met gebruikmaking van het RAW-compressieformaat.)
In dit bestandsformaat wordt geen digitale bewerking toegepast. Selecteer dit formaat als u
beelden op een computer wilt bewerken voor professionele doeleinden.
Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het beeldformaat wordt niet
afgebeeld op het scherm.
RAW en JPEG:
Bestandsformaat: RAW (neemt op met gebruikmaking van het RAW-compressieformaat.) +
JPEG
Een RAW-beeld en een JPEG-beeld worden tegelijkertijd opgenomen. Dit is handig
wanneer u 2 beeldbestanden nodig hebt: een JPEG-bestand om weer te geven, en een
RAW-bestand om te bewerken.
De beeldkwaliteit van het JPEG-beeld is ingesteld op [Fijn].
Fijn (standaardinstelling):
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij het opnemen gecomprimeerd in het JPEG-bestandsformaat.
Standaard:
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij het opnemen gecomprimeerd in het JPEG-bestandsformaat. Aangezien
de compressieverhouding van [Standaard] hoger is dan die van [Fijn], is de bestandsgrootte
van [Standaard] kleiner dan die van [Fijn]. Hiermee kunnen meer bestanden worden
opgenomen op 1 geheugenkaart, maar de kwaliteit is lager.
Opmerking
Als beelden niet bewerkt hoeven te worden op uw computer, adviseren wij u beelden op
te nemen in het JPEG-bestandsformaat.
U kunt geen DPOF-afdrukmarkering aanbrengen op beelden in het RAW-
bestandsformaat.
[52] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Het formaat/de kwaliteit van
stilstaande beelden selecteren
Panorama: formaat
Stelt het beeldformaat in voor het opnemen van panoramabeelden. Het beeldformaat
varieert afhankelijk van de instelling [Panorama: richting].
1. MENU (Camera- instellingen)[Panorama: formaat]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Als [Panorama: richting] is ingesteld op [Naar boven] of [Naar beneden]
Standaard: 3872×2160
Breed: 5536×2160
Als [Panorama: richting] is ingesteld op [Links] of [Rechts]
Standaard: 8192×1856
Breed: 12416×1856
[53] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Het formaat/de kwaliteit van
stilstaande beelden selecteren
Panorama: richting
Stelt de richting in waarin de camera moet worden gepand bij het opnemen van
panoramabeelden.
1. MENU (Camera- instellingen)[Panorama: richting]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Rechts (standaardinstelling):
Pan de camera van links naar rechts.
Links:
Pan de camera van rechts naar links.
Naar boven:
Pan de camera van onder naar boven.
Naar beneden:
Pan de camera van boven naar onder.
[54] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Scherpstelfunctie
Selecteert de scherpstelmethode die geschikt is voor de beweging van het onderwerp.
1. MENU (Camera- instellingen)[Scherpstelfunctie] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
(Enkelvoudige AF):
Het apparaat vergrendelt de scherpstelling nadat het scherpstellen is voltooid. Gebruik
[Enkelvoudige AF] wanneer het onderwerp bewegingsloos is.
(Automatische AF) (standaardinstelling):
[Enkelvoudige AF] en [Continue AF] worden omgewisseld aan de hand van de beweging van
het onderwerp. Als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, vergrendelt het
apparaat de scherpstelling wanneer het bepaalt dat het onderwerp stilstaat, of blijft
scherpstellen wanneer het onderwerp beweegt.
Tijdens ononderbroken opnemen neemt het apparaat automatisch op met continu-AF vanaf
de tweede opname.
(Continue AF):
Het apparaat blijft scherpstellen zo lang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt.
Gebruik dit wanneer het onderwerp in beweging is.
(D. handm. sch.):
Maakt het mogelijk om handmatig scherp te stellen in combinatie met automatisch
scherpstellen.
(H. scherpst.):
Stelt handmatig scherp.
Opmerking
Als het onderwerp te dichtbij is, kunnen stof of vingerafdrukken op de lens zichtbaar zijn
op het beeld. Veeg de lens schoon met een zachte doek of iets dergelijks.
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF], wordt de pieptoon niet voortgebracht
nadat is scherpgesteld.
[Automatische AF] is alleen beschikbaar wanneer u een lens gebruikt die ondersteuning
biedt voor scherpstellingsvlak-fasedetectie AF.
Wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Breed] of [Zone], kan het bereikzoekerframe
veranderen nadat u hebt scherpgesteld met de functie [Automatische AF].
[55] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Scherpstelgebied
Selecteert het scherpstelgebied. Gebruik deze functie wanneer het moeilijk is goed scherp
te stellen in de automatische scherpstellingsfunctie.
1. MENU (Camera- instellingen)[Scherpstelgebied]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Breed:
Stelt automatisch scherp op een onderwerp in alle bereiken van het beeld.
Wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt in de stilstaand-beeldopnamefunctie,
wordt een groen kader afgebeeld rond het gebied dat scherpgesteld is.
Zone:
Selecteer een zone op de monitor waarop u wilt scherpstellen. Een zone bestaat uit negen
scherpstelgebieden en het apparaat selecteert automatisch het scherpstelgebied waarop
wordt scherpgesteld.
Midden:
Stelt automatisch scherp op een onderwerp in het midden van het beeld. Indien gebruikt in
combinatie met de AF-vergrendelingsfunctie, kunt u het gewenste beeld samenstellen.
Flexibel punt:
Maakt het mogelijk om het AF-bereikframe te verplaatsen naar de gewenste plaats op het
scherm en scherp te stellen op een extreem klein onderwerp in een smal gebied.
Op het Flexibel Punt-opnamescherm kunt u de grootte van het AF-bereikzoekerframe
veranderen door het besturingswiel te draaien.
AF-vergrendeling:
Als de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden, volgt het apparaat het
onderwerp binnen het geselecteerde scherpstelgebied. Wijs met de cursor [AF-
vergrendeling] aan op het [Scherpstelgebied]-instelscherm, en selecteer daarna het
gewenste gebied waar het volgen moet beginnen met de linker-/rechterkant van het
besturingswiel. U kunt het gebied waarin het volgen begint verplaatsen naar het gewenste
punt door het gebied aan te wijzen als het flexibele punt.
Op het Flexibel Punt-opnamescherm kunt u de grootte van het AF-bereikzoekerframe
veranderen door het besturingswiel te draaien.
Opmerking
Wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF] en [Scherpstelgebied] is
ingesteld op [Breed] of [Zone], kan het bereikzoekerframe veranderen nadat is
scherpgesteld.
Wanneer [ AF-hulplicht] is ingesteld op [Automatisch] en [Scherpstelgebied] is
ingesteld op [Breed] of [Zone], kan een AF-bereikzoekerframe worden afgebeeld met een
stippellijn.
[56] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Scherpstellingsvlak-fasedetectie AF
Wanneer er scherpstellingsvlak-fasedetectie AF-punten binnen het gebied van de
automatische scherpstelling liggen, gebruikt het apparaat de gecombineerde automatische
scherpstelling van de scherpstellingsvlak-fasedetectie AF en contrast-AF.
Opmerking
Wanneer de diafragmawaarde is ingesteld op F13 of hoger, kunt u de scherpstellingsvlak-
fasedetectie AF niet gebruiken. Alleen contrast AF is beschikbaar.
Scherpstellingsvlak-fasedetectie AF is alleen beschikbaar wanneer een geschikte lens is
bevestigd. Als u een lens gebruikt die scherpstellingsvlak-fasedetectie AF niet
ondersteunt, kunt u [Automatische AF], [ Duur AF-volgen] of [ AF-snelheid] niet
gebruiken.
Bovendien, zelfs wanneer u een eerder aangeschafte, geschikte lens gebruikt, werkt de
scherpstellingsvlak-fasedetectie AF mogelijk niet als u de lens niet updatet.
Wanneer u een lens met een A-vatting (los verkrijgbaar) bevestigt met de vattingadapter
(los verkrijgbaar), kunt u de scherpstellingsvlak-fasedetectie AF van dit apparaat niet
gebruiken.
[57] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Centr. AF-vergrend.
Wanneer u op de middenknop drukt, detecteert de camera het onderwerp dat zich in het
midden van het scherm bevindt, waarna de camera dat onderwerp blijft volgen.
1. MENU (Camera- instellingen)[Centr. AF-vergrend.][Aan]
2. Plaats het doelframe (A) rond het onderwerp en druk op in het midden van het
besturingswiel. Om het volgen te stoppen, selecteert u MENU (Camera-
instellingen) [Centr. AF-vergrend.][Uit].
3. Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
Opmerking
[Centr. AF-vergrend.] werkt mogelijk niet erg goed in de volgende situaties:
Het onderwerp beweegt te snel.
Het onderwerp is te klein of te groot.
Er is weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond.
Het is donker.
Het omgevingslicht verandert.
AF-vergrendeling werkt niet in de volgende situaties:
In de functie [Panorama d. beweg.]
Wanneer [Scènekeuze] is ingesteld op [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas].
Tijdens opnemen in de handmatige scherpstellingsfunctie
Tijdens gebruik van de digitale zoom
Wanneer het te volgen onderwerp uit het scherm verdwijnt wordt de AF-vergrendeling
vrijgegeven.
Wanneer [Centr. AF-vergrend.] is ingesteld op [Aan], is de camera mogelijk enige tijd niet
in staat om het volgen te hervatten nadat de camera het onderwerp is kwijtgeraakt.
[58] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Scherpstelvergrendeling
Neemt beelden op met de scherpstelling vergrendeld op het gewenste onderwerp in de
automatische scherpstellingsfunctie.
1. MENU (Camera- instellingen)[Scherpstelfunctie] [Enkelvoudige AF].
2. Plaats het onderwerp binnen het AF-gebied en druk de ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelling is vergrendeld.
3. Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en plaats het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het beeld opnieuw samen te stellen.
4. Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
[59] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
H. scherpst.
Als het moeilijk is goed scherp te stellen in de automatische scherpstellingsfunctie, kunt u de
scherpstelling handmatig uitvoeren.
1. MENU (Camera- instellingen)[Scherpstelfunctie] [H. scherpst.].
2. Draai de scherpstelring om goed scherp te stellen.
Wanneer u de scherpstelring draait, wordt de scherpstellingsafstand afgebeeld op
het scherm.
3. Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
[60] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Directe handmatige scherpstelling (DMF)
U kunt fijnregelen nadat de scherpstelling is vergrendeld.
U kunt snel scherpstellen op een onderwerp in plaats van handmatig scherp te stellen vanaf
het begin. Dit is handig in gevallen zoals macro-opname.
1. MENU (Camera- instellingen)[Scherpstelfunctie] [D. handm. sch.].
2. Druk de ontspanknop tot halverwege in om automatisch scherp te stellen.
3. Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en draai de scherpstelring om een
betere scherpstelling te krijgen.
Wanneer u de scherpstelring draait, wordt de scherpstellingsafstand afgebeeld op
het scherm.
4. Druk de ontspanknop helemaal in om een beeld op te nemen.
[61] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
MF Assist (stilstaand beeld)
U kunt het beeld op het scherm automatisch vergroten om gemakkelijker handmatig scherp
te stellen. Dit werkt bij opnemen met handmatige scherpstelling of met directe handmatige
scherpstelling.
1. MENU (Eigen instellingen)[MF Assist][Aan].
2. Stel de scherpstelling in door de scherpstelring te draaien.
Het beeld wordt vergroot. U kunt beelden verder vergroten door op in het midden van
het besturingswiel te drukken.
Opmerking
U kunt [MF Assist] niet gebruiken tijdens het opnemen van bewegende beelden.
[MF Assist] is alleen beschikbaar wanneer een lens met een E-vatting is bevestigd.
Hint
U kunt instellen hoe lang het beeld vergroot moet worden weergegeven door MENU
(Eigen instellingen)[Schrpstelvergrot.tijd] te selecteren.
[62] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Scherpst. vergroten
Geen beperk.:
Vergroot de beelden tot u op de ontspanknop drukt.
[64] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Reliëfniveau
U kunt bij opnemen met handmatige scherpstelling of met directe handmatige scherpstelling
de contouren van scherpgestelde bereiken benadrukken met behulp van een specifieke
kleur. Met behulp van deze functie kunt u de scherpstelling gemakkelijk controleren.
1. MENU (Eigen instellingen)[Reliëfniveau] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Hoog:
Stelt het reliëfniveau in op hoog.
Gemiddeld:
Stelt het reliëfniveau in op gemiddeld.
Laag:
Stelt het reliëfniveau in op laag.
Uit (standaardinstelling):
Maakt geen gebruik van de reliëffunctie.
Opmerking
Aangezien het apparaat oordeelt dat scherpe delen scherpgesteld zijn, verschilt het effect
van de reliëffunctie afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden.
De contouren van scherpgestelde bereiken worden niet benadrukt wanneer het apparaat
is aangesloten met behulp van een HDMI-kabel.
[65] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Reliëfkleur
Stelt bij opnemen met handmatige scherpstelling of met directe handmatige scherpstelling
de kleur in die wordt gebruikt voor de reliëffunctie.
1. MENU (Eigen instellingen)[Reliëfkleur] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Rood:
Reliëf versterkt in rood.
Geel:
Reliëf versterkt in geel.
Wit (standaardinstelling):
Reliëf versterkt in wit.
[66] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Pre-AF (stilstaand beeld)
Het apparaat stelt automatisch scherp voordat u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
1. MENU (Eigen instellingen)[ Pre-AF] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Stelt scherp voordat u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
Uit:
Stelt niet scherp voordat u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
Opmerking
[ Pre-AF] is alleen beschikbaar wanneer een lens met E-vatting is bevestigd.
[67] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
AF/MF-regeling
U kunt de scherpstellingsfunctie tijdens het opnemen eenvoudig omschakelen van
automatisch naar handmatig en terug zonder de positie van uw handen te veranderen.
1. MENU (Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.] → knop waaraan wordt
toegewezen [AF/MF-reg. vergr.] of [AF/MF-reg. wissel.].
U kunt instellen of het scherpstelgebied dat is scherpgesteld moet worden afgebeeld of niet
wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Breed] of [Zone], en [Scherpstelfunctie] is
ingesteld op [Continue AF].
1. MENU (Eigen instellingen)[Cont. AF-geb. weerg]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Beeldt het scherpstelgebied dat is scherpgesteld af.
Uit:
Beeldt het scherpstelgebied dat is scherpgesteld niet af.
Opmerking
Wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Midden] of [Flexibel punt], worden de kaders
in het scherpstelgebied dat is scherpgesteld groen, ongeacht de instellingen van [Cont.
AF-geb. weerg].
[71] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
AF aan
U kunt scherpstellen met elke willekeurige knop in plaats van de ontspanknop tot halverwege
in te drukken. De instellingen voor [Scherpstelfunctie] worden toegepast.
1. Selecteer de gewenste knop en wijs de functie [AF aan] eraan toe met MENU
(Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.].
2. Druk op de knop waaraan u de functie [AF aan] hebt toegewezen tijdens opnemen in
de automatische scherpstelfunctie.
Opmerking
U kunt de functie [AF aan] niet instellen op [Functie linkerknop], [Functie rechterknop] of
[Omlaag-knop].
[72] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
AF op de ogen
De camera stelt scherp op de ogen van het onderwerp terwijl u de knop ingedrukt houdt.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.]wijs de functie [AF op de
ogen] toe aan de gewenste knop.
2. Richt de camera op iemands gezicht en druk op de knop waaraan u de functie [AF op
de ogen] hebt toegewezen.
3. Druk op de ontspanknop terwijl u de knop ingedrukt houdt.
Opmerking
Afhankelijk van de omstandigheden is het mogelijk dat de camera niet kan scherpstellen
op de ogen. In dergelijke gevallen detecteert de camera een gezicht en stelt scherp op
dat gezicht.
Als de camera het gezicht van een persoon niet kan detecteren, kunt u [AF op de ogen]
niet gebruiken.
Afhankelijk van de omstandigheden, kunt u [AF op de ogen] niet gebruiken, bijvoorbeeld
wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF] of [H. scherpst.], enz.
[AF op de ogen] werkt niet in de volgende situaties:
Wanneer de persoon een zonnebril draagt.
Wanneer het haar de ogen van de persoon bedekt.
Onder omstandigheden met zwakke belichting of tegenlicht.
Wanneer de ogen dicht zijn.
Wanneer de persoon in de schaduw staat.
Wanneer de persoon onscherp is.
Hint
Als de camera scherpstelt op de ogen en [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Aan],
wordt een detectieframe afgebeeld rond het gezicht nadat het is afgebeeld rond de ogen.
Als [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Uit], wordt gedurende een bepaalde tijdsduur
een detectieframe afgebeeld rond de ogen.
Opmerking
U kunt de functie [AF op de ogen] niet instellen op [Functie linkerknop], [Functie
rechterknop] of [Omlaag-knop].
[73] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
AF-snelheid (bewegende beelden)
U kunt de snelheid waarmee wordt scherpgesteld omschakelen wanneer u tijdens het
opnemen van bewegende beelden gebruik maakt van automatische scherpstelling.
1. MENU (Camera- instellingen)[ AF-snelheid]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Snel:
Stelt de AF-aandrijfsnelheid in op snel. Deze functie is geschikt voor het opnemen van
actiescènes, zoals bij sport.
Normaal (standaardinstelling):
Stelt de AF-aandrijfsnelheid in op normaal.
Langzaam:
Stelt de AF-aandrijfsnelheid in op langzaam. Met deze functie verandert de scherpstelling
soepel wanneer het onderwerp waarop moet worden scherpgesteld wordt veranderd. Deze
functie is handig voor het opnemen van indrukwekkende beelden.
[74] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
Duur AF-volgen (bewegende beelden)
Bij het opnemen van bewegende beelden kunt u de duur van AF-volgen instellen.
1. MENU (Camera- instellingen)[ Duur AF-volgen] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Hoog:
Stelt de AF-volgduur in op hoog. Deze functie is handig bij het opnemen van bewegende
beelden waarbij het onderwerp snel beweegt.
Normaal (standaardinstelling):
Stelt de AF-volgduur in op normaal. Deze functie is handig wanneer u een bepaald
onderwerp scherpgesteld wilt houden terwijl er enkele obstakels voor het onderwerp staan,
of op drukbezochte plaatsen.
[75] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Scherpstellen
De exacte afstand tot een onderwerp meten
De -markering geeft de locatie van de beeldsensor* aan. Wanneer u de exacte afstand
meet tussen het apparaat en het onderwerp, kijk dan naar de positie van de horizontale lijn.
De afstand van het lenscontactoppervlak tot de beeldsensor is ongeveer 18 mm.
*De beeldsensor is het onderdeel dat de lichtbron omzet in een digitaal signaal.
Opmerking
Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de lens, kan de
scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand tussen het onderwerp
en het apparaat.
[76] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Belichting instellen
Belicht.comp.
Uitgaande van de belichtingswaarde die is ingesteld door de automatische
belichtingsfunctie, kunt u het gehele beeld helderder of donkerder maken als u
[Belicht.comp.] verandert naar de pluskant respectievelijk de minkant
(belichtingscompensatie). Normaal gesproken wordt de belichting automatisch ingesteld
(automatische belichting).
1. MENU (Camera- instellingen) [Belicht.comp.]gewenste instelling.
U kunt de belichting instellen binnen een bereik van –3,0 EV tot +3,0 EV.
Opmerking
U kunt voor bewegende beelden de belichting instellen binnen een bereik van −2,0 EV tot
+2,0 EV.
Als u een onderwerp opneemt in uiterst heldere of donkere omstandigheden, of wanneer
u de flitser gebruikt, kunt u mogelijk geen bevredigend resultaat bereiken.
Als u [Handm. belichting] gebruikt, kunt u de belichting alleen compenseren als [ISO] is
ingesteld op [ISO AUTO].
[77] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Belichting instellen
Lichtmeetfunctie
Selecteert de lichtmeetfunctie die instelt welk deel van het scherm moet worden gemeten
voor het bepalen van de belichting.
1. MENU (Camera- instellingen) [Lichtmeetfunctie] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Multi (standaardinstelling):
Na opdeling van het totale scherm in meerdere gebieden wordt het licht op elk gebied
gemeten, en zo wordt de juiste belichting van het hele scherm bepaald (Multi-
patroonmeting).
Midden:
Meet de gemiddelde helderheid van het hele scherm, terwijl de nadruk ligt op het
middengedeelte van het scherm (Middengewogen meting).
Spot:
Meet alleen het middengedeelte (Spotmeting). Deze functie is nuttig wanneer het onderwerp
van achteren wordt belicht of wanneer er een sterk contrast is tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Opmerking
[Multi] wordt geselecteerd bij gebruik van de volgende functies:
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
Alle zoomfuncties, behalve optische zoom
[78] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Belichting instellen
AE-vergrendeling
tot halverwege indrukt in het geval [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Enkelvoudige AF].
Wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Automatische AF], en het apparaat bepaalt dat
het onderwerp beweegt, of wanneer u burst-opnamen maakt, wordt de vaste belichting
geannuleerd.
Aan:
Vergrendelt de belichting wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
Uit:
Vergrendelt de belichting niet wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt. Gebruik
deze functie wanneer u de scherpstelling en belichting afzonderlijk wilt instellen.
Opmerking
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF] en [AEL met sluiter] is [Uit] of
[Automatisch], ligt het diafragma vast op het moment dat u de ontspanknop tot
halverwege indrukt. Als de helderheid sterk verandert tijdens continu opnemen, haalt u uw
vinger van de ontspanknop af en drukt u de ontspanknop opnieuw tot halverwege in.
Wanneer [AEL-wisselen] is toegewezen aan een willekeurige knop met behulp van [Eigen
toetsinstelling.], krijgt de bediening van de knop voorrang boven de instellingen van [
AEL met sluiter].
[80] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Belichting instellen
Bel.comp.inst.
Stelt in of de belichtingscompensatiewaarde moet worden toegepast om zowel het flitslicht
als het omgevingslicht te regelen, of alleen het omgevingslicht.
1. MENU (Eigen instellingen)[Bel.comp.inst.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Omgeving+flits (standaardinstelling):
Past de belichtingscompensatiewaarde toe om zowel het flitslicht als het omgevingslicht te
regelen.
Alleen omgeving:
Past de belichtingscompensatiewaarde toe om alleen het omgevingslicht te regelen.
[81] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Belichting instellen
Zebra
Het zebrapatroon wordt afgebeeld over het deel van een beeld als het helderheidsniveau de
IRE die u hebt ingesteld overschrijdt. Gebruik dit zebrapatroon als richtlijn bij het instellen
van de helderheid.
1. MENU (Eigen instellingen)[Zebra] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
Beeldt het zebrapatroon niet af.
70/75/80/85/90/95/100/100+:
Stelt het helderheidsniveau in.
Opmerking
Het zebrapatroon wordt niet afgebeeld tijdens een HDMI-verbinding.
[82] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Belichting instellen
Belichtingsinst.gids
U kunt instellen of een gids wordt afgebeeld wanneer u de belichting instelt.
1. MENU (Eigen instellingen) [Belichtingsinst.gids] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit:
Beeldt de gids niet af.
Aan (standaardinstelling):
Beeldt de gids af.
[83] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Transportfunctie
U kunt de transportfunctie instellen, zoals ononderbroken opnamen of zelfontspanner-
opnamen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Enkele opname (standaardinstelling):
Neemt één stilstaand beeld op. Normale opnamestand.
Continue opname:
Neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Zelfontspanner:
Neemt een beeld op na 10 of 2 seconden.
Zelfontsp.(Cont.):
Neemt continu een opgegeven aantal beelden op na 10 seconden.
Bracket continu:
Neemt beelden op wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt, elk met een verschillend
helderheidsniveau.
Bracket enkel:
Neemt een opgegeven aantal beelden op, één voor één, elk met een verschillende
helderheidsniveau.
Witbalansbracket:
Neemt in totaal drie beelden op, elk met een verschillende kleurtint volgens de
geselecteerde instellingen voor witbalans, kleurtemperatuur en kleurfilter.
Bracket DRO:
Neemt in totaal drie beelden op, elk met een verschillend niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
[84] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Continue opname
Neemt beelden ononderbroken op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Continue opname].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Continue opname: Hi (standaardinstelling):
De snelheid van het ononderbroken opnemen wordt ingesteld op het maximum van
ongeveer 6 beelden per seconde.
Continue opname: Lo:
De snelheid van het ononderbroken opnemen wordt ingesteld op het maximum van
ongeveer 3 beelden per seconde.
Hint
Om de scherpstelling en belichting vast te houden tijdens een burst-opname, verandert u
de volgende instellingen.
De belichting van de eerste opname wordt bepaald wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt. De belichtingsinstelling van de eerste opname wordt ook gebruikt
voor de volgende opnamen.
Stel [Scherpstelfunctie] in op [Continue AF] of [Automatische AF].
Stel [ AEL met sluiter] in op [Uit] of [Automatisch].
[85] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Zelfontspanner
Het apparaat neemt een beeld op met de zelfontspanner met een vertraging van 10
seconden of 2 seconden.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Zelfontspanner].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Zelfontspanner: 10 sec. (standaardinstelling):
Stelt de zelfontspanner met een vertraging van 10 seconden in.
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje, klinkt een pieptoon en
ontspant de sluiter na 10 seconden. Druk nogmaals op de ontspanknop als u de
zelfontspanner wilt annuleren.
Zelfontspanner: 2 sec.:
Stelt de zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden in. Dit vermindert de
camerabewegingen die worden veroorzaakt door het indrukken van de ontspanknop.
Hint
Druk op de /-knop van het besturingswiel om de zelfontspanner te beëindigen.
Druk op de /-knop en selecteer (Enkele opname) op het besturingswiel om
de zelfontspanner uit te schakelen.
[86] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Zelfontsp.(Cont.)
Maakt na 10 seconden zonder onderbreking het aantal opnamen dat u hebt ingesteld. U
kunt de beste opname kiezen uit de opnamen die zijn gemaakt.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Zelfontsp.(Cont.)].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Zelfontsp.(Cont.): 10sec. 3beeld. (standaardinstelling):
Neemt drie frames achter elkaar op 10 seconden nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje, klinkt een pieptoon en
ontspant de sluiter na 10 seconden.
Zelfontsp.(Cont.): 10sec. 5beeld.:
Neemt vijf frames achter elkaar op 10 seconden nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje, klinkt een pieptoon en
ontspant de sluiter na 10 seconden.
[87] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracket continu
Neemt meerdere beelden op waarbij automatisch de belichting wordt verschoven van
normale belichting, naar donkerder en vervolgens naar lichter. Houd de ontspanknop
ingedrukt totdat de bracket-opname is voltooid.
U kunt na het maken van de opnamen het beeld kiezen dat het beste overeenkomt met uw
bedoeling.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Bracket continu].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket continu: 0,3EV 3 beelden (standaardinstelling):
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,3 EV.
Bracket continu: 0,3EV 5 beelden:
Deze instelling neemt vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,3 EV.
Bracket continu: 0,5EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,5 EV.
Bracket continu: 0,5EV 5 beelden:
Deze instelling neemt vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,5 EV.
Bracket continu: 0,7EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,7 EV.
Bracket continu: 0,7EV 5 beelden:
Deze instelling neemt vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,7 EV.
Bracket continu: 1,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 1,0 EV.
Bracket continu: 2,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 2,0 EV.
Bracket continu: 3,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 3,0 EV.
Opmerking
De laatste opname wordt weergegeven in Auto Review.
Als [ISO AUTO] is geselecteerd in de functie [Handm. belichting], wordt de belichting
verschoven door de ISO-waarde te veranderen. Als een andere instelling dan [ISO
AUTO] is geselecteerd, wordt de belichting verschoven door de sluitertijd te veranderen.
Als u de belichting opnieuw instelt, wordt de belichting verschoven op basis van de nieuw
ingestelde belichtingswaarde.
Als de flitser wordt gebruikt, voert het apparaat een flits-bracketopname uit, waarbij de
hoeveelheid flitslicht wordt verschoven, zelfs wanneer [Bracket continu] is geselecteerd.
Druk voor elk beeld op de ontspanknop.
[88] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracket enkel
Neemt meerdere beelden op waarbij automatisch de belichting wordt verschoven van
normale belichting, naar donkerder en vervolgens naar lichter.
Druk voor elk beeld op de ontspanknop. U kunt na het opnemen een beeld selecteren dat
aan uw wensen voldoet.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Bracket enkel].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket enkel: 0,3EV 3 beelden (standaardinstelling):
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,3 EV.
Bracket enkel: 0,3EV 5 beelden:
Deze instelling neemt in totaal vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,3 EV.
Bracket enkel: 0,5EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,5 EV.
Bracket enkel: 0,5EV 5 beelden:
Deze instelling neemt in totaal vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,5 EV.
Bracket enkel: 0,7EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,7 EV.
Bracket enkel: 0,7EV 5 beelden:
Deze instelling neemt in totaal vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,7 EV.
Bracket enkel: 1,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 1,0 EV.
Bracket enkel: 2,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 2,0 EV.
Bracket enkel: 3,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 3,0 EV.
Opmerking
Als [ISO AUTO] is geselecteerd in de functie [Handm. belichting], wordt de belichting
verschoven door de ISO-waarde te veranderen. Als een andere instelling dan [ISO
AUTO] is geselecteerd, wordt de belichting verschoven door de sluitertijd te veranderen.
Als u de belichting opnieuw instelt, wordt de belichting verschoven op basis van de nieuw
ingestelde belichtingswaarde.
[89] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Witbalansbracket
Neemt drie beelden op, elk met een verschillend kleurtinten volgens de geselecteerde
instellingen voor de witbalans, kleurtemperatuur en kleurfilter.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Witbalansbracket].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket witbalans: Lo (standaardinstelling):
Neemt een serie van drie beelden op met kleine verschillen in de witbalans.
Bracket witbalans: Hi:
Neemt een serie van drie beelden op met grote verschillen in de witbalans.
Opmerking
De laatste opname wordt weergegeven in Auto Review.
[90] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een transportfunctie selecteren
(Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracket DRO
U kunt in totaal drie beelden opnemen, elk met een verschillend niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Bracket DRO].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket DRO: Lo (standaardinstelling):
Neemt een serie van drie beelden op met kleine verschillen in het niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
Bracket DRO: Hi:
Neemt een serie van drie beelden op met grote verschillen in het niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
Opmerking
De laatste opname wordt weergegeven in Auto Review.
[91] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Foto's van uzelf nemen door
naar het scherm te kijken
Zelfportr./-ontspan.
U kunt de hoek van het LCD-scherm veranderen en beelden opnemen terwijl u het beeld op
het scherm bekijkt.
1. MENU (Eigen instellingen)[Zelfportr./-ontspan.] [Aan].
2. Kantel het LCD-scherm 180° omhoog en richt vervolgens de lens op uzelf.
3. Druk op de ontspanknop.
Het apparaat start de zelfontspanneropname na drie seconden.
Hint
Als u een andere transportfunctie wilt gebruiken dan de zelfontspanner met een
vertraging van 3 seconden, stelt u eerst [Zelfportr./-ontspan.] in op [Uit], en kantelt u
vervolgens de monitor ongeveer 180 graden omhoog.
[92] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De ISO-gevoeligheid
selecteren
ISO
De gevoeligheid voor licht wordt uitgedrukt in de ISO-waarde (aanbevolen-belichtingsindex).
Hoe hoger de waarde, hoe hoger de gevoeligheid is.
1. MENU (Camera- instellingen) [ISO] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
ISO AUTO (standaardinstelling):
Stelt automatisch de ISO-gevoeligheid in.
100 / 125 / 160 / 200 / 250 / 320 / 400 / 500 / 640 / 800 / 1000 / 1250 / 1600 /
2000 / 2500 / 3200 / 4000 / 5000 / 6400 / 8000 / 10000 / 12800 / 16000 /
20000 / 25600:
U kunt voorkomen dat beelden opgenomen op donkere plaatsen of van bewegende
onderwerpen wazig worden door de ISO-gevoeligheid te verhogen (een hogere waarde in te
stellen).
Opmerking
[ISO AUTO] wordt geselecteerd bij gebruik van de volgende functies:
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
[Panorama d. beweg.]
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe meer ruis zichtbaar wordt op de beelden.
Bij het opnemen van bewegende beelden zijn ISO-waarden tussen ISO 100 en ISO
12800 beschikbaar. Als de ISO-waarde wordt ingesteld op een hogere waarde dan ISO
12800, wordt de instelling automatisch veranderd in ISO 12800. Nadat u klaar bent met
het opnemen van bewegende beelden, keert de ISO-waarde terug naar de
oorspronkelijke instelling.
[93] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De helderheid of het contrast
corrigeren
D.-bereikopt. (DRO)
Door het beeld onder te verdelen in kleine gebieden, analyseert het apparaat het contrast
van licht en schaduw tussen het onderwerp en de achtergrond, en creëert een beeld met de
optimale helderheid en gradatie.
1. MENU (Camera- instellingen)[DRO/Auto HDR] [D.-bereikopt.].
2. Selecteer de gewenste instelling met de linker-/rechterkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Dynamische-bereikopt.: auto (standaardinstelling):
Corrigeert automatisch de helderheid.
Dynamische-bereikopt.: 1 Dynamische-bereikopt.: 5:
Optimaliseert de gradatie van een opgenomen beeld voor elk gebied. Selecteer het
optimalisatieniveau tussen Lv1 (zwak) en Lv5 (krachtig).
Opmerking
[DRO/Auto HDR] ligt vast op [Uit] wanneer de opnamefunctie is ingesteld op [Panorama
d. beweg.], of wanneer [Foto-effect] wordt gebruikt.
[DRO/Auto HDR] ligt vast op [Uit] wanneer [Zonsondergang], [Nachtscène],
[Nachtportret], [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas] is geselecteerd voor
[Scènekeuze]. De instelling ligt vast op [Dynamische-bereikopt.: auto] wanneer andere
functies zijn geselecteerd bij [Scènekeuze].
Tijdens opnemen met [D.-bereikopt.] kan ruis voorkomen in het beeld. Selecteer het juiste
niveau door het opgenomen beeld te controleren, vooral wanneer u het effect sterker
maakt.
[94] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De helderheid of het contrast
corrigeren
Auto HDR
Verbreedt het bereik (gradatie) zodat u van de heldere delen tot de donkere delen beelden
met de juiste helderheid kunt opnemen (HDR: High Dynamic Range). Eén beeld met een
juiste belichting en een beeld samengesteld uit over elkaar liggende beelden worden
opgenomen.
1. MENU (Camera- instellingen)[DRO/Auto HDR] [Auto HDR].
2. Selecteer de gewenste instelling met de linker-/rechterkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Auto HDR: belichtingsver. auto (standaardinstelling):
Corrigeert automatisch het belichtingsverschil.
Auto HDR: belichtingsver. 1,0 EVAuto HDR: belichtingsver. 6,0 EV:
Stelt het belichtingsverschil in op basis van het contrast van het onderwerp. Selecteer het
optimale niveau tussen 1,0 EV (zwak) en 6,0 EV (sterk).
Bijvoorbeeld, als u de belichtingswaarde instelt op 2,0 EV, worden drie beelden
samengesteld met de volgende belichtingsniveaus: ; −1,0 EV, optimale belichting en +1,0
EV.
Opmerking
[Auto HDR] is niet beschikbaar voor RAW-beelden.
Als de opnamefunctie is ingesteld op [Slim automatisch], [Superieur automat.], [Panorama
d. beweg.] of [Scènekeuze], kunt u [Auto HDR] niet selecteren.
Wanneer u [Foto-effect] gebruikt, kunt u [Auto HDR] niet selecteren.
U kunt de volgende opname niet eerder maken dan dat het opslagproces na het
opnemen is voltooid.
U krijgt mogelijk niet het gewenste effect, afhankelijk van het luminantieverschil van een
onderwerp en de opnameomstandigheden.
Wanneer de flitser wordt gebruikt, heeft deze functie weinig effect.
Wanneer de scène weinig contrast heeft, of wanneer apparaatbeweging of
onderwerpbeweging optreedt, kunt u mogelijk geen goede HDR-beelden maken. Als het
apparaat een probleem heeft vastgesteld, wordt afgebeeld op het opgenomen
beeld om u te informeren over deze situatie. Maak zo nodig nog een opname en besteed
aandacht aan het contrast of de onscherpte.
[95] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De kleurtinten aanpassen
Witbalans
Past de kleurtinten aan de omgevingslichtomstandigheden aan. Gebruik deze functie als de
kleurtinten van het beeld er niet uitzien zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtinten
wilt veranderen voor een fotografisch effect.
1. MENU (Camera- instellingen)[Witbalans] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Het apparaat detecteert automatisch de lichtbron en past de kleurtinten aan.
Daglicht:
De kleurtinten worden ingesteld op daglicht.
Schaduw:
De kleurtinten worden ingesteld op schaduw.
Bewolkt:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op een bewolkte dag.
Gloeilamp:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op plaatsen onder een gloeilamp of onder felle
verlichting, zoals in een fotostudio.
TL-licht: warm wit:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op warme, witte fluorescerende verlichting.
TL-licht: koel wit:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op witte fluorescerende verlichting.
TL-licht: daglichtwit:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op neutrale, witte fluorescerende verlichting.
TL-licht: daglicht:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op daglichtachtige fluorescerende verlichting.
Flitslicht:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op flitslicht.
Onderwater automat.:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op opnemen onderwater.
Kl.temp./Filter:
Past de kleurtinten aan afhankelijk van de lichtbron. Bereikt het effect van CC-filters (Color
Compensation) voor fotografie.
Eigen:
Gebruikt de witbalansinstelling opgeslagen in [Eigen instelling].
Eigen instelling:
Slaat de basiswitkleur op onder de lichtomstandigheden voor de opnameomgeving.
Hint
U kunt de rechterkant van het besturingswiel gebruiken om het fijnregelscherm af te
beelden en de kleurtemperatuur naar wens te fijnregelen.
In [Kl.temp./Filter] kunt u de rechterknop gebruiken om het kleurtemperatuurinstelscherm
af te beelden en een instelling te maken. Wanneer u nogmaals op de rechterknop drukt,
wordt het fijnregelscherm afgebeeld waarop u naar wens kunt fijnregelen.
Opmerking
[Witbalans] ligt vast op [Automatisch] in de volgende situaties:
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
[96] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken De kleurtinten aanpassen
De basiswitkleur opslaan in [Eigen instelling].
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten lichtbronnen,
adviseren wij u de eigen witbalans te gebruiken om de witte kleuren nauwkeurig te
reproduceren.
1. MENU (Camera- instellingen) [Witbalans] [Eigen instelling].
2. Houd het apparaat zo dat het witte gebied volledig het AF-gebied in het midden bedekt
en druk vervolgens op in het midden van het besturingswiel.
De gekalibreerde waarden (kleurtemperatuur en kleurfilter) worden afgebeeld en
geregistreerd.
Opmerking
De mededeling [Fout eigen witbalans] geeft aan dat de waarde hoger is dan het
verwachte bereik, wanneer de flitser wordt gebruikt op een onderwerp met te felle kleuren
in het frame. Als u deze waarde registreert, wordt op het opname-informatiescherm de
-indicator oranje. U kunt nu een opname maken, maar het wordt aanbevolen dat u
de witbalans opnieuw instelt voor een nauwkeurigere witbalanswaarde.
[97] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een effectfunctie selecteren
Foto-effect
Illustratie:
Creëert een beeld dat op een illustratie lijkt door de buitenlijnen te benadrukken.
Hint
U kunt gedetailleerde instellingen voor de volgende [Foto-effect]-functies maken met de
linker-/rechterkant van het besturingswiel.
[Speelgoedcamera]
[Posterisatie]
[Deelkleur]
[Soft focus]
[HDR-schilderij]
[Miniatuur]
[Illustratie]
Opmerking
Als [Deelkleur] is geselecteerd, behouden de beelden mogelijk niet de geselecteerde
kleur, afhankelijk van het onderwerp of de opnameomstandigheden.
U kunt de volgende effecten niet controleren op het opnamescherm omdat het apparaat
het beeld pas na de opname bewerkt. Bovendien kunt u geen ander beeld opnemen
totdat de beeldbewerking is voltooid. U kunt deze effecten niet gebruiken bij bewegende
beelden.
[Soft focus]
[HDR-schilderij]
[Mono. m. rijke tonen]
[Miniatuur]
[Waterverf]
[Illustratie]
In het geval van [HDR-schilderij] en [Mono. m. rijke tonen], wordt de sluiter drie keer
ontspannen voor één opname. Let vooral op het volgende:
Gebruik deze functie wanneer het onderwerp niet beweegt of de flitser niet wordt gebruikt.
Verander de compositie niet voordat u opneemt.
Als de scène weinig contrast heeft of als aanzienlijke camerabewegingen of
onderwerpbewegingen zijn opgetreden, kunt u mogelijk geen goede HDR-beelden
krijgen. Als het apparaat een dergelijke situatie vaststelt, wordt / afgebeeld
op het opgenomen beeld om u te informeren over deze situatie. Verander zo nodig de
compositie of pas de instellingen op een andere manier aan, wees bedacht op wazige
beelden en neem opnieuw op.
[Foto-effect] kan niet worden ingesteld wanneer [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of
[RAW en JPEG].
[98] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Een effectfunctie selecteren
Creatieve stijl
Biedt u de mogelijkheid de gewenste beeldbewerking te selecteren. U kunt de belichting
(sluitertijd en diafragma) naar wens instellen met [Creatieve stijl], anders dan met
[Scènekeuze] waarbij het apparaat de belichting instelt.
1. MENU (Camera- instellingen)[Creatieve stijl]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Standaard (standaardinstelling):
Voor het opnemen van diverse scènes met een rijke gradatie en mooie kleuren.
Levendig:
De verzadiging en het contrast worden verhoogd om opvallende beelden op te nemen van
kleurrijke scènes en onderwerpen, zoals bloemen, voorjaarsgroen, blauwe luchten of
zeevergezichten.
Portret:
Voor het opnemen van de huidskleur in een zachte tint, ideaal voor het maken van
portretten.
Landschap:
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd voor het opnemen van een
levendig en scherp landschap. Verre landschappen worden meer tot uitdrukking gebracht.
Zonsondergang:
Voor het opnemen van het prachtige rood van de ondergaande zon.
Zwart-wit:
Voor het opnemen van beelden in zwart-wit.
Sepia:
Voor het opnemen van beelden in sepia.
Om [Contrast], [Verzadiging] en [Scherpte] in te stellen
[Contrast], [Verzadiging] en [Scherpte] kunnen worden ingesteld voor elk onderdeel van
[Creatieve stijl].
Selecteer een onderdeel om in te stellen met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel,
en stel daarna de waarde in met de boven-/onderkant van het besturingswiel.
Contrast:
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer het verschil tussen licht en schaduw wordt
benadrukt, en hoe groter het effect op het beeld.
Verzadiging:
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur. Wanneer een lagere waarde
[101] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Bewegende beelden
opnemen
Opname-instell. (bewegende beelden)
Selecteert het beeldformaat, de beeldfrequentie en de beeldkwaliteit voor het opnemen van
bewegende beelden. Hoe hoger de bitsnelheid, hoe hoger de beeldkwaliteit.
1. MENU (Camera- instellingen)[ Opname-instell.] gewenste instelling.
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [XAVC S]
Neemt bewegende beelden op in high-definition-beeldkwaliteit door ze om te zetten in het
MP4-bestandsformaat met behulp van MPEG-4 AVC/H.264 codec.
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [AVCHD]
60i/50i: Bewegende beelden worden opgenomen met ongeveer 60 velden per seconde (voor
1080 60i-compatibele apparaten) of 50 velden per seconde (voor 1080 50i-compatibele
apparaten) in de geïnterlinieerde functie, met Dolby Digital-geluid, in het AVCHD-formaat.
24p/25p: Bewegende beelden worden opgenomen met ongeveer 24 frames per seconde
(voor 1080 60i-compatibele apparaten) of 25 frames per seconde (voor 1080 50i-
compatibele apparaten) in de progressieve functie, met Dolby Digital-geluid, in het AVCHD-
formaat.
60p/50p: Bewegende beelden worden opgenomen met ongeveer 60 frames per seconde
(voor 1080 60i-compatibele apparaten) of 50 frames per seconde (voor 1080 50i-
compatibele apparaten) in de progressieve functie, met Dolby Digital-geluid, in het AVCHD-
formaat.
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [MP4]
Bewegende beelden worden opgenomen in het MPEG-4-formaat met ongeveer 30 frames
per seconde (voor 1080 60i-compatibele apparaten) of ongeveer 25 frames per seconde
(voor 1080 50i-compatibele apparaten) in de progressieve functie, met AAC-geluid, in het
mp4-formaat.
Menu-onderdelen
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [XAVC S]
60p 50M*/50p 50M** (standaardinstelling):
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60p/50p).
Bitsnelheid: Ongeveer 50 Mbps (gem.)
30p 50M/25p 50M**:
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (30p/25p).
Bitsnelheid: Ongeveer 50 Mbps (gem.)
24p 50M (Alleen voor 1080 60i-compatibele modellen):
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (24p). Dit geeft een
sfeer als in een bioscoop.
Bitsnelheid: Ongeveer 50 Mbps (gem.)
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [AVCHD]
60i 24M(FX)*:
50i 24M(FX)**:
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60i/50i).
Bitsnelheid: Ongeveer 24 Mbps (max.)
60i 17M(FH) (standaardinstelling)*:
50i 17M(FH) (standaardinstelling)**:
Neemt bewegende beelden op in standaardbeeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60i/50i).
Bitsnelheid: Ongeveer 17 Mbps (gem.)
60p 28M(PS)*:
50p 28M(PS)**:
Neemt bewegende beelden op in hoogste beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60p/50p).
Bitsnelheid: Ongeveer 28 Mbps (max.)
24p 24M(FX)*:
25p 24M(FX)**:
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (24p/25p). Dit geeft
een sfeer als in een bioscoop.
Bitsnelheid: Ongeveer 24 Mbps (max.)
24p 17M(FH)*:
25p 17M(FH)**:
Neemt bewegende beelden op in standaardbeeldkwaliteit van 1920 × 1080 (24p/25p). Dit
geeft een sfeer als in een bioscoop.
Bitsnelheid: Ongeveer 17 Mbps (gem.)
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [MP4]
1440×1080 12M (standaardinstelling):
Neemt bewegende beelden op in 1440 × 1080.
Bitsnelheid: Ongeveer 12 Mbps (gem.)
VGA 3M:
Neemt bewegende beelden op in het VGA-formaat.
Bitsnelheid: Ongeveer 3 Mbps (gem.)
* 1080 60i (NTSC)-compatibel apparaat
** 1080 50i (PAL)-compatibel apparaat
Opmerking
Bewegende beelden van 60p/50p kunnen alleen worden weergegeven op compatibele
apparaten.
Bewegende beelden die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p
28M(PS)]/[60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)]/[24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] bij [ Opname-
instell.], worden door PlayMemories Home omgezet om een AVCHD-opnamedisc te
maken. Deze omzetting kan lang duren. Verder kunt u geen disc maken in de
oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke beeldkwaliteit wilt behouden, slaat
u de bewegende beelden op een Blu-ray Disc op.
Om bewegende beelden van 24p/25p weer te geven op een televisie, moet de televisie
compatibel zijn met het 24p/25p-formaat. Als de televisie niet compatibel is met het
24p/25p-formaat, worden bewegende beelden van 24p/25p uitgevoerd als bewegende
beelden van 60i/50i.
U kunt geen discs aanmaken met bewegende beelden die zijn opgenomen met [XAVC
S]- of [MP4]-opname-instellingen met behulp van PlayMemories Home.
[102] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Bewegende beelden
opnemen
Dubbele video-OPN
Stelt u in staat om tegelijkertijd bewegende beelden in het XAVC S-formaat en bewegende
beelden in het MP4-formaat op te nemen, of bewegende beelden in het AVCHD-formaat en
bewegende beelden in het MP4-formaat
1. MENU (Camera- instellingen)[Dubbele video-OPN] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Bewegende beelden in het XAVC S-formaat en bewegende beelden in het MP4-formaat, of
bewegende beelden in het AVCHD-formaat en bewegende beelden in het MP4-formaat,
worden tegelijkertijd opgenomen.
Uit (standaardinstelling):
De functie [Dubbele video-OPN] wordt niet gebruikt.
Opmerking
Wanneer [ Opname-instell.] voor bewegende beelden in het XAVC S-formaat is
ingesteld op [60p]/[50p], [ Opname-instell.] voor bewegende beelden in het AVCHD-
formaat is ingesteld op [60p]/[50p] of [ Bestandsindeling] is ingesteld op [MP4], is de
functie [Dubbele video-OPN] ingesteld op [Uit].
Als u [Datumweergave] selecteert in [Weergavefunctie] tijdens het weergeven van
Stelt in of de middenmarkering moet worden afgebeeld of niet in het midden van het
opnamescherm.
Uit (standaardinstelling) / Aan
Verhouding:
Stelt de beeldverhouding-markeringweergave in.
Uit (standaardinstelling) / 4:3 / 13:9 / 14:9 / 15:9 / 1.66:1 / 1.85:1 / 2.35:1
Veilige zone:
Stelt de veiligheidszoneweergave in. Dit wordt het standaardbereik dat kan worden gehaald
door een televisie voor algemeen gebruik.
Uit (standaardinstelling) / 80% / 90%
Hulpkader:
Stelt in of het geleideframe moet worden afgebeeld of niet. U kunt controleren of het
onderwerp horizontaal of verticaal staat ten opzichte van de grond.
Uit (standaardinstelling) / Aan
Hint
U kunt alle markeringen tegelijkertijd afbeelden.
Plaats het onderwerp op het kruispunt van de [Hulpkader] voor een gebalanceerde
compositie.
[105] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Bewegende beelden
opnemen
Geluid opnemen
Stelt in of het geluid moet worden opgenomen tijdens het opnemen van bewegende
beelden.
1. MENU (Camera- instellingen)[Geluid opnemen]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Neemt geluid op (stereo).
Uit:
Neemt geen geluid op.
Opmerking
Het geluid van de lens en het apparaat in bedrijf zullen ook worden opgenomen wanneer
[Aan] is geselecteerd.
Met de monitor kunt u een beeld bekijken met een diafragma dat anders is dan die van het
opnameresultaat. Aangezien de wazigheid van het beeld verandert wanneer het diafragma
wordt veranderd, zal de wazigheid van het werkelijke beeld anders zijn dan van het beeld
dat u zag vlak voor het opnemen. Terwijl u de knop ingedrukt houdt waaraan [Voorb.
opn.result.] is toegewezen, kunt u het opname-voorbeeld controleren met daarop de
instellingen van de DRO, de sluitertijd, het diafragma en de ISO-gevoeligheid toegepast.
Controleer het opname-voorbeeld alvorens op te nemen.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.] wijs de functie [Voorb.
opn.result.] toe aan de gewenste knop.
2. Bevestig het beeld door op de knop te drukken waaraan de functie [Voorb. opn.result.]
is toegewezen.
Hint
De gemaakte instellingen van de DRO, de sluitertijd, het diafragma en de ISO-
gevoeligheid worden toegepast op het beeld voor [Voorb. opn.result.], maar sommige
effecten kunnen niet vooraf worden weergegeven, afhankelijk van de opname-
instellingen. Zelfs in dat geval worden de geselecteerde instellingen toegepast op het
beeld dat u opneemt.
Opmerking
U kunt de functie [Voorb. opn.result.] niet instellen op [Functie linkerknop], [Functie
rechterknop] of [Omlaag-knop].
[136] Hoe te gebruiken De opnamefuncties gebruiken Opnemen met het
aanraakscherm
Stilstaande beelden opnemen met behulp van
aanraakbediening (Aanraaksluiter)
Het apparaat stelt automatisch scherp op het punt dat u aanraakte en neemt een stilstaand
beeld op.
1. MENU (Eigen instellingen)[Instel. aanraakop.] [Aanraaksluiter]
2. Raak het pictogram aan op de monitor terwijl het opnamescherm wordt afgebeeld.
De markering links naast het pictogram wordt oranje. Om [Aanraaksluiter] te annuleren,
raakt u nogmaals het pictogram aan.
3. Raak het onderwerp aan waarop u wilt scherpstellen.
Hint
U kunt ook een beeld dat wordt weergegeven vergroten met behulp van MENU.
Opmerking
U kunt bewegende beelden niet vergroten.
[142] Hoe te gebruiken Weergeven Stilstaande beelden weergeven
Beeldindex
U kunt meerdere beelden tegelijkertijd in de weergavefunctie weergeven.
1. Duw de W/T-(zoom)knop naar de W-kant terwijl het beeld wordt weergegeven.
Om het aantal beelden dat moet worden weergegeven te veranderen
MENU (Afspelen)[Beeldindex] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
12 beelden (standaardinstelling)/30 beelden
Terugkeren naar enkelbeeldweergave
Selecteer het gewenste beeld en druk op in het midden van het besturingswiel.
Een gewenst beeld snel weergeven
Selecteer de balk aan de linkerkant van het indexweergavescherm met het besturingswiel,
en druk daarna op de boven-/onderkant van het besturingswiel. Terwijl de balk is
geselecteerd, kunt u het kalenderscherm of mapselectiescherm afbeelden door op in
het midden te drukken. Bovendien kunt u de weergavefunctie omschakelen door een
pictogram te selecteren.
[143] Hoe te gebruiken Weergeven Stilstaande beelden weergeven
De schermweergave veranderen (tijdens weergave)
Verandert de schermweergave.
1. MENU (Afspelen)[Weergavefunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Datumweergave:
Geeft de beelden weer op datum.
Mapweergav(stilstaand):
Geeft alleen stilstaande beelden weer.
Mapweergave (MP4):
Geeft alleen bewegende beelden in het MP4-formaat weer.
AVCHDweergave:
Geeft alleen bewegende beelden in het AVCHD-formaat weer.
XAVC Sweergave:
Geeft alleen bewegende beelden in het XAVC S-formaat weer.
[150] Hoe te gebruiken Weergeven De weergavefuncties gebruiken
Weergave-rotatie
Selecteert de weergaverichting van opgenomen stilstaande beelden.
1. MENU (Afspelen) [Weergave-rotatie]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Handmatig (standaardinstelling):
Het beeld wordt weergegeven overeenkomstig de richtingsinformatie van het beeld. U kunt
het beeld roteren met behulp van de rotatiefunctie.
Uit:
Geeft de beelden altijd weer in de landschapstand.
[151] Hoe te gebruiken Weergeven De weergavefuncties gebruiken
Diavoorstelling
Geeft automatisch beelden continu weer.
1. MENU (Afspelen)[Diavoorstelling] → gewenste instelling.
2. Selecteer [Enter].
Menu-onderdelen
Herhalen:
Selecteer [Aan], waarin beelden automatisch in een continue lus worden weergegeven, of
[Uit] (standaardinstelling), waarin het apparaat de diavoorstelling afsluit nadat alle beelden
eenmaal zijn weergegeven.
Interval:
Selecteer het weergave-interval voor beelden uit [1 sec.], [3 sec.] (standaardinstelling), [5
sec.], [10 sec.] of [30 sec.].
Om de diavoorstelling tijdens weergave af te breken
Druk op de MENU-knop om de diavoorstelling te verlaten. U kunt de diavoorstelling niet
pauzeren.
Hint
U kunt een diavoorstelling alleen starten wanneer [Weergavefunctie] is ingesteld op
[Datumweergave] of [Mapweergav(stilstaand)].
[152] Hoe te gebruiken Weergeven De weergavefuncties gebruiken
Roteren
Draait een opgenomen stilstaand beeld linksom.
1. MENU (Afspelen)[Roteren].
2. Druk op in het midden van het besturingswiel.
Het beeld wordt linksom gedraaid. Het beeld draait wanneer u op in het midden
drukt. Als u het beeld eenmaal hebt gedraaid, blijft het beeld gedraaid nadat het
apparaat is uitgeschakeld.
Opmerking
U kunt bewegende beelden niet draaien.
Beelden die met andere apparaten zijn opgenomen, kunnen mogelijk niet worden
gedraaid.
Wanneer gedraaide beelden op een computer worden weergegeven, worden ze mogelijk
weergegeven in hun oorspronkelijke richting, afhankelijk van de software.
[153] Hoe te gebruiken Weergeven De weergavefuncties gebruiken
Beveiligen
Beveiligt opgenomen beelden tegen per ongeluk wissen. De markering wordt
afgebeeld op beveiligde beelden.
1. MENU (Afspelen) [Beveiligen] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Meerdere bldn.:
Past beveiliging toe op meerdere geselecteerde beelden, of annuleert deze.
(1) Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen, en druk daarna op in het midden van het
besturingswiel. Het teken wordt afgebeeld in het selectievakje. Om de selectie te
annuleren, drukt u nogmaals op om het merkteken te verwijderen.
(2) Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap (1).
(3) MENU[OK]Druk op in het midden.
Alles in deze map:
Beveiligt alle beelden in de geselecteerde map.
Alles op deze datum:
Beveiligt alle beelden in het geselecteerde datumbereik.
Alles in deze map annul.:
Annuleert de beveiliging van alle beelden in de geselecteerde map.
Alles deze datum annul.:
Annuleert de beveiliging van alle beelden in het geselecteerde datumbereik.
Opmerking
De menu-onderdelen die kunnen worden geselecteerd verschillen afhankelijk van de
instelling [Weergavefunctie].
[154] Hoe te gebruiken Weergeven De weergavefuncties gebruiken
WG 4K-stilst. beeld
Voert stilstaande beelden met een resolutie van 4K uit naar een via HDMI aangesloten
televisie die ondersteuning biedt voor 4K.
1. Schakel dit apparaat en de televisie uit.
2. Sluit de HDMI-microaansluiting van dit apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los
verkrijgbaar) aan op de HDMI-aansluiting van de televisie.
3. Schakel de televisie in en selecteer het ingangskanaal.
4. Schakel dit apparaat in.
5. Geef een stilstaand beeld weer en druk daarna op de onderkant van het besturingswiel.
Het stilstaande beeld wordt uitgevoerd met een resolutie van 4K.
U kunt stilstaande beelden uitvoeren met een resolutie van 4K door MENU
(Afspelen)[WG 4K-stilst. beeld] [OK] te selecteren.
Opmerking
Dit menu is alleen beschikbaar op 4K-compatibele televisies. Voor meer informatie
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de televisie.
[155] Hoe te gebruiken Weergeven Beelden bekijken op een televisie
Beelden bekijken op een HD-televisie
Om beelden die in dit apparaat zijn opgeslagen te bekijken op een televisie, zijn een HDMI-
kabel (los verkrijgbaar) en een HD-televisie uitgerust met een HDMI-aansluiting vereist.
1. Schakel zowel dit apparaat als de televisie uit.
2. Sluit de HDMI-microaansluiting van dit apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los
verkrijgbaar) aan op de HDMI-aansluiting van de televisie.
3. Schakel de televisie in en selecteer het ingangskanaal.
4. Schakel dit apparaat in.
De beelden die met het apparaat zijn opgenomen, worden weergegeven op het
televisiescherm.
Hint
Dit apparaat is compatibel met de norm PhotoTV HD. Als u PhotoTV HD-compatibele
apparaten van Sony aansluit met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar), wordt de
televisie ingesteld op de beeldkwaliteit die geschikt is voor het bekijken van stilstaande
beelden en kunt u genieten van een compleet nieuwe wereld van foto's in
adembenemende, hoge kwaliteit.
PhotoTV HD maakt een uiterst gedetailleerde, foto-achtige weergave mogelijk van
subtiele texturen en kleuren.
Raadpleeg de bij de compatibele televisie geleverde gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
Opmerking
Sluit dit apparaat niet aan op een ander apparaat via de uitgangsaansluitingen van beide
apparaten. Als u dit toch doet, kan een storing worden veroorzaakt.
Sommige apparaten werken niet correct wanneer ze zijn aangesloten op dit apparaat. Ze
voeren bijvoorbeeld geen video of audio uit.
Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo of een originele kabel van Sony.
Gebruik een HDMI-kabel die compatibel is met de HDMI-microaansluiting van het
apparaat en de HDMI-aansluiting van de televisie.
[162] Hoe te gebruiken Instellingen veranderen Menu Setup
Wisbevestiging
U kunt instellen of [Wissen] of [Annuleren] is geselecteerd als de standaardinstelling op het
bevestigingsscherm voor wissen.
1. MENU (Instellingen) [Wisbevestiging] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Stand.Wissen:
[Wissen] is geselecteerd als de standaardinstelling.
Stand.Annuleren (standaardinstelling):
[Annuleren] is geselecteerd als de standaardinstelling.
[163] Hoe te gebruiken Instellingen veranderen Menu Setup
Begintijd energ.besp
U kunt verschillende tijdsintervallen automatisch instellen voor het overschakelen naar de
stroombesparingsfunctie. Om terug te keren naar de opnamefunctie, voert u een bediening
uit, zoals de ontspanknop tot halverwege indrukken.
1. MENU (Instellingen) [Begintijd energ.besp]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
30 min./5 min./2 minuten/1 min. (standaardinstelling)/10 sec.
Opmerking
Schakel het apparaat uit wanneer u het apparaat gedurende een lange tijd niet gaat
gebruiken.
De automatische uitschakelfunctie wordt niet geactiveerd tijdens het weergeven van een
diavoorstelling of het opnemen van bewegende beelden, of indien aangesloten op een
computer.
[164] Hoe te gebruiken Instellingen veranderen Menu Setup
PAL/NTSC schakel.
Geeft bewegende beelden die zijn opgenomen met het apparaat weer op een televisie
volgens het PAL- of NTSC-systeem.
1. MENU (Instellingen)[PAL/NTSC schakel.] [Enter]
Opmerking
Deze functie is alleen aanwezig op apparaten die compatibel zijn met 1080 50i. Het wordt
niet geleverd met apparaten die compatibel zijn met 1080 60i. Op apparaten die
compatibel zijn met 1080 50i staat de "50i"-markering op de onderkant.
Als u een geheugenkaart plaatst die eerder is geformatteerd volgens het PAL-systeem,
wordt een mededeling afgebeeld die u vraagt de kaart opnieuw te formatteren. Wanneer u
opneemt volgens het NTSC-systeem, formatteert u de geheugenkaart opnieuw of
gebruikt u een andere geheugenkaart.
Wanneer de NTSC-functie is geselecteerd, wordt altijd de mededeling "Uitgevoerd in
NTSC." afgebeeld op het beginscherm elke keer wanneer u het apparaat inschakelt.
[165] Hoe te gebruiken Instellingen veranderen Menu Setup
Demomodus
De functie [Demomodus] geeft de bewegende beelden die op de geheugenkaart zijn
opgenomen automatisch weer (demonstratie) wanneer de camera gedurende een bepaalde
tijdsduur niet is bediend.
Selecteer normaal [Uit].
1. MENU (Instellingen)[Demomodus]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
De demonstratie van weergave van bewegende beelden start automatisch als het apparaat
gedurende ongeveer één minuut niet wordt bediend. Alleen beveiligde bewegende beelden
in het AVCHD-formaat worden weergegeven.
Stel de weergavefunctie in op [AVCHDweergave] en beveilig het bestand met bewegende
beelden dat de oudste opgenomen datum en tijd heeft.
Uit (standaardinstelling):
Geeft de demonstratie niet weer.
Opmerking
U kunt dit item alleen instellen wanneer het apparaat wordt gevoed door middel van de
netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar).
Zelfs wanneer [Aan] is ingesteld, start het apparaat de demonstratie niet als er geen
bestand met bewegende beelden op de geheugenkaart staat.
Wanneer [Aan] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet over naar de
stroombesparingsstand.
[166] Hoe te gebruiken Instellingen veranderen Menu Setup
HDMI-resolutie
Als u het apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aansluit op een HD-
televisie (high-definitiontelevisie) voorzien van HDMI-aansluitingen, kunt u de HDMI-
resolutie selecteren voor het uitvoeren van beelden naar de televisie.
1. MENU (Instellingen)[HDMI-instellingen][HDMI-resolutie] → gewenste
instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Het apparaat herkent een HD-televisie (high-definitiontelevisie) automatisch en stelt de
uitgangsresolutie in.
1080p:
Voert signalen uit in HD-beeldkwaliteit (1080p).
1080i:
Voert signalen uit in HD-beeldkwaliteit (1080i).
Opmerking
Als de beelden niet goed worden weergeven met de instelling [Automatisch] , selecteert u
[1080i] of [1080p], afhankelijk van de televisie die moet worden aangesloten.
[167] Hoe te gebruiken Instellingen veranderen Menu Setup
CTRL.VOOR HDMI


Produkt Specifikationer

Mærke: Sony
Kategori: Digital kamera
Model: ILCE-5100

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Sony ILCE-5100 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig




Digital kamera Sony Manualer

Digital kamera Manualer

Nyeste Digital kamera Manualer