Sony VPCSB1B7E Manual

Sony PC VPCSB1B7E

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Sony VPCSB1B7E (210 sider) i kategorien PC. Denne guide var nyttig for 19 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/210
N
Gebruikershandleiding
Personal computer
VPCSB-serie
2
nN
Inhoudsgave
Voor gebruik ....................................................................... 4
Meer informatie over uw VAIO-computer...................... 5
Ergonomische overwegingen........................................ 8
Aan de slag....................................................................... 10
De besturingselementen en poorten ........................... 11
De lampjes .................................................................. 19
Een stroombron aansluiten ......................................... 20
De batterij gebruiken ................................................... 22
De computer veilig uitschakelen ................................. 31
Modi voor energiebesparing gebruiken....................... 32
Uw computer in optimale toestand houden................. 35
De VAIO-computer gebruiken........................................... 38
Het toetsenbord gebruiken.......................................... 39
Het touchpad gebruiken .............................................. 42
De knoppen voor speciale functies gebruiken ............ 44
De functie voor snelle internettoegang gebruiken....... 45
De ingebouwde camera gebruiken ............................. 47
Het optische station gebruiken.................................... 48
Een 'Memory Stick' gebruiken ..................................... 56
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ 63
Het internet gebruiken................................................. 67
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... 68
Draadloos LAN gebruiken ...........................................70
Draadloos WAN gebruiken ..........................................75
De BLUETOOTH-functie gebruiken ............................79
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................85
De TPM gebruiken.......................................................90
Randapparaten gebruiken...............................................100
Een poortreplicator aansluiten ...................................101
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon
aansluiten ..................................................................108
Een externe monitor aansluiten.................................109
Weergavemodi selecteren .........................................116
De meerdere-monitorsmodus gebruiken ...................117
Een USB-apparaat aansluiten ...................................119
Uw VAIO-computer aanpassen.......................................121
Prestatiemodi selecteren ...........................................122
Het wachtwoord instellen...........................................124
Intel(R) VT gebruiken ................................................130
VAIO Control Center gebruiken.................................131
VAIO Energiebeheer gebruiken.................................132
De weergavetaal wijzigen..........................................133
Gegevens beschermen tegen onbevoegd gebruik....134
De harde schijf beschermen ......................................136
3
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden ........................................ 137
Geheugen toevoegen en verwijderen ....................... 138
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 144
Veiligheidsinformatie ................................................. 145
Verzorging en onderhoud.......................................... 147
Met de computer omgaan ......................................... 148
Met het LCD-scherm omgaan ................................... 150
De stroomvoorziening gebruiken .............................. 151
Met de ingebouwde camera omgaan........................ 152
Met schijven omgaan ................................................ 153
De batterij gebruiken ................................................. 154
Met 'Memory Sticks' omgaan .................................... 155
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan .......... 156
Vingerafdrukverificatie gebruiken.............................. 157
De TPM gebruiken .................................................... 158
Problemen oplossen ....................................................... 159
Computerbediening................................................... 161
Systeemupdate/beveiliging ....................................... 167
Herstel/Herstelmedia................................................. 168
Partitie ....................................................................... 172
Batterij ....................................................................... 173
Ingebouwde camera.................................................. 175
Netwerk (LAN/draadloos LAN).................................. 177
Draadloos WAN ........................................................ 181
BLUETOOTH-technologie .........................................182
Optische schijven ......................................................185
Beeldscherm..............................................................190
Afdrukken ..................................................................195
Microfoon ...................................................................196
Luidsprekers ..............................................................197
Touchpad...................................................................199
Toetsenbord ..............................................................200
Diskettes ....................................................................201
Audio/video ................................................................202
'Memory Stick'............................................................204
Randapparatuur.........................................................205
Handelsmerken ...............................................................206
Opmerking.......................................................................209
4
nN
Voor gebruik >
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft de allernieuwste technologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie
gecombineerd voor uiterst geavanceerd computergebruik.
!
De weergaven van de buitenkant van de computer in deze handleiding kunnen iets afwijken van hoe uw computer er werkelijk uitziet.
De specificaties vinden
Sommige functies, opties en geleverde artikelen zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Voor informatie over de configuratie van uw computer gaat u naar de VAIO Support-website op http://support.vaio.sony.eu/.
5
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit deel vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
Handleiding Snel aan de slag: een overzicht voor het aansluiten van onderdelen, installatie-informatie enz.
Gids systeemherstel, back-up en probleemoplossing
Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
Lees de Voorschriften, Garantie en Ondersteuning zorgvuldig door voordat u draadloze functies activeert zoals de draadloze LAN en de
BLUETOOTH-technologie.
6
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
2. Documentatie op het scherm
VAIO-gebruikershandleiding: algemene informatie over uw computer inclusief informatie voor ondersteuning en het
oplossen van problemen.
Voor toegang tot de VAIO-gebruikershandleiding, klikt u op Start , Alle programma's en Handleiding VAIO.
Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en vervolgens op Help en ondersteuning, of houdt
u de Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
7
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
3. Ondersteuningswebsites
Bij eventuele problemen met uw VAIO-computer opent u VAIO Care, dit programma biedt verschillende opties om u te helpen
bij het oplossen van de meeste problemen. Zie VAIO Care gebruiken (pagina 37) voor meer informatie.
Als u meer hulp nodig hebt, gaat u naar de VAIO Support-website op http://support.vaio.sony.eu/.
Wanneer u contact opneemt met VAIO Support hebt u het serienummer van de computer nodig.
Het serienummer bestaat uit 15 getallen en kan worden gevonden onder in het venster VAIO Care, onder of achter op de
computer, of in het batterijcompartiment.
Overige informatiebronnen voor de VAIO-computer zijn:
Het VAIO-forum op http://club-vaio.com, waar u kunt communiceren met andere VAIO-gebruikers
De VAIO-website op http://www.vaio.eu/, waar u productinformatie kunt vinden
Sony Store, online op http://www.sony.eu/store
8
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of het aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Neem regelmatig pauze wanneer u uw computer gebruikt. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
9
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Gezichtshoek t.o.v. het scherm: gebruik de kantelfunctie van het beeldscherm om de juiste positie te bepalen. Dit is
minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook het helderheidsniveau van het scherm optimaal in.
Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u voor de monitor zit.
10
nN
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
!
Sluit wanneer u uw computer voor de eerste keer opstart geen hardware aan die niet bij uw computer is geleverd. Wanneer u klaar bent, sluit u één
apparaat tegelijk aan (bijvoorbeeld een printer, een externe harde schijf, een scanner enzovoort), volgens de instructies van de fabrikant.
De besturingselementen en poorten (pagina 11)
De lampjes (pagina 19)
Een stroombron aansluiten (pagina 20)
De batterij gebruiken (pagina 22)
De computer veilig uitschakelen (pagina 31)
Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32)
Uw computer in optimale toestand houden (pagina 35)
11
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van de computer verschilt mogelijk van de illustraties in deze handleiding vanwege variaties in specificaties.
12
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Voorzijde
AIngebouwde camera (pagina 47)
BLampje van ingebouwde camera (pagina 19)
CSensor omgevingslicht (pagina 41), (pagina 193)
Hiermee wordt de intensiteit van het omgevingslicht gemeten
om de helderheid van het LCD-scherm automatisch in te stellen
op het optimale niveau.
DNum Lock-lampje (pagina 19)
ECaps Lock-lampje (pagina 19)
FScroll Lock-lampje (pagina 19)
GLCD-scherm (pagina 150)
HIngebouwde luidsprekers (stereo)
IAan/uit-knop/Aan/uit-lampje (pagina 19)
JToetsenbord (pagina 39)
KTouchpad (pagina 42)
LLinkerknop (pagina 42)
MVingerafdruksensor* (pagina 85)
NRechterknop (pagina 42)
* Alleen op bepaalde modellen.
13
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
AASSIST-knop (pagina 44)
BWEB-knop (pagina 44)
CVAIO-knop (pagina 44)
DUitwerpknop voor station (pagina 44), (pagina 48)
EPrestatiekeuzeschakelaar (pagina 122)
FWIRELESS-schakelaar (pagina 70), (pagina 75), (pagina 79)
GWIRELESS-lampje (pagina 19)
HLampje voor batterijlading (pagina 19)
IStationsindicatielampje (pagina 19)
JIngebouwde microfoon (mono)
14
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
AVentilatieopening
!
U wordt aanbevolen de computer niet gedurende langere periodes te gebruiken
met het LCD-scherm volledig geopend. Anders loopt de temperatuur van het
onderste deel van het apparaat op.
15
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
A'Memory Stick Duo'-sleuf*1 (pagina 56)
BLampje voor mediatoegang (pagina 19)
CBeveiligingssleuf
DSleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 63)
EMonitorpoort*2 (pagina 110)
FHDMI-uitvoerpoort*2 (pagina 113)
GUSB-poort*3 (pagina 119)
HUSB-poorten*4 (pagina 119)
ILAN-poort*2 (pagina 68)
JDC IN-poort*2 (pagina 20)
*1 De computer ondersteunt alleen 'Memory Sticks' in Duo-formaat.
*2 Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten.
*3 Voldoet aan de USB 2.0/3.0-standaards. USB-poorten die voldoen aan de
USB 3.0-standaard zijn herkenbaar aan hun blauwe kleur.
*4 Voldoet aan de USB 2.0-standaard.
16
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
AHoofdtelefoonconnector (pagina 108)
BOptisch station (pagina 48)
COpening voor handmatig uitwerpen (pagina 185)
17
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde (met de onderkap)
AVentilatieopeningen
BKapje van aansluiting voor poortreplicator (pagina 102)
CConnectorkapje voor uitgebreide batterij*1
DKnop batterij uit (pagina 26), (pagina 174)
EKapje voor simkaart*2 (pagina 75)
FOnderkap
*1 Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten van een uitgebreide
batterij raadpleegt u de handleiding van uw uitgebreide batterij.
Bewaar het connectorkapje voor later gebruik wanneer de uitgebreide
batterij op uw computer is aangesloten.
*2 Alleen op bepaalde modellen.
18
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde (zonder de onderkap)
AGeheugenmodule (pagina 138)
BBatterijconnector (pagina 22)
19
nN
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampjes Functies
Aan/Uit 1Brandt groen wanneer de computer in de normale modus is, knippert langzaam oranje wanneer de computer
in de slaapstandmodus staat en brandt niet als de computer in de sluimerstand staat of is uitgeschakeld.
Batterijlading Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 27) voor meer informatie.
Ingebouwde camera Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
Mediatoegang Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van een geheugenkaart zoals een 'Memory Stick' en een
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit
lampje brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Station Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station.
Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.
Num Lock Druk op de toetsen Fn+Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op deze toetsen
om het numerieke toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok
uitgeschakeld.
Caps Lock Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt.
Scroll Lock Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal schuiven als
het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
WIRELESS Brandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
20
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij. Sluit de netadapter aan op de
computer voordat u de computer voor het eerst gebruikt.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Sluit de kabel van de netadapter (3) aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
21
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los van het wandcontact.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 34).
22
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij is al in de computer geplaatst, maar is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De batterij plaatsen/verwijderen
Om onderscheid te maken tussen de batterij die bij levering van uw computer is geplaatst en een uitgebreide batterij (alleen meegeleverd bij bepaalde
modellen), wordt in deze handleiding aan de eerste gerefereerd als de primaire batterij.
Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en opladen van een uitgebreide batterij raadpleegt u de handleiding van uw uitgebreide batterij.
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit, sluit het LCD-scherm en koppel de netadaper los indien deze is aangesloten.
2Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
Zorg dat u de draden en uitsteeksels aan de binnenkant van de onderkap niet aanraakt.
23
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3Schuif de batterij in het batterijcompartiment, in de richting van de pijl.
4Druk de batterij in het batterijcompartiment totdat het uitsteeksel (3) op zijn plaats klikt.
24
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
5Plaats de kap terug. Zorg dat alle lipjes op de kap op hun plek zitten en duw de kap in de richting van de pijl.
6Plaats de verwijderde schroeven terug en draai ze vast.
De batterij verwijderen
!
Alle niet opgeslagen gegevens gaan verloren als de batterij verwijderd wordt wanneer de computer aan is en niet is aangesloten op de netadapter.
1Schakel de computer uit, sluit het LCD-scherm en koppel de netadaper los indien deze is aangesloten.
2Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
25
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3Trek aan het lipje en houd het vast in de richting van de pijl (3) en trek de batterij in de richting van de pijl (4).
4Schuif de batterij weg van de computer, in de richting van de pijl.
26
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Als de batterij niet door uw computer herkend wordt, schakelt u de computer uit en houdt u de knop batterij uit drie seconden ingedrukt met een dun
en recht voorwerp (zoals een paperclip). Als het probleem hiermee niet wordt verholpen, verwijdert u de batterij en plaatst u deze opnieuw.
Als er een uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, schakelt u de computer uit en verwijdert u de uitgebreide batterij. Als het probleem
hiermee niet wordt verholpen, houdt u de knop batterij uit drie seconden ingedrukt. Als het probleem zich blijft voordoen, verwijdert u beide batterijen
en plaatst u ze opnieuw.
!
Voor uw veiligheid wordt het ten zeerste aanbevolen alleen originele oplaadbare batterijen en netadapters van Sony te gebruiken die voldoen aan
de kwaliteitsstandaard. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer. Sommige VAIO-computers werken alleen met een goedgekeurde
Sony-batterij.
27
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door
u geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje voor batterijlading uit.
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Status van het lampje voor
batterijlading
Betekenis
Brandt oranje De batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
aan/uit-lampje
De batterij is bijna leeg.
(Normale modus)
Knippert samen met het oranje
aan/uit-lampje
De batterij is bijna leeg.
(Slaapstandmodus)
Knippert snel oranje Er is een batterijfout opgetreden door een
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij.
28
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterijlampje als het stroomlampje knipperen, sluit u de netadapter aan zodat de batterij weer kan worden
opgeladen, of schakelt u de computer uit om een volledig opgeladen batterij te plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet
als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld
opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld de slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de Slaapstandmodus staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk
terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Het gebruik van een uitgebreide batterij
Als er een uitgebreide batterij op uw computer is aangesloten, wordt de primaire batterij eerst tot ongeveer 80% van de
capaciteit opgeladen. Vervolgens wordt de uitgebreide batterij opgeladen tot ongeveer 80%. Nadat beide batterijen zijn
opgeladen tot ongeveer 80%, wordt de primaire batterij opgeladen tot 100%. Ten slotte wordt de uitgebreide batterij
opgeladen tot 100%.
Als er een uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, wordt eerst de voeding van de uitgebreide batterij gebruikt.
De batterijvoeding van de primaire batterij wordt gebruikt nadat de uitgebreide batterij geen stroom meer heeft.
29
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
De oplaadcapaciteit van de batterij gaat langzaam achteruit naarmate de batterij vaker is opgeladen en de batterij langer
wordt gebruikt. Om het meeste uit uw batterij te halen, controleert u de oplaadcapaciteit van de batterij en wijzigt u de
batterijinstellingen.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Energiebeheer (Power Management) en Batterij (Battery).
U kunt tevens de functies voor de batterijlading inschakelen om de levensduur van de batterij te verlengen.
30
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij langer laten meegaan
Wanneer de computer op de batterij werkt, kunt u de batterij met de volgende methoden langer laten meegaan.
Verlaag de helderheid van uw computerscherm.
Gebruik de modus voor energiebesparing. Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32) voor meer
informatie.
U kunt de energiebesparende instellingen wijzigen onder Energiebeheer. Zie VAIO Energiebeheer gebruiken
(pagina 132) voor meer informatie.
Voor meer informatie over het verlengen van de levensduur van de batterij raadpleegt u het Help-bestand na het volgen van de stappen in
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren (pagina 29).
31
nN
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Sla uw gegevens op en sluit alle actieve softwaretoepassingen.
3Klik op Start en vervolgens op de knop Afsluiten.
Na enige tijd wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Controleer dat het stroomlampje uitgaat.
32
nN
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
Modi voor energiebesparing gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus, heeft de computer twee andere modi voor energiebesparing: Slaapstand en sluimerstand.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Modus Beschrijving
Normale modus Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje van
de computer.
Slaapstandmodus Met de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de
CPU ingesteld op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje van de computer
langzaam. De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand. De computer verbruikt in de
slaapstand echter meer stroom dan in de sluimerstand.
Sluimerstand In de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand
brandt het stroomlampje van de computer niet.
33
nN
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op een willekeurige toets.
Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
34
nN
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
35
nN
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
Uw computer in optimale toestand houden
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op uw VAIO-computer installeert, ter verbetering
van de efficiëntie, veiligheid en functionaliteit van de computer.
U wordt door VAIO Update gewaarschuwd als er nieuwe updates op internet beschikbaar zijn. Deze worden automatisch
gedownload en geïnstalleerd op de computer.
Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
VAIO Update 5
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Update en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
36
nN
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
De antivirussoftware actueel houden
U kunt de programma's voor internetbeveiliging bijgewerkt houden met de recentste updates door deze te downloaden en te
installeren van de website van de fabrikant.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
Wanneer u McAfee gebruikt:
1Klik op Start, Alle programma's, McAfee en McAfee SecurityCenter of McAfee Internet Security.
2Klik op het updatetabblad en selecteer de optie voor het controleren op updates.
3Volg de aanwijzingen op het scherm om updates te voltooien.
Wanneer u Norton Internet Security gebruikt:
1Klik op Start, Alle programma's, Norton Internet Security en LiveUpdate of Norton Internet Security.
2Volg de aanwijzingen op het scherm om updates te voltooien.
Raadpleeg het Help-bestand van het softwareprogramma voor meer informatie.
!
De eigenlijke procedures kunnen afwijken van het bovenstaande, afhankelijk van de geïnstalleerde updates op uw computer. Volg in dat geval de
instructies op het scherm.
37
nN
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
VAIO Care gebruiken
Met VAIO Care kunt u regelmatig prestatiecontroles uitvoeren en de computer afstellen om deze op een optimaal niveau te
laten presteren. Open VAIO Care wanneer er een probleem op de computer is aangetroffen. Met VAIO Care kunt u de juiste
maatregelen treffen om het probleem op te lossen.
VAIO Care openen
Op modellen met de toets ASSIST
Druk op de toets ASSIST terwijl uw computer is ingeschakeld.
Op modellen zonder de toets ASSIST
Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Care.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op modellen met de toets ASSIST op de toets ASSIST drukt terwijl de computer is uitgeschakeld, wordt VAIO Care Rescue geopend.
VAIO Care Rescue kan worden gebruikt om uw computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
38
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
Het toetsenbord gebruiken (pagina 39)
Het touchpad gebruiken (pagina 42)
De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 44)
De functie voor snelle internettoegang gebruiken (pagina 45)
De ingebouwde camera gebruiken (pagina 47)
Het optische station gebruiken (pagina 48)
Een 'Memory Stick' gebruiken (pagina 56)
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 63)
Het internet gebruiken (pagina 67)
Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 68)
Draadloos LAN gebruiken (pagina 70)
Draadloos WAN gebruiken (pagina 75)
De BLUETOOTH-functie gebruiken (pagina 79)
Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 85)
De TPM gebruiken (pagina 90)
39
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinatie/Functie Functie
Fn + (F1): touchpadbediening
Hiermee wordt het touchpad in- of uitgeschakeld.
Fn + % (F2): dempen Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregeling Hiermee past u het volumeniveau aan.
Druk op Fn+F4 en vervolgens op M of ,, of druk enkele keren op Fn+F4 om het volume te
verhogen.
Druk op Fn+F3 en vervolgens op m of <, of druk enkele keren op Fn+F3 om het volume te
verlagen.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling Hiermee regelt u de helderheid van uw computerscherm.
Houd om de helderheid van het scherm te verhogen Fn+F6 ingedrukt of druk op Fn+F6 en
vervolgens op M of ,.
Houd om de helderheid van het scherm te verlagen Fn+F5 ingedrukt of druk op Fn+F5 en
vervolgens op m of <.
40
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Fn + /T (F7): schermuitvoer Hiermee schakelt u de weergave tussen uw computerscherm en een extern beeldscherm.
Druk op Enter om de uitvoer te selecteren.
!
Als u een beeldschermkabel loskoppelt van uw computer wanneer een extern beeldscherm is geselecteerd
als het uitvoerdoel, wordt het computerscherm zwart. Druk in dat geval twee keer op F7 terwijl u de
Fn-toets ingedrukt houdt en druk vervolgens op Enter om de uitvoer in te stellen op het computerscherm.
Het gebruik van meerdere beeldschermen wordt mogelijk niet ondersteund afhankelijk van het aangesloten
externe beeldscherm.
Fn + / (F9/F10): in- en uitzoomen Hiermee wordt het formaat van een afbeelding of document in sommige programma's
gewijzigd.
Druk op Fn+F9 als u de weergave er kleiner en verder weg wilt laten uitzien (uitzoomen).
Druk op Fn+F10 als u de schermweergave er groter en dichterbij wilt laten uitzien (inzoomen).
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie.
Fn + (F12): sluimerstand In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de
status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde
opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de
oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32) voor meer informatie over
energiebeheer.
Combinatie/Functie Functie
41
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
Als uw computer is uitgerust met een verlicht toetsenbord, kunt de toetsenbordverlichting automatisch in en uit laten
schakelen afhankelijk van het omgevingslicht.
Daarnaast kunt u een tijd instellen waarna de toetsenbordverlichting wordt uitgeschakeld als het toetsenbord niet wordt
gebruikt.
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Toetsenbord en muis (Keyboard and Mouse) en klik op Backlit toetsenbord (Backlit Keyboard).
De intensiteit van het omgevingslicht wordt gemeten door de sensor voor omgevingslicht. Als de sensor voor het omgevingslicht wordt geblokkeerd,
wordt de toetsenbordverlichting mogelijk ingeschakeld.
42
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
Actie Beschrijving
Aanwijzen Schuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
Klikken Druk één keer op de linkerknop (3).
Dubbelklikken Druk twee keer achter elkaar op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
Druk één keer op de rechterknop (4). Bij veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextueel snelmenu
(indien beschikbaar).
Slepen Schuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
Bladeren Schuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
van het touchpad om horizontaal te bladeren. Wanneer u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren, kunt u met
een draaiende beweging van uw vinger blijven bladeren zonder uw vinger van het touchpad te halen (de bladerfunctie is
alleen beschikbaar in toepassingen met ondersteuning van bladeren met het touchpad).
Vegen Schuif met twee vingers naast elkaar met een vlugge beweging over het touchpad. In internetbrowsers of software voor
het bekijken van afbeeldingen kunt naar links vegen om terug te gaan en naar rechts vegen om vooruit te gaan.
Knijpbeweging In sommige softwaretoepassingen kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om in of uit te
zoomen. Maak een openende knijpbeweging om in te zoomen en een sluitende knijpbeweging om uit te zoomen.
43
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
U kunt het touchpad uitschakelen/inschakelen door op de toetsencombinatie Fn+F1 te drukken. U kunt ook VAIO Control Center gebruiken om de
instellingen van het touchpad te wijzigen.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u het touchpad uitschakelt voordat u een muis op de computer hebt aangesloten,
kunt u alleen het toetsenbord als aanwijzer gebruiken.
44
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functie Functies
ASSIST-knop VAIO Care wordt geopend wanneer de computer is ingeschakeld.
Met de toets ASSIST wordt VAIO Care Rescue geopend wanneer de computer is uitgeschakeld. VAIO Care
Rescue kan worden gebruikt om de computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer
Windows niet wordt gestart. Zie VAIO Care gebruiken (pagina 37) voor meer informatie.
WEB-knop Met de computer in de normale modus wordt met de WEB-knop de internetbrowser geopend die standaard
is toegewezen aan die knop.
Als de computer is uitgeschakeld, wordt met de WEB-knop de functie voor snelle internettoegang geactiveerd
en wordt de browser geopend die hoort bij deze functie. Zie De functie voor snelle internettoegang
gebruiken (pagina 45) voor meer informatie.
!
De WEB-knop werkt niet als de computer in de slaapstand of sluimerstand staat.
VAIO-knop Hiermee wordt de taak uitgevoerd die standaard aan de knop is toegewezen.
U wijzigt deze standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
Uitwerpknop voor station Hiermee opent u de lade van het optische station.
46
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
De functie voor snelle internettoegang afsluiten
!
Voor het openen van het Windows-besturingssysteem moet u de functie voor snelle internettoegang afsluiten.
Om de functie voor snelle internettoegang af te sluiten, voert u een van de volgende stappen uit:
Klik op het pictogram links onder in het scherm.
Druk op de knop WEB.
Druk op de aan/uit-knop van de computer.
Voor meer informatie over het gebruik en de beperkingen van de functie voor snelle internettoegang klikt u op het
pictogram rechts onder in het scherm.
Opmerkingen bij de functie voor snelle internettoegang
Wanneer de functie voor snelle internettoegang is geactiveerd, kunt u de volgende onderdelen niet gebruiken:
De toets Scr Lk in combinatie met de Fn-toets voor een snelkoppeling.
De poorten en aansluitingen, met uitzondering van de DC IN-poort, de LAN-poort, de USB-poorten en de
hoofdtelefoonaansluiting.
De 'Memory Stick Duo'-sleuf en de SD-geheugenkaartsleuf.
De draadloze WAN-functionaliteit (alleen beschikbaar op bepaalde modellen).
47
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde camera.
Met toepasselijke opnamesoftware hebt u de volgende mogelijkheden:
Foto's en films vastleggen
Bewegingen van objecten registreren en vastleggen voor controledoeleinden
Vastgelegde gegevens bewerken
Bij het inschakelen van de computer wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Met de juiste software kunt u videogesprekken voeren.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft Webcam Suite en WebCam Companion 4.
2Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
!
Als u afbeeldingen niet goed kunt vastleggen, vastgelegde worden afbeeldingen bijvoorbeeld niet soepel weergegeven, dan klikt u op de huidige
resolutie voor het vastleggen van afbeeldingen rechtsboven in het hoofdvenster en verlaagt u de resolutie.
48
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwd optisch schijfstation.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De stationslade schuift uit het station.
49
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade en druk de schijf voorzichtig omlaag zodat deze
vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Zorg dat u de onderzijde van de lade van het station vasthoudt wanneer u een schijf plaatst of verwijdert.
4Sluit de lade door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparende modus staat (slaapstand of sluimerstand). Zet de computer weer in de
normale modus voor u de schijf verwijdert.
U kunt geen optische schijven gebruiken als u het optische station uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 134) om het station in te schakelen.
50
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Ondersteunde schijven
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc-media afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt
gekocht.
Zie onderstaande referentietabel voor informatie over welke media door welk optisch station worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en opneembaar
A: afspeelbaar, maar niet opneembaar
–: niet afspeelbaar en niet opneembaar
CD-ROM CD-R/RW DVD-ROM DVD-R/RW DVD+R/RW DVD+R DL
(Double
Layer)
DVD-R DL
(Dual
Layer)
DVD-RAM*1 *2 BD-ROM BD-R/RE*3
DVD SuperMulti-station A AB*5 AABABABABAB – –
Blu-ray Disc™-station
met DVD SuperMulti
AAB*5 AABABABABAB A AB*4
Blu-ray Disc™
ROM-station met
DVD SuperMulti
AAB*5 AABABABABAB A A
*1 Het DVD SuperMulti-station in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2 Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-herziening 5.0 schijf wordt niet ondersteund.
*3 Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Disc-media in versie 1.0-indeling en Blu-ray Disc-media met een cassette.
*4 Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een
capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5 Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
51
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Dit apparaat is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaard (Compact Disc). DualDiscs en sommige muziekschijven met
technologie voor het beschermen van het auteursrecht voldoen niet aan de CD-standaard. Dergelijke schijven zijn daarom mogelijk niet compatibel met
dit apparaat.
Lees bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in een VAIO-computer eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van de optische stations van VAIO met schijven die niet voldoen aan de officiële 'CD'-, 'DVD'- of 'Blu-ray Disc'-
standaard. HET GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO COMPUTER, KAN
SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de opneembare schijf.
Het schrijven op 8 cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Wanneer u Blu-ray Disc-media met beveiliging van het auteursrecht doorlopend wilt afspelen, werkt u de AACS-code bij. Voor het bijwerken van de
AACS-code is internettoegang vereist.
Net als bij andere optische media-apparaten kan door bepaalde omstandigheden de compatibiliteit worden beperkt of het afspelen van een Blu-ray Disc-
medium worden voorkomen. VAIO-computers ondersteunen mogelijk niet het afspelen op verpakte media opgenomen in de AVC- of VC1-indeling met
een hoge bitsnelheid.
Voor bepaalde inhoud op DVD's en BD-ROM's zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling op het optische station niet overeenkomt met de
regiocode op de schijf, kan er niet worden afgespeeld.
Tenzij de externe weergave compatibel is met de HDCP-standaard (High-bandwidth Digital Content Protection), kunt u geen inhoud van Blu-ray Disc-
media met beveiliging van het auteursrecht afspelen of weergeven.
Bij sommige inhoud is de video-uitvoer beperkt tot standaarddefinitie of kan er geen analoge video worden uitgevoerd. Wanneer u videosignalen uitvoert
via digitale aansluitingen zoals een HDMI- of DVI-verbinding, wordt u sterk aangeraden een met digitale HDCP compatible omgeving te implementeren
voor een optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af vóór het afspelen van of schrijven naar een schijf. Hierdoor kan een storing optreden.
52
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken tijdens het beschrijven van een schijf.
De voedingskabel of netadapter mag niet aangesloten of losgekoppeld worden tijdens het beschrijven van een schijf.
U moet uw computer niet aansluiten op een poortreplicator (optioneel) of deze loskoppelen terwijl er gegevens naar een
schijf worden geschreven.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
Sommige CD-spelers en optische stations van de computer kunnen geen audio-CD's afspelen die met de CD-R- of
CD-RW-media zijn gemaakt.
Sommige DVD-spelers en optische schijfstations van de computer kunnen geen DVD's afspelen die met de DVD+R DL-,
DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-media zijn gemaakt.
Wanneer uw computer is uitgerust met een Blu-ray Disc-station kunt u op uw computer Blu-ray Discs afspelen. U kunt
sommige Blu-ray Discs mogelijk echter niet afspelen op uw computer, of de computer kan instabiel worden tijdens het
afspelen van een Blu-ray Disc. Om inhoud normaal te kunnen afspelen, downloadt en installeert u de laatste updates
voor de software voor het afspelen van Blu-ray Discs via VAIO Update.
Zie Uw computer bijwerken (pagina 35) voor informatie over het gebruik van VAIO Update.
Afhankelijk van de systeemomgeving kunnen er onderbrekingen en/of verloren frames optreden tijdens afspelen in
AVC HD.
Zet de computer niet in een energiebesparende modus terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
53
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over regiocodes
Op elke schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de schijf
kunt afspelen. Als de regiocode 'all' is, betekent dit dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen. Als de regiocode van
uw gebied afwijkt van het label, kunt u de schijf niet op uw computer afspelen.
Zie de volgende tabel voor de regiocode van uw gebied.
Gebied Regiocode Gebied Regiocode Gebied Regiocode
Afrika 5 Australië* 4 China 6
Europa 2 Hongkong* 3 India* 5
Indonesië* 3 Japan* 2 Korea 3
Koeweit* 2 Maleisië* 3 Nieuw-Zeeland* 4
Filipijnen* 3 Rusland 5 Saudi-Arabië* 2
Singapore* 3 Zuid-Afrika* 2 Taiwan 3
Thailand* 3 Verenigde Arabische
Emiraten*
2 Vietnam 3
* Standaard is er aan het optische station van uw computer geen regiocode toegewezen.
54
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Als het de eerste keer is dat u een DVD op uw computer afspeelt, voert u voor het plaatsen van de schijf de volgende stappen uit:
1Klik op Start en selecteer Computer.
2Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het optische station en kies Eigenschappen.
3Klik op het tabblad Hardware.
4Selecteer het optische station uit de lijst Alle schijfstations en klik op Eigenschappen.
5Klik op het tabblad DVD-regio.
6Selecteer de juiste regio uit de lijst en klik op OK.
!
U kunt de regiocode slechts een beperkt aantal keren wijzigen. Wanneer u dit aantal overschrijdt, is de regiocode van het station permanent en kunt
u deze niet meer wijzigen. Dit aantal wordt ook niet hersteld door uw computer opnieuw te configureren.
Problemen als gevolg van het wijzigen van de regiocode-instellingen van het station vallen niet onder de garantie.
55
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
software voor het afspelen van de schijf.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
schrijfsoftware om de bestanden mee naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
56
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het
uitwisselen en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons.
Doordat een 'Memory Stick' uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
!
U kunt geen 'Memory Sticks' gebruiken als u de 'Memory Stick Duo'-sleuf uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 134) om de sleuf in te schakelen.
Voordat u een 'Memory Stick' gebruikt
In de 'Memory Stick Duo'-sleuf op uw computer passen de volgende formaten en types:
'Memory Stick Duo'
'Memory Stick PRO Duo'
'Memory Stick PRO-HG Duo'
!
Alleen 'Memory Sticks' van Duo-formaat worden ondersteund, 'Memory Sticks' van standaardformaat worden niet ondersteund.
Ga voor meer informatie over 'Memory Stick' naar http://www.sony.net/memorycard/.
57
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' plaatsen en verwijderen
Zo plaatst u een 'Memory Stick'
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Houd de 'Memory Stick' zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
58
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
3Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer het medium nooit in de sleuf.
Als de 'Memory Stick' niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste richting
is geplaatst.
Wanneer u voor het eerst een 'Memory Stick' in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt, volgt
u de instructies op het scherm om de software te installeren.
De 'Memory Stick' wordt automatisch door het systeem gedetecteerd en de inhoud van de 'Memory Stick' wordt weergegeven. Als er niets op het
bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het 'Memory Stick'-pictogram.
Het 'Memory Stick'-pictogram wordt weergegeven in het venster Computer nadat de 'Memory Stick' in de sleuf is geplaatst.
!
Een 'Memory Stick Micro' ('M2') moet u eerst in een 'M2' Duo-adapter steken. Als u deze media rechtstreeks in de 'Memory Stick Duo'-sleuf steekt
zonder de adapter te gebruiken, kunt u ze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
59
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Zo verwijdert u een 'Memory Stick'
!
Verwijder de 'Memory Stick' niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de 'Memory Stick' verwijdert.
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Druk op de 'Memory Stick' in de sleuf en laat deze los.
De 'Memory Stick' wordt uitgeworpen.
4Trek de 'Memory Stick' uit de sleuf.
!
Verwijder de 'Memory Stick' altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
61
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
6Klik op Starten.
7Volg de instructies op het scherm.
!
Het hangt van het medium af hoe lang het duurt om een 'Memory Stick' te formatteren.
62
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van 'Memory Sticks'
Uw computer is getest en compatibel bevonden met 'Memory Sticks' van Sony met een capaciteit van maximaal 32 GB
die sinds september 2010 beschikbaar zijn. Niet voor elke 'Memory Stick' kan evenwel de compatibiliteit worden
gegarandeerd.
Als u de 'Memory Stick' in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
'Memory Stick' nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de 'Memory Stick' te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van een 'Memory Stick'. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u 'Memory Sticks' met meerdere conversieadapters plaatst.
'MagicGate' is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
'Memory Sticks' met het 'MagicGate'-logo als u van deze technologie wilt profiteren. De 'Memory Stick Duo'-sleuf van de
computer ondersteunt de 'MagicGate'-technologie van 'Memory Stick' niet met een capaciteit tot 256 MB.
Uitgezonderd voor persoonlijk gebruik is het in strijd met de auteursrechtwetten om audio- en/of afbeeldingsgegevens te
gebruiken die u hebt opgenomen zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht.
'Memory Sticks' met dergelijke gegevens waarop auteursrecht rust mogen daarom alleen conform de wet worden
gebruikt.
Plaats niet meer dan één geheugenkaart in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
63
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart gebruiken
U computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
!
U kunt geen SD-geheugenkaarten gebruiken als u de SD-geheugenkaartsleuf uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 134) om de sleuf in te schakelen.
Voordat u de SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
SD-geheugenkaart
SDHC-geheugenkaart
SDXC-geheugenkaart
Raadpleeg voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) om naar de desbetreffende website met ondersteuning te gaan.
64
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo plaatst u een SD-geheugenkaart
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
Wanneer u voor het eerst een SD-geheugenkaart in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt,
volgt u de instructies op het scherm om de software te installeren.
Het pictogram van de SD-geheugenkaart wordt weergegeven in het venster Computer nadat de kaart in de sleuf is geplaatst.
65
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo verwijdert u een SD-geheugenkaart
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Druk op de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat deze los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
66
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van de geheugenkaart
Zorg dat de geheugenkaarten die u gebruikt voldoen aan de door uw computer ondersteunde standaarden.
Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
geheugenkaart nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de kaart te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te
verwijderen. De geheugenkaart of -adapter kan bovendien de computer beschadigen.
Plaats niet meer dan één geheugenkaart in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van de SD-geheugenkaart
Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
september 2010 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
SD-geheugenkaarten (maximaal 2 GB), SDHC-geheugenkaarten (maximaal 32 GB) en SDXC-geheugenkaarten
(maximaal 64 GB) zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
67
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Het internet gebruiken
Voordat u internet kunt gebruiken moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en apparaten instellen die nodig
zijn om op uw computer verbinding te maken met internet.
De volgende types internetverbindingen zijn verkrijgbaar van internetproviders:
Glasvezel (FTTH)
DSL (Digital Subscriber Line)
Via een kabelmodem
Via satelliet
Inbelverbinding
Vraag uw internetprovider voor meer informatie over de benodigde apparatuur en voor instructies voor het verbinden van uw
computer met internet.
Om een draadloze internetverbinding te maken met uw computer, moet u een draadloos LAN-netwerk instellen. Zie Draadloos LAN gebruiken
(pagina 70) voor meer informatie.
!
Neem de nodige beveiligingsmaatregelen om uw computer te beveiligen tegen gevaren online wanneer u verbinding maakt met internet.
Afhankelijk van het servicecontract met uw internetprovider moet u voor de internetverbinding mogelijk een externe modem aansluiten, bijvoorbeeld
een USB-telefoonmodem, een DSL-modem of een kabelmodem. Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en configureren van uw modem
raadpleegt u de handleiding van uw modem.
68
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T met een LAN-kabel.
Sluit het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de LAN-poort van de computer of van de optionele
poortreplicator en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen
en de apparaten die nodig zijn voor toegang tot het LAN-netwerk.
!
De LAN-poort van de computer is niet beschikbaar als de computer op de optionele poortreplicator is aangesloten.
U hebt geen toegang tot LAN-netwerken als u de LAN-poort uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 134) om de poort in te schakelen.
U kunt uw computer op verschillende netwerken aansluiten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
69
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de LAN-poort van uw computer.
Als de LAN-poort is aangesloten op de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade, oververhitting of
brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- PBX (private branch exchange)
70
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloos LAN gebruiken
Met draadloos LAN (WLAN) kan uw computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Het WLAN maakt gebruik van de volgende standaard IEEE 802.11a/b/g/n, die de specificaties voor de gebruikte technologie bevat.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U hebt geen toegang tot draadloze netwerken als u de functie voor draadloos LAN uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in
Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 134) om de functie in te schakelen.
WLAN-standaard Frequentieband Opmerkingen
IEEE 802.11a 5 GHz Alleen beschikbaar op modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11a/b/g/n.
IEEE 802.11b/g 2,4 GHz De IEEE 802.11g-standaard biedt snellere communicatie dan de IEEE 802.11b-standaard.
IEEE 802.11n 5 GHz/2,4 GHz Op modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11b/g/n, kan alleen de band van 2,4 GHz
worden gebruikt.
71
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
Algemene opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
In sommige landen of regio's is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een
beperkt aantal kanalen).
De standaard IEEE 802.11a en IEEE 802.11n zijn niet beschikbaar op ad-hocnetwerken.
De 2,4 GHz-band, waar draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten gebruikt. Hoewel de
draadloze LAN-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten die dezelfde band gebruiken te
minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie en een lager communicatiebereik,
of mislukte communicatie.
De communicatiesnelheid en het bereik kunnen variëren, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de communicatieapparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen apparaten
De configuratie van de apparaten
Radio-omstandigheden
De onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn
De gebruikte software
De communicaties kunnen worden afgesneden, afhankelijk van de zendcondities.
De eigenlijk communicatiesnelheid is mogelijk niet zo snel als wordt weergegeven op uw computer.
Als u WLAN-producten die voldoen aan verschillende standaarden en die dezelfde band gebruiken implementeert op
hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg van radiostoring. Bovendien zijn
WLAN-producten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen om communicatie met een ander
WLAN-product te garanderen als dit voldoet aan een andere standaard die dezelfde band gebruikt. Wanneer de
communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze kanaal
op het toegangspunt te veranderen.
72
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Opmerking over de gegevenscodering
De WLAN-standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol,
Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk
voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van op standaarden gebaseerde, onderling uitwisselbare
verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande
Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i.
Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) naast de
gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en EAP (Extensible Authentication Protocol). De kwetsbare draadloze
verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal
speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging,
end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere
gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle versies van 802.11-apparaten te beveiligen,
inclusief de standaarden 802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n en multi-band en multi-mode. Bovendien biedt WPA2 op basis
van de geratificeerde norm IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die
voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is
achterwaarts compatibel met WPA.
73
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie starten
Eerst moet er draadloze LAN-communicatie tot stand worden gebracht tussen uw computer en een toegangspunt
(niet meegeleverd). Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Zo start u draadloze LAN-communicatie
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
4Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie op On te zetten in het venster
VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
!
Draadloze LAN-communicatie op de 5 GHz-band (alleen beschikbaar op bepaalde modellen) is standaard uitgeschakeld. Om communicatie op de 5 GHz
bandbreedte mogelijk te maken, moet u de optie inschakelen om de 5 GHz bandbreedte of zowel de 2,4 GHz en 5 GHz bandbreedte in de vervolgkeuzelijst
voor Instellingen voor draadloos LAN (Wireless LAN Settings) in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
5Klik op of op de taakbalk.
6Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinding maken.
74
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie op Off te zetten in het venster VAIO Smart
Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
76
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Zo plaatst u een simkaart
1Zet de computer uit.
2Open het simkaartkapje aan de onderzijde van de computer.
3Verwijder de simkaart (1) door deze uit de kaart te drukken.
77
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
4Schuif de simkaarthouder in de richting van de pijl (2) en til de houder op.
5Plaats de simkaart in de simkaarthouder met het elektronische circuit naar boven.
6Sluit de simkaarthouder en schuif de houder in de richting van de pijl (3).
!
Raak het circuit van de simkaart niet aan. Houd de computer stevig vast wanneer u de kaart plaatst of verwijdert.
Beschadig de simkaart niet, bijvoorbeeld door deze te buigen of door er druk op uit te oefenen.
7Sluit het simkaartkapje.
78
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Communicatie starten via draadloos WAN
Zo start u communicatie via draadloos WAN
!
Zorg dat het simkaartkapje goed gesloten is, ander werkt de functie voor draadloos WAN mogelijk niet.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3Zorg dat de schakelaar naast Wireless WAN op On staat in het venster VAIO Smart Network.
4Klik op de pijl naast de schakelaar Wireless WAN en op de knop Verbinden (Connect) om, afhankelijk van uw model of
land, de software voor verbindingsbeheer, of de vooraf geïnstalleerde software van een telecomprovider te openen.
5Voer uw pincode in wanneer hierom wordt gevraagd.
6Klik op Verbinding maken.
7Voer indien nodig de APN-gegevens van uw telecomprovider in.
Zie voor meer informatie over het gebruik van de functie voor draadloos WAN het helpbestand van VAIO Smart Network of
de documentatie van uw telecomprovider.
79
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
De BLUETOOTH-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere BLUETOOTH®-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van
10 meter in een open ruimte.
BLUETOOTH-beveiliging
De draadloze technologie van BLUETOOTH beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme BLUETOOTH-apparaten toegang kunnen
krijgen tot uw computer.
De eerste keer dat twee BLUETOOTH-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel
(een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd.
Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
82
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
BLUETOOTH-communicatie stoppen
Zo stopt u de BLUETOOTH-communicatie
1Schakel het BLUETOOTH-apparaat uit dat met de computer communiceert.
2Klik op de schakelaar naast BLUETOOTH om deze optie op Off te zetten in het venster VAIO Smart Network.
83
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van de BLUETOOTH-functie
De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
De afstand tussen de apparaten
Het in de muren gebruikte materiaal
De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
De configuratie van de apparaten
Het type softwaretoepassing
Het type besturingssysteem
Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos LAN als BLUETOOTH-functies op uw computer
De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
Vanwege de beperkingen van de BLUETOOTH-standaard kunnen grote bestanden tijdens de continue overdracht soms
beschadigd raken als gevolg van elektromagnetische interferentie in de omgeving.
Alle BLUETOOTH-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
Video en geluid lopen mogelijk niet synchroon als u video's op uw computer afspeelt met het geluid op een aangesloten
BLUETOOTH-apparaat. Dit komt vaker voor met BLUETOOTH-technologie en is geen defect.
De 2,4 GHz-band, waar BLUETOOTH-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende
apparaten gebruikt. Hoewel de BLUETOOTH-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten
die dezelfde band gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie op
kortere afstand, of mislukte communicatie.
84
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
De BLUETOOTH-functie werkt mogelijk niet met andere apparaten, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie die
wordt gebruikt door de fabrikant.
Als u meerdere BLUETOOTH-apparaten op de computer aansluit, kan het gehele kanaal in beslag worden genomen,
waardoor de prestaties van de apparaten verminderen. Dit is een normale eigenschap van BLUETOOTH-technologie en
is geen defect.
87
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Als het registreren van een vingerafdruk niet is gelukt, volgt u deze stappen om het nogmaals te proberen.
1Plaats het bovenste gewricht van de vinger plat in het midden van de vingerafdruksensor (1).
2Ga met uw vinger recht over de vingerafdruksensor en scan het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
88
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
!
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam beweegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de
vingerafdruksensor in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Uw vingerafdruk wordt mogelijk niet geregistreerd en/of herkend als uw vinger bijvoorbeeld te droog of te nat, gerimpeld, gewond of vies is.
Registreer meer dan één vingerafdruk in het geval dat de vingerafdruksensor de vingerafdruk niet herkent.
Zorg dat uw vingertopje en de vingerafdruksensor schoon zijn voordat u gaat vegen om de prestaties bij het herkennen te optimaliseren.
90
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM gebruiken
De Trusted Platform Module (TPM) is mogelijk geïntegreerd in uw computer en levert basisfuncties voor beveiliging.
In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
93
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Opmerkingen bij het coderen van back-upbestanden of andere bestanden
Wanneer u back-upbestanden of token-bestanden voor noodherstel codeert, wordt het onmogelijk uw computersysteem
te herstellen in geval van nood. Wanneer u token-bestanden voor het herstellen van wachtwoorden of geheime bestanden
codeert, kunt u het wachtwoord niet meer herstellen.
De volgende bestanden of mappen mogen niet worden gecodeerd:
Het standaardpad voor onderstaande bestanden of dat wordt weergegeven door op Browse te klikken is Mijn documenten (of Documenten)\Security
Platform of Security Platform op verwisselbare media.
Automatisch back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml of SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml
Opslagmap voor automatische back-upbestanden
Mapnaam (vast):
SPSystemBackup (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.)
SPSystemBackup_<uw computernaam> (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand
SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml.)
Token-bestand voor noodherstel
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwResetToken.xml
Token-bestand voor noodherstel/wachtwoord opnieuw instellen
Standaardbestandsnaam: SPToken_<uw computernaam>.xml
Geheim bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetSecret.xml of SPPwdResetSecret_<uw computernaam>_
<gebruikersnaam>.<domeinnaam>.xml
94
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Back-upbestand voor sleutels en certificaten
Standaardbestandsnaam: SpBackupArchive.xml
PSD-back-upbestand
Standaardbestandsnaam: <Stationsnaam>-Personal Secure Drive.fsb
Back-upbestand eigenaarswachtwoord
Standaardbestandsnaam: SpOwner_<uw computernaam>.tpm
Protocolbestand
Standaardbestandsnaam: SpProtocol_<uw computernaam>_<gebruikersnaam>.<domeinnaam>.txt
95
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM configureren
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3De TPM initialiseren en configureren.
U schakelt als volgt de TPM in het scherm BIOS Setup in
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
3Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
5Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel voordat u de TPM inschakelt het opstartwachtwoord in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van de TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
Houd er rekening mee dat u geen toegang hebt tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de
door TPM beveiligde gegevens voordat u de TPM-configuratie wist.
98
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De versleutelde gegevens ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een
USB-flashgeheugen
Om de versleutelde gegevens te ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugen,
heeft uw systeem toegang nodig tot het USB-flashgeheugen bij het opstarten van de computer. Volg deze stappen
om de opstartvolgorde te configureren in het BIOS-configuratiescherm:
!
U kunt geen USB-apparaten gebruiken als u de USB-poorten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Gegevens beschermen tegen
onbevoegd gebruik (pagina 134) om de poorten in te schakelen.
1Sluit een USB-flashgeheugen aan.
2Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
3Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
4Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5Druk op de toets < of , om Boot te selecteren en selecteer vervolgens Enabled voor External Device Boot.
6Druk op de toets M of m om Boot Priority te selecteren en druk vervolgens op Enter.
7Druk op F5 of F6 om de opstartvolgorde van de apparaten te wijzigen zodat Internal Hard Disk hoger in de lijst staat dan
External Device.
!
Zet Internal Optical Drive boven aan de lijst om het computersysteem te herstellen met uw Herstelmedia.
8Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
9Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
10 Volg de instructies in Windows Help en ondersteuning om BitLocker-stationsversleuteling in te schakelen.
99
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
11 Sla het herstelwachtwoord op het USB-flashgeheugen op in het venster voor het opslaan van het herstelwachtwoord.
12 Volg de instructies op het scherm.
De versleuteling begint.
!
Door uw BIOS bij te werken met daartoe bestemde software zoals VAIO Update, worden de BIOS-instellingen teruggezet naar de standaardwaarden.
Voer dan de bovenstaande stappen opnieuw uit.
Het voltooien van het versleutelingsproces duurt enkele uren.
102
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
De computer aansluiten op de poortreplicator
!
Plaats de batterij(en) voordat u de computer op de poortreplicator aansluit.
U kunt de computer op de volgende manier aansluiten op de poortreplicator
!
Sluit de poortreplicator aan op een voedingsbron met de bijbehorende netadapter als er een bij de poortreplicator geleverd is. Gebruik anders de
netadapter die is meegeleverd met uw computer.
Schakel de computer uit voordat u deze aansluit op de poortreplicator om verlies van niet-opgeslagen gegevens te voorkomen.
Verplaats uw computer niet wanneer deze is aangesloten op de poortreplicator. De poortreplicator kan dan namelijk losraken, waardoor beide apparaten
beschadigingen kunnen oplopen.
De monitorpoort, de HDMI-uitvoerpoort en de LAN-poort van de computer zijn niet beschikbaar als de computer op de poortreplicator is aangesloten.
Gebruik de MONITOR-poort, de HDMI-uitvoerpoort of de LAN-poort op de poortreplicator.
1Sluit de computer af, sluit het LCD-scherm en koppel alle randapparatuur en de netadaper los.
2Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (2) en het andere uiteinde in een stopcontact.
3Sluit de kabel die op de netadapter (2) is aangesloten aan op de DC IN-poort (3) op de poortreplicator.
104
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
5Leg de onderste hoeken aan de achterkant van de computer gelijk met de geleiders op de poortreplicator.
Als er een optionele uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, schuift u het lipje (1) in de richting van de pijl om de connector (2) op de
poortreplicator te verhogen om de computer aan te sluiten.
106
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
De computer loskoppelen van de poortreplicator
!
Schakel de computer uit voordat u deze van de poortreplicator loskoppelt om verlies van niet-opgeslagen gegevens te voorkomen.
Als de batterij bijna leeg is en u de computer verwijdert van de poortreplicator, kan dit resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens.
De computer loskoppelen van de poortreplicator
1Til de computer van de poortreplicator.
111
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Indien nodig verbindt u de hoofdtelefoonaansluiting van de projector met de hoofdtelefoonaansluiting (4) i van de computer met een luidsprekerkabel (5).
!
Uw computer voldoet aan de HDCP-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen coderen voor auteursrechtbeveiliging, zodat
u een breed scala aan auteursrechtelijk beschermde inhoud van hoge kwaliteit kunt afspelen en weergeven. Sluit een monitor die voldoet aan HDCP aan
op de HDMI-uitgang van uw computer om de auteursrechtelijk beschermde inhoud te kunnen weergeven. Als op de computer een monitor is
aangesloten die niet voldoet, kunt u de auteursrechtelijk beschermde inhoud niet afspelen of weergeven.
112
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Als het externe beeldscherm is uitgerust met een HDMI-poort, sluit u een HDMI-kabel aan op de HDMI-uitgang van de computer of van de poortreplicator,
en op de HDMI-poort van het beeldscherm.
Om een TFT/DVI-monitor aan te sluiten, gebruikt u een HDMI-naar-DVI-D-adapter om deze aan te sluiten op de HDMI-uitgang van de computer of de
poortreplicator.
DVI-D staat voor Digital Visual Interface - Digital. Dit is een type DVI-poort dat alleen digitale videosignalen ondersteunt (geen analoge videosignalen).
Deze heeft een 24-pins aansluiting.
Een DVI-I-poort (Digital Visual Interface - Integrated) ondersteunt digitale en analoge videosignalen. Deze heeft een 29-pins aansluiting.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
113
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een tv met HDMI-ingang aansluiten
U kunt een tv met HDMI-ingang aansluiten op de computer.
Een tv aansluiten op uw computer
!
Om geluid te horen via het op de HDMI-uitvoerpoort aangesloten apparaat, moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen. Zie Hoe wijzig ik het
geluidsuitvoerapparaat? (pagina 202) voor gedetailleerde instructies.
1Steek het netsnoer van uw tv (1) in een stopcontact.
2Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel (2) in de HDMI-uitgang (3) van de computer of de poortreplicator en het
andere uiteinde in de tv.
3Stel het ingangskanaal van de tv in op de externe ingang.
4Stel het tv-configuratiesysteem in.
!
Als een ander stuurprogramma wordt gebruikt dan het stuurprogramma van Sony, kan het voorkomen dat beeld of geluid niet wordt weergegeven.
Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
115
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
U kunt de schermresolutie van uw computer wijzigen. Klik op rechtsonder in het venster van PowerDVD BD, en vervolgens op het menuonderdeel
voor het wijzigen van de schermresolutie.
Raadpleeg het Help-bestand van PowerDVD BD voor meer informatie.
6Plaats een Blu-ray 3D Disc-medium in het optische schijfstation.
Zo sluit u een apparaat voor digitaal geluid van hoge kwaliteit aan tussen uw computer en een tv
U kunt met een HDMI-aansluiting een thuisbioscoopinstallatie of ander apparaat voor surroundgeluid aansluiten tussen uw
computer en de tv.
!
Zorg voor het aansluiten van het apparaat op de computer eerst dat de HDMI-verbinding is gemaakt tussen de tv en de thuisbioscoopinstallatie of ander
apparaat voor surroundgeluid.
Om geluid te horen via het op de HDMI-uitvoerpoort aangesloten apparaat, moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen. Zie Hoe wijzig ik het
geluidsuitvoerapparaat? (pagina 202) voor gedetailleerde instructies.
1Schakel de tv in en stel deze in op HDMI-invoer.
2Schakel de thuisbioscoopinstallatie of ander apparaat voor surroundgeluid in en stel de invoer in op HDMI.
3Sluit een HDMI-kabel aan op de poort voor HDMI-invoer van de thuisbioscoopinstallatie of het andere apparaat voor
surroundgeluid en op de HDMI-uitgang van de computer of de poortreplicator.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv wijzigen via uw computer. Zie Waarom geeft mijn scherm geen video weer? (pagina 193) voor meer
informatie.
Met de HDMI-verbinding kan het volume alleen worden aangepast via het aangesloten audioapparaat. Via de computer hebt u geen controle over het
uitvoervolume van de aangesloten apparaten.
116
nN
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het scherm van uw computer of de aangesloten monitor gebruiken
als het hoofdscherm.
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op de poortreplicator is aangesloten.
De resolutie van uw externe beeldscherm kan worden gewijzigd wanneer u de prestatiemodus wijzigt.
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is, afhankelijk
van het type externe monitor of projector.
Schakel de externe monitor in voordat u de computer inschakelt.
Zo selecteert u een weergavemodus met de toetsencombinatie Fn+F7
U kunt een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 39)
voor meer informatie.
Zo selecteert u een weergavemodus via de beeldscherminstellingen
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer de gewenste instelling en klik op OK.
120
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Opmerkingen over het aansluiten van een USB-apparaat
U moet voor gebruik mogelijk het stuurprogramma installeren dat bij het USB-apparaat werd geleverd. Raadpleeg de
handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Gebruik voor het afdrukken van documenten een USB-printer die compatibel is met uw versie van Windows.
Raadpleeg de handleiding van het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van het apparaat.
Om te voorkomen dat de computer en/of de USB-apparaten beschadigd worden, let u op de volgende punten:
Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
Plaats de computer niet in een tas of koffertje terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
122
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Prestatiemodi selecteren
Prestatiemodi selecteren
Uw computer is uitgerust met een prestatiekeuzeschakelaar voor het wijzigen van de prestatiemodus zonder de computer
opnieuw op te starten. U kunt één van de volgende prestatiemodi selecteren: de STAMINA-modus voor een lager
energieverbruik of de SPEED-modus voor snellere prestaties.
!
Wanneer er softwaretoepassingen worden gebruikt die voorkomen dat de prestatiemodus van uw computer kan worden gewijzigd, wordt de
prestatiemodus mogelijk niet gewijzigd wanneer u de prestatieschakelaar gebruikt. Sluit in dat geval de de toepassing af. De geselecteerde modus wordt
automatisch geactiveerd. Als u de prestatiemodus wijzigt zonder de toepassing te sluiten, kunnen er mogelijk niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
124
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord instellen
Door het wachtwoord in te stellen kunt u uw computer beschermen tegen ongeoorloofde toegang, door gebruikers het
wachtwoord in te laten voeren wanneer de computer wordt ingeschakeld of van de slaapstandmodus of de sluimerstand
weer terugkeert naar de normale modus.
!
Vergeet uw wachtwoord niet. Schrijf het wachtwoord op en bewaar het op een veilige plaats.
Type wachtwoord Beschrijving
Opstartwachtwoord U kunt BIOS-functies gebruiken om twee typen wachtwoorden in te stellen:
- Computerwachtwoord: hiermee stelt u gebruikers met beheerdersrechten in staat alle configuratieopties
van de BIOS-configuratie te wijzigen en om de computer op te starten.
- Gebruikerswachtwoord: hiermee kunnen gewone gebruikers sommige van de BIOS-configuratieopties
wijzigen en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord
voor de computer hebt ingesteld.
Om de computer op te starten voert u het opstartwachtwoord in nadat het VAIO-logo wordt weergegeven.
!
Als u het computerwachtwoord vergeet, moet het wachtwoord opnieuw worden ingesteld waarvoor kosten in rekening
worden gebracht. Neem contact op met een geautoriseerd service-/ondersteuningscentrum van Sony om het wachtwoord
opnieuw te laten instellen. Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor een centrum of vertegenwoordiger
bij u in de buurt.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het BIOS-configuratiescherm door het computerwachtwoord in te
voeren.
Windows-wachtwoord Hiermee kunnen gebruikers zich aanmelden bij de computer en kunt u elke gebruikersaccount beschermen
met een eigen wachtwoord.
U wordt gevraagd het Windows-wachtwoord in te voeren wanneer u uw gebruikersaccount selecteert.
128
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord toevoegen
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Een wachtwoord voor uw account instellen onder Uw gebruikersaccount wijzigen.
5Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het wachtwoord van de account in.
6Klik op Wachtwoord instellen.
Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Het Windows-wachtwoord wijzigen
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Uw wachtwoord wijzigen.
5Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in.
6Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord een nieuw wachtwoord in.
7Klik op Wachtwoord wijzigen.
129
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord verwijderen
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Uw wachtwoord verwijderen.
5Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in dat u wilt verwijderen.
6Klik op Wachtwoord verwijderen.
131
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie weergeven en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie over de opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een gebruiker met beperkte toegangsrechten.


Produkt Specifikationer

Mærke: Sony
Kategori: PC
Model: VPCSB1B7E

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Sony VPCSB1B7E stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig