Triumph Street Triple RS (2019) Manual
Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Triumph Street Triple RS (2019) (210 sider) i kategorien Motor. Denne guide var nyttig for 17 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere
Side 1/210

Gebruikershandleiding
Street Triple S, Street Triple S 660cc, Street Triple R,
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte),
Street Triple RS
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfiets(en) Street Triple S,
Street Triple S 660cc, Street Triple R, Street Triple R - LRH (lage rijhoogte),
Street Triple RS. Bewaar deze gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en
raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 01.2017 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3855572-NL versie 1
1

2
INHOUDSOPGAVE
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord 3
Veiligheid voorop 6
Waarschuwingslabels 12
Onderdelenoverzicht 14
Serienummers 18
Instrumenten 19
Algemene informatie 80
Rijden op de motorfiets 113
Accessoires, passagiers en belading 125
Onderhoud 129
Reiniging en stalling 186
Specificaties 195
Specificaties 199
Specificaties 203
Index 207

Voorwoord
3
VOORWOORD
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtigheid
en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die
beschadiging of vernieling van
apparatuur tot gevolg kunnen hebben
wanneer ze niet strikt worden
opgevolgd.
Let op:
• Dit opmerkingssymbool geeft
punten van speciaal belang voor
efficiëntere en gemakkelijkere
bediening aan.
Waarschuwingslabels
Dit symbool (links) wordt op bepaalde
plaatsen op de motorfiets weergegeven.
Het symbool betekent 'VOORZICHTIG:
RAADPLEEG DE HANDLEIDING' en wordt
gevolgd door een grafische voorstelling
van het betreffende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven
relevante instructies te raadplegen.
Zie pagina voor de plaatsen van 14
alle labels met dit symbool. Dit symbool
wordt zo nodig ook weergegeven op de
pagina's met de relevante informatie.
Street Triple R - LRH
(lage rijhoogte)
Tenzij anders aangegeven, zijn de
informatie, instructies en specificaties
voor het model Street Triple R - LRH
(lage rijhoogte) hetzelfde als van de
Street Triple R met standaard rijhoogte
die in deze gebruikershandleiding zijn
opgegeven.

Voorwoord
4
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te
garanderen, dient het onderhoud te
worden uitgevoerd door een erkende
Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te
onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde
distributeur in uw land voor informatie
over de dichtstbijzijnde erkende
Triumph-dealer. De adressen zijn ook
vermeld in het bij deze handleiding
geleverde onderhoudsboekje.
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempings-
systeem is verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat
het wettelijk verboden kan zijn om:
1. onderdelen of designelementen van
nieuwe voertuigen die bedoeld zijn
voor geluiddemping, voorafgaand
aan de verkoop of aflevering aan de
koper of daarna te verwijderen of
buiten werking te stellen, behalve
als dat nodig is voor onderhoud,
reparatie of vervanging, en,
2. het voertuig te gebruiken nadat
zo'n onderdeel of designcomponent
is verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Banden
Met betrekking tot de 'Pneumatic Tyres
and Tubes for Automotive Vehicles
(Quality Control) Order, 2009, Cl. Nr. 3 (c)',
verklaart M/s. Triumph Motorcycles Ltd.
dat de op deze motorfiets gemonteerde
banden voldoen aan de eisen van IS
15627: 2005 en de eisen ingevolge de
Central Motor Vehicle Rules (CMVR),
1989.

Voorwoord
5
Gebruikershandleiding
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, maken integraal deel
uit van uw motorfiets en moeten bij de
motorfiets blijven, ook wanneer deze
wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat
berijden, dient deze gebruikershand-
leiding en alle overige instructies die bij
uw motorfiets worden geleverd,
aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking
van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets. Leen
uw motorfiets niet aan anderen uit,
omdat rijden zonder vertrouwd te zijn
met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken,
de capaciteiten en de beperkingen van
de motorfiets kan leiden tot een
ongeval.
Dank u voor het kiezen van een
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumphs toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze
gebruikershandleiding aandachtig door
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle
technieken en vaardigheden die nodig
zijn om veilig op een motorfiets te rijden.
Triumph adviseert motorrijders
nadrukkelijk de nodige lessen te nemen
om deze motorfiets veilig te kunnen
bedienen.
Deze handleiding is bij uw plaatselijke
dealer verkrijgbaar in het:
• Engels
• Amerikaans Engels
• Frans
• Duits
• Italiaans
• Nederlands
• Spaans
• Portugees
• Zweeds
• Japans
• Thai.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen.
U helpt ons daarmee door ervoor te
zorgen dat uw erkende Triumph-dealer
uw e-mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor
een online-klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt
geven.
Het Triumph-team.

Veiligheid voorop
6
VEILIGHEID VOOROP
De motorfiets
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld
voor gebruik op de weg. Hij is niet
geschikt voor gebruik op onverhard
terrein.
Gebruik in ruw terrein kan het
verliezen van de controle over de
motorfiets veroorzaken, wat kan leiden
tot een ongeval met letsel of de dood
als gevolg.
Waarschuwing
Street Triple - LRH-modellen
DeStreet Triple R - LRH (lage rijhoogte)
is uitgerust met een verlaagde vering
en een kleinere bodemspeling.
Daardoor is maximale hellingshoek van
de Street Triple R - LRH (lage rijhoogte)
in bochten kleiner dan die van de
Street Triple R met standaard rijhoogte.
Denk eraan dat de bodemspeling van
uw motorfiets tijdens het rijden
beperkt is. Probeer de motorfiets eerst
uit op een plaats zonder verkeer, om
met de beperkte bodemspeling en
hellingshoek van de motorfiets
vertrouwd te raken.
Overhellen tot een onveilige hoek of
onverwacht contact met de grond kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval
veroorzaken.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor
het trekken van een aanhanger of het
gebruik van een zijspan. Het gebruik
van een zijspan en/of aanhanger kan
het verliezen van de controle over de
motorfiets of een ongeval tot gevolg
hebben.
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig om een
bestuurder alleen of een bestuurder
met één passagier te vervoeren (mits
een achterzadel en achterste
voetsteunen zijn aangebracht).
Het totale gewicht van de rijder, een
eventuele passagier, accessoires en
bagage mag het maximale
laadvermogen niet overschrijden:
Street Triple S - 195 kg
Street Triple S 660cc - 195 kg
Street Triple R - 195 kg
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte) -
170 kg
Street Triple RS - 195 kg

Veiligheid voorop
7
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitgerust met een
katalysator onder de motor, die samen
met het uitlaatsysteem zeer hoge
temperaturen kan bereiken wanneer
de motor draait. Brandbare materialen,
zoals gras, hooi/stro, bladeren, kleding
en bagage enz. kunnen ontbranden
wanneer ze in contact komen met een
willekeurig onderdeel van het
uitlaatsysteem en de katalysator; zorg
er altijd voor dat brandbare materialen
niet in aanraking kunnen komen met
het uitlaatsysteem of de katalysator.
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
De motor nooit in een afgesloten
ruimte starten of laten draaien. De
uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw
motorfiets uitsluitend in de open lucht
of in een ruimte met afdoende
ventilatie.

Veiligheid voorop
8
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Bij het berijden van de motorfiets die-
nen de berijder en de passagier altijd
valhelm, oogbescherming, handschoe-
nen, laarzen, broek (nauw aansluitend
rond de knieën en de enkels) en een
felgekleurd jack te dragen. Felgekleur-
de kleding verhoogt de zichtbaarheid
van de rijder (of de passagier) voor an-
dere weggebruikers aanzienlijk. Hoewel
volledige bescherming niet mogelijk is,
kan het dragen van de juiste bescher-
mende kleding het risico op verwondin-
gen tijdens het rijden verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belangrijkste
uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel.
Uw valhelm en die van uw passagier
dienen met zorg te worden gekozen en
comfortabel en stevig om het hoofd te
passen. Een felgekleurde helm
verhoogt de zichtbaarheid van de rijder
(of passagier) voor andere wegge-
bruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een goed-
gekeurde beschermende bril voor beter
zicht en ter bescherming van uw ogen.
Parkeren
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u
uw motorfiets onbeheerd achterlaat.
Door het verwijderen van de
contactsleutel wordt het risico van
gebruik door onbevoegde en onervaren
personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat hij
van de standaard rolt.
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT
op plaatsen waar voetgangers, dieren
en/of kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
Parkeer nooit op een zachte onder-
grond of op een hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofd-
stuk 'Het berijden van de motorfiets' in
deze gebruikershandleiding.

Veiligheid voorop
9
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust te
zijn dat onderdelen, accessoires en
aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor het
noodzakelijk is om het elektrische of
het brandstofsysteem te demonteren,
of hierop uitbreidingen aan te brengen.
Dergelijke aanpassingen kunnen de
veiligheid in gevaar brengen.
Het aanbrengen van niet-goedge-
keurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen aansprakelijk-
heid voor gebreken die zijn veroorzaakt
door het aanbrengen van niet-goedge-
keurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen of door het aanbrengen van
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen door onbevoegd personeel.
Onderhoud/apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets een
fout kan verergeren en de veiligheid in
gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert. Verwijderen of wijzigen
van de verlichting, dempers, uitstoot-
en geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding van
de wet betekenen. Onjuiste of niet
toegestane aanpassingen kunnen een
nadelig effect hebben op het rijgedrag,
de stabiliteit en andere aspecten van
de werking van de motorfiets,
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt met letsel of de dood als
gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij
een ongeval, aanrijding of valpartij
dient deze voor inspectie en reparatie
naar een erkende Triumph-dealer te
worden gebracht. Elk ongeval kan
schade aan de motorfiets veroorzaken,
die – indien niet op de juiste wijze
gerepareerd – een tweede ongeval kan
veroorzaken met letsel of de dood als
gevolg.

Veiligheid voorop
10
Rijden
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien u
moe bent of onder invloed verkeert van
alcohol of andere verdovende middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een motorfiets
rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende middelen
verkeert, vermindert het vermogen van
de berijder om de motorfiets onder
controle te houden waardoor een
ongeval kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen. Het
zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan
gerechtelijke vervolging tot gevolg
hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste
rijtechnieken die nodig zijn om een
rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde bescherm-
ende uitrusting. Onthoud dat een
motorfiets bij een ongeval minder
bescherming biedt dan een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden. Het met hoge
snelheid op een motorfiets rijden kan
gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op
bepaalde verkeerssituaties te reageren
bij hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort. Neem altijd snelheid terug in
eventueel gevaarlijke rijomstandig-
heden, zoals slecht weer of druk
verkeer.
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan krachten van buitenaf die een
ongeval kunnen veroorzaken. Deze
krachten zijn onder andere:
Windstoten van passerende voertuigen
Gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
Slecht weer
Fouten van de rijder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.

Veiligheid voorop
11
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient het voertuig onder
controle te houden door te allen tijde
de handen aan het stuur te houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
als de bestuurder het stuur loslaat. Dit
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De rijder dient tijdens het rijden altijd
de voetsteunen te gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt het risico op onbedoeld contact
met onderdelen van de motorfiets
beperkt. Ook de kans op verwondingen
doordat kledingstukken vast komen te
zitten neemt op die manier af.
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicators tot
voorbij de maximale limiet zijn
afgesleten, kan de motorfiets tot een
onveilige hoek overhellen. Vervang
daarom altijd de pennen van de
hellingshoekindicators voordat ze tot
de maximale limiet zijn afgesleten.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval
veroorzaken. Meer informatie over de
slijtagelimieten voor de
hellingshoekindicators vindt u in het
gedeelte Onderhoud en afstelling, in
pagina . 169
Waarschuwing
De hellingshoekindicators mogen niet
worden gebruikt als richtlijn voor de
mate waarin de motorfiets veilig schuin
gelegd kan worden in bochten. Dat
hangt af van vele factoren, waaronder,
maar niet beperkt tot, het
wegoppervlak, de toestand van de
band en het weer. Overhellen tot een
onveilige hoek kan instabiliteit, verlies
van controle over de motorfiets of een
ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicator op
de voetsteun van de bestuurder
tijdens het overhellen de grond raakt,
nadert de motorfiets de maximale
hellingshoek. Nog verder overhellen is
onveilig. Overhellen tot een onveilige
hoek kan instabiliteit, verlies van
controle over de motorfiets of een
ongeval veroorzaken.
cjxz
2
1
1. Voetsteun
2. Hellingshoekindicator

Waarschuwingslabels
12
WAARSCHUWINGSLABELS
Plaats van de waarschuwingslabels
De op deze en de volgende pagina’s beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Zie erop toe dat iedereen die op de
motorfiets gaat rijden alle informatie waarop deze labels betrekking hebben vooraf
heeft begrepen en ernaar handelt.
6
5
4
3
2
N
1
1
5
4
6 7
R.P.M.
32
1. Koplampen (pagina )181
2. Spiegels (pagina 155)
3. Inrijden (pagina 110)
4. Versnellingen (pagina 116)
5. Koelvloeistof (pagina 139)
6. Banden (pagina )170
7. Aandrijfketting (pagina 145)

Waarschuwingslabels
13
Plaats van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade
veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.
4
P
b
1
2 3
5
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
DAGLIG SÄKERHETSKONTROLL
運行前点検
1. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina 111)
2. Loodvrije brandstof (pagina 96)
3. Helm (pagina 8)
4. Motorolie (pagina 136)
5. Bandspanningscontrolesysteem
(indien gemonteerd) (pagina 171)

Onderdelenoverzicht
14
ONDERDELENOVERZICHT
Onderdelenoverzicht
2 3 4 5 6
12 11 9 8 714 13
1
1015
1. Koplamp
2. Tankdop
3. Brandstoftank
4. Achterschokdemper
5. Zadelslot
6. Achterlicht
7. Kettingspanner
8. Aandrijfketting
9. Schakelpedaal
10. Zijstandaard
11. Koelvloeistofexpansietank
12. Oliefilter
13. Richtingaanwijzer voor
14. Remklauw voorrem
15. Remschijf voorrem

Onderdelenoverzicht
15
Onderdelenoverzicht - vervolg
5 76
111314 8910
3
12
2 41
1. Kentekenplaatverlichting
2. Richtingaanwijzer achter
3. Gereedschapsset (onder het zadel)
4. Accu (onder zadel)
5. Remvloeistofreservoir achterrem
6. Drukdop radiateur/
koelvloeistofreservoir
7. Voorvork
8. Koppelingskabel
9. Oliepeilstok
10. Olievuldop
11. Rempedaal achterrem
12. Geluiddemper
13. Achterremschijf
14. Achterremklauw

Onderdelenoverzicht
16
Street Triple S, Street Triple S 660cc
17 15 14 13
1 2 3 4 5 6 7 8 9
16
10 1211
1. Koppelingshendel
2. Grootlichtknop
3. Dagtellerknop instrumentenpaneel
4. Scrollknop
5. Instelknop
6. Instrumenteneenheid (LCD)
7. Scherm boordcomputer
8. Snelheidsmeter
9. Toerenteller
10. Vloeistofreservoir voorrem
11. Start-stopschakelaar
12. Remhendel voorrem
13. Schakelaar alarmknipperlichten
14. Contactschakelaar
15. Modusknop
16. Claxonknop
17. Richtingaanwijzerschakelaar

Onderdelenoverzicht
17
Street Triple R, Street Triple R lage rijhoogte (LRH),
Street Triple RS
cjwr
16 15 14
1 2 3 7 8 9 10
17
11 13124 5 6
1. Koppelingshendel
2. Grootlichtknop/passeerknop
3. Schakelaar dagrijlicht (DRL)
(indien gemonteerd)
4. Modusknop
5. Richtingaanwijzerschakelaar
6. Instrumenteneenheid (TFT)
7. Informatievak/modusweergave
8. Snelheidsmeter
9. Toerenteller
10. Vloeistofreservoir voorrem
11. Start-stopschakelaar motor
12. Schakelaar alarmknipperlichten
13. Remhendel voorrem
14. Homeknop
15. Contactschakelaar
16. Joystickknop voor selectie
17. Claxonknop

Serienummers
18
SERIENUMMERS
Voertuigidentificatienummer (VIN)
cjxv
1
1. VIN nummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
in het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen. Het staat ook op een plaatje
dat aan de linkerkant van het frame is
bevestigd, naast de radiateurkap.
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
cjxp
1
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct boven
het koppelingsdeksel in het motorcarter
geslagen.
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.

Instrumenten
19
INSTRUMENTEN
Beschrijving van de
instrumenten
De modellen Street Triple R, Street Triple R
- LRH (lage rijhoogte) en Street Triple RS
hebben een digitaal TFT-kleurendisplay.
De modellen Street Triple S en
Street Triple S 660cc hebben een LCD-
display voor de instrumenten.
Zie pagina voor de bedienings-20
instructies voor het digitale TFT-display.
TFT-display (Thin Film Transistor)
Zie pagina voor de bedienings-59
instructies voor het LCD-instrumenten-
display.
TC
TC
LCD (Liquid Crystal Display)

Instrumenten
20
Digitaal TFT-display
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel 21
Waarschuwingslampjes 22
Waarschuwingen en informatieberichten 27
Snelheidsmeter en kilometerteller 28
Toerenteller 28
Brandstofmeter 29
Omgevingsluchttemperatuur 29
Aankondiging onderhoudsinterval (SIA) 30
Weergave versnellingsstand 31
Navigatie TFT-display 31
Thema's en stijlen van TFT-display 32
Rijmodi 33
Rijmodi selecteren 34
Informatievak 36
Hoofdmenu 43
Afstelling positie instrumentenpaneel 57

Instrumenten
21
Lay-out instrumentenpaneel
1. Controlelampje status
alarminstallatie/startonderbreker
(alarminstallatie is optionele
accessoire)
2. Waarschuwingslampjes
3. Snelheidsmeter
4. Rode zone toerenteller
5. Richtingaanwijzer rechts en
alarmknipperlicht
6. Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd)
7. Waarschuwingslampje oliedruk
8. Storingslampje
motormanagementsysteem
9. Symbool van de versnellingsstand
10. Klok
11. Brandstofmeter
12. Informatievak
13. Omgevingsluchttemperatuur
14. Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil
15. Waarschuwingslampje ABS
16. Waarschuwingslampje grootlicht
17. Richtingaanwijzer links en
alarmknipperlicht
18. Huidige rijmodus

Instrumenten
22
Waarschuwingslampjes
Let op:
• Wanneer het contact wordt inge-
schakeld, lichten de waarschu-
wingslampjes op het instrumenten-
paneel 1,5 seconde op en gaan
vervolgens weer uit (behalve de
lampjes die blijven branden tot de
motor wordt gestart, zoals beschre-
ven op de volgende pagina's).
Zie pagina voor aanvullende 27
waarschuwings- en informatieberichten.
Storingslampje motormanagement-
systeem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem licht op
wanneer het contact wordt
ingeschakeld (om aan te geven dat het
systeem werkt), maar mag niet gaan
branden wanneer de motor draait.
Indien het storingslampje gaat branden
terwijl de motor draait, betekent dit dat
er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het
motormanagementsysteem worden
geregeld. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar
de 'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden. Verlaagde motor-
prestaties kunnen gevaarlijke rijom-
standigheden veroorzaken, die kunnen
leiden tot verlies van controle en een
ongeval. Neem zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph-dealer,
om de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op:
• Als het storingslampje knippert
wanneer het contact wordt
ingeschakeld, neem dan zo snel
mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze
situatie te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.

Instrumenten
23
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk in
de toerenteller branden.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Let op:
• Het waarschuwingslampje lage
oliedruk gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld en de
motor niet draait.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is uitgerust met
een startonderbreker die geactiveerd
wordt wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF (UIT) wordt gedraaid.
Zonder alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert de lamp
van de startonderbreker gedurende
24 uur om aan te geven dat de starton-
derbreker ingeschakeld is. Wanneer de
contactschakelaar in de stand ON (AAN)
staat, zijn startonderbreker en het con-
trolelampje uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de startonder-
breker/alarminstallatie gaat alleen
branden wanneer is voldaan aan de
voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van de originele Triumph-
alarminstallatie (accessoire).
Waarschuwingslampje ABS
(antiblokkeerremsysteem)
Wanneer de contactschakelaar in
de stand ON (AAN) wordt gedraaid, is het
normaal dat het waarschuwingslampje
voor het ABS-systeem gaat knipperen.
Het lampje blijft knipperen nadat de
motor gestart is, totdat de motorfiets
een snelheid van meer dan 10 km/h heeft
bereikt, waarna het lampje dooft.

Instrumenten
24
Let op:
• Tractiecontrole werkt niet bij een
storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwings-
lampjes voor de ABS en tractie-
controle en het storingslampje.
Het waarschuwingslampje mag pas
weer gaan branden als de motor weer
wordt gestart, tenzij er een storing is of
het ABS uitgeschakeld is; in dat geval
blijft het waarschuwingslampje branden.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS-systeem is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsysteem
zonder ABS. Rijd niet langer door dan
noodzakelijk wanneer het waar-
schuwingslampje brandt. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen. In deze
situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
wat kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Zie pagina voor meer informatie over 33
het selecteren van de verschillende
ABS-instellingen.
Zie ook pagina .118
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat het
tractiecontrolesysteem actief is en bezig
is om slippen van het achterwiel te
beperken bij snelle acceleratie of op een
natte of gladde weg.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt, moet
voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen. Rijd niet
langer door dan noodzakelijk wanneer
het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.

Instrumenten
25
Werking van het TC-controlelampje
TC ingeschakeld:
• Bij normale rijomstandigheden blijft
het controlelampje uit.
• Het controlelampje knippert snel
wanneer het
tractiecontrolesysteem bezig is om
slippen van het achterwiel te
beperken bij snelle acceleratie of op
een natte of gladde weg.
TC uitgeschakeld:
Het controlelampje gaat niet branden. In
plaats daarvan gaat het waarschu-
wingslampje 'TC uitgeschakeld' branden
(zie pagina ).25
Let op:
• Tractiecontrole werkt niet in geval
van een storing aan het ABS-
systeem. In dat geval branden de
waarschuwingslampjes voor de ABS
en tractiecontrole en het storings-
lampje.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje voor
uitgeschakelde TC mag alleen gaan
branden bij een storing of als de
tractiecontrole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
met het tractiecontrolesysteem is
opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzer-
schakelaar naar links of naar rechts
wordt gedraaid, knippert het bijbehoren-
de waarschuwingslampje in hetzelfde
tempo als de richtingaanwijzer.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of
uit te zetten, drukt u kort op de
alarmknipperlichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.
Grootlichtschakelaar
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimschakelaar op
grootlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor grootlicht
branden.
Dagrijlichten (DRL)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op dagrijlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor dagrijlicht
branden.

Instrumenten
26
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina .92
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met het
dagrijlicht (DRL) als het omgevingslicht
zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op:
• Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter
zichtbaar is voor andere wegge-
bruikers.
• In andere situaties moet het
dimlicht worden gebruikt, tenzij de
verkeerssituatie het gebruik van
grootlicht mogelijk maakt.
Lampje laag brandstofpeil
Het controlelampje Laag brand-
stofpeil gaat branden wanneer er nog
circa 4,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Waarschuwingslampje
bandenspanning (TPMS,
indien gemonteerd)
Let op:
• TPMS is als optie leverbaar voor alle
modellen.
Het waarschuwingslampje voor
de bandenspanning werkt samen met
het bandspanningscontrolesysteem (zie
pagina ).106
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandspanning voor
of achter onder de aanbevolen span-
ningswaarde ligt. Het gaat niet branden
wanneer de bandspanning te hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt in het weergavegebied
automatisch het TPMS-symbool getoond
dat aangeeft welke band een te lage
bandspanning heeft met de
bijbehorende bandspanning.
1. TPMS-symbool
2. Indicatie voorband
3. Indicatie achterband
4. Modusknop
5. Joystickbediening

Instrumenten
27
De bandspanning waarbij het waarschu-
wingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave niet
(zie pagina ). Zelfs wanneer het 171
digitale display precies of ongeveer de
standaard bandspanning lijkt aan te
geven wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt een lage bandspanning
aangegeven. Een lekke band is dan de
meest waarschijnlijke oorzaak.
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de band-
spanning gaat branden. Rij niet op de
motorfiets tot de banden gecontro-
leerd zijn en de juiste bandspanning
hebben in koude toestand.
Waarschuwingen en
informatieberichten
Let op:
• Als zich een storing voordoet kun-
nen er verschillende waarschuwin-
gen en informatieberichten ver-
schijnen. In dat geval hebben
waarschuwingsberichten voorrang
boven informatieberichten en wordt
het waarschuwingssymbool op het
display weergegeven.
• In het informatievak wordt het aan-
tal actieve waarschuwingsberichten
weergegeven.
Wanneer er een storing aan de motor-
fiets wordt gedetecteerd, kunnen de
volgende waarschuwingen en informatie-
berichten worden weergegeven.
LAGE OLIEDRUK -
ZIE HANDLEIDING
(rode indicatie)
MOTOR CONTROLEREN
(amberkleurige indicatie)
ABS-SYSTEEM
UITGESCHAKELD -
ZIE HANDLEIDING
(amberkleurige indicatie)
LAGE ACCUSPANNING -
ZIE HANDLEIDING
(rode indicatie)
SENSORSIGNAAL VOOR-/
ACHTERBAND - ZIE
HANDLEIDING
(rode indicatie)

Instrumenten
28
LAGE BATTERIJSPANNING
VOOR-/ACHTERBAND -
ZIE HANDLEIDING
(amberkleurige indicatie)
TC-SYSTEEM UITGESCHAKELD
- ZIE HANDLEIDING
(amberkleurige indicatie)
ONDERHOUD NODIG -
GA NAAR DEALER
(amberkleurige indicatie)
LAMPSTORING
RICHTINGAANWIJZER
LINKS/RECHTS VOOR/ACHTER -
ZIE HANDLEIDING
(amberkleurige indicatie)
VOORZICHTIG: LAGE
LUCHTTEMPERATUUR -
KANS OP IJSVORMING
Als er meerdere berichten zijn, wordt
het pijltje omlaag actief en kunnen de
overige berichten met de joystick naar
beneden toe worden geselecteerd.
Druk de joystick in het midden in om
een bericht te bevestigen en te
verbergen.
LAGE ACCUSPANNING
ZIE HANDLEIDING
BEVESTIGEN
waarschuwing1/3
Waarschuwing lage accuspanning
getoond
Door de joystick naar links of rechts te
duwen kan de bestuurder eerder
bevestigde berichten bekijken.
Eerder bevestigde berichten worden
weergegeven tot de onderliggende
storing is verholpen.
Eerder bevestigde berichten kunnen
worden bekeken in het informatievak,
zie pagina .36
Wanneer er een waarschuwing of infor-
matiebericht wordt geactiveerd, wordt
ook het bijbehorende waarschuwings-
of informatiesymbool in het informatie-
vak weergegeven.
Snelheidsmeter en kilometerteller
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
Toerenteller
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen
tot in de 'rode zone', omdat dit kan
leiden tot ernstige motorschade.
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in omwentelingen per minuut -
omw/min. Aan het einde van het
toerentellerbereik bevindt zich de rode
zone.
Toerentallen in het rode gebied liggen
boven het aanbevolen maximumtoe-
rental en ook boven het toerentalbereik
waarbij de motor de beste prestaties
levert.

Instrumenten
29
Brandstofmeter
1. Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
Bij ingeschakeld contact geeft een
zwarte streep aan hoeveel brandstof er
nog in de tank zit.
Let op:
• De kleuren van de brandstofmeter
die hieronder zijn beschreven,
kunnen variëren qua thema en
kleur.
Als de brandstoftank vol is, wordt er een
zwarte streek weergegeven en als de
tank leeg is, wordt er een grijze streep
weergegeven. Andere aanduidingen
geven brandstofniveaus tussen vol en
leeg weer.
Het waarschuwingslampje voor laag
branstofpeil gaat branden wanneer er
nog circa 4,5 liter brandstof in de tank
zit. U dient dan bij de eerstvolgende
mogelijkheid te tanken. Ook de
resterende actieradius en het actuele
brandstofverbruik worden in het
informatievak getoond. Druk de joystick
in het midden in om de waarschuwing
voor laag brandstofpeil te bevestigen en
te verbergen.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Omgevingsluchttemperatuur
De luchttemperatuur wordt weergegeven
in oC of oF.
Wanneer de motorfiets stilstaat, kan de
hitte van de motor de nauwkeurigheid
van de temperatuurweergave beïnvloe-
den.
Zodra de motorfiets weer rijdt, wordt de
weergave na korte tijd weer normaal.
Zie pagina om de temperatuur weer 52
te geven in °C of °F.

Instrumenten
30
Vorstsymbool
Het vorstsymbool licht op wan-
neer de omgevingsluchttemperatuur
4ºC of lager is.
Het vorstsymbool blijft branden tot de
temperatuur stijgt tot 6°C.
In het informatievak wordt tevens een
waarschuwing weergegeven.
ACKNOWLEDGE
CAUTION: LOW AIR TEMPERATURE
RISK OF SURFACE ICE
1/3 warnings
Waarschuwing
IJzel kan ook verschillende graden
boven het vriespunt (0°C) optreden,
vooral op bruggen en beschaduwde
plaatsen.
Wees altijd extra voorzichtig bij lage
temperaturen en ga langzamer rijden in
potentieel gevaarlijke omstandigheden
zoals slecht weer.
Hard rijden, snel accelereren, hard
remmen of scherpe bochten nemen op
gladde wegen kunnen leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Aankondiging onderhoudsinterval
(SIA)
De functie Aankondiging onder-
houdsinterval (SIA) toont de totale
afstand die de motorfiets nog kan
afleggen, voordat deze een onderhouds-
beurt nodig heeft. Wanneer de
resterende afstand 0 km is, of wanneer
de resterende tijd 0 dagen is, blijft het
onderhoudssymbool aan totdat het
onderhoud is uitgevoerd en het systeem
gereset is door uw erkende Triumph-
dealer.
Als de onderhoudstermijn is verstreken,
wordt ONDERHOUD NODIG weergegeven
en verschijnt de onderhoudsindicator in
het informatievak.
Wanneer het onderhoud wordt
uitgevoerd door een erkende Triumph-
dealer, wordt het systeem gereset.
De afstand tot het volgende onderhoud
of het bericht ONDERHOUD NODIG wordt
ook weergegeven in het startscherm
van het instrumentenpaneel als het
contact wordt ingeschakeld.
De onderhoudsindicator wordt ook
weergegeven als er een storing is
opgetreden en het waarschuwings-
lampje voor het ABS of het motor-
managementsysteem brandt. Neem zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer, om de storing
te laten inspecteren en verhelpen.

Instrumenten
31
Weergave versnellingsstand
1. Versnellingsdisplay
(vrijloopstand (neutraal) is afgebeeld)
De versnellingsstandweergave geeft aan
welke versnelling (één t/m zes) er
ingeschakeld is. Als de transmissie in
vrijloop staat (er is geen versnelling
gekozen) toont het display 'N'.
1. Versnellingsweergave
(derde versnelling weergegeven)
Navigatie TFT-display
De onderstaande tabel geeft een
beschrijving van de pictogrammen en
knoppen die gebruikt kunnen worden
om door de in deze handleiding
beschreven instrumentenmenu's te
navigeren.
Homeknop (rechter
schakelaarbehuizing).
Modusknop (linker
schakelaarbehuizing).
Joystick links/rechts of
omhoog/omlaag.
Joystick midden (indrukken).
Selectiepijltje (rechterkant
afgebeeld).
Informatievak - links/rechts
scrollen met joystick.
Informatievak - omhoog/
omlaag scrollen met joystick.
Optie beschikbaar in het
informatievak - omhoog/
omlaag scrollen met joystick.
Joystick kort indrukken
(indrukken en loslaten) in de
middelste stand.
Joystick lang indrukken
(ingedrukt houden) in de
middelste stand.
Huidige functie resetten
(alleen beschikbaar bij lang
indrukken van de joystick).

Instrumenten
32
Thema's en stijlen van TFT-display
De Street Triple R en Street Triple R -
LRH (lage rijhoogte) hebben één thema
(Thema 1) met drie stijlen.
De Street Triple RS heeft twee thema's
(Thema 1 en Thema 2) met elk drie
stijlen.
De procedure om een thema
(Street Triple RS) of stijl te selecteren is
beschreven in pagina .50
Stijlen kunnen ook geselecteerd worden
in het vak Stijlopties, zie pagina .42
Thema 1, Stijl 1 wordt in deze handleiding
als voorbeeld gebruikt.
Thema 1
Thema 1 Stijl 1
Thema 1 Stijl 2
Thema 1 Stijl 3

Instrumenten
33
Thema 2
Alleen Street Triple RS
12.522:35
19999 02:25 25.2
TRIP
mi mp/hHH:MM
E F
FU EL
mp / h
8642
RPM
x1000
cjwz
141210
Thema 2 Stijl 1
12.522:35
19999 02:25 25.2
TRIP
mi mp/hHH:MM
E F
FUEL
m p / h
222
44
66
88
1010
1212
1414
RPM
x1000
cjxa
Thema 2 Stijl 2
Thema 2 Stijl 3
Rijmodi
Met de rijmodi kunnen de gaskle-
prespons (MAP), het antiblokkeerrem-
systeem (ABS) en de tractiecontrole (TTC)
worden aangepast aan verschillende
wegomstandigheden en voorkeuren van
de bestuurder.
Rijmodi kunnen gemakkelijk worden
geselecteerd met behulp van de
modusknop op de schakelaarbehuizing
aan de linker handgreep, bij stilstaande
of rijdende motorfiets, zie pagina .34
Afhankelijk van de specificatie van het
model zijn tot vijf rijmodi beschikbaar.
Als de bestuurder een rijmodus bewerkt
(behalve de modus RIJDER) verandert
het pictogram zoals hieronder
aangegeven.
Standaard-
pictogram
Pictogram
bestuur-
dersaan-
passing
Beschrijving
REGEN
WEG
SPORT
TRACK
(alleen Street Triple RS)
-RIJDER
Elke rijmodus is instelbaar - Zie pagina 45.
De beschikbaarheid van instellingen
voor ABS, MAP en TC verschilt per
model.

Instrumenten
34
Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een rijmodus
te selecteren moet de bestuurder de
motorfiets kortstondig laten freewheelen
(motorfiets rijdt, motor draait, gas dicht).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
Bij lage snelheid
Op plaatsen zonder verkeer
Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken
Bij goede weg- en weersomstandig-
heden
Daar waar het veilig is om de motor-
fiets kortstondig te laten freewheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
Bij hoge snelheid
Te midden van rijdend verkeer
Tijdens het nemen van een bocht of op
bochtige wegen of oppervlakken
Op sterk hellende wegen of oppervlakken
Bij slechte weg-/weersomstandigheden
Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Als ABS en/of tractiecontrole (TC)
uitgeschakeld is in het hoofdmenu,
zoals beschreven in pagina (ABS) 46
en/of pagina (TC), worden de 46
opgeslagen instellingen van alle rijmodi
genegeerd.
ABS en/of TC blijven uitgeschakeld
ongeacht welke rijmodus er is
geselecteerd, tot ABS en/of TC weer
zijn ingeschakeld of het contact uit- en
weer ingeschakeld is.
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
het remsysteem als een remsysteem
zonder ABS. In dat geval kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole. In
dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een plaats
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe instellingen. Leen
uw motorfiets niet uit aan anderen,
omdat ze de instellingen van uw
vertrouwde rijmodus kunnen wijzigen,
waardoor u de controle over de
motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.

Instrumenten
35
Let op:
• Als de modus TRACK of RIJDER
actief was toen het contact de
laatste keer werd uitgeschakeld,
met ABS of TC in beide van deze
modi ingesteld op TRACK of UIT,
wordt na inschakeling van het
contact standaard de modus WEG
geselecteerd.
• Anders wordt de laatst
geselecteerde rijmodus onthouden
en geactiveerd wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
• Controleer of de motorstopschake-
laar in de stand RUN (DRAAIEN)
staat als de moduspictogrammen
niet zicht-baar zijn bij ingeschakeld
contact.
De huidige rijmodus wordt linksboven in
het display weergegeven.
Om een rijmodus te selecteren drukt u
kort op de modusknop op de linker
schakelaarbehuizing om het vak voor
selectie van rijmodi onderin het scherm
te activeren.
Het pictogram van de actieve rijmodus
wordt weergegeven op een blauwe
achtergrond.
Om de geselecteerde rijmodus te
wijzigen, duwt u de joystick naar links of
rechts of drukt u herhaaldelijk op de
modusknop tot de vereiste modus in het
midden van het display wordt
weergegeven met een pijl erboven.
Door kort op de joystick te drukken
wordt de gewenste rijmodus geselec-
teerd en verandert het pictogram links
bovenaan het display.
1. Modusknop
2. Nieuwe rijmodus
3. Huidige rijmodus
Door nogmaals de joystick naar links of
rechts te duwen of de modusknop in te
drukken, worden achtereenvolgens de
volgende rijmodi weergegeven:
• REGEN
• WEG
• SPORT
• TRACK (alleen Street Triple RS)
• RIJDER
De geselecteerde modus wordt
geactiveerd zodra aan de volgende
voorwaarden voor moduswijziging is
voldaan:
Motorfiets staat stil - motor uit
• Het contact is ingeschakeld
• De motorstopschakelaar staat in de
stand RUN (DRAAIEN).
Motorfiets staat stil - motor draait
• De vrijloopstand is geselecteerd of
de koppeling is ingetrokken.

Instrumenten
36
Motorfiets rijdt
Binnen 30 seconden na het selecteren
van een rijmodus moet de bestuurder
tegelijkertijd de volgende handelingen
uitvoeren:
• De gashendel dichtdraaien
• De koppeling intrekken
• Maak geen gebruik van de remmen
(laat de motor 'freewheelen').
Let op:
• Als het ABS of de TC ingesteld zijn
op RIJDER of UIT, kunnen de modi
TRACK of RIJDER niet worden
ingesteld terwijl de motorfiets rijdt.
• In dat geval moet de motor tot
stilstand gebracht worden alvorens
de rijmodus kan worden veranderd.
Als een wisseling van rijmodus niet is
voltooid, geeft het pictogram afwisselend
de vorige en de onlangs geselecteerde
rijmodus weer tot de wisseling voltooid is
of geannuleerd wordt.
De selectie van een rijmodus is nu
voltooid en er kan weer normaal
gereden worden.
Informatievak
Overzicht
Waarschuwing
Als de motorfiets rijdt, is het alleen
onder de volgende voorwaarden
toegestaan om de weergave van het
informatievak te wijzigen of de
brandstofinformatie te resetten:
Bij lage snelheid
Op plaatsen waar geen ander verkeer
is
Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken
In goede weg- en weersomstandig-
heden.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Om de items te bekijken, schakelt u het
contact in en scrolt u door de opties
door de joystick naar links/rechts te
duwen tot de gewenste informatie
wordt weergegeven. Zie pagina voor 51
meer informatie.

Instrumenten
37
Let op:
• Om toegang te krijgen tot het
zichtbare vak, moeten eerst de
waarschuwingsberichten worden
bevestigd, zie pagina 27.
1. Joystickbediening
2. Informatievak
Het vak bevat de volgende informatie:
• Waarschuwingen en informatie-
berichten, zie pagina 27
• Dagteller, zie pagina .39
• Brandstofinformatie, zie pagina 39
• Bandspanningscontrole
(mits ingebouwd), zie pagina 106
• Kilometerteller, zie pagina 40
• Onderhoudsinterval, zie pagina 41
• Schermcontrast, zie pagina 41
• Stijlopties, zie pagina 42
• Rondetimer (alleen Street Triple RS),
zie pagina 42
• Koelvloeistoftemperatuur,
zie pagina .38
Het informatievak geeft achtereen-
volgens weer:
WAARSCHUWINGEN
BEKIJKEN
(indien van toepassing)
DAGTELLER 1 DAGTELLER 2
BRANDSTOF TPMS (indien aanwezig) ONDERHOUD/KM-
STAND
CONTRAST
STIJL
RONDETIMER
KOELVLOEISTOF

Instrumenten
38
Waarschuwingen bekijken
Om de waarschuwingen te bekijken,
schakelt u het contact in en scrolt u
door de opties door de joystick naar
links/rechts te duwen tot de gewenste
waarschuwing wordt weergegeven.
1. Waarschuwing lage accuspanning
2. Waarschuwingsteller
3. Beschrijving waarschuwing
Door de joystick naar boven/beneden te
duwen kunnen verschillende
waarschuwingen bekeken worden, als er
meerdere zijn.
Duw de joystick naar links/rechts om
naar het informatievak terug te keren,
zie pagina .36
Koelvloeistoftemperatuurmeter
COOLANT
C
H
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de temperatuur van de motorkoelvloei-
stof aan.
Als de motor koud wordt gestart, geeft
het display grijze blokjes weer.
Naarmate de temperatuur oploopt
neemt het aantal verlichte blokjes op
het display toe. Als de motor warm
wordt gestart, toont het display het
bijbehorende aantal verlichte blokjes,
afhankelijk van de motortemperatuur.
Het normale temperatuurbereik ligt tus-
sen C (koud) en H (heet) op het display.
Om de koelvloeistoftemperatuurmeter te
bekijken, schakelt u het contact in en
scrolt u door de opties door de joystick
naar links/rechts te duwen tot de
gewenste waarschuwing wordt
weergegeven.
Als de koelvloeistoftemperatuur bij
draaiende motor gevaarlijk stijgt, gaat
het waarschuwingslampje voor hoge
koelvloeistoftemperatuur op het display
branden en wordt de meter in het
informatievak weergegeven.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat branden. De
motor niet opnieuw starten voordat de
storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het waar-
schuwingslampje hoge koelvloeistof-
temperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.

Instrumenten
39
Dagteller
Om de dagteller te bekijken, schakelt u
het contact in en scrolt u door de opties
door de joystick naar links/rechts te
duwen tot de gewenste dagteller wordt
weergegeven.
mi UU:MM mph
mi UU:MM mph
Let op:
• Dagteller 2 kan weergegeven of
verborgen worden door de modus-
knop in te drukken en vervolgens
Hoofdmenu - Dagteller instellen te
selecteren (zie pagina ).49
Selecteer DAGTELLER 1 of DAGTELLER 2
door de joystick omhoog/omlaag te
duwen.
Om de dagteller te resetten:
• Selecteer de te resetten dagteller;
• Duw de joystick in de middenstand
in en houd hem langer dan
1 seconde ingedrukt;
• De dagteller wordt gereset.
De dagteller kan ook gereset worden in
het hoofdmenu, zie pagina .48
Brandstofinformatie
Om de brandstofinformatie te bekijken,
schakelt u het contact in en scrolt u
door de opties door de joystick naar
links/rechts te duwen tot de brandstof-
informatie wordt weergegeven.
59 42 12
MPG MPG RANGE
1 2
3 4 5
1. Lampje brandstofinformatie
2. Gemiddeld brandstofverbruik
3. Actueel brandstofverbruik
4. Resterende actieradius
5. Reset
Lampje brandstofinformatie
Gaat branden wanneer het waarschu-
wingslampje laag brandstofpeil wordt
geactiveerd.
Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er 0,1 km is afgelegd.
Actueel brandstofverbruik
Een indicatie van het brandstofverbruik
op een bepaald moment. Als de
motorfiets stilstaat, wordt --.- op het
display getoond.
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.

Instrumenten
40
Reset
Houd de joystick in de middenstand
ingedrukt om het gemiddelde brandstof-
verbruik te resetten.
Let op:
• Na het tanken worden de gegevens
van de brandstofmeter en de
resterende actieradius pas bijge-
werkt wanneer de motorfiets weer
rijdt. Afhankelijk van de rijstijl kan
het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Bandspanningscontrole
(mits ingebouwd)
Om de informatie over de banden-
spanning te bekijken, schakelt u het
contact in en scrolt u door de opties
door de joystick naar links/rechts te
duwen tot de informatie over de
bandenspanning in het informatievak
wordt weergegeven.
36
PSI
F R
18
PSI
1 2 3
1. Waarschuwingslampje bandspanning
2. Weergave bandspanning voor
3. Weergave bandspanning achter
Waarschuwingslampje
bandspanning
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandspanning voor
of achter onder de aanbevolen span-
ningswaarde ligt. Het gaat niet branden
wanneer de bandspanning te hoog is,
zie pagina en pagina .26 106
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de band-
spanning gaat branden. Rij niet op de
motorfiets tot de banden gecontro-
leerd zijn en de juiste bandspanning
hebben in koude toestand.
Weergave bandspanning voor
Toont de huidige spanning van de
voorband.
Weergave bandspanning achter
Toont de huidige spanning van de
achterband.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
5060 12/2026 0940OR
miODO
date
Kilometerteller

Instrumenten
41
Aankondiging onderhoudsinterval
(SIA)
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld en de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt 800 km of minder is,
of wanneer de resterende tijd 30 dagen
of minder bedraagt, wordt behalve de
resterende afstand/het aantal dagen
tot de volgende onderhoudsbeurt ook
gedurende drie seconden het onder-
houdssymbool weergegeven.
Om de aankondiging van het
onderhoudsinterval te bekijken, schakelt
u het contact in en scrolt u door de
opties door de joystick naar links/rechts
te duwen tot de aankondiging van het
onderhoudsinterval wordt weergegeven.
5060 12/2026 0940OR
miODO
date
Aankondiging onderhoudsinterval
Zie pagina voor informatie over de 30
aankondiging van het onderhouds-
interval.
Schermcontrast
Om het schermcontrast te bekijken,
schakelt u het contact in en scrolt u
door de opties door de joystick naar
links/rechts te duwen tot het pictogram
van het schermcontrast wordt
weergegeven.
HOOG CONTRAST
AUTO CONTRAST
Duw de joystick naar links/rechts om de
contrastoptie Hoog of Auto te
selecteren en druk de joystick in de
middenstand in om de selectie te
bevestigen.
Bij hoog contrast krijgt het display voor
elk scherm een witte achtergrond om de
zichtbaarheid te optimaliseren.
Bij de optie Auto wordt de lichtsensor
van het instrumentenpaneel gebruikt
om het contrast optimaal in te stellen.
Bij fel zonlicht wordt helderheids-
instelling die te weinig contrast biedt
genegeerd om ervoor te zorgen dat de
instrumenten altijd zichtbaar zijn.
Als de door de bestuurder ingestelde
helderheid geschikt is, wordt die
gebruikt, zie pagina .51
Let op:
• Dek het digitale TFT-display niet af.
Wanneer de lichtsensor van het
instrumentenpaneel is afgedekt,
werkt het schermcontrast niet goed
meer.

Instrumenten
42
Stijlopties
Om de stijlopties te bekijken, schakelt u
het contact in en scrolt u door de opties
door de joystick naar links/rechts te
duwen tot de beschikbare stijlen worden
weergegeven.
STIJL 1
STIJL 2
STIJL 33
2
1
Stijl 2 geselecteerd
Duw de joystick omhoog/omlaag om de
gewenste stijl te selecteren en duw de
joystick vervolgens in de middenstand in
om de selectie te bevestigen.
Rondetimer
Alleen Street Triple RS
Om de rondetimer te bekijken, schakelt
u het contact in en scrolt u door de
opties door de joystick naar links/rechts
te duwen tot de rondetimer wordt
weergegeven.
DEZE RONDE VORIGE RONDE mph
Om een ronde te starten (DEZE RONDE)
drukt u de joystick kort omhoog/omlaag
of in de middenstand. De teller voor de
eerste ronde begint vervolgens te lopen.
Door de joystick omhoog/omlaag of in
de middenstand te duwen kan een
nieuwe ronde worden gestart en
worden de tijd en gemiddelde snelheid
van de vorige ronde naast de tijd van de
nieuwe ronde in het vak getoond.
Door de joystick lang (meer dan
2 seconden) omhoog/omlaag of in de
middenstand te duwen, stopt de sessie,
worden de opgeslagen gegevens gewist
en wordt een nieuwe sessie gestart.
De opgeslagen rondegegevens zijn te
bekijken via het hoofdmenu, zie
pagina .56

Instrumenten
43
Hoofdmenu
Overzicht
Het hoofdmenu kan geopend worden
door de homeknop op de rechter
schakelaarbehuizing in te drukken.
• Schakel het contact in.
• Druk op de homeknop.
• Scrol door het hoofdmenu door de
joystick omhoog/omlaag te duwen
tot de gewenste optie wordt
weergegeven en druk de joystick
vervolgens in de middenstand in
om de gewenste optie te selecteren.
RIJMODI
MOTORFIETS INSTELLEN
DAGTELLER INSTELLEN
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITEN
HOOFDMENU
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
RONDETIMER
Hoofdmenu
Het hoofdmenu geeft toegang tot de
volgende opties:
Rijmodi
In dit menu kunnen de rijmodi geconfi-
gureerd worden.
Zie pagina .45
• Rijder
• Regen
• Weg
• Sport
• Track (alleen Street Triple RS)
• Standaardinstellingen terugzetten.
Motorfiets instellen
In dit menu kunnen de richtingaan-
wijzers en de aankondiging van het
onderhoudsinterval ingesteld worden.
Richtingaanwijzers - zie pagina .45
Aankondiging onderhoudsinterval - zie
pagina .47
ABS uitschakelen - zie pagina .46
TC uitschakelen - zie pagina .46
Dagteller instellen
In dit menu kunnen dagteller 1 en
dagteller 2 ingesteld worden.
Zie pagina .48
• Dagteller 1 resetten
• Dagteller 2 resetten
• Dagteller 2 weergeven
Display instellen
In dit menu kunnen de weergaveopties
geconfigureerd worden.
• Thema's en stijlen - zie pagina 50
• Helderheid - zie pagina 51
• Zichtbaar vak - zie pagina 51
• Taal - zie pagina 52
• Eenheden instellen - zie pagina 52
• Klok instellen - zie pagina 53
• Datum instellen - zie pagina 54
Rondetimer (alleen Street Triple RS)
In dit menu kan de rondetimer worden
geconfigureerde en kunnen de
gegevens van de rondetimer worden
bekeken.
Sessie starten - zie pagina .54
Bekijken (alleen zichtbaar als er ronde-
gegevens zijn opgeslagen) - zie
pagina .56

Instrumenten
44
Standaardinstellingen terugzetten
In dit menu kunnen de standaard-
instellingen van alle instrumenten
worden teruggezet.
Bevestigen - zie pagina .57
Annuleren - zie pagina .57
Rijmodi
Om het menu Rijmodi te openen:
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
RIJMODI te selecteren.
RIJMODI
MOTORFIETS INSTELLEN
DAGTELLER INSTELLEN
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITEN
HOOFDMENU
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
RONDETIMER
Scrol omhoog/omlaag met de joystick
om een rijmodus te selecteren en
bevestig de selectie door de joystick in
de middenstand in te drukken.
RIJMOD
MOTORFIETS
DAGTELLER
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITE
HOOFDMENU
RIJMODI
RIJDER
WEG
SPORT
TRACK
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
REGEN
RONDETIME
ALLES NAAR STANDAARD
Scrol door het submenu door de joystick
omhoog/omlaag te duwen tot de
gewenste optie wordt weergegeven en
druk de joystick vervolgens in de
middenstand in om de optie te
selecteren.
AFSLUITEN
RIJMODI
RIJDER
WEG
SPORT
ABS-INSTELLING
KAARTINSTELLING
TC-INSTELLING
STANDAARDINSTELLIN
GEN TERUGZETTEN
RIJDER
REGEN
TRACK
ALLES NAAR STANDAARD
TERUGZETTEN
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
Scrol door het submenu door de joystick
omhoog/omlaag te duwen om de
instelling te wijzigen, tot de gewenste
optie wordt weergegeven. Druk de
joystick vervolgens in de middenstand in
om de optie te selecteren.
AFSLUITEN
ABS-INSTELLING
KAARTINSTELLING
TC-INSTELLING
RIJDER ABS-INSTELLING
WEG
TRACK
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
UIT
Instelling WEG ABS afgebeeld

Instrumenten
45
Rijmodi configureren
De volgende tabel toont de opties voor
ABS, MAP en TC die voor elke rijmodus
beschikbaar zijn.
Rijmodus
REGEN WEG SPORT TRACK RIJDER
ABS (antiblokkeerremsysteem)
Weg
Track 1
Uit Via
Menu
Via
Menu
Via
Menu
MAP (gaskleprespons)
Regen
Weg
Sport
Track 1
TC (tractiecontrole)
Regen
Weg
Sport
Track 1
Uit Via
Menu
Via
Menu
Via
Menu
1
alleen Street Triple RS
Sleutel
Standaard (fabrieksinstelling)
Selecteerbare optie
Optie niet beschikbaar
Motorfiets instellen -
Richtingaanwijzers
De automatisch uitschakelende richting-
aanwijzer kan op Automatisch of
Handmatig worden ingesteld.
Handmatig
De zelfuitschakelfunctie staat uit. De
richtingaanwijzers moeten handmatig
worden uitgeschakeld met de richting-
aanwijzerschakelaar.
Automatisch
De zelfuitschakelfunctie staat aan.
De richtingaanwijzers worden gedurende
acht seconden plus nog eens 65 meter
ingeschakeld.
Om de gewenste instelling te selecteren:
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
MOTORFIETS INSTELLEN te
selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om RICHTINGAANWIJZERS te
selecteren.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen AUTOMATISCH
en HANDMATIG.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste zelfuitschake-
loptie te selecteren.
AFSLUITEN
MOTORFIETS INSTELLEN
ONDERHOUD
TC
ABS
RICHTINGAANWIJZERS
RICHTINGAANWIJZERS
HANDMATIG
AUTOMATISCH
Na selectie keert het display terug naar
de weergave MOTORFIETS INSTELLEN.

Instrumenten
46
Motorfiets instellen - ABS
Het is mogelijk om het ABS tijdelijk uit te
schakelen. Het ABS kan niet permanent
worden uitgeschakeld, het wordt auto-
matisch weer ingeschakeld wanneer het
contact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Om de gewenste instelling te selecteren:
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
MOTORFIETS INSTELLEN te
selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om ABS te selecteren.
RIJMODI
MOTORFIETS INSTELLEN
DAGTELLER INSTELLEN
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITEN
HOOFDMENU
RONDETIMER
MOTORFIETS INSTELLEN
ONDERHOUD
TC
ABS
RICHTINGAANWIJZERS
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen INGESCHAKELD
en UITGESCHAKELD.
AFSLUITEN
MOTORFIETS INSTELLEN
ONDERHOUD
TC
ABS
RICHTINGAANWIJZERS INGESCHAKELD
UITGESCHAKELD
ABS
• Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste optie te
selecteren.
Na selectie keert het display terug naar
de weergave MOTORFIETS INSTELLEN.
Motorfiets instellen -
Tractiecontrole (TC)
Het is mogelijk om het tractiecontrole-
systeem tijdelijk uit te schakelen. De
tractiecontrole kan niet permanent
worden uitgeschakeld; de functie wordt
automatisch weer ingeschakeld wanneer
het contact uit- en weer ingeschakeld
wordt.
Om de gewenste instelling te selecteren:
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
MOTORFIETS INSTELLEN te
selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om TC te selecteren.
RIJMODI
MOTORFIETS INSTELLEN
DAGTELLER INSTELLEN
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITEN
HOOFDMENU
RONDETIMER
MOTORFIETS INSTELLEN
ONDERHOUD
TC
ABS
RICHTINGAANWIJZERS
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen INGESCHAKELD
en UITGESCHAKELD.
AFSLUITEN
MOTORFIETS INSTELLEN
ONDERHOUD
TC
ABS
RICHTINGAANWIJZERS INGESCHAKELD
UITGESCHAKELD
TC
• Druk de joystick in de middenstand in
om de gewenste optie te selecteren.
Na selectie keert het display terug naar
de weergave MOTORFIETS INSTELLEN.

Instrumenten
47
Motorfiets instellen - Onderhoud
Het onderhoudsinterval is ingesteld op
een afstand en/of tijdsperiode.
Om het onderhoudsinterval te bekijken:
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
MOTORFIETS INSTELLEN te
selecteren.
• Duw de joystick omlaag om
ONDERHOUD te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om de onderhoudsinformatie
weer te geven.
AFSLUITEN
MOTORFIETS INSTELLEN
ONDERHOUD
RICHTINGAANWIJZERS
ONDERHOUD
5450mi
01-01-2017 (335 DAGEN)
Dagteller instellen
In dit menu kunnen de dagtellers
geconfigureerd worden.
Er zijn drie opties beschikbaar:
• DAGTELLER 1 RESETTEN
• DAGTELLER 2 RESETTEN
• DAGTELLER 2 WEERGEVEN
Elke dagteller kan zo worden
geconfigureerd dat hij handmatig of
automatisch gereset wordt.
De instelprocedure is voor beide
dagtellers gelijk.
Dagteller 2 kan ingeschakeld of
uitgeschakeld worden. Als dagteller 2
uitgeschakeld is, wordt hij niet meer in
het informatievak weergegeven.
Met een handmatige reset wordt alleen
de geselecteerde dagteller gereset. Zie
pagina om de dagteller te resetten.39
Bij een automatische reset worden
beide dagtellers gereset nadat het
contact gedurende een ingestelde tijd
uitgeschakeld geweest is.
Zie pagina om de dagtellers in te 48
stellen op een handmatige reset.
Zie pagina om de dagtellers in te 48
stellen op een automatische reset.
Zie pagina om dagteller 2 in of uit te 49
schakelen.

Instrumenten
48
Dagteller instellen - Handmatige
reset
Om de dagteller in te stellen op een
handmatige reset:
Om het menu DAGTELLER INSTELLEN te
selecteren, moet de motorfiets stilstaan
met ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DAGTELLER INSTELLEN te
selecteren.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DAGTELLER 1 RESETTEN of
DAGTELLER 2 RESETTEN te
selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om HANDMATIG te selecteren.
Er zijn twee mogelijkheden:
– NU RESETTEN EN
VERDERGAAN
– VERDERGAAN ZONDER RESET.
AFSLUITEN
HOOFDMENU
HANDMATIG
AUTOMATISCH
NU RESETTEN EN VERDERGAAN
VERDERGAAN ZONDER RESET
HANDMATIG
Met de optie NU RESETTEN EN
VERDERGAAN worden alle gegevens van
de desbetreffende dagteller gewist en
dat gebeurt alleen als de rijder de
dagteller handmatig reset.
Met de optie VERDERGAAN ZONDER
RESET worden er geen gegevens van de
desbetreffende dagteller gewist. De
dagteller wordt alleen gereset wanneer
de rijder dat handmatig doet.
Scrol door het submenu door de joystick
omhoog/omlaag te duwen om de
instelling te wijzigen, tot de gewenste
optie wordt weergegeven. Druk de
joystick vervolgens in de middenstand in
om de optie te selecteren. Het menu
keert terug naar het vorige menu.
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
Dagteller instellen - Automatische
reset
Om het menu DAGTELLER INSTELLEN te
selecteren, moet de motorfiets stilstaan
met ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DAGTELLER INSTELLEN te
selecteren.
• Duw de joystick omlaag/omhoog en
vervolgens in de middenstand om
DAGTELLER 1 RESETTEN of
DAGTELLER 2 RESETTEN te
selecteren.
• Duw de joystick omlaag/omhoog,
selecteer AUTOMATISCH en duw de
joystick vervolgens in de
middenstand in.
Duw de joystick omhoog/omlaag, kies de
timerinstelling en druk de joystick in de
middenstand in om de gewenste
tijdslimiet te bevestigen.
De gewenste tijdslimiet wordt dan in het
geheugen van de dagteller opgeslagen.

Instrumenten
49
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
Als het contact wordt uitgeschakeld,
wordt de dagteller op nul gesteld
wanneer de tijdsperiode is verstreken.
AFSLUITEN
DAGTELLER 1 RESETTEN
HANDMATIG
AUTOMATISCH
AUTOMATISCH
1 UUR
2 UUR
4 UUR
8 UUR
12 UUR
16 UUR
De volgende tabel toont twee
voorbeelden van de functionaliteit voor
automatische reset van de dagteller.
Contact uit-
geschakeld
Geselecteer-
de tijd
Dagteller
wordt op
nul gesteld
10.30 uur 4 UUR 14.30 uur
18.00 uur 16 UUR 10.00 uur
(volgende
dag)
Dagteller 2 inschakelen/
uitschakelen
Om het menu DAGTELLER te selecteren,
moet de motorfiets stilstaan met
ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag om
DAGTELLER INSTELLEN te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om het menu DAGTELLER
INSTELLEN weer te geven.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
naar DAGTELLER 2 WEERGEVEN te
scrollen en druk de joystick
vervolgens in de middenstand in.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen INGESCHAKELD
en UITGESCHAKELD en druk de
joystick vervolgens in de midden-
stand in.
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
DAGTELLER INSTELLEN
AFSLUITEN
DAGTELLER 1 RESETTEN
DAGTELLER 2 WEERGEVEN
DAGTELLER 2 RESETTEN
DAGTELLER 2 WEERGEVEN
INGESCHAKELD
UITGESCHAKELD

Instrumenten
50
Display instellen - Stijlen en thema's
Let op:
• Thema's zijn alleen beschikbaar op
de Street Triple RS.
Om een stijl of thema te selecteren,
moet de motorfiets stilstaan met
ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DISPLAY INSTELLEN te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om het menu STIJLEN of THEMA'S
(indien van toepassing) weer te
geven.
• Street Triple RS: Duw de joystick
omlaag/omhoog om door de
THEMA'S te scrollen.
• Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste THEMA te
selecteren.
• Alle modellen: Duw de joystick
omlaag/omhoog om door de
STIJLEN te scrollen.
• Druk de joystick in de middenstand in
om de gewenste STIJL te selecteren.
AFSLUITEN
THEMA
THEMA 1
THEMA 2
THEMA
AUTO
STIJL 1
STIJL 2
STIJL 3
Thema- en Stijlmenu (Street Triple RS)
AFSLUITEN
STIJL
DISPLAY INSTELLEN
AUTO
STIJL 1
STIJL
STIJL 2
STIJL 3
Stijlmenu (Street Triple R en
Street Triple R (LRH))
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
De nieuwe stijl of het nieuwe thema
wordt opgeslagen. Druk op de
homeknop om het menu af te sluiten.

Instrumenten
51
Weergave instellen - Helderheid
Er zijn twee mogelijkheden voor de
helderheid:
• Hoog contrast (dagmodus)
• Laag contrast (nachtmodus)
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DISPLAY INSTELLEN te selecteren.
• Duw de joystick omlaag om het
menu HELDERHEID (hoog contrast)
of HELDERHEID (laag contrast) te
selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand in
om het gewenste menu te selecteren.
HELDERHEID
(LAAG CONTRAST)
Helderheid (LAAG CONTRAST) afgebeeld
Duw de joystick omhoog/omlaag om de
helderheid in te stellen.
Druk de joystick in de middenstand in
om het gewenste helderheidsniveau te
bevestigen.
Druk op de homeknop om naar het
hoofdscherm terug te keren.
Let op:
• Bij fel zonlicht wordt helderheids-
instelling die te weinig contrast biedt
genegeerd om ervoor te zorgen dat
de instrumenten altijd zichtbaar zijn.
Display instellen - Zichtbaar vak
Met de functie Zichtbaar vak kan de
rijder kiezen welke opties in het
informatievak weergegeven worden.
Om het menu Zichtbaar vak te
selecteren, moet de motorfiets stilstaan
met ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DISPLAY INSTELLEN te selecteren.
• Duw de joystick omlaag om
ZICHTBAAR VAK te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om de beschikbare opties weer te
geven.
• Scrol door het menu door de
joystick omhoog/omlaag te duwen
tot de gewenste optie wordt
weergegeven.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de informatievakken te (de)
selecteren.
Een item met een vinkje ernaast
wordt in het informatievak
weergegeven. Een item zonder
vinkje ernaast wordt niet in het
informatievak weergegeven.
AFSLUITEN
DISPLAY INSTELLEN
TAAL
EENHEDEN INSTELLEN
THEMA
HELDERHEID (hoog contrast)
KLOK INSTELLEN
HELDERHEID (laag contrast)
ZICHTBAAR VAK
DATUM INSTELLEN
DAGTELLER 1
DAGTELLER 2
BRANDSTOFSTATUS
KM ONDERHOUD
CONTRAST
STIJL
ZICHTBAAR VAK
RONDETIMER
KOELVLOEISTOF

Instrumenten
52
Weergave instellen - Taal
Met deze functie kan de rijder de taal
instellen.
Om het taalmenu te selecteren, moet de
motorfiets stilstaan met ingeschakeld
contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DISPLAY INSTELLEN te selecteren.
• Duw de joystick omlaag om het
menu TALEN te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om de beschikbare opties weer te
geven.
• Scrol door het menu door de
joystick omhoog/omlaag te duwen
tot de gewenste optie wordt
weergegeven.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste TAAL te (de)
selecteren.
Druk de joystick in de middenstand in
om de gewenste selectie te bevestigen.
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
AFSLUITEN
DISPLAY INSTELLEN
TAAL
EENHEDEN INSTELLEN
THEMA
HELDERHEID (hoog contrast)
KLOK INSTELLEN
TAAL
ENGLISH
ESPANOL
ITALIANO
DEUTSCH
FRANCAIS
HELDERHEID (laag contrast)
ZICHTBAAR VAK
DATUM INSTELLEN
NEDERLANDS
PORTUGUES
SVENSKA
Display instellen - Eenheden instellen
Met deze functie kan de rijder de
gewenste meeteenheid instellen.
Om de meeteenheden te selecteren,
moet de motorfiets stilstaan met inge-
schakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
DISPLAY INSTELLEN te selecteren.
• Duw de joystick omlaag en vervol-
gens in de middenstand om EEN-
HEDEN SELECTEREN te selecteren.
Om de meeteenheid te wijzigen duwt u
de joystick omhoog/omlaag om de
gewenste optie te markeren (brandstof-
verbruik, temperatuur of druk) en drukt
u de joystick vervolgens in de midden-
stand in om de optie te selecteren. Duw
de joystick omhoog/omlaag om de
gewenste stijl te selecteren en duw de
joystick vervolgens in de middenstand in
om de selectie te bevestigen.
Let op:
• Bij de geselecteerde optie wordt
een vinkje weergegeven.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Verbruik:
• MPG (UK)
• MPG (US)
• L/100KM
• KM/L
Temperatuur:
• °C
• °F
Druk:
• PSI
• bar
• kPa

Instrumenten
55
AUTO RONDETIJD
Duw de joystick omlaag/omhoog om
AUTO RONDETIJD te selecteren en druk
de joystick in de middenstand in om de
sessie van de rondetimer te starten.
AFSLUITEN
RONDETIMER
OVERZICHT
SESSIE STARTEN
SESSIE STARTEN
AUTO RONDETIJD
VASTE RONDETIJD
VASTE RONDETIJD
Duw de joystick omlaag/omhoog om
VASTE RONDETIJD te selecteren en druk
de joystick vervolgens in de middenstand
in. De menu's EENHEID en AFSTAND
INSTELLEN worden weergegeven.
EENHEDEN
AFSLUITEN
SESSIE STARTEN
VASTE RONDETIJD
VASTE RONDETIJD
METERSAUTO RONDETIJD
YARDS
AFSTAND INSTELLEN
De rijder kan hand-matig een gemeten
afstand invoeren.
• Voer de gemeten afstand in meters
of yards in door de joystick naar
links/rechts of omhoog/omlaag te
duwen.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de selectie te bevestigen.
AFSLUITEN
AFSTAND INSTELLEN
VASTE RONDETIJD
EENHEID
AFSTAND INSTELLEN
METERS
YARDS
Zie pagina om de rondetimer te 42
starten.

Instrumenten
56
Rondetimer - Bekijken
Met deze functie kan de rijder opgeslagen
sessies bekijken, zie pagina .54
Om RONDETIMER - BEKIJKEN te
selecteren, moet de motorfiets stilstaan
met ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
RONDETIMER te selecteren.
• Duw de joystick omlaag om het
menu BEKIJKEN te selecteren.
RIJMODI
MOTORFIETS INSTELLEN
DAGTELLER INSTELLEN
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITEN
HOOFDMENU RONDETIMER
SESSIE STARTEN
OVERZICHT
RONDETIMER
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
Rondetimer bekijken
• Duw de joystick in de middenstand
in om de opgeslagen sessies weer
te geven.
• Scrol door het menu door de
joystick omhoog/omlaag te duwen
tot de gewenste sessie wordt
weergegeven.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste sessie te
selecteren. Bekijk de opgeslagen
rondetijden door de joystick
omhoog/omlaag te duwen.
Sessies worden chronologisch
opgeslagen.
OVERZICHT
START 08:43 31/01/17
START 09:52 31/01/17
START 10:12 31/01/17
RONDE 1 05.05 58.1 mph
RONDE 2 04.59 61.2 mph
SESSIE 1
AFSLUITEN
Opgeslagen sessies bekijken
Let op:
• De rondetimer slaat tot vijf sessies
en tot 24 ronden per sessie op. Als
de limiet is bereikt worden eerdere
sessies overschreven.
• Zie pagina om alle opgeslagen 57
sessies van de rondetimer te
verwijderen.

Instrumenten
57
Standaardinstellingen terugzetten
Met deze functie kunnen de items in het
hoofdmenu naar de standaardinstelling
worden teruggezet.
Om de weergave van het hoofdmenu in
te stellen, moet de motorfiets stilstaan
met ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop om het
hoofdmenu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN te selecteren.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Bevestigen
• De volgende instellingen en gege-
vens uit het hoofdmenu worden
naar de fabrieksinstellingen terug-
gezet: rijmodi, richtingaanwijzers,
zichtbare vakken, taal, ABS, tractie-
controle, stijl, helderheid van dis-
play, rondetimer.
Annuleren
• De instellingen en gegevens van
het hoofdmenu worden niet
gewijzigd en het display keert terug
naar het vorige niveau.
RIJMODI
MOTORFIETS INSTELLEN
DAGTELLER INSTELLEN
DISPLAY INSTELLEN
AFSLUITEN
HOOFDMENU
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
BEVESTIGEN
ANNULEREN
RONDETIMER
STANDAARDINSTELLINGEN
TERUGZETTEN
Afstelling positie
instrumentenpaneel
Waarschuwing
Het is gevaarlijk om op de motorfiets te
rijden als het instrumentenpaneel niet
goed is afgesteld.
Een onjuiste afstelling van het
instrumentenpaneel leidt tot beperkt
zicht op de instrumenten. De afleiding
die dat met zich meebrengt, kan verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval tot gevolg hebben.
Stel het instrumentenpaneel voordat u
gaat rijden altijd zo af dat de
instrumenten goed zichtbaar zijn.
Waarschuwing
Probeer nooit tijdens het rijden het
instrumentenpaneel te reinigen of te
verstellen. Wanneer de bestuurder
tijdens het rijden zijn handen van het
stuur af neemt, vermindert hij daarmee
zijn vermogen om de controle over de
motorfiets te behouden.
Pogingen om het instrumentenpaneel
onder het rijden te reinigen of af te
stellen, kunnen leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Reinig of verstel het instrumenten-
paneel alleen als de motorfiets
stilstaat.

Instrumenten
58
Voorzichtig
Duw niet rechtstreeks op het scherm
van het instrumentenpaneel.
Stel de positie van het instrumenten-
paneel alleen af met de stelhendel.
Het instrumentenpaneel kan beschadigd
raken als er direct op het scherm wordt
gedrukt.
Het instrumentenpaneel kan worden
versteld om het display beter zichtbaar
te maken.
Ga als volgt te werk om het instrumen-
tenpaneel te verstellen:
Let op:
• Om het instrumentenpaneel te
verstellen moet een middelmatige
kracht met de duim en een vinger
worden uitgeoefend.
Positioneer het instrumentenpaneel met
behulp van de stelhendel zodanig dat
het display onbelemmerd te zien is.
1
1. Stelhendel

Instrumenten
59
LCD-instrumentendisplay
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel 60
Waarschuwingslampjes 61
Snelheidsmeter en kilometerteller 66
Toerenteller 66
Weergave versnellingsstand 66
Koelvloeistoftemperatuurmeter 67
Brandstofmeter 67
Scrollknop/instelknop instrumentenpaneel 68
Tractiecontrole (TC) uitschakelen 68
De klok instellen – t-SEt 69
Aankondiging onderhoudsinterval (SIA) 70
De schakellampjes instellen 71
Eenheden wijzigen – UnitS (Brits, Amerikaans of metrisch) 73
Dagteller 74
Rijmodi selecteren 76
RAIN-modus 76
ROAD-modus 76
Een rijmodus selecteren – stilstaande motorfiets 77
Een rijmodus selecteren – rijdende motorfiets 78

Instrumenten
60
Lay-out instrumentenpaneel
2022 19 18 17 16
14
15
13
122
3
4 5 6 7 8 9 10 11
21
23
2425
26
27
1
1. Klok
2. Controlelampje onderhoudsinterval
3. Snelheidsmeter
4. Brandstofmeter
5. Storingslampje
motormanagementsysteem
6. Schakellampjes
7. Controlelampje linker richtingaanwijzer
8. Waarschuwingslampje ABS
9. Rode zone toerenteller
10. Waarschuwingslampje bandspanning
(mits bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is)
11. Controlelampje rechter
richtingaanwijzer
12. Neutraal-indicator
13. Controlelampje grootlicht
14. Indicator brandstofniveau laag
15. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
16. Waarschuwingslampje Tractiecontrole
(TC) uitgeschakeld
17. Controlelampje tractiecontrole (TC)
18. Toerenteller
19. Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
20. Waarschuwingslampje lage oliedruk
21. Dagtellerweergave
22. Controlelampje Rijmodi
23. Bandspanningsweergave
(mits bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is)
24. Symbool van de versnellingsstand
25. Koelvloeistoftemperatuurweergave
26. Instelknop
27. Scrollknop

Instrumenten
61
Waarschuwingslampjes
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem licht op
wanneer het contact wordt ingeschakeld
(om aan te geven dat het systeem
werkt), maar mag niet gaan branden
wanneer de motor draait.
Indien het storingslampje gaat branden
terwijl de motor draait, betekent dit dat
er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het motor-
managementsysteem worden geregeld.
In dat geval schakelt het motor-
managementsysteem over naar de
'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden. Verlaagde motor-
prestaties kunnen gevaarlijke rijom-
standigheden veroorzaken, die kunnen
leiden tot verlies van controle en een
ongeval. Neem zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph-dealer,
om de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op:
• Als het storingslampje knippert
wanneer het contact wordt
ingeschakeld, neem dan zo snel
mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze
situatie te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk in
de toerenteller branden.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Let op:
• Het waarschuwingslampje lage
oliedruk gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld en de
motor niet draait.

Instrumenten
62
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de koel-
vloeistoftemperatuur gevaarlijk stijgt,
gaat het waarschuwingslampje voor
hoge koelvloeistoftemperatuur branden.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat branden. De
motor niet opnieuw starten voordat de
storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is
uitgerust met een startonderbreker die
geactiveerd wordt wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF (UIT)
wordt gedraaid.
Zonder alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert de lamp
van de startonderbreker/het alarm
gedurende 24 uur om aan te geven dat
de startonderbreker ingeschakeld is.
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON (AAN) staat, zijn start-
onderbreker en het controlelampje
uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de start-
onderbreker/alarminstallatie gaat alleen
branden wanneer is voldaan aan de
voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van de originele Triumph-
alarminstallatie (accessoire).

Instrumenten
63
Waarschuwingslampje ABS
(antiblokkeerremsysteem)
Wanneer de contactschakelaar in
de stand ON (AAN) wordt gedraaid, is het
normaal dat het waarschuwingslampje
voor het ABS-systeem gaat knipperen.
Het lampje blijft knipperen nadat de
motor gestart is, totdat de motorfiets
een snelheid van meer dan 10 km/h heeft
bereikt, waarna het lampje dooft.
Let op:
• Tractiecontrole werkt niet bij een
storing aan het ABS-systeem. In
dat geval branden de waarschu-
wingslampjes voor de ABS en trac-
tiecontrole en het storingslampje.
Het waarschuwingslampje mag pas
weer gaan branden als de motor weer
wordt gestart, tenzij er een storing is.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS-systeem is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsysteem
zonder ABS. Rijd niet langer door dan
noodzakelijk wanneer het waar-
schuwingslampje brandt. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen. In deze
situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
wat kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Zie ook pagina .118
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat het
tractiecontrolesysteem actief is en bezig
is om slippen van het achterwiel te
beperken bij snelle acceleratie of op een
natte of gladde weg.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt, moet
voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen. Rijd niet
langer door dan noodzakelijk wanneer
het storingslampje voor het motor-
managementsysteem (MIL) en het
waarschuwingslampje van de tractie-
controle branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.

Instrumenten
64
Werking van het TC-controlelampje
TC ingeschakeld:
• Bij normale rijomstandigheden blijft
het controlelampje uit.
• Het controlelampje knippert snel
wanneer het tractiecontrolesysteem
bezig is om slippen van het
achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op een natte of gladde
weg.
TC uitgeschakeld:
Het controlelampje gaat niet branden. In
plaats daarvan gaat het waarschu-
wingslampje 'TC uitgeschakeld' branden
(zie pagina ).64
Let op:
• Tractiecontrole werkt niet in geval
van een storing aan het ABS-
systeem. In dat geval branden de
waarschuwingslampjes voor de ABS
en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje voor
uitgeschakelde TC mag alleen gaan
branden bij een storing of als de
tractiecontrole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
met het tractiecontrolesysteem is
opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzer-
schakelaar naar links of naar rechts
wordt gedraaid, knippert het bijbehoren-
de waarschuwingslampje in hetzelfde
tempo als de richtingaanwijzer.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact in de stand PARKEREN
wordt geschakeld, tot de alarmknipper-
lichtschakelaar weer wordt ingedrukt.
Grootlichtschakelaar
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimschakelaar op
grootlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor grootlicht
branden.
Lampje laag brandstofpeil
Het controlelampje Laag brand-
stofpeil gaat branden wanneer er nog
circa 4,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.

Instrumenten
65
Vrijloop
Het waarschuwingslampje voor
de vrijloop geeft aan dat de transmissie
in de vrijloopstand staat (geen ver-
snelling ingeschakeld). Het waarschu-
wingslampje gaat branden wanneer de
transmissie in vrijloop staat terwijl de
contactschakelaar in de stand ON (AAN)
staat.
Waarschuwingslampje
bandenspanning (TPMS,
indien gemonteerd)
Let op:
• TPMS is als optie leverbaar voor alle
modellen.
Het waarschuwingslampje voor
de bandenspanning werkt samen met
het bandspanningscontrolesysteem (zie
pagina ).106
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandspanning voor
of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandspanning te
hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt in het weergavegebied
automatisch het TPMS-symbool getoond
dat aangeeft welke band een te lage
bandspanning heeft met de
bijbehorende bandspanning.
1 2 34
5
1. TPMS-symbool
2. Indicatie voorband
3. Indicatie achterband
4. Waarschuwingslampje bandspanning
5. Bandspanning
De bandspanning waarbij het waarschu-
wingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20°C, maar de bijbe-
horende digitale drukweergave niet (zie
pagina 170). Zelfs wanneer het digitale
display precies of ongeveer de standaard
bandspanning lijkt aan te geven wanneer
het waarschuwingslampje brandt, wordt
een lage bandspanning aangegeven.
Een lekke band is dan de meest waar-
schijnlijke oorzaak.
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de band-
spanning gaat branden. Rij niet op de
motorfiets tot de banden gecontroleerd
zijn en de juiste bandspanning hebben
in koude toestand.

Instrumenten
66
Snelheidsmeter en kilometerteller
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
Toerenteller
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen
tot in de 'rode zone', omdat dit kan
leiden tot ernstige motorschade.
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in omwentelingen per minuut -
omw/min. Aan het einde van het
toerentellerbereik bevindt zich de rode
zone.
Toerentallen in het rode gebied liggen
boven het aanbevolen maximumtoerental
en ook boven het toerentalbereik waarbij
de motor de beste prestaties levert.
Weergave versnellingsstand
1
1. Versnellingsdisplay
(vrijloopstand (neutraal) is afgebeeld)
De versnellingsstandweergave geeft aan
welke versnelling (één t/m zes) er
ingeschakeld is. Als de transmissie in
vrijloop staat (er is geen versnelling
gekozen) toont het display 'N'.
1
1. Versnellingsweergave
(eersteversnelling weergegeven)

Instrumenten
67
Koelvloeistoftemperatuurmeter
1
1. Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de temperatuur van de motorkoel-
vloeistof aan.
Als het contact wordt ingeschakeld,
worden alle acht blokjes in het display
weergegeven. Als de motor koud wordt
gestart, geeft de display één blokje
weer. Bij oplopende temperatuur neemt
het aantal blokjes op het display toe. Als
de motor warm wordt gestart, toont het
display het bijbehorende aantal blokjes,
afhankelijk van de motortemperatuur.
Het normale temperatuurbereik ligt
tussen drie en vijf blokjes.
Als de temperatuur van de koelvloeistof
te hoog wordt, toont het display acht
blokjes en begint het te knipperen. Het
waarschuwingslampje voor hoge koel-
vloeistoftemperatuur in de toerenteller
gaat eveneens branden.
Voorzichtig
Laat de motor niet draaien wanneer
een van beide waarschuwingen voor
hoge temperatuur wordt weergegeven,
dit kan leiden tot ernstige
motorschade.
Brandstofmeter
1
2
1. Brandstofmeter
2. Instelknop
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
Wanneer het contact ingeschakeld is,
wordt het brandstofpeil aangegeven
door het aantal blokjes dat in het
display wordt weergegeven.
Als de brandstoftank vol is, worden alle
acht blokjes weergegeven en als de tank
leeg is worden er geen blokjes weergege-
ven. Andere aanduidingen geven brand-
stofniveaus tussen vol en leeg weer.
Wanneer twee blokjes worden weerge-
geven, gaat het waarschuwingslampje
'Brandstofniveau laag' branden. Hiermee
wordt aangegeven dat er nog circa
4,5 liter brandstof in de tank zit en er bij
de eerstvolgende mogelijkheid getankt
dient te worden. Wanneer een dagteller
wordt weergegeven, kan de resterende
actieradius worden weergegeven door
herhaaldelijk op de instelknop te druk-
ken tot de actieradius wordt getoond.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.

Instrumenten
68
Scrollknop/instelknop
instrumentenpaneel
Scrollknop
Door de schuifknop herhaaldelijk in te
drukken kunt u door de menu's
navigeren die op het display van het
instrumentenpaneel worden getoond.
De scrollknop wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
• Instellen (SEtUP)
– Tractiecontrole (ttc), zie
pagina 68
– Klok instellen (t-SEt), zie
pagina 69
– Aankondiging onderhouds-
interval, zie pagina 70
– Schakellampjes (SHIFt), zie
pagina 71
– Eenheden (UnitS) - zie pagina 73
• Terug (REtURn)
Instelknop
Door de instelknop in te drukken
selecteert u het menu dat op het
display van het instrumentenpaneel
wordt getoond.
Tractiecontrole (TC) uitschakelen
Het is mogelijk om het tractiecontrole-
systeem (TC) tijdelijk uit te schakelen. Het
TC-systeem kan niet permanent worden
uitgeschakeld, het wordt automatisch
weer ingeschakeld wanneer het contact
uit- en weer ingeschakeld wordt.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole. In
dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Instrumenten
69
Tractiecontrole uitschakelen
Om de functie TC uitschakelen te
openen, zet u het contact in de stand
ON (AAN) terwijl de motorfiets in vrijloop
en stil staat.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat SEtUP op het display wordt
weergegeven en druk vervolgens op de
instelknop.
Het display toont ttc.
Druk op de instelknop; 'ON’ of 'OFF'
wordt weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop tot
'OFF' wordt weergegeven op het display.
Door op de instelknop te drukken, wordt
het TC-systeem uitgeschakeld; het
bericht TTC UIT wordt gedurende
2 seconden weergegeven en het TC-
waarschuwingslampje gaat branden.
Weergave 'Tractiecontrole uit'
Tractiecontrole inschakelen
Om het TC-systeem weer in te
schakelen, herhaalt u de procedure voor
uitschakeling van TC en selecteert u ON
(AAN). Een andere manier om TC in te
schakelen is om het contact uit en weer
aan te zetten.
De klok instellen – t-SEt
Waarschuwing
Probeer onder het rijden niet de klok in
te stellen, dit kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Om de klok terug te zetten, terwijl de
motorfiets stilstaat en in neutraal staat,
zet u het contact in de stand ON (AAN).
Druk herhaaldelijk op de scrollknop tot
SEtUP wordt weergegeven op het
display. Druk herhaaldelijk op de
instelknop totdat t-SEt wordt
weergegeven.
Druk opnieuw op de instelknop en de
24 Hr- of 12 Hr-klokweergave wordt
getoond. Druk op de scrollknop om de
gewenste klokweergave te selecteren en
druk vervolgens op de instelknop. De
uurweergave begint te knipperen en het
woord Hour (uur) wordt op het scherm
weergegeven.
Om de uren in te stellen, eerst
controleren of de uurweergave nog
steeds knippert en het woord Hour
wordt weergegeven. Druk op de
scrollknop om de instelling te wijzigen.
Elke keer indrukken van de knop
verandert de instelling met één cijfer.
Indien de knop ingedrukt wordt
gehouden, verspringt het display
continu in stappen van één cijfer.
Druk als de juiste uurweergave wordt
weergegeven op de instelknop. De
minutenweergave begint te knipperen
en het woord Min wordt op het display
weergegeven. De minutenweergave
wordt op dezelfde manier ingesteld als
de uurweergave.

Instrumenten
72
Het ingestelde toerental wijzigen
Druk op de scrollknop om het ingestelde
toerental te wijzigen. Elke keer dat u de
scrollknop indrukt, wordt de instelling
verhoogd in stappen van 500 omw/min
tot de toerentallimiet. Wanneer de
maximale toerentalwaarde bereikt is,
keert de instelling terug naar
3500 omw/min.
Wanneer de juiste instelling wordt
weergegeven:
Druk op de instelknop om de instelling
te bevestigen. SHIFt wordt weergegeven
op het display en alle schakellampjes
gaan knipperen.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat REtURn op het display wordt
weergegeven en druk vervolgens op de
instelknop.
De schakellampjes uitzetten
Om de schakellampjes uit te zetten
drukt u herhaaldelijk op de selectieknop
tot OFF wordt weergegeven, waarna u
op de instelknop drukt.
Druk op de instelknop, waarna SHIFt op
het display wordt weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat REtURn op het display wordt
weergegeven en druk vervolgens op de
instelknop.
1
42
3
1. Schakellampjes
2. Display (modus OFF (UIT) getoond)
3. Scrollknop
4. Instelknop

Instrumenten
73
Eenheden wijzigen – UnitS
(Brits, Amerikaans of metrisch)
Units (eenheden) beschikt over vier
instelbare weergavestanden.
Elk scherm toont de volgende informatie:
mpg (Britse gallons)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in mijlen. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in
Britse gallons.
mpg US (Amerikaanse gallons)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in mijlen. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in
Amerikaanse gallons.
L/100 km (metrisch)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in kilometers. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in
liters brandstof per 100 km.
km/L (metrisch)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in kilometers. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in
kilometers per liter brandstof.
Waarschuwing
Probeer tijdens het rijden niet de
eenheden te wijzigen, want dit kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Om de weergave van de eenheden te
openen, zet u het contact in de stand
ON (AAN) terwijl de motorfiets in vrijloop
en stil staat.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat SEtUP op het display wordt
weergegeven en druk vervolgens op de
instelknop.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat UnitS wordt weergegeven en
druk vervolgens op de instelknop.
3
1
2
1. Scrollknop
2. Instelknop
3. Het scherm
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat het gewenste scherm wordt
weergegeven. Wanneer de scrollknop
naar beneden wordt ingedrukt, scrolt
het display in onderstaande volgorde
door het menu (als de knop naar boven
wordt ingedrukt, wordt in omgekeerde
volgorde gescrold):
• mpg – Britse gallons
• mpg US – Amerikaanse gallons
• L/100 km – metrisch
• km/L – metrisch.

Instrumenten
74
Bandspanningseenheden - alleen bij
TPMS
1 2
4
3
5
6
1. TPMS-symbool
2. Indicatie voorband
3. Indicatie achterband
4. Bandspanningsweergave
5. Scrollknop
6. Instelknop
Om de bandspanningsweergave weer te
geven, zet u het contact in de stand ON
(AAN).
Druk herhaaldelijk op de scrollknop tot
SEtUP wordt weergegeven op het
display.
Druk de instelknop kort in.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop tot
UnitS wordt weergegeven op het
display.
Druk herhaaldelijk op de instelknop om
de drukweergave te selecteren.
Druk kort op de scrollknop om BAR of
PSI te selecteren.
Druk kort op de instelknop om BAR of
PSI in te stellen.
Wanneer het bandspanningscontrole-
systeem geselecteerd is, wordt —— PSI
of bAr op het display weergegeven tot
de motorfiets een snelheid van meer
dan 20 km/h heeft bereikt en het
bandspanningssignaal wordt ontvangen.
Om de bandspanningsweergave te
sluiten, drukt u op de scrollknop tot
REtURn wordt getoond.
Druk kort op de instelknop om naar het
dagtellerscherm terug te keren.
Terug
Selecteer REtURn om terug naar het
hoofddisplay te gaan.
Dagteller
1
1. Dagtellerweergave
Waarschuwing
Probeer niet om tijdens het rijden te
schakelen tussen de weergavestanden
van de dagteller of om de dagteller te
resetten, want dit kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.

Instrumenten
75
Om de informatie van de dagteller weer
te geven, drukt u herhaaldelijk op de
dagtellerknop, op de linker handgreep,
tot het gewenste display wordt weerge-
geven.
cjxy
1
1. Dagtellerknop
Het display geeft achtereenvolgens weer:
• Reistijd
• Gemiddeld brandstofverbruik
• Actueel brandstofverbruik
• Gemiddelde snelheid
• Kilometerteller
• Weergave bandspanning voor
(als TPMS gemonteerd is)
• Weergave bandspanning achter
(als TPMS gemonteerd is)
• Reisafstand
• Resterende actieradius.
Elk display toont de volgende informatie,
berekend vanaf het moment dat de dag-
teller voor het laatst op nul gesteld werd:
Reistijd
De totaal verstreken tijd.
Gemiddeld brandstofverbruik
Een indicatie van het gemiddelde brand-
stofverbruik. Nadat het display is gereset,
geeft het streepjes weer, totdat er
0,1 km is afgelegd.
Actueel brandstofverbruik
Een indicatie van het brandstofverbruik
op een bepaald moment.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid wordt berekend
vanaf de laatste reset van de boord-
computer. Nadat het display is gereset,
geeft het streepjes weer, totdat er 1 km
is afgelegd.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
Weergave bandspanning voor
Toont de huidige spanning van de
voorband.
Weergave bandspanning achter
Toont de huidige spanning van de
achterband.
Reisafstand
De totaal afgelegde afstand.
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Dagteller resetten
Om de dagteller te resetten, de betref-
fende dagteller selecteren en weerge-
ven en vervolgens de dagtellerknop ge-
durende een seconde indrukken. Na een
seconde wordt de dagteller op nul
gesteld.
Let op:
• Wanneer de dagteller op nul wordt
gesteld, worden de reistijd, het
gemiddelde brandstofverbruik en de
gemiddelde snelheid ook op nul
gesteld.

Instrumenten
76
Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een plaats
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe instellingen. Leen
uw motorfiets niet uit aan anderen,
omdat ze de instellingen van uw
vertrouwde rijmodus kunnen wijzigen,
waardoor u de controle over de
motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.
Rijmodi kunnen worden geselecteerd bij
stilstaande of rijdende motorfiets.
Wanneer de modusknop wordt
ingedrukt, worden de rijmodi in
onderstaande volgorde weergegeven:
• RAIN-modus
• ROAD-modus
Wanneer de modusknop wordt
ingedrukt om de modus te wijzigen, is er
een onderbreking van één seconde
voordat verder gescrold kan worden.
De geselecteerde modus wordt
automatisch geactiveerd nadat de
onderbreking van één seconde is
verstreken en aan de voorwaarden voor
het wijzigen van de modus is voldaan.
Let op:
• De laatst geselecteerde rijmodus
wordt onthouden en geactiveerd
wanneer het contact wordt
ingeschakeld.
RAIN-modus
De RAIN-modus is een optimale
voorinstelling van MAP, ABS en TTC voor
normaal gebruik op de weg bij
regenachtig weer.
Systeeminstellingen
MAP Rain - gereduceerde
gaskleprespons in vergelijking
met de Road-modus, voor
natte of gladde
omstandigheden.
ABS Road – optimale ABS-
instelling voor gebruik
op de weg.
TC Rain – optimale TC-
instellingen voor gebruik op
de weg bij regenachtig weer,
minimale achterwielslip
toegestaan.
ROAD-modus
De ROAD-modus is een optimale
voorinstelling van MAP, ABS en TTC voor
normaal gebruik op de weg.
Systeeminstellingen
MAP Road – standaard
gaskleprespons.
ABS Road – optimale ABS-
instelling voor gebruik op de
weg.
TC Road – optimale TC-instelling
voor gebruik op de weg.

Instrumenten
77
Een rijmodus selecteren –
stilstaande motorfiets
Druk herhaaldelijk op de modusknop op
de schakelaarbehuizing aan de linker
handgreep tot de gewenste rijmodus
knippert op het display.
2
1
1. Geselecteerde rijmodus (knippert)
2. Huidige (actieve) rijmodus
Let op:
• De geselecteerde rijmodus wordt
één seconde na indrukken van de
modusknop automatisch geactiveerd
als aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
Met uitgeschakelde motor
• Het contact is ingeschakeld
• De motorstopschakelaar staat in de
stand RUN (DRAAIEN).
Met draaiende motor
• De vrijloopstand is geselecteerd of
de koppeling is ingetrokken.
Als de instellingen van MAP, ABS en TTC
eenmaal zijn gewijzigd, wordt de
geselecteerde rijmodus weergegeven en
is de vorige modus niet meer zichtbaar.
1
1. Geselecteerde rijmodus

Instrumenten
78
Een rijmodus selecteren – rijdende
motorfiets
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een rijmodus
te selecteren moet de bestuurder de
motorfiets kortstondig laten freewheelen
(motorfiets rijdt, motor draait, gas
dicht, koppelingshendel ingetrokken en
remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
Bij lage snelheid
Op plaatsen waar geen ander verkeer is
Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken
Bij goede weg- en weersomstandig-
heden
Daar waar het veilig is om de motorfiets
kortstondig te laten freewheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
Bij hoge snelheid
Te midden van rijdend verkeer
Tijdens het nemen van een bocht of op
bochtige wegen of oppervlakken
Op sterk hellende wegen of oppervlakken
Bij slechte weg-/weersomstandigheden
Daar waar het onveilig is om de motor-
fiets kortstondig te laten freewheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Druk herhaaldelijk op de modusknop op
de schakelaarbehuizing aan de linker
handgreep tot de gewenste rijmodus
knippert op het display.
2
1
1. Geselecteerde rijmodus (knippert)
2. Huidige (actieve) rijmodus
De geselecteerde rijmodus wordt
automatisch geactiveerd als binnen
30 seconden na het indrukken van de
modusknop de volgende handelingen
tegelijkertijd zijn uitgevoerd:
• Gasklep dicht
• Koppeling ingetrokken
• remmen los (motor laten freewheelen).
Als de instellingen van MAP, ABS en TTC
eenmaal zijn gewijzigd, wordt de
geselecteerde rijmodus weergegeven en
is de vorige modus niet meer zichtbaar.
1
1. Geselecteerde rijmodus

Instrumenten
79
Rijd weer verder zoals gewoonlijk.
Let op:
• Als een van de systemen (MAP, ABS
of TTC) niet de instellingen van de
geselecteerde rijmodus overneemt,
knipperen de pictogrammen van
zowel de vorige als de geselecteerde
rijmodus.
1
1. Onvolledige moduswijziging (knippert)
Wanneer beide rijmoduspictogrammen
knipperen, geeft dat aan dat de MAP-,
ABS- of TTC-instellingen van de geselec-
teerde rijmodus niet goed geselecteerd
zijn. In dat geval kan het storingslampje
(MIL) of het waarschuwingslampje voor
ABS of TTC branden afhankelijk van de
huidige status van elk systeem.
Bij een onvolledige moduswijziging:
• Breng de motorfiets veilig tot
stilstand
• Schakel de motor in vrijloop
• Zet het contact uit en weer aan
• Selecteer de gewenste rijmodus
• Start de motor opnieuw en rij verder.
Waarschuwing
Stop de motor niet met de contact-
schakelaar of motorstopschakelaar
wanneer de motorfiets rijdt.
Breng de motorfiets altijd veilig tot
stilstand en schakel hem in de
vrijloopstand voordat u de motor stopt.
Door de motor tijdens het rijden te
stoppen via het contact of de motor-
stopschakelaar kan het achterwiel blok-
keren, wat leidt tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Voorzichtig
De motor mag niet gestopt worden
door bij rijdende motorfiets de
contactschakelaar uit te zetten. De
motorstopschakelaar is uitsluitend
bedoeld voor gebruik in een noodgeval.
Wanneer de motor wordt gestopt
terwijl de motorfiets rijdt, kan dat
schade aan onderdelen van de
motorfiets toebrengen.
Let op:
• Controleer of de motorstopschake-
laar in de stand RUN (DRAAIEN)
staat als de moduspictogrammen
niet weergegeven worden bij inge-
schakeld contact.

Algemene informatie
80
ALGEMENE INFORMATIE
Inhoudsopgave
Handbedieningselementen 81
Gasklepbediening 81
Contactschakelaar/stuurslot 82
Contactsleutel 83
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel 85
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel 87
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel 88
Schakelaars rechter handgreep 89
Schakelaars rechter handgreep 91
Schakelaars linker handgreep - alle markten behalve Canada, Japan en VS 92
Schakelaars linker handgreep - alleen Canada, Japan en VS 94
Schakelaars linker handgreep 95
Brandstof 96
Brandstofspecificatie/tanken 96
Tankdop 98
Brandstoftank vullen 98
Standaard 99
Zijstandaard 99
Zadels 100
Zadelonderhoud 100
Bestuurderszadel 101
Passagierszadel en zadelkap 101
Handleiding en gereedschapsset 102
USB-aansluiting 103
Opbergruimte voor Triumph-beugelslot (accessoire) 104
Tractiecontrole (TC) 105
Instellingen tractiecontrole 105
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) 106
Waarschuwingslampje bandenspanning (TPMS, indien gemonteerd) 106
Serienummer bandspanningssensor 108
Bandspanning 108
Vervangende banden 109
Sensorbatterijen 109
Inrijden 110
Veilig gebruik 111

Algemene Informatie
81
Handbedieningselementen
Gasklepbediening
Met behulp van een elektronische
gashendel worden de gaskleppen via de
motormanagementmodule (ECM) geop-
end en gesloten. Het systeem bevat
geen direct werkende kabels.
De gashendel geeft een voelbare
weerstand wanneer hij naar achteren
wordt gedraaid om de gaskleppen open
te zetten. Wanneer de handgreep wordt
losgelaten, keert hij onder invloed van
een inwendige veer terug naar de
gesloten stand en worden de
gaskleppen gesloten.
De gebruiker kan aan de gasklepregeling
niets instellen.
cjxh
1
1. Stand gasklep dicht
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden. Verlaagde motor-
prestaties kunnen gevaarlijke rijom-
standigheden veroorzaken, die kunnen
leiden tot verlies van controle en een
ongeval. Neem zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph-dealer,
om de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Als er een storing optreedt aan de
gasklepregeling, gaat het storingslampje
(MIL) branden en kan zich een van de
volgende situaties voordoen:
• Storingslampje brandt, beperkt
motortoerental en beperkte
gasklepbeweging
• Storingslampje brandt, alleen thuis-
brengmodus waarin de motor met
versneld stationair toerental draait
• Storingslampje brandt, motor start
niet.
Neem in alle hierboven genoemde situa-
ties zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om de storing
te laten inspecteren en verhelpen.

Algemene informatie
82
Remgebruik
Bij een geringe gasklepopening
(ongeveer 20°), kunnen de remmen en
gashendel tegelijk worden gebruikt.
Bij een grotere gasklepopening (meer
dan 20º) gaan de gaskleppen dicht en
neemt het motortoerental af wanneer
de remmen langer dan twee seconden
worden gebruikt. Om de normale
gasklepwerking te herstellen, laat u de
gashendel en de remmen los en draait u
vervolgens de gashendel weer open.
Contactschakelaar/stuurslot
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en
veiligheid het contact altijd in de stand
OFF (UIT) of P (PARKEREN) zetten en de
sleutel verwijderen voordat u de
motorfiets onbeheerd achterlaat.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets
kan leiden tot verwonding van de
bestuurder, medeweggebruikers en
voetgangers en beschadiging van de
motorfiets.
Waarschuwing
De stuurinrichting wordt vergrendeld
wanneer de sleutel in de stand
VERGRENDELEN of P wordt gezet.
Draai de sleutel nooit onder het rijden
in de stand VERGRENDELD (LOCK) of P,
omdat hierdoor het stuurslot wordt
ingeschakeld. Een ingeschakeld
stuurslot leidt tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
1. Contactschakelaar/stuurslot
2. Stand ON (AAN)
3. Stand OFF (UIT)
4. Stand VERGRENDELD
5. Stand PARKEREN

Algemene Informatie
83
Werking van de schakelaar
Deze schakelaar heeft vier, met een
sleutel bediende standen. De sleutel kan
uitsluitend uit de contactschakelaar
worden verwijderd, indien deze in de
stand OFF (UIT), LOCK (VERGRENDELD)
of P (PARKEREN) staat.
VERGRENDELEN: Draai het stuur volledig
naar links, draai de sleutel in de stand
OFF (UIT), druk de sleutel in en laat hem
los en draai de sleutel vervolgens in de
stand LOCK.
PARKEREN: Draai de sleutel vanuit de
stand VERGRENDELD in de stand P. Het
stuurslot blijft ingeschakeld.
Let op:
• Laat het stuurslot niet gedurende
langere tijd in de stand P
ingeschakeld, aangezien dit leidt tot
ontladen van de accu.
Contactsleutel
Waarschuwing
Extra sleutels, sleutelringen/-kettingen
of voorwerpen die aan de contactsleu-
tel zijn bevestigd, kunnen het sturen
belemmeren en verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval ver-
oorzaken.
Verwijder alle extra sleutels, sleutelrin-
gen/-kettingen en voorwerpen van de
contactsleutel voordat u met de mo-
torfiets gaat rijden.
Voorzichtig
Extra sleutels, sleutelringen/-kettingen
en voorwerpen die aan de contactsleu-
tel zijn bevestigd, kunnen de gelakte of
gepolijste onderdelen van de motor-
fiets beschadigen.
Verwijder alle extra sleutels, sleutelrin-
gen/-kettingen en voorwerpen van de
contactsleutel voordat u met de
motorfiets gaat rijden.

Algemene informatie
84
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor alle
veiligheidsaspecten in gevaar komen.
1. Sleutelnummerlabel
Behalve voor de contactschakelaar en
het stuurslot, wordt de contactsleutel
ook gebruikt voor het zadelslot en de
tankdop.
Bij aflevering vanuit de fabriek worden
twee contactsleutels meegeleverd en
een label waarop het sleutelnummer is
vermeld. Noteer het sleutelnummer en
bewaar de reservesleutel en het
sleutellabel op een veilige plaats, niet in
de buurt van de motorfiets.
In de contactsleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de startonderbreker correct functio-
neert, altijd maar een van de twee con-
tactsleutels in de buurt van de contact-
schakelaar houden. Wanneer twee
contactsleutels in de buurt van de scha-
kelaar worden gehouden, kan het sig-
naal tussen de transponder en de star-
tonderbreker onderbroken worden. In
zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door een erkende
Triumph-dealer worden 'gekoppeld' aan
de startonderbreker van de motorfiets.

Algemene informatie
86
Met het stelwieltje voor de vrije slag kan
de hendel in drie standen worden gezet:
• 19 (19 mm) voor een geleidelijke
remwerking met een lange slag van
de hendel
• 20 (20 mm) voor een stevigere
remwerking met een middellange
slag van de hendel
• 21 (21 mm) voor een directe
remwerking met een korte slag van
de hendel.
Let op:
• Het wieltje klikt hoorbaar vast in de
verschillende standen.
• Op het wieltje zijn vier markeringen
te zien: 19 - 20 - 21 - 20.
• Het stelwieltje voor de vrije slag
kan linksom en rechtsom gedraaid
worden om de gewenste stand in te
stellen.
Koppelingshendel
De koppelingshendel is voorzien van een
stelmechanisme voor de hendelafstand.
Met dit stelmechanisme\ kan de afstand
tussen de handgreep en de hendel
worden aangepast aan de spanwijdte
van de hand van de berijder.
cjxn 1
2
1. Stelwiel hendelafstand
2. Koppelingshendel
Draai het stelwieltje voor de
hendelafstand linksom om de afstand
tot het stuur te verkleinen of rechtsom
om de afstand tot het stuur te
vergroten.
De afstand van de handgreep tot de
losgelaten hendel is het kortst wanneer
het stelwieltje volledig linksom gedraaid
is.

Algemene Informatie
87
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel
Street Triple R, Street Triple R - LRH
(lage rijhoogte)
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling. Leen
uw motorfiets niet uit aan anderen,
omdat iemand de hendels kan afstellen
op een manier die u niet gewend bent
en dit kan leiden tot verlies van
controle en een ongeval.
De hendels van de voorrem en de
koppeling zijn voorzien van een
stelmechanisme voor de hendelafstand.
Met deze stelmechanismen kan de
afstand tussen de handgreep en de
hendels worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
Remhendel voorrem
cggq
1
2
1. Remhendel
2. Stelschroef
Om de remhendel af te stellen, duwt u
de hendel naar voren en draait u de
stelschroef naar binnen om de afstand
te vergroten of naar buiten om de
afstand tot de handgreep te verkleinen.

Algemene informatie
88
Koppelingshendel
1
3
2
4
1
2
cggr_1
3
1. Koppelingshendel
2. Stelwieltje
3. Driehoekige markering
Om de hendel af te stellen, duwt u de
hendel naar voren en verdraait u het
stelwieltje totdat een van de
genummerde standen tegenover het
driehoekje op de hendelhouder staat.
Let op:
• De afstand tussen de handgreep en
de losgelaten koppelingshendel is
het kleinst wanneer het stelwieltje
is ingesteld op stand vier en het
grootst wanneer het is ingesteld op
stand één.
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel
Street Triple S, Street Triple S 660cc
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling. Leen
uw motorfiets niet uit aan anderen,
omdat iemand de hendels kan afstellen
op een manier die u niet gewend bent
en dit kan leiden tot verlies van
controle en een ongeval.
De hendels van de voorrem en de
koppeling zijn voorzien van een
stelmechanisme voor de hendelafstand.
Met deze stelmechanismen kan de
afstand tussen de handgreep en de
hendels worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
1
3
2
4
1
2
cggr_1
3
1. Hendel (koppelingshendel afgebeeld)
2. Stelwieltje
3. Driehoekige markering

Algemene Informatie
89
Om de hendels af te stellen, duwt u de
hendel naar voren en verdraait u het
stelwieltje totdat een van de
genummerde standen tegenover het
driehoekje op de hendelhouder staat.
Let op:
• De afstand tussen de handgreep en
de losgelaten koppelingshendel is
het kleinst wanneer het stelwieltje
is ingesteld op stand vier en het
grootst wanneer het is ingesteld op
stand één.
• De afstand tussen de handgreep en
de losgelaten remhendel is het
kleinst wanneer het stelwieltje is
ingesteld op stand vijf en het
grootst wanneer het is ingesteld op
stand één.
Schakelaars rechter handgreep
Street Triple R, Street Triple R - LRH
(lage rijhoogte), Street Triple RS
1. Homeknop
2. Start-stopschakelaar motor
3. Stand STOP
4. Stand RUN (DRAAIEN)
5. Schakelaar alarmknipperlichten
Stand STOP
De stopstand is bedoeld voor gebruik in
een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het
noodzakelijk is de motor uit te zetten,
zet u de start-stopschakelaar in de
stand STOP.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de
stand ON (AAN) staan wanneer de
motor niet draait, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en het ontladen van de accu.

Algemene informatie
90
Let op:
• Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor
niet alle elektrische circuits
uitgeschakeld. Dit kan leiden tot
problemen met het opnieuw starten
van de motor door een ontladen
accu. Normaliter dient uitsluitend
de contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Stand RUN (DRAAIEN)
De contactschakelaar moet in de stand
AAN (ON) staan en de start-stopschake-
laar moet in de stand RUN (DRAAIEN)
staan om met de motorfiets te kunnen
rijden.
Stand START
De stand START bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting te
kunnen inschakelen, moet de
koppelingshendel tegen de handgreep
worden getrokken.
Let op:
• Ook wanneer de koppelingshendel
tegen de handgreep is getrokken,
werkt de startinrichting niet indien
de zijstandaard is uitgeklapt en er
een versnelling is ingeschakeld.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of
uit te zetten, drukt u kort op de
alarmknipperlichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.
Homeknop
De homeknop wordt gebruikt om naar
het hoofdmenu van het instrumenten-
display te gaan.
Druk kort op de homeknop om te
wisselen tussen het hoofdmenu en het
instrumentendisplay.

Algemene Informatie
91
Schakelaars rechter handgreep
Street Triple S, Street Triple S 660cc
cite_1
41
5
2
3
1. Start-stopschakelaar motor
2. Stand STOP
3. Stand RUN (DRAAIEN)
4. Stand START
5. Schakelaar alarmknipperlichten
Stand STOP
De stopstand is bedoeld voor gebruik in
een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het
noodzakelijk is de motor uit te zetten,
zet u de start-stopschakelaar in de
stand STOP.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de
stand ON (AAN) staan wanneer de
motor niet draait, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en het ontladen van de accu.
Let op:
• Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor
niet alle elektrische circuits
uitgeschakeld. Dit kan leiden tot
problemen met het opnieuw starten
van de motor door een ontladen
accu. Normaliter dient uitsluitend
de contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Stand RUN (DRAAIEN)
De contactschakelaar moet in de stand
AAN (ON) staan en de start-stopschake-
laar moet in de stand RUN (DRAAIEN)
staan om met de motorfiets te kunnen
rijden.
Stand START
De stand START bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting te
kunnen inschakelen, moet de koppeling-
shendel tegen de handgreep worden
getrokken.
Let op:
• Ook wanneer de koppelingshendel
tegen de handgreep is getrokken,
werkt de startinrichting niet indien
de zijstandaard is uitgeklapt en er
een versnelling is ingeschakeld.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de
alarmknipperlichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact in de stand PARKEREN
wordt geschakeld, tot de alarmknipper-
lichtschakelaar weer wordt ingedrukt.

Algemene informatie
92
Schakelaars linker handgreep -
alle markten behalve Canada, Japan
en VS
Street Triple R, Street Triple R - LRH
(lage rijhoogte), Street Triple RS
32
4
1
5
6
1. Modusknop
2. Joystick
3. Claxonknop
4. Richtingaanwijzerschakelaar
5. Grootlichtknop
6. Schakelaar dimlicht/dagrijlicht (DRL)
(indien gemonteerd)
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het menu voor selectie
van rijmodi geactiveerd op het display.
Door de modusknop herhaaldelijk in te
drukken kan door de beschikbare rijmodi
gescrold worden (zie pagina ).34
Joystickknop
De joystick wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
• Omhoog - van onder naar boven
door het menu scrollen
• Omlaag - van boven naar onder
door het menu scrollen
• Links - naar links door het menu
scrollen
• Rechts - naar rechts door het
menu scrollen
• Midden - indrukken om selectie
te bevestigen
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt
ingedrukt en het contact in de stand ON
(AAN) staat, klinkt de claxon.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
gaat het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer knipperen.
De richtingaanwijzers kunnen handmatig
worden uitgeschakeld. Om de richting-
aanwijzers handmatig uit te schakelen,
duwt u op de richtingaanwijzerschake-
laar en laat u deze in de middenstand los.
Met de functie Motorfiets instellen kan
automatische uitschakeling van de
richtingaanwijzers worden ingesteld, zie
pagina .45
Er zijn twee opties beschikbaar:
Handmatig
De zelfuitschakelfunctie staat uit. De
richtingaanwijzers moeten handmatig
uitgeschakeld worden.

Algemene Informatie
93
Auto
De zelfuitschakelfunctie staat aan.
De richtingaanwijzers worden gedurende
acht seconden plus nog eens 65 meter
ingeschakeld.
Let op:
• Als de motorfiets stopt, blijven de
richtingaanwijzers gedurende de
resterende tijd en afstand
knipperen, tenzij ze handmatig
uitgezet worden.
Dagrijlichten (DRL)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op dagrijlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor dagrijlicht
branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina .92
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met het
dagrijlicht (DRL) als het omgevingslicht
zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op:
• Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter
zichtbaar is voor andere wegge-
bruikers.
• In andere situaties moet het
dimlicht worden gebruikt, tenzij de
verkeerssituatie het gebruik van
grootlicht mogelijk maakt.
Grootlichtknop
Als de dagrijlichtschakelaar (DRL) in de
dimlichtstand staat, wordt het grootlicht
ingeschakeld als de grootlichtknop
wordt ingedrukt. Door nogmaals op de
knop te drukken wordt het dimlicht
weer ingeschakeld.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de
grootlichtknop ingedrukt te houden. Dit
blijft branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Let op:
• Op dit model is geen aan/uit-
schakelaar voor verlichting aange-
bracht. Het positielicht, achterlicht
en de kentekenplaatverlichting
gaan automatisch branden wanneer
het contact in de stand ON (AAN)
wordt gedraaid.
• De koplamp gaat branden als het
contact in de stand ON (AAN) gezet
wordt.

Algemene informatie
94
Schakelaars linker handgreep -
alleen Canada, Japan en VS
Street Triple R, Street Triple R - LRH
(lage rijhoogte), Street Triple RS
32
4
1
5
1. Modusknop
2. Joystick
3. Claxonknop
4. Richtingaanwijzerschakelaar
5. Grootlichtknop
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het menu voor selectie
van rijmodi geactiveerd op het display.
Door de modusknop herhaaldelijk in te
drukken kan door de beschikbare rijmodi
gescrold worden (zie pagina ).34
Joystickknop
De joystick wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
• Omhoog - van onder naar boven
door het menu scrollen
• Omlaag - van boven naar onder
door het menu scrollen
• Links - naar links door het menu
scrollen
• Rechts - naar rechts door het
menu scrollen
• Midden - indrukken om selectie te
bevestigen
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt
ingedrukt en het contact in de stand ON
(AAN) staat, klinkt de claxon.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
gaat het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer knipperen.
De richtingaanwijzers kunnen handmatig
worden uitgeschakeld. Om de richting-
aanwijzers handmatig uit te schakelen,
duwt u op de richtingaanwijzerschake-
laar en laat u deze in de middenstand los.
Met de functie Motorfiets instellen kan
automatische uitschakeling van de
richtingaanwijzers worden ingesteld, zie
pagina .45
Er zijn twee opties beschikbaar:
Handmatig
De zelfuitschakelfunctie staat uit. De
richtingaanwijzers moeten handmatig
uitgeschakeld worden.

Algemene Informatie
95
Auto
De zelfuitschakelfunctie staat aan.
De richtingaanwijzers worden gedurende
acht seconden plus nog eens 65 meter
ingeschakeld.
Let op:
• Als de motorfiets stopt, blijven de
richtingaanwijzers gedurende de
resterende tijd en afstand
knipperen, tenzij ze handmatig
uitgezet worden.
Grootlichtschakelaar
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimschakelaar op
grootlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor grootlicht
branden.
Schakelaars linker handgreep
Street Triple S, Street Triple S 660cc
cjxy
3
4
1
2
5
1. Modusknop
2. Dagtellerknop
3. Richtingaanwijzerschakelaar
4. Claxonknop
5. Grootlichtknop
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het menu voor selectie
van rijmodi geactiveerd op het display.
Door de modusknop herhaaldelijk in te
drukken kan door de beschikbare rijmodi
gescrold worden (zie pagina ).76
Dagtellerknop
De scrollknop wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
• Dagteller
• Kilometerteller
• Bandspanningscontrolesysteem
(indien gemonteerd).

Algemene informatie
96
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
gaat het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer knipperen.
De richtingaanwijzers kunnen handmatig
worden uitgeschakeld. Om de richting-
aanwijzers handmatig uit te schakelen,
duwt u op de richtingaanwijzerschake-
laar en laat u deze in de middenstand los.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt inge-
drukt en het contact in de stand ON
(AAN) staat, klinkt de claxon.
Grootlichtknop
Wanneer de grootlichtknop wordt inge-
drukt, wordt het grootlicht ingeschakeld.
Door nogmaals op de knop te drukken
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
Let op:
• Op dit model is geen aan/uit-
schakelaar voor verlichting aange-
bracht. Het positielicht, achterlicht
en de kentekenplaatverlichting
gaan automatisch branden wanneer
het contact in de stand ON (AAN)
wordt gedraaid.
• Dit model heeft geen passeer-
functie.
• De koplamp gaat branden als het
contact in de stand ON (AAN) gezet
wordt. De koplamp gaat uit wanneer
de startknop wordt ingedrukt,
totdat de motor start.
Brandstof
Brandstofspecificatie/tanken
Brandstoftype
Uw Triumph-motor is ontworpen voor
loodvrije benzine en levert optimale
prestaties indien het juiste type benzine
wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije
benzine met een octaangehalte van ten
minste 91.
In sommige gevallen moet de motor
gekalibreerd worden. Wend u altijd tot
een erkende Triumph-dealer.
Voorzichtig
Bij gebruik met een onjuiste brandstof
of onjuiste kalibratie van de motor, kan
de motorfiets permanent beschadigd
raken. Zorg altijd voor brandstof van
het juiste type en de juiste kwaliteit.
Schade door gebruik van een onjuiste
brandstof of motorkalibratie wordt niet
beschouwd als fabricagefout en valt
niet onder de garantie.

Algemene Informatie
97
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schadelijke
stoffen. Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan de katalysator onherstelbaar
beschadigd raken indien de brand-
stoftank helemaal of bijna helemaal leeg
wordt gereden. Zorg ervoor dat u altijd
voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Let op:
• Het gebruik van gelode benzine is in
sommige landen, staten of regio's
verboden.
Tanken
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
Benzine (brandstof) is uiterst brand-
baar en kan onder bepaalde omstan-
digheden exploderen. Zet voordat u
gaat tanken de contactschakelaar in
de stand OFF (UIT).
Niet roken.
Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met een
waakvlam.
Vul de tank nooit zo vol, dat het
brandstofpeil in de hals van de vulpijp
stijgt. Warmteopname uit zonlicht of
andere bronnen kan leiden tot
uitzetten en uitlopen van de brandstof,
waardoor brandgevaar ontstaat.
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroor-
zaken, met schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood als gevolg.

Algemene informatie
98
Tankdop
ckad
12
1. Tankdop
2. Sleutel
Om de tankdop te openen moet de klep
die het slot bedekt worden opgetild.
Steek de sleutel in het slot en draai de
sleutel rechtsom.
Om de tankdop af te sluiten, de dop met
de sleutel in het slot op zijn plaats
drukken tot het slot vastklikt. Verwijder
de sleutel en sluit de klep.
Voorzichtig
Het sluiten van de tankdop wanneer de
sleutel niet in het slot zit, leidt tot
beschadiging van de dop, de tank en
het slotmechanisme.
Brandstoftank vullen
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroor-
zaken, met schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brand-
stof vermindert de grip van de band op
de weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke
rijomstandigheden, die kunnen leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Voorzichtig
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstandig-
heden, omdat dit kan leiden tot
verontreiniging van de brandstof.
Verontreinigde brandstof kan
onderdelen van het brandstofsysteem
beschadigen.

Algemene Informatie
99
Vul de brandstoftank langzaam om
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
verder dan tot de onderkant van de
vulpijp. Hierdoor blijft er ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
kan uitzetten door warmteopname uit
de motor of zonlicht.
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
Standaard
Zijstandaard
cjxj
1
1. Zijstandaard
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop de motorfiets kan
worden geparkeerd.
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
beveiliging die voorkomt dat met de
motorfiets kan worden gereden terwijl
de zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de zijstan-
daard uitgeklapt en wijzig nooit iets
aan het interlocksysteem, omdat dit
kan leiden tot gevaarlijke rijomstandig-
heden, met verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval als gevolg.

Algemene informatie
100
Let op:
• Draai wanneer u de zijstandaard
gebruikt de stuurstang volledig
naar links en laat de motorfiets in
de eerste versnelling staan.
Controleer na gebruik van de
zijstandaard of deze volledig is ingeklapt
zodra u op de motorfiets zit en voordat
u gaat rijden.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Rijden op de
motorfiets'.
Zadels
Zadelonderhoud
Voorzichtig
Om schade aan het zadel of de
zadelbekleding te voorkomen, mag u
het zadel niet laten vallen. Plaats het
zadel niet tegen de motorfiets of enig
ander oppervlak waardoor het zadel of
de afdekking beschadigd kan raken.
Plaats het zadel in plaats daarvan met
de zadelafdekking omhoog op een
schone, vlakke ondergrond die is
afgedekt met een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op het zadel
die de zadelbekleding kunnen
beschadigen of vervuilen.
Zie pagina voor informatie over 190
reiniging van het zadel.

Algemene Informatie
101
Bestuurderszadel
cjxd
1. Bevestiging van bestuurderszadel
Om het bestuurderszadel te verwijderen,
verwijdert u het passagierszadel of de
zadelkap (zie pagina ).101
Verwijder de bevestiging aan de
achterkant van het kussen. Daardoor
kan het bestuurderszadel naar boven en
naar achteren worden geschoven om
het volledig van de motorfiets te
verwijderen.
Om het zadel terug te plaatsen, plaatst
u de lip van het bestuurderszadel onder
de brandstoftank en zet u de bevesti-
ging vast met . Monteer het passa9 Nm -
gierszadel of de zadelkap (zie pagina ).101
Waarschuwing
Het bestuurderszadel wordt alleen
goed geborgd en ondersteund als de
bevestiging goed vastzit. Rij nooit op
de motorfiets wanneer de bevestiging
loszit of verwijderd is, omdat het
bestuurderszadel dan niet goed vastzit
en kan gaan bewegen.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Passagierszadel en zadelkap
Let op:
• Dit gedeelte is zowel op het
passagierszadel als op de zadelkap
van toepassing. De zadelkap is
alleen op bepaalde modellen
gemonteerd, of is leverbaar als
accessoire.
cjxc
1
2
1. Zadelslot
2. Passagierszadel
Het slot van het passagierszadel bevindt
zich aan de linkerzijde van achterste
carrosserie, op één lijn met de
montagestang van de voetsteun. Om
het passagierszadel te verwijderen,
steekt u de contactsleutel in het
zadelslot en draait u deze linksom terwijl
u de voorzijde van het zadel omlaag
drukt. Hierdoor komt het passagiers-
zadel los van de vergrendeling en kan
het naar voren worden geschoven om
het volledig van de motorfiets te
verwijderen.

Algemene informatie
102
Waarschuwing
Rij nooit met een motorfiets waarvan
het passagierszadel loszit of verwijderd
is.
Na montage het zadel stevig
beetpakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet. Indien het zadel niet goed
vastzit, komt het los uit het slot. Een
loszittend of losgeraakt zadel kan tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval leiden.
Om het zadel weer te monteren steekt u
de lip van het zadel onder de steun,
plaatst u de geleidepen boven het slot
en drukt u het zadel omlaag om het te
vergrendelen. Wanneer het zadel
helemaal in het zadelslot wordt gedrukt,
is er een duidelijke klik te horen.
1. Geleidepen
2. Slot
3. Beugel
4. Lip
Handleiding en
gereedschapsset
De handleiding bevindt zich onder het
passagierszadel.
De gereedschapsset bevindt zich aan de
onderzijde van het passagierszadel.
De set bevat het volgende gereedschap:
Street Triple S en Street Triple S
660cc
• Schroevendraaier
• Stelgereedschap achtervering (niet
in de gereedschapsset opgeborgen)
• Verlengingshendel (niet in de
gereedschapsset opgeborgen)
• 4 mm inbussleutel
• 5 mm inbussleutel.
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte)
• Schroevendraaier
• Stelgereedschap achtervering (niet
in de gereedschapsset opgeborgen)
• Verlengingshendel (niet in de
gereedschapsset opgeborgen)
• 4 mm inbussleutel
• 5 mm inbussleutel
• Stelgereedschap voorvork
Street Triple R
• Schroevendraaier
• 4 mm inbussleutel
• 5 mm inbussleutel
• Stelgereedschap voorvork.
Street Triple RS
• Schroevendraaier
• 3 mm inbussleutel
• 4 mm inbussleutel
• 5 mm inbussleutel
• Stelgereedschap voorvork.

Algemene Informatie
103
USB-aansluiting
Waarschuwing
De USB-aansluiting is niet waterdicht,
tenzij de waterdichte dop gemonteerd
is. Sluit geen elektronische apparaten
aan als het regent.
Water in de USB-aansluiting kan leiden
tot een elektrisch probleem, wat tot
schade aan de motorfiets, verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval kan leiden.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar alleen in de
stand ON staan als de motor draait,
omdat anders de accu leeg raakt.
Voorzichtig
Zorg dat alle elektronische apparaten
en kabels tijdens het rijden veilig onder
het zadel zijn opgeborgen.
Zorg dat er voldoende ruimte rond
elektronische apparaten overblijft om
het zadel te kunnen sluiten zonder de
apparaten of de motorfiets te
beschadigen.
USB-aansluiting
Via de USB-aansluiting van 5 volt
kunnen elektronische apparaten zoals
mobiele telefoons, camera's en GPS-
apparaten worden opgeladen.
De USB-aansluiting kan tot maximaal
twee ampère worden belast.
Om de USB-aansluiting te kunnen
bereiken, moet het achterzadel of de
zadelkap worden verwijderd, zie
pagina .101

Algemene informatie
104
De USB-aansluiting bevindt zich aan de
rechterkant, naast het zadelslot.
cjxf
1
USB-aansluiting
Verwijder de dop.
Steek de desbetreffende USB-stekker in
de aansluiting.
Let op:
• Adapterkabels worden niet bij de
motorfiets geleverd.
Opbergruimte voor Triumph-
beugelslot (accessoire)
Onder het passagierszadel bevindt zich
een ruimte om het optionele Triumph-
beugelslot in op te bergen (verkrijgbaar
bij uw Triumph-dealer).
Zet het slot als volgt vast:
Plaats het slot in het opbergvak op het
achterspatbord.
Zet het slot vast met de haak en de
spanriem.
Monteer het passagierszadel (zie
pagina ).101
cjwt
1
2
3
1. Remschijfslot
2. Opbergvak achterspatbord
3. Band

Algemene Informatie
105
Tractiecontrole (TC)
Waarschuwing
Tractiecontrole dient niet als vervanging
van een gepaste rijstijl die is afgestemd
op de toestand van de weg en de weer-
somstandigheden. De tractiecontrole
kan niet voorkomen dat wielspin
optreedt als gevolg van:
te hoge snelheid bij het inrijden van
bochten;
accelereren bij een scherpe hellingshoek;
remmen;
Tractiecontrole kan niet voorkomen dat
het voorwiel slipt;
Wanneer een van bovenstaande
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Tractiecontrole helpt de grip op de weg
te behouden tijdens het accelereren op
natte of gladde wegen. Als de sensoren
detecteren dat het achterwiel zijn grip op
de weg verliest (slipt), treedt het tractie-
controlesysteem in werking en wijzigt
het motorvermogen tot de grip van het
achterwiel is hersteld. Het waarschu-
wingslampje van de tractiecontrole
knippert tijdens de werking van het sys-
teem en de bestuurder kan een veran-
dering in het motorgeluid waarnemen.
Let op:
• Tractiecontrole werkt niet in geval
van een storing aan het ABS-
systeem. In dat geval branden de
waarschuwingslampjes voor de ABS
en tractiecontrole en het storings-
lampje.
Instellingen tractiecontrole
Waarschuwing
Probeer de instellingen van de tractie-
controle niet onder het rijden te
wijzigen, omdat dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole. In
dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Zie voor het instellen van de tractie-
controle pagina voor de Street Triple R, 33
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte) en
Street Triple RS, of pagina 68 voor de
Street Triple S en Street Triple S 660cc.
Let op:
• Als de tractiecontrole is uitgescha-
keld, brandt het waarschuwings-
lampje 'TC uitgeschakeld' (zie
pagina 27 of pagina 25).
De tractiecontrole wordt automatisch
ingeschakeld als het contact uit- en ver-
volgens weer ingeschakeld wordt.

Algemene informatie
106
Bandspanningscontrole-
systeem (TPMS) (indien
gemonteerd)
Let op:
• TPMS is als optie leverbaar voor alle
modellen.
Waarschuwing
Het TPMS-systeem ontslaat u niet van
de verplichting dagelijks de band-
spanning te controleren. Controleer de
bandenspanning wanneer de banden
koud zijn en gebruik een nauwkeurige
bandenspanningsmeter (zie pagina ). 171
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van bandspanningen kan
leiden tot verkeerde bandspanningen
en bijgevolg tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Functie
Bandspanningssensoren zijn bij het
voor- en het achterwiel gemonteerd.
Deze sensoren meten de luchtdruk in de
band en verzenden de drukgegevens
naar de instrumenten. Deze sensoren
verzenden de gegevens pas wanneer de
motorfiets harder rijdt dan 20 km/h. In
het weergavegedeelte worden twee
streepjes getoond tot het band-
spanningssignaal is ontvangen.
Op de velg wordt een sticker aange-
bracht om de positie van de band-
spanningssensor aan te geven, vlakbij
het ventiel.
Voor motorfietsen waarop geen band-
spanningscontrolesysteem is gemonteerd:
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) is een accessoire dat door een
erkende Triumph-dealer moet worden
ingebouwd. Het TPMS-display in de
instrumentengroep wordt alleen
ingeschakeld wanneer het systeem
ingebouwd is.
Waarschuwingslampje
bandenspanning (TPMS,
indien gemonteerd)
Let op:
• TPMS is als optie leverbaar voor alle
modellen.
Het waarschuwingslampje voor
de bandenspanning werkt samen met
het bandspanningscontrolesysteem (zie
pagina ).106

Algemene Informatie
107
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandspanning voor
of achter onder de aanbevolen span-
ningswaarde ligt. Het gaat niet branden
wanneer de bandspanning te hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt in het weergavegebied
automatisch het TPMS-symbool getoond
dat aangeeft welke band een te lage
bandspanning heeft met de bijbehorende
bandspanning.
1. Waarschuwingslampje
2. Indicatie bandspanning voor
3. Indicatie bandspanning achter
1 2 3 4
5
1. TPMS-symbool
2. Indicatie voorband
3. Indicatie achterband
4. Waarschuwingslampje bandspanning
5. Bandspanning
De bandspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave niet
(zie pagina ). Zelfs wanneer het 170
digitale display precies of ongeveer de
standaard bandspanning lijkt aan te
geven wanneer het waarschuwings-
lampje brandt, wordt een lage
bandspanning aangegeven. Een lekke
band is dan de meest waarschijnlijke
oorzaak.
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de band-
spanning gaat branden. Rij niet op de
motorfiets tot de banden gecontroleerd
zijn en de juiste bandspanning hebben
in koude toestand.

Algemene informatie
108
Serienummer bandspanningssensor
Het serienummer van de bandenspan-
ningssensor is afgedrukt op een label
dat op de sensor is aangebracht. De
erkende Triumph-dealer kan dit nummer
nodig hebben voor onderhoud of
diagnose.
Wanneer het bandspanningscontrole-
systeem op de motorfiets gemonteerd
wordt, zie er dan op toe dat de erkende
Triumph-dealer de serienummers van de
spanningssensoren van voor- en
achterband in de ruimtes hieronder
noteert.
Bandspanningssensor voor
Bandspanningssensor achter
Bandspanning
De bandspanningen die in uw
instrumentenpaneel worden getoond,
geven de actuele bandspanning weer op
het moment waarop de weergave is
geselecteerd. Dit kan afwijken van de
bandspanning die ingesteld is wanneer
de banden koud zijn, omdat de banden
warmer worden tijdens het rijden,
waardoor de lucht in de band uitzet en
de bandspanning toeneemt. Bij de
koude bandspanningswaarden die door
Triumph worden opgegeven, is hiermee
rekening gehouden.
Eigenaren moeten de bandspanningen
uitsluitend aanpassen wanneer de
banden koud zijn, met behulp van een
nauwkeurige bandspanningsmeter (zie
pagina 171) en mogen niet de
bandspanningsweergave op het
instrumentenpaneel gebruiken.
Waarschuwing
Het bandspanningscontrolesysteem
mag niet worden gebruikt als een
bandspanningsmeter tijdens het
aanpassen van de bandspanningen.
Om de juiste bandspanning te
verkrijgen, moet u de bandspanning
altijd controleren met een nauwkeurige
bandspanningsmeter wanneer de
banden koud zijn (zie pagina ). 171
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van bandspanningen kan
leiden tot verkeerde bandspanningen
en bijgevolg tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.

Algemene Informatie
109
Voorzichtig
Gebruik geen antilekvloeistof of een
ander middel dat vermoedelijk de
luchtstroom naar de openingen van de
TPMS-sensor blokkeert. Verstopping
van de luchtdrukopening van de TPMS-
sensor leidt tot blokkering van de
sensor en bijgevolg tot onherstelbare
schade aan de TPMS-sensor.
Schade door gebruik van antilekvloei-
stof of onjuist onderhoud wordt niet
beschouwd als fabricagefout en wordt
niet gedekt door de garantie.
Laat uw banden altijd door een
erkende Triumph-dealer monteren en
vertel de monteur dat er band-
spanningssensoren op de wielen zijn
gemonteerd.
Vervangende banden
Laat banden altijd vervangen door een
erkende Triumph-dealer en vertel hem
dat er bandspanningssensoren op de
wielen gemonteerd zijn.
Sensorbatterijen
Wanneer de batterijspanning in een
druksensor laag is, wordt LO bAt
(LCD-instrumentendisplay) of LAGE
BATTERIJSPANNING VOOR-/ACHTERBAND
(TFT-instrumentendisplay) weergegeven
en geeft het TPMS-symbool of het be-
richt aan welke wielsensor een lage bat-
terijspanning heeft. Wanneer de batte-
rijen helemaal leeg zijn, worden alleen
strepen op het display weergegeven.
Het rode TPMS-waarschuwingslampje
brandt en het TPMS-symbool knippert
continu. Neem contact op met uw
erkende Triumph-dealer om de sensor te
laten vervangen en het nieuwe serie-
nummer te laten noteren in de daarvoor
bestemde ruimte op pagina .108
Wanneer het TPMS-symbool continu
knippert of wanneer het TPMS-
waarschuwingslampje blijft branden, is
er een storing in het TPMS-systeem.
Neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer om de storing te laten
verhelpen.

Algemene informatie
110
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld
dat tijdens de eerste draaiuren van een
nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de
motor is hoger wanneer de onderdelen
nieuw zijn. Later, wanneer de onder-
delen van de motor zijn 'ingereden',
wordt deze inwendige wrijving aanzienlijk
minder.
Indien de motorfiets gedurende een
zekere periode voorzichtig wordt
ingereden, blijft de uitstoot laag en
worden de prestaties, de brandstof-
besparing en de levensduur van de
motor en de overige onderdelen
geoptimaliseerd.
Tijdens de eerste 800 km:
• Niet met volgas rijden;
• Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen;
• Niet gedurende langere tijd met
één bepaald hoog of laag
motortoerental rijden;
• Niet agressief wegrijden, stoppen of
accelereren, behalve in noodgevallen;
• Niet met een hogere snelheid rijden
dan 3/4 van de topsnelheid.
Van 800 tot 1.500 km:
• Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot
maximaal.
Zowel tijdens als na het inrijden:
• Een koude motor nooit met een
hoog toerental laten draaien;
• De motor nooit overbelasten. Altijd
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor begint te
'protesteren';
• Rijd nooit met onnodig hoge
motortoerentallen. Het inschakelen
van een hogere versnelling heeft
een positieve invloed op het
brandstofverbruik, vermindert het
lawaai en is beter voor het milieu.

Algemene informatie
112
Remblokken voorrem: Controleer of er
voldoende remvoering op alle remblokken
over is (zie pagina ).149
Remvloeistofpeil: Geen remvloeistoflek-
kage. Het remvloeistofpeil in beide
reservoirs dient zich tussen de MAX- en
MIN-markeringen te bevinden (pagina 152).
Voorvork: Soepele werking. Geen lekkage
aan de vorkafdichtingen (pagina ).157
Gasklepbedieningssysteem: Controleer
of de gashendel terugkeert in de statio-
naire stand zonder te blijven hangen
(pagina ).81
Koppeling: Soepele werking en de juiste
kabelspeling (pagina ).143
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir (bij koude motor)
(pagina ).140
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (pagina ).181
Motorstopschakelaar: De stopschakelaar
schakelt de motor uit (pagina ).114
Standaarden: Gaat door veerspanning
terug naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet slap of beschadigd
(pagina ).99

Rijden op de motorfiets
113
RIJDEN OP DE MOTORFIETS
Inhoudsopgave
De motor uitschakelen 114
De motor starten 114
Wegrijden 116
Schakelen 116
Quickshifter 117
Remmen 118
Parkeren 121
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid 123

Rijden op de motorfiets
114
De motor uitschakelen
P
O
F
F
O
N
1
2
3
5
4
1. Motorstopschakelaar (Street Triple S
afgebeeld)
2. Startpositie (Street Triple S afgebeeld)
3. Controlelampje Neutraal
(instrumentendisplay)
4. Stand OFF (UIT)
5. Contactschakelaar
Sluit de gasklep volledig.
Schakel de motor in vrijloop.
Zet de contactschakelaar in de stand
OFF (UIT).
Selecteer de eerste versnelling.
Zet de motorfiets op de zijstandaard op
een stevige, vlakke ondergrond.
Schakel het stuurslot in.
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de contactschake-
laar in de stand OFF (UIT) te zetten. De
motorstopschakelaar is uitsluitend
bedoeld voor gebruik in een noodgeval.
Laat het contact niet ingeschakeld als
de motor is uitgeschakeld. Dit kan
beschadiging van het elektrische
systeem tot gevolg hebben.
De motor starten
P
O
F
F
O
N
1
2
3
5
4
1. Motorstopschakelaar (Street Triple S
afgebeeld)
2. Startpositie (Street Triple S afgebeeld)
3. Controlelampje Neutraal
(instrumentendisplay)
4. Stand ON (AAN)
5. Contactschakelaar
Controleer of de motorstopschakelaar in
de stand RUN (DRAAIEN) staat.
Controleer of de transmissie in neutraal
staat.
Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
Zet de contactschakelaar in de stand
ON (AAN).

Rijden op de motorfiets
117
Let op:
• Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent
dat met elke beweging van het
schakelpedaal slechts één versnel-
ling omhoog of omlaag kan worden
geschakeld.
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere versnel-
ling bij snelheden die te hoge motor-
toerentallen (omw/min) veroorzaken.
Hierdoor kan het achterwiel blokkeren,
wat leidt tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval. Boven-
dien kan motorschade ontstaan. Scha-
kel alleen naar een lagere versnelling
als het toerental laag genoeg is.
Quickshifter
Street Triple RS
Dit model is uitgerust met een
quickshifter die de ontsteking kort
onderbreekt, zodat er kan worden
geschakeld zonder het gas dicht te
draaien of de koppeling in te knijpen.
De quickshifter werkt alleen bij opscha-
kelen en alleen wanneer het motortoe-
rental hoger is dan 2.500 omw/min. Voor
alle andere schakelhandelingen, inclusief
stoppen en optrekken, moet de koppe-
ling worden gebruikt.
De quickshifter werkt niet wanneer de
koppeling wordt gebruikt of wanneer in
de 6e versnelling per ongeluk wordt
geprobeerd op te schakelen. Er moet een
positieve pedaaldruk worden uitgeoefend
om soepel schakelen mogelijk te maken.

Rijden op de motorfiets
118
Remmen
cjxh
1
1. Remhendel voorrem
cjxz
1
1. Rempedaal achterrem
Waarschuwing
DENK BIJ HET REMMEN AAN HET
VOLGENDE:
Laat het gas helemaal los zonder te
ontkoppelen, zodat de motor kan
helpen om de motorfiets af te remmen.
Schakel steeds één versnelling omlaag,
zodat de transmissie in de eerste
versnelling staat wanneer de motorfiets
volledig stil staat.
Gebruik bij het remmen altijd beide
remmen tegelijk. Normaliter moet op de
voorrem iets meer kracht worden
uitgeoefend dan op de achterrem.
Schakel naar een lagere versnelling of
zet de motor in vrijloop om te
voorkomen dat de motor afslaat.
Laat de remmen nooit blokkeren,
omdat dat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Denk bij een noodstop niet aan
neersabelen, maar concentreer u op
het zo hard mogelijk inknijpen en
intrappen van de voor- en achterrem
zonder te slippen. Oefen noodstops op
een terrein zonder verkeer.
Triumph beveelt motorrijders sterk aan
lessen te nemen waarin ook veilig
remmen aan de orde komt. Een
onjuiste remtechniek kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Rijden op de motorfiets
119
Waarschuwing
Wees bij het remmen, accelereren en
het nemen van bochten altijd uiterst
voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid
kan leiden tot verlies van controle en
een ongeval. Het gebruiken van alleen
de voor- of achterrem vermindert de
algehele remkracht. Bijzonder hard
remmen kan blokkeren van een van de
wielen veroorzaken, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval (zie ABS-waarschuwin-
gen hieronder).
Indien mogelijk altijd vóór het inrijden
van een bocht de snelheid terugnemen
of remmen, omdat het terugnemen van
gas of remmen in een bocht wielslip
kan veroorzaken, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Bij rijden in natte of regenachtige
omstandigheden en op losse
wegdekken, wordt het stuur- en
remvermogen sterk verminderd. Onder
deze omstandigheden dienen al uw
acties soepel te verlopen. Plotseling
accelereren, remmen of draaien kan
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Rem bij het afdalen van een steile
helling of bergpas af op de motor door
terug te schakelen en gebruik met
tussenpozen zowel de voorrem als de
achterrem. Door voortdurend te
remmen of alleen de achterrem te
gebruiken kunnen de remmen over-
verhit raken, waardoor ze minder goed
werken. Dat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Door tijdens het rijden uw voet op het
rempedaal of uw handen op de
remhendel te houden, kan het remlicht
ingeschakeld worden, waardoor andere
weggebruikers foutieve informatie
krijgen. Het kan ook oververhitting van
de rem veroorzaken, waardoor de
remwerking achteruitgaat. Dat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Laat de motorfiets niet met
uitgeschakelde motor uitrollen en laat
de motor niet opslepen. De
druksmering van de transmissie werkt
uitsluitend wanneer de motor draait.
Onvoldoende smering kan schade aan
of vastlopen van de transmissie
veroorzaken, wat kan leiden tot
plotseling verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

Rijden op de motorfiets
120
ABS (antiblokkeerremsysteem)
Waarschuwing
ABS helpt te voorkomen dat de wielen
blokkeren, waardoor de effectiviteit van
het remsysteem in noodgevallen en bij
het rijden op gladde oppervlakken
wordt geoptimaliseerd. De mogelijk
kortere remweg die ABS onder
bepaalde omstandigheden mogelijk
maakt, zijn geen alternatief voor goed
rijgedrag.
Houd u altijd aan de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid
en aandacht en verlaag de snelheid
altijd in overeenstemming met de
weers-, weg- en
verkeersomstandigheden.
Let op in bochten. Als de remmen in
een bocht worden gebruikt, kan ABS
het gewicht en de vaart van de
motorfiets niet compenseren. Hetgeen
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Onder bepaalde omstandigheden kan
een motorfiets met ABS een langere
remweg hebben.
Waarschuwingslampje ABS
Wanneer de contactschakelaar
in de stand ON (AAN) wordt gedraaid, is
het normaal dat het ABS-waarschu-
wingslampje gaat knipperen, zie pagina 24
voor de modellen Street Triple R,
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte) en
Street Triple RS, of pagina 63 voor de
modellen Street Triple S en Street Triple S
660cc. Als het ABS-waarschuwingslampje
continu brandt, betekent dit dat de
ABS-functie niet beschikbaar is omdat:
• het ABS uitgeschakeld is door
de bestuurder, zie pagina voor 34
de modellen Street Triple R,
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte)
en Street Triple RS.
• zich in het ABS-systeem een
storing voordoet die onderzocht
dient te worden.
Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS is opgetreden, die nader
moet worden onderzocht.
Let op:
• Normaliter zal de bestuurder de
ABS-werking ervaren als een stevi-
ger gevoel of een pulsatie van de
remhendel en het rempedaal.
Aangezien het ABS geen geïnte-
greerd remsysteem is en het de
voor- en achterrem niet tegelijker-
tijd regelt, kan deze pulsatie kan
voelbaar zijn in de hendel, het
pedaal, of beide.
• Het ABS kan worden geactiveerd
door plotselinge op- of neerwaartse
veranderingen in het wegoppervlak.

Rijden op de motorfiets
121
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een
remsysteem zonder ABS. Rijd niet
langer door dan noodzakelijk wanneer
het controlelampje brandt. Neem bij
een storing zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Waarschuwing
Het ABS-waarschuwingslampje gaat
branden als het achterwiel langer dan
30 seconden met hoge snelheid wordt
aangedreven terwijl de motorfiets op
een standaard staat. Deze reactie is
normaal.
Wanneer het contact is uitgeschakeld
en de motorfiets opnieuw wordt
gestart, gaat het waarschuwingslampje
branden tot de motorfiets een snelheid
van meer dan 30 km/h bereikt.
Waarschuwing
Het ABS-systeem vergelijkt de relatieve
snelheid van het voor- en achterwiel.
Het gebruik van niet-goedgekeurde
banden kan de wielsnelheid
beïnvloeden en de ABS-functie buiten
werking stellen, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval onder omstandigheden
waarbij de ABS normaliter zou werken.
Parkeren
Zet de transmissie in neutraal en draai
de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT).
Selecteer de eerste versnelling.
Schakel het stuurslot in om diefstal te
bemoeilijken.
Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt. Dit is met name
belangrijk wanneer niet op de verharde
weg wordt geparkeerd.
Parkeer op een helling altijd met de
voorzijde naar het hogere gedeelte
gericht, om te voorkomen dat de
motorfiets van de standaard rolt. Zet de
motorfiets in de eerste versnelling om te
voorkomen dat deze wegrolt.
Parkeer op een zijwaartse helling altijd
zo dat de helling de motorfiets vanzelf
naar de zijstandaard toe duwt.
Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend
oppervlak met een helling van meer dan
6° en parkeer nooit met de voorzijde van
de motorfiets naar beneden gericht.

Rijden op de motorfiets
122
Let op:
• Bij parkeren in het donker wanneer
er verkeer in de buurt is, of bij
parkeren op een plaats waar het
gebruik van parkeerlichten wettelijk
verplicht is, dienen het achterlicht,
het kentekenplaatlicht en de
positielichten te blijven branden.
Hiervoor dient de contactschakelaar
in de stand P (PARKEREN) gedraaid
te worden.
Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand P
staan, omdat daardoor de accu leeg
raakt.
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak. Indien de motorfiets
onder deze omstandigheden wordt
geparkeerd, kan deze omvallen met
schade aan eigendommen of persoon-
lijk letsel als gevolg.
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Controleer bij parkeren in
een garage of andere ruimte, of deze
goed geventileerd is en de motorfiets
niet in de buurt staat van vlam- of
vonkbronnen. Hieronder valt ook
apparatuur met een waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet
wordt opgevolgd, kan er brand ontstaan
met schade aan eigendommen of
persoonlijk letsel als gevolg.
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT
op plaatsen waar voetgangers en
kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel
van de motor of het uitlaatsysteem dat
heet is kan brandwonden op de
onbeschermde huid veroorzaken.

Rijden op de motorfiets
123
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits. Het rijden met hoge snelheid is
voorbehouden aan rijders die les
hebben gehad in de technieken die
noodzakelijk zijn voor het rijden met
hoge snelheden en die vertrouwd zijn
met de rijkarakteristieken van de
motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is onder
alle andere omstandigheden gevaarlijk
en kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een
motorfiets zijn bij hoge snelheden
anders dan bij de vertrouwde wettelijke
snelheden. Probeer niet met hoge
snelheid te rijden tenzij u hierin
geoefend bent en beschikt over de
hiervoor noodzakelijke vaardigheden,
aangezien incorrecte bediening tot een
ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat bij
normale snelheden wellicht niet wordt
opgemerkt, kan bij hogere snelheden
aanzienlijk worden verergerd.
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
periodiek onderhoud.
Stuurinrichting
Controleer of het stuur soepel draait,
zonder overmatige speling of klemmen.
Verifieer dat de bedieningskabels het
sturen niet hinderen.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de
motorfiets zijn bevestigd.

Accessoires, passagiers en belading
125
ACCESSOIRES, PASSAGIERS EN BELADING
Accessoires en belading
Toevoeging van accessoires en vervoer
van extra gewicht kunnen het rijgedrag
van de motorfiets nadelig beïnvloeden
doordat de stabiliteit verandert,
waardoor rijden met lagere snelheden
noodzakelijk is. De volgende informatie is
samengesteld als leidraad in verband
met de mogelijke gevaren van
toevoeging van accessoires aan een
motorfiets en het vervoer van
passagiers en extra lading.
Waarschuwing
Onjuiste belading kan onveilige
rijomstandigheden tot gevolg hebben,
die kunnen leiden tot een ongeval.
Zorg er altijd voor dat de vervoerde
lading gelijkmatig over beide zijden van
de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor
dat de lading stevig is vastgebonden,
zodat deze onder het rijden niet kan
bewegen.
Verdeel de last gelijkmatig in elke koffer
(mits gemonteerd). Plaats zware voor-
werpen onderin en tegen de binnenzij-
de van de koffer.
Waarschuwing Vervolg
Controleer regelmatig (maar nooit
onder het rijden) of de lading stevig is
vastgebonden en zorg ervoor dat de
lading niet over de achterzijde van de
motorfiets uitsteekt.
Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen van:
Street Triple S - 195 kg
Street Triple R - 195 kg
Street Triple S 660cc - 195 kg
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte) -
170 kg
Street Triple RS - 195 kg
Dit maximale laadvermogen is het ge-
combineerde gewicht van de bestuur-
der, de passagier, de aangebrachte
accessoires en de lading.
Bij modellen met instelbare vering
moeten de veervoorspanning en de
demping voor en achter overeenkomen
met de beladingstoestand van de
motorfiets (zie het gedeelte over
afstelling van de vering).

Accessoires, passagiers en belading
127
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat
hij of zij verlies van controle over de
motorfiets kan veroorzaken door
plotselinge bewegingen te maken of
een verkeerde zitpositie in te nemen.
De bestuurder moet de passagier als
volgt instrueren:
Het is belangrijk dat de passagier
onder het rijden stil zit en de werking
van de motorfiets niet belemmert.
De passagier moet zijn of haar voeten
op de passagiersvoetsteunen houden
en zich stevig vasthouden aan de
zadelbeugel of het middel of de heupen
van de bestuurder.
Vertel de passagier hoe hij of zij tegelijk
met de bestuurder in de bochten moet
overhellen, en niet mag overhellen
tenzij de bestuurder dit ook doet.
Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet
lang genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is
om de voetsteunen te bereiken, kan
niet stevig op de motorfiets zitten en
kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het remver-
mogen van een motorfiets worden
beïnvloed door de aanwezigheid van
een passagier. De bestuurder dient
rekening te houden met deze verande-
ringen wanneer hij een passagier
vervoert. Het vervoeren van een pas-
sagier wordt afgeraden indien de
bestuurder geen les heeft gehad in het
vervoeren van een passagier en de
veranderingen in rijkarakteristieken die
dit met zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een
passagier, kan verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval het
gevolg zijn.

Accessoires, passagiers en belading
128
Waarschuwing
Probeer nooit voorwerpen op te bergen
tussen het frame en de brandstoftank.
Dit kan het stuurvermogen belemmeren
en verlies van controle over de motor-
fiets veroorzaken, wat leidt tot een
ongeval.
Het bevestigen van gewicht aan het
stuur of de voorvork verhoogt de
massa van de stuurinrichting en kan
leiden tot verlies van stuurcontrole en
een ongeval.
Waarschuwing
Vervoer geen dieren op uw motorfiets.
Een dier kan plotselinge en onver-
wachte bewegingen maken die kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Als het passagierszadel of het
bagagerek (indien gemonteerd) wordt
gebruikt om kleine voorwerpen te
vervoeren, mogen ze in totaal
maximaal een gewicht dragen van 3 kg.
Dit totale gewicht (op het zadel en
bagagerek samen) mag de besturing
van de motorfiets niet hinderen, moet
stevig bevestigd zijn en mag niet
voorbij de zijkant of de achterzijde van
de motorfiets uitsteken.
Het vervoeren van voorwerpen die
zwaarder wegen dan hiervoor vermeld,
die niet goed zijn bevestigd, de
besturing van de motorfiets hinderen
of uitsteken voorbij de zijkant of
achterzijde van de motorfiets, kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen
correct aangebracht zijn op de
achterste zitplaats, moet de
maximumsnelheid van de motorfiets
worden beperkt tot 130 km/h.

Onderhoud
129
ONDERHOUD
Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud 132
Onderhoudsschema 134
Motorolie 136
Oliepeil inspecteren 136
Olie verversen en oliefilter vervangen 137
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren 138
Oliespecificatie en -kwaliteit 139
Koelsysteem 139
Koelvloeistofpeil inspecteren 140
Koelvloeistofpeil corrigeren 141
Koelvloeistof verversen 141
Gasklepbediening 142
Gashendel inspecteren 143
Koppeling 143
Koppeling inspecteren 143
Koppeling afstellen 144
Aandrijfketting 145
Kettingsmering 145
Inspectie van de kettingspeling 146
Kettingspeling afstellen 146
Inspectie op slijtage aan de aandrijfketting en het kettingwiel 147
Remmen 149
Slijtage-inspectie voorrem 149
Slijtage-inspectie achterrem 150
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven 150
Schijfremvloeistof 151
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren 152
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren 153
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren 154
Remlichtschakelaars 154
Spiegels 155
Inspectie van de vering en stuurinrichting 156
Stuurinrichting/wiellagers 156
Wiellagers inspecteren 156
Voorwielophanging - Voorvork inspecteren 157
Stuurinrichting inspecteren 158

Onderhoud
130
Vering afstellen 159
Afstelling voorvering 159
Instelschema voorvering 159
Voorspanning voorvering afstellen 160
Terugvering en compressiedemping voorvering instellen 160
Instelschema voorvering 161
Instelschema voorvering 161
Voorspanning voorvering afstellen 162
Terugvering en compressiedemping voorvering instellen 162
Instellingen achtervering 163
Instelschema achtervering 163
Terugveringsdemping achtervering instellen 164
Compressiedemping achtervering instellen 164
Instelschema achtervering 165
Terugveringsdemping achtervering instellen 165
Compressiedemping achtervering instellen 166
Instelschema achtervering 166
Voorspanning achtervering instellen 167
Compressiedemping achtervering instellen 167
Instelschema achtervering 168
Voorspanning achtervering instellen 168
Hellingshoekindicators 169
Banden 170
Bandtype 170
Bandspanning 171
Bandspanningscontrolesysteem (indien gemonteerd) 171
Bandenslijtage 171
Aanbevolen minimale profieldiepte 172
Banden vervangen 173
Bandspanningscontrolesysteem (alleen bij modellen met TPMS) 175
Elektrische installatie 175
Accu 175
Accu verwijderen 176
Accu afvoeren 176
Accuonderhoud 177
Accuontlading 177
Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets 178
Accu opladen 178
Accu plaatsen 179
Zekeringdoos 180

Onderhoud
131
Zekeringoverzicht 180
Koplampen 181
Koplamp afstellen 182
Gloeilamp van de koplamp vervangen 183
Knipperlichten - Gloeilamp vervangen 184
Achterlicht 185
Kentekenplaatverlichting 185

Onderhoud
144
Koppeling afstellen
Draai de stelbus tot de juiste mate van
speling in de koppelingshendel is bereikt.
Controleer of de koppelingshendel
2 - 3 mm speling heeft.
Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.
1
2 - 3 mm
2
cggr
3
1. Koppelingshendel
2. Stelbus (borgmoer helemaal losgedraaid)
3. Juiste speling 2-3 mm
Als de juiste afstelling niet met de
stelbus aan de hendel kan worden
bereikt, dient de stelmoer aan de
onderkant van de kabel te worden
gebruikt.
Draai de borgmoer van het stel-
mechanisme los.
Draai de stelbus voor de buitenkabel tot
de speling aan de koppelingshendel
2 - 3 mm bedraagt.
Draai de borgmoer vast met 3,5 Nm.
cjxg
2
1
1. Stelmoeren
2. Buitenkabel koppeling

Onderhoud
153
Remvloeistofpeil voorrem
inspecteren en corrigeren
Street Triple S en Street Triple S
660cc
2
1
1. Remvloeistofreservoir voorrem,
bovenste peilmarkering
2. Onderste peilmarkering
Het remvloeistofpeil in de reservoirs
dient zich tussen de bovenste en de
onderste markeringen te bevinden
(indien de reservoirs zich in horizontale
stand bevinden).
Om het vloeistofpeil te corrigeren, de
schroeven in de dop losdraaien en de
dop met membraandichting verwijderen.
Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
vloeistof uit een verzegelde fles.
Plaats de dop terug op het reservoir en
let daarbij op dat de membraandichting
correct tussen de dop en het reservoir
is geplaatst.
Draai de schroeven in de kap vast met
1 Nm.
Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van het
vloeistofpeil in een van beide reservoirs
heeft plaatsgevonden, dient u uw
erkende Triumph-dealer te raadplegen
voordat u gaat rijden. Rijden op een
motorfiets met een te laag
remvloeistofpeil of remvloeistoflekkage
is gevaarlijk en leidt tot een afname van
de remkracht, die op zijn beurt kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

Onderhoud
158
Controleer als volgt of de vork soepel
beweegt:
• Zet de motorfiets op een vlakke
ondergrond.
• De handgrepen vasthouden, de
voorremhendel aantrekken en de
vork een paar keer op en neer
pompen.
Indien u stroefheid of overmatige
stugheid constateert, dient een erkende
Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
Stuurinrichting inspecteren
Balhoofdlagers (stuurinrichting) smeren
en controleren overeenkomstig de eisen
van het periodieke onderhoud.
Let op:
• Inspecteer de wiellagers altijd
gelijktijdig met de lagers van de
stuurinrichting.
Lagers van de stuurinrichting
(balhoofdlagers) op speling
controleren
Stuurinrichting op speling controleren
Inspectie
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke
ondergrond.
Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
Ga aan de voorzijde van de motorfiets
staan, pak de voorvorkpoten onderaan
vast en probeer ze naar voren en
achteren te bewegen.
Indien er speling wordt geconstateerd in
de lagers van de stuurinrichting
(balhoofdlagers), dient een erkende
Triumph-dealer deze te inspecteren en
te corrigeren voordat u gaat rijden.
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
onjuist afgestelde of defecte lagers van
de stuurinrichting (balhoofdlagers) is
gevaarlijk en kan tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval leiden.
Verwijder de steun en zet de motorfiets
op de zijstandaard.

Onderhoud
164
Terugveringsdemping achtervering
instellen
Street Triple RS
De stelschroef voor de terugverings-
demping bevindt zich onder aan de ach-
terschokdemper, aan de linkerzijde van
de motorfiets.
Om de afstelling voor terugveringsdem-
ping te wijzigen, draait u de stelschroef
rechtsom om de terugveringsdemping
te verhogen en linksom om deze te ver-
lagen.
cjyd
1
1. Stelschroef
Let op:
• De motorfiets wordt af fabriek gele-
verd met de terugveringsdemping
en compressiedemping ingesteld op
Weg, zoals getoond in het betref-
fende afstelschema voor de vering
(zie pagina 163).
Compressiedemping achtervering
instellen
Street Triple RS
De stelschroef voor de compressiedem-
ping bevindt zich naast het reservoir van
de achterschokdemper .
Als u de instelling van de compressie-
demping wilt wijzigen, draait u de
stelschroef rechtsom om deze te
verhogen en linksom om deze te
verlagen.
cjyp
1
1. Stelschroef
Let op:
• De motorfiets wordt af fabriek gele-
verd met de terugveringsdemping
en compressiedemping ingesteld op
Weg, zoals getoond in het betref-
fende afstelschema voor de vering
(zie pagina 163).

Onderhoud
166
Compressiedemping achtervering
instellen
Street Triple R
De stelschroef voor de compressie-
demping bevindt zich naast het
reservoir van de achterschokdemper .
Als u de instelling van de compressie-
demping wilt wijzigen, draait u de
afsteller met de sleuven met de klok
mee om deze te verhogen en tegen de
klok in om deze te verlagen.
cjxu
1
1. Stelschroef
Let op:
• De motorfiets wordt af fabriek
geleverd met de terugverings-
demping en compressiedemping
ingesteld op Weg, zoals getoond in
het betreffende afstelschema voor
de vering (zie pagina 165).
Instelschema achtervering
Street Triple R - LRH (lage rijhoogte)
Achter
Belasting Veer
Voorspanning
Compressie-
demping 1
Solo
rijden
Track Min. 0,25
Sport Min. 0,75
Weg Min. 2
Comfort Min. 2,75
Bestuurder en
passagier
Max. 0,25
1
Aantal slagen van de afsteller linksom vanuit de
uiterste stand rechtsom.
Let op:
• Deze tabel is slechts bedoeld als
richtlijn. De instelling kan aan het
gewicht van de motorrijder en
persoonlijke voorkeuren worden
aangepast. Zie de volgende pagina's
voor informatie over het afstellen
van de voorvork.
Produkt Specifikationer
Mærke: | Triumph |
Kategori: | Motor |
Model: | Street Triple RS (2019) |
Har du brug for hjælp?
Hvis du har brug for hjælp til Triumph Street Triple RS (2019) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig
Motor Triumph Manualer

14 Oktober 2024

13 Oktober 2024

5 September 2024

3 September 2024

3 September 2024

2 September 2024

1 September 2024

25 August 2024

19 August 2024

17 August 2024
Motor Manualer
- Motor Honda
- Motor BMW
- Motor Juki
- Motor Husqvarna
- Motor Aprilia
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Mitsubishi
- Motor Yamaha
- Motor Kettler
- Motor Texas
- Motor Reebok
- Motor Suzuki
- Motor Emco
- Motor Piaggio
- Motor KTM
- Motor Danfoss
- Motor Kawasaki
- Motor ELAC
- Motor Ducati
- Motor Bajaj
- Motor GasGas
- Motor Indian
- Motor Hero
- Motor BodyCraft
- Motor Cagiva
- Motor Beta
- Motor Joy-It
- Motor Hyosung
- Motor Mash
- Motor Benelli
- Motor Victory
- Motor Sherco
- Motor Harley Davidson
- Motor Moto Guzzi
- Motor Derbi
- Motor SMC
- Motor Ridley
- Motor Royal Enfield
- Motor Zero
- Motor MV Agusta
- Motor Mahindra
- Motor CRRCpro
Nyeste Motor Manualer

15 Januar 2025

10 Januar 2025

8 Januar 2025

8 Januar 2025

2 Januar 2025

31 December 2025

31 December 2025

31 December 2025

31 December 2025

30 December 2025