Triumph Tiger 1200 XRT (2019) Manual

Triumph Motor Tiger 1200 XRT (2019)

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Triumph Tiger 1200 XRT (2019) (254 sider) i kategorien Motor. Denne guide var nyttig for 6 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/254
Gebruikershandleiding
Tiger 1200 XR (alle modellen),
Tiger XC (alle modellen),
Tiger Alpine en Tiger Desert1200 1200
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfiets(en) Tiger 1200 XR (alle
modellen), Tiger XC (alle modellen), Tiger Alpine en Tiger Desert. Bewaar 1200 1200
deze gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en raadpleeg de informatie
indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 11.2019 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3850059-NL versie 1
1
2
Inhoudsopgave
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u in het geval van grotere hoofdstukken een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord 3
Veiligheid voorop 7
Waarschuwingslabels 16
Onderdelenoverzicht 18
Serienummers 23
Instrumenten 25
Algemene informatie 101
Rijden op de motorfiets 153
Accessoires, lading en passagiers 175
Onderhoud 181
Reiniging en stalling 229
Specificaties 239
Index 245
Goedkeuringsinformatie 251
Voorwoord
3
Voorwoord
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtig-
heid en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die bescha-
diging of vernieling van apparatuur
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet strikt worden opgevolgd.
Let op
Dit opmerkingssymbool geeft punten
van speciaal belang voor efficiëntere en
gemakkelijkere bediening aan.
Waarschuwingslabels
Bovenstaand symbool
wordt op bepaalde plaatsen op de
motorfiets weergegeven. Het symbool
betekent VOORZICHTIG: RAADPLEEG
DE HANDLEIDING en wordt gevolgd
door een grafische voorstelling van het
betreffende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven rele-
vante instructies te raadplegen.
Zie pagina 16 voor meer informatie
over de locatie van alle labels met dit
symbool. Dit symbool wordt zo nodig
ook weergegeven op de pagina's met de
relevante informatie.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te garanderen,
dient het onderhoud te worden uitge-
voerd door een erkende Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www. triumph. co. uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distribu-
teur in uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde erkende Triumph-dealer.
De adressen zijn ook vermeld in het bij
deze handleiding geleverde onderhouds-
boekje.
Veiligheid voorop
10
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de berijder en de passagier
(bij modellen waarop een passagier
vervoerd mag worden) altijd geschikte
kleding te dragen, waaronder valhelm,
oogbescherming, handschoenen,
laarzen, broek (nauw aansluitend rond
de knieën en de enkels) en een felge-
kleurd jack.
Tijdens off-the-roadgebruik (op
modellen die geschikt zijn voor
off-the-roadgebruik), moet de rijder
altijd geschikte kleding dragen, inclu-
sief broek en laarzen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk.
Hoewel volledige bescherming niet
mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico
op verwondingen tijdens het rijden
verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belang-
rijkste uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel.
Uw valhelm en die van uw passagier
dienen met zorg te worden gekozen
en comfortabel en stevig om het
hoofd te passen. Een felgekleurde
helm verhoogt de zichtbaarheid van
de rijder (of passagier) voor andere
weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een goedge-
keurde beschermende bril voor beter
zicht en ter bescherming van uw ogen.
Veiligheid voorop
11
Rijden
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien
u moe bent of onder invloed verkeert
van alcohol of andere verdovende
middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een motor-
fiets rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende middelen
verkeert, vermindert het vermogen
van de berijder om de motorfiets
onder controle te houden waardoor
een ongeval kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen.
Het zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan gerech-
telijke vervolging tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtech-
nieken die nodig zijn om een rijbewijs
te halen, is gevaarlijk en kan leiden tot
verlies van de controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde bescher-
mende uitrusting.
Onthoud dat een motorfiets bij een
ongeval minder bescherming biedt dan
een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Veiligheid voorop
12
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan externe factoren die een ongeval
kunnen veroorzaken. Deze factoren
zijn onder andere:
- windstoten van passerende voer-
tuigen
- gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
- slecht weer
- fouten van de bestuurder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient het voertuig
onder controle te houden door te
allen tijde de handen aan het stuur te
houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
indien de rijder het stuur loslaat, wat
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De rijder en de passagier dienen
tijdens het rijden altijd de voetsteunen
te gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt voor zowel de bestuurder als
de passagier het risico op onbedoeld
contact met onderdelen van de
motorfiets verminderd. Ook de kans op
verwondingen doordat kledingstukken
vast komen te zitten neemt op die
manier af.
Veiligheid voorop
13
Parkeren
Waarschuwing
Schakel de motor altijd uit en neem de
sleutels uit het contactslot, voordat u
de motorfiets zonder toezicht achter-
laat. Door het verwijderen van de
contactsleutels wordt het risico van
gebruik door onbevoegde en oner-
varen personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
Zet de motorfiets in de eerste versnel-
ling om te voorkomen dat hij van de
standaard rolt.
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT
op plaatsen waar voetgangers, dieren
en/of kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
Parkeer nooit op een zachte onder-
grond of op een hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofd-
stuk 'Het berijden van de motorfiets' in
deze gebruikershandleiding.
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires en
aanpassingen voor een Triumph-mo-
torfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor
het noodzakelijk is om het elektrische
of het brandstofsysteem te demon-
teren, of hierop uitbreidingen aan
te brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-goedge-
keurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen aanspra-
kelijkheid voor gebreken die zijn
veroorzaakt door het aanbrengen
van niet-goedgekeurde onderdelen,
accessoires of wijzigingen of door het
aanbrengen van goedgekeurde onder-
delen, accessoires of wijzigingen door
onbevoegd personeel.
Veiligheid voorop
15
Deze pagina is met opzet blanco gelaten
Waarschuwingslabels
16
Waarschuwingslabels
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels duiden op belangrijke veilig-
heidsinformatie in deze gebruikershandleiding. Zie erop toe dat iedereen die op de
motorfiets gaat rijden, vooraf alle informatie waarop deze labels betrekking hebben,
heeft begrepen en nageleefd.
Ter illustratie wordt hier de motorfiets Tiger 1200 XR weergegeven.
Locaties van de waarschuwingslabels
MAX LOAD
5 kg (11 lbs)
6
5
4
3
2
N
1
1
2
R.P.M.
3 4
5 6
100 KM/H
(60 MPH)
MAX
M S
+
7
1. Koplamp (pagina 223)
2. Koelvloeistof (pagina 190)
3. Sneeuw- en modderbanden (pagina 239
4. Inrijden (pagina 150)
5. Versnellingsstand (pagina 160)
6. Banden (pagina 208)
7. Koffers (indien gemonteerd) (pagina 144)
Waarschuwingslabels
17
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroor-
zaken aan lakwerk of carrosserie.
P
b
1
245
6 7
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
DAGLIG SÄKERHETSKONTROLL
行前点検
3
RON/ROZ min.95 91
E5 E10
3900691
Unleaded fuel only
Carburant sans plomb
Gasolina sin plomo
Bleifreies Benzin
Endast blyfri bensin
Benzina senza piombo
Ongelode Brandstof
Combustival sem schumbo
1. Motorolie (pagina )187
2. Loodvrije brandstof (pagina 129)
3. E5- en E10-brandstof (indien aanwezig)
(pagina 129)
4. Helm (pagina 10)
5. Windscherm (pagina 132)
6. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina 151)
7. Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
(indien gemonteerd) (pagina 125)
Onderdelenoverzicht
18
Onderdelenoverzicht
1 2 3 4 5 6 9 10
20 19 18 17 16 15 13 12 11
8
14
7
1. Koplamp
2. Richtingaanwijzer voor
3. Accessoire-aansluiting
4. Brandstoftank en tankdop
5. Schakelaar verwarmd bestuurderszadel
uitsluitend op (Tiger 1200 XR)
6. Accu en zekeringkasten (onder het zadel)
7. Schakelaar verwarmd passagierszadel
(indien gemonteerd)
8. USB-aansluiting (onder het zadel)
9. Accessoire-aansluiting (indien
gemonteerd)
10. Richtingaanwijzer achter
11. Achterremklauw
12. Achterremschijf
13. Middenbok (indien gemonteerd)
14. Stelschroef voor demper achtervering
(uitsluitend op Tiger 1200 XR)
15. Zijstandaard
16. Schakelpedaal
17. Koelvloeistofexpansietank
18. Radiateurkap
19. Remklauw voorrem
20. Remschijf voorrem
Onderdelenoverzicht
19
Onderdelenoverzicht (vervolg)
123 4 7
6
13 12 11 10 9 814
5
1. Achterlicht
2. Vloeistofreservoir achterrem
3. Olievuldop
4. Spiegel
5. Stelschroeven dempers voorvering
(uitsluitend op Tiger 1200 XR)
6. Windscherm
7. Koplampafstelling
8. Mistlichten voor (indien gemonteerd)
9. Voorvork
10. Kijkglas motoroliepeil
11. Rempedaal achterrem
12. Stelschroef voorbelasting achtervering
(modelafhankelijk)
13. Geluiddemper
14. Zadelslot
Onderdelenoverzicht
21
Onderdelen in blikveld bestuurder
Alle modellen behalve Tiger 1200 XR
ckcx
1 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12
17181920 1316 14
8
15
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Schakelaar zadelverwarming (indien
gemonteerd)
4. Mistlichtschakelaar voor (indien
gemonteerd)
5. Regelschakelaar cruisecontrol
6. Modusknop
7. Koppelingsvloeistofreservoir
8. Multifunctioneel display
9. Hoofdschakelaar (indien gemonteerd)
10. Vloeistofreservoir voorrem
11. Schakelaar alarmknipperlichten
12. Remhendel voorrem
13. Start-stopschakelaar motor
14. HOME-knop
15. Joystickknop
16. Accessoire-aansluiting
17. Richtingaanwijzerschakelaar
18. Claxonknop
19. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
20. Schakelaar handvatverwarming (indien
gemonteerd)
Onderdelenoverzicht
22
Deze pagina is met opzet blanco gelaten
Serienummers
23
Serienummers
Voertuigidentificatienummer (VIN)
1
2
1. Voertuigidentificatienummer
2. Label
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
in het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen. Het staat ook op een label
dat aan de rechterkant van het voorste
subframe is aangebracht.
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
1
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct onder
de versnellingsbak in het motorcarter
geslagen.
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.
Serienummers
24
Deze pagina is met opzet blanco gelaten
Instrumenten
25
Instrumenten
Overzicht
instrumentendisplays
Er bestaan twee typen instrumen-
tendisplays, die op afzonderlijke
motorfietsmodellen worden gemonteerd.
Alle modellen behalve Tiger 1200 XR
Alle modellen behalve Tiger 1200 XR
zijn uitgerust met een digitaal TFT-in-
strumentendisplay (TFT = Thin Film
Transistor) in full colour.
ODOMETER
0
MILES
TFT-instrumentendisplay (Thin Film
Transistor)
Voor meer informatie over het TFT-in-
strumentendisplay en de functies ervan,
zie pagina 26.
Uitsluitend op Tiger 1200 XR-modellen
Uitsluitend de Tiger 1200 XR-modellen
zijn uitgerust met een LCD-instrumen-
tendisplay (LCD = Liquid Crystal Display).
LCD-instrumentendisplay (Liquid Crystal
Display)
Voor meer informatie over het LCD-in-
strumentendisplay en de functies ervan,
zie pagina 67.
Instrumenten
27
Lay-out instrumentenpaneel
Het TFT-instrumentendisplay wordt toegepast op alle modellen, met uitzondering
van de Tiger 1200 XR. Niet alle instrumentfuncties zijn beschikbaar op alle modellen.
1. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
2. Waarschuwingslampjes
3. Snelheidsmeter
4. Toerenteller
5. Richtingaanwijzer rechts
6. Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd)
7. Waarschuwingslampje oliedruk
8. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
9. Symbool van de versnellingsstand
10. Klok
11. Brandstofmeter
12. Informatievak
13. Omgevingsluchttemperatuur
14. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
15. Waarschuwingslampje ABS
16. Waarschuwingslampje grootlicht
17. Richtingaanwijzer links
18. Huidige rijmodus
Instrumenten
28
Thema's en stijlen van TFT-display
De stijl van de instrumentendisplays kan
worden gewijzigd.
Afhankelijk van het model motorfiets
zijn een of twee thema's beschikbaar.
In elk thema kan een keuze worden
gemaakt uit drie verschillende stijlen.
Om een thema of een stijl te selecteren,
zie pagina 58.
Stijlen kunnen ook geselecteerd worden
in het vak Stijlopties, zie pagina .47
Thema 1, Stijl 1 wordt in deze gebrui-
kershandleiding als voorbeeld gebruikt.
Thema 1
Thema 1 Stijl 1
Navigatie in het display
De onderstaande tabel geeft een
beschrijving van de pictogrammen
en knoppen die gebruikt kunnen
worden om door de in deze handleiding
beschreven instrumentenmenu's te
navigeren.
Homeknop (rechter schake-
laarbehuizing).
m
Modusknop (linker schake-
laarbehuizing).
Joystick links/rechts of
omhoog/omlaag.
Joystick midden (indrukken).
Selectiepijltje (rechterkant
afgebeeld).
Informatievenster - links/
rechts scrollen met joystick.
Informatievenster - omhoog/
omlaag scrollen met joystick.
Optie beschikbaar in het
informatievenster - omhoog/
omlaag scrollen met joystick.
Joystick kort indrukken
(indrukken en loslaten) in de
middelste stand.
Joystick lang indrukken
(ingedrukt houden) in de
middelste stand.
Huidige functie resetten
(alleen beschikbaar bij lang
indrukken van de joystick).
Instrumenten
29
Waarschuwingslampjes
Let op
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld, lichten de waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel 1,5 seconde
op en gaan vervolgens weer uit (behalve
de lampjes die blijven branden tot de
motor wordt gestart, zoals beschreven
op de volgende pagina's).
Zie pagina 43 voor aanvullende waar-
schuwings- en informatieberichten.
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem
licht op wanneer het contact
wordt ingeschakeld (om aan
te geven dat het systeem werkt), maar
mag niet gaan branden wanneer de
motor draait.
Als de motor loopt en er een storing
is in het motormanagementsysteem,
brandt de MIL en begint het alge-
mene waarschuwingssymbool te
knipperen. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar
de 'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofver-
bruik negatief beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden veroor-
zaken, die kunnen leiden tot verlies
van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op
Als het storingslampje knippert wanneer
het contact wordt ingeschakeld, neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze situatie
te verhelpen. Onder deze omstandig-
heden zal de motor niet starten.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat
het waarschuwingslampje
lage oliedruk branden.
Instrumenten
30
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien
het waarschuwingslampje lage olie-
druk gaat branden. De motor niet
opnieuw starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Let op
Het waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden als het contact wordt
ingeschakeld en de motor niet draait.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is uitgerust
met een startonderbreker die geacti-
veerd wordt wanneer het contact wordt
uitgeschakeld.
Zonder alarm
Wanneer het contact is uitgeschakeld,
knippert het lampje van de starton-
derbreker gedurende 24 uur om aan
te geven dat de startonderbreker
ingeschakeld is. Wanneer het contact
wordt ingeschakeld, worden de star-
tonderbreker en het controlelampje
uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de starton-
derbreker/alarminstallatie gaat alleen
branden wanneer is voldaan aan
de voorwaarden zoals beschreven
in de instructies van de originele
Triumph-alarminstallatie (accessoire).
Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, is het normaal dat
het waarschuwingslampje voor
het ABS-systeem gaat knipperen. Het
lampje blijft knipperen nadat de motor
gestart is, totdat de motorfiets een
snelheid van meer dan 10 km/h heeft
bereikt, waarna het lampje dooft.
Let op
Tractiecontrole werkt niet bij een
storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Het waarschuwingslampje mag pas
weer gaan branden als de motor weer
wordt gestart, tenzij er een storing is
of het ABS uitgeschakeld is; in dat geval
blijft het waarschuwingslampje branden.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS-systeem is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Instrumenten
31
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsys-
teem zonder ABS. Rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
waarschuwingslampje brandt. Neem
zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer, om de storing
te laten inspecteren en verhelpen. In
deze situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
wat kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat
het tractiecontrolesysteem
actief is en bezig is om slippen
van het achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op natte of gladde wegen.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt,
moet voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Als tractiecontrole is ingeschakeld:
Onder normale rijomstandigheden
blijft het tractiecontrolelampje uit.
Het tractiecontrolelampje knippert
snel wanneer het tractiecontro-
lesysteem in werking is om slippen
van het achterwiel te beperken bij
snelle acceleratie of op een natte of
gladde weg.
Als tractiecontrole is uitgeschakeld:
Het controlelampje brandt niet.
In plaats daarvan gaat het waar-
schuwingslampje 'TC uitgeschakeld'
branden.
Instrumenten
32
Let op
Tractiecontrole werkt niet in geval van
een storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje
voor uitgeschakelde TC mag
alleen gaan branden bij een
storing of als de tractiecon-
trole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op
enig ander moment onder het rijden
gaat branden, betekent dit dat er een
storing met het tractiecontrolesysteem
is opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
Lampje cruisecontrol
Cruisecontrol kan alleen
worden ingeschakeld wanneer
de motorfiets een snelheid
heeft tussen 30 en 160 km/h
en in de derde versnelling of hoger
staat. Wanneer cruisecontrol is inge-
schakeld, brandt het bijbehorende
lampje.
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwingslampje Triumph
semi-actieve vering (TSAS)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, brandt het waar-
schuwingslampje gedurende
1,5 seconde en gaat daarna uit.
Het waarschuwingslampje heeft twee
modi:
Kalibratie
Het TSAS-systeem herkalibreert de
afstelmotoren onder de volgende
omstandigheden:
Als de accu om een bepaalde reden
wordt losgekoppeld.
Als er tijdens normaal bedrijf een
storing optreedt in het TSAS-sys-
teem.
Tijdens de herkalibratie van het systeem
knippert het waarschuwingslampje
tweemaal per seconde en verschijnt een
bericht op het display.
Instrumenten
33
Opnieuw kalibreren kan alleen gedaan
worden wanneer de motorfiets stilstaat.
Wanneer de motorfiets gaat rijden stopt
de herkalibratie en blijft het waarschu-
wingslampje branden.
Storing
Een waarschuwingslampje dat continu
of op een ander moment brandt, duidt
op een van de volgende situaties:
De herkalibratie van het systeem is
onderbroken. Laat het systeem een
herkalibratie uitvoeren.
Er is een storing in het systeem
opgetreden dat onderzoek vereist.
Er verschijnen waarschuwingen
in het display. Laat het systeem
een herkalibratie uitvoeren. Als
de storing na de herkalibratie nog
steeds aanwezig is, moet u zo snel
mogelijk contact opnemen met
een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
De volledige beschrijving van de
Triumph semi-actieve vering (TSAS) en
de systeemkalibratie is te vinden vanaf
pagina 121.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwij-
zerschakelaar naar links of
naar rechts wordt gedraaid,
knippert het waarschuwings-
lampje van de richtingaanwijzer in
hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer
zelf.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.
Grootlichtlampje
Wanneer de grootlichtknop
wordt ingedrukt, wordt het
grootlicht ingeschakeld. Door
nogmaals op de knop te
drukken wordt het dimlicht weer inge-
schakeld.
Let op
Als de motorfiets voorzien is van
dagrijlicht, heeft de grootlichtknop extra
functionaliteit.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de groot-
lichtknop ingedrukt te houden. Dit blijft
branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Let op
Op dit model is geen aan/uit-schake-
laar voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de kentekenplaatverlich-
ting gaan automatisch branden wanneer
het contact wordt ingeschakeld.
De koplamp gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld. De koplamp
gaat uit wanneer de startknop wordt
ingedrukt, totdat de motor start.
Instrumenten
34
Dagrijlichten (DRL)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor dagrijlicht branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 111.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de verkeerssitu-
atie het gebruik van grootlicht mogelijk
maakt.
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het waarschuwingslampje voor
het brandstofniveau gaat
branden wanneer er nog circa
3,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd)
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden-
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Let op
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) kan op sommige modellen
worden geleverd als optie.
Het TPMS-waarschuwings-
lampje gaat alleen rood
branden wanneer de
bandenspanning voor of
achter onder de aanbevolen spannings-
waarde ligt, of wanneer geen signaal
wordt ontvangen. Het gaat niet branden
wanneer de bandenspanning te hoog is.
Zie pagina 125 voor meer informatie.
Instrumenten
35
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt in het weergavegebied
automatisch het TPMS-symbool getoond
dat aangeeft welke band een te lage
bandspanning heeft met de bijbeho-
rende bandspanning.
1. Modusknop
2. Joystickbediening
3. TPMS-lampje
4. Indicatie voorband
5. Indicatie achterband
De bandenspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20 °C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave
niet, (zie ). Zelfs wanneer pagina 209
het digitale display precies of ongeveer
de standaard bandenspanning lijkt
aan te geven wanneer het waarschu-
wingslampje brandt, wordt een lage
bandenspanning aangegeven. Een lekke
band is dan de meest waarschijnlijke
oorzaak.
Snelheidsmeter en kilometerteller
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
Toerenteller
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen
tot in de 'rode zone', omdat dit kan
leiden tot ernstige motorschade.
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in omwentelingen per minuut
- omw/min. Aan het einde van het
toerentellerbereik bevindt zich de rode
zone.
Toerentallen in het rode gebied liggen
boven het aanbevolen maximumtoe-
rental en ook boven het toerentalbereik
waarbij de motor de beste prestaties
levert.
Instrumenten
36
Weergave versnellingsstand
De versnellingsstandweergave geeft aan
welke versnelling (één t/m zes) er inge-
schakeld is. Als de transmissie in vrijloop
staat (er is geen versnelling gekozen)
toont het display 'N'.
1. Versnellingsstandweergave (neutrale
stand is afgebeeld)
1. Versnellingsweergave (derde versnelling
afgebeeld)
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
1. Brandstofmeter
Bij ingeschakeld contact geeft een door-
getrokken streep aan hoeveel brandstof
er nog in de tank zit.
Let op
Afhankelijk van het gekozen thema en
de gekozen stijl, kunnen de kleuren van
de brandstofmeter verschillen.
De aanduidingen van de brandstofmeter
geven brandstofniveaus weer tussen
leeg (E = empty) en vol (F = full).
Het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden wanneer er
nog circa 3,5 liter brandstof in de tank
zit. U dient dan bij de eerstvolgende
mogelijkheid te tanken.
Ook de resterende actieradius en het
actuele brandstofverbruik worden in het
informatievak getoond. Druk de joystick
in het midden in om de waarschuwing
voor laag brandstofpeil te bevestigen en
te verbergen.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Instrumenten
37
Aankondiging onderhoudsinterval
De functie Aankondiging
onderhoudsinterval toont de
totale afstand die de motor-
fiets nog kan afleggen,
voordat deze een onderhoudsbeurt
nodig heeft. Wanneer de resterende
afstand 0 km is, of wanneer de reste-
rende tijd 0 dagen is, blijft het
onderhoudssymbool aan totdat het
onderhoud is uitgevoerd en het systeem
gereset is door uw erkende Triumph-
dealer.
Als de onderhoudstermijn is verstreken,
wordt ONDERHOUD NODIG weergegeven
en verschijnt het onderhoudssymbool in
het informatievak.
Wanneer het onderhoud wordt uitge-
voerd door een erkende Triumph-dealer,
wordt het systeem gereset.
De afstand tot het volgende onderhoud
of het bericht ONDERHOUD NODIG wordt
ook weergegeven in het startscherm
van het instrumentenpaneel als het
contact wordt ingeschakeld.
Het onderhoudssymbool knippert als
er een storing is opgetreden en de
waarschuwingslampjes voor het ABS
en/of het motormanagementsysteem
branden. Neem zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph-dealer,
om de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Omgevingsluchttemperatuur
De luchttemperatuur wordt weerge-
geven in oC of oF.
Wanneer de motorfiets stilstaat, kan de
hitte van de motor de nauwkeurigheid
van de temperatuurweergave beïn-
vloeden.
Zodra de motorfiets weer rijdt, wordt de
weergave na korte tijd weer normaal.
Zie pagina 61 om de temperatuur te
veranderen in °C of °F.
Vorstsymbool
Het vorstsymbool licht op
wanneer de omgevings-
luchttemperatuur 4ºC of
lager is.
Het vorstsymbool blijft branden tot de
temperatuur stijgt tot 6°C.
In het informatievenster wordt tevens
een waarschuwing weergegeven.
ACKNOWLEDGE
CAUTION: LOW AIR TEMPERATURE
RISK OF SURFACE ICE
1/3 warnings
Wanneer de motorfiets stilstaat, kan de
hitte van de motor de nauwkeurigheid
van de temperatuurweergave beïn-
vloeden.
Zodra de motorfiets weer rijdt, wordt de
weergave na korte tijd weer normaal.
Instrumenten
38
Waarschuwing
IJzel kan ook verscheidene graden
boven het vriespunt (0°C) optreden,
vooral op bruggen en beschaduwde
plaatsen.
Wees altijd extra voorzichtig bij lage
temperaturen en ga langzamer rijden
in potentieel gevaarlijke omstandig-
heden zoals slecht weer.
Hard rijden, snel accelereren, hard
remmen of scherpe bochten nemen op
gladde wegen kunnen leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Rijmodi
Met de rijmodi kunnen de gasklepres-
pons (MAP), het antiblokkeerremsysteem
(ABS) en de tractiecontrole (TTC) worden
aangepast aan verschillende wegom-
standigheden en voorkeuren van de
bestuurder.
Rijmodi kunnen gemakkelijk worden
geselecteerd met behulp van de
modusknop en de joystick op de schake-
laarbehuizing aan de linker handgreep,
bij stilstaande of rijdende motorfiets, zie
pagina 39.
Let op
Afhankelijk van de specificatie van het
motorfietsmodel zijn tot zes rijmodi
beschikbaar.
Wanneer een rijmodus is bewerkt
(behalve de modus RIDER), verandert
het pictogram zoals hieronder aange-
geven.
Standaard-
pictogram
Pictogram
bestuurders-
aanpassing
Beschrijving
-RIDER
RAIN
ROAD
SPORT
OFF-ROAD
OFF-ROAD PRO
Elke rijmodus is instelbaar. Zie pagina 50
voor meer informatie.
De beschikbaarheid van instellingen
voor ABS, MAP en TC verschilt per
model.
Instrumenten
39
Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de
bestuurder de motorfiets kortstondig
laten freewheelen (motorfiets rijdt,
motor draait, gas dicht, koppelings-
hendel ingetrokken en remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of opper-
vlakken
- Bij goede weg- en weersomstandig-
heden
- Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
- Bij hoge snelheid
- Te midden van rijdend verkeer
- Tijdens het nemen van een bocht of
op bochtige wegen of oppervlakken
- Op sterk hellende wegen of opper-
vlakken
- Bij slechte weg-/weersomstandig-
heden
- Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Als ABS en/of tractiecontrole (TC)
uitgeschakeld is in het hoofdmenu,
zoals beschreven in (ABS) pagina 54
en/of pagina 55 - (TC), worden de opge
slagen instellingen van alle rijmodi
genegeerd.
ABS en/of TC blijven, ongeacht uw
keuze van de rijmodus, uitgeschakeld
tot ze weer worden ingeschakeld, het
contact is uit- en weer ingeschakeld,
of wanneer de modusknop ingedrukt
wordt gehouden om terug te keren
naar de standaard ROAD-modus
(waarin ABS en/of TC worden geacti-
veerd wanneer de motorfiets (bijna)
stilstaat.
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
het remsysteem als een remsysteem
zonder ABS. In dat geval kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Instrumenten
40
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een
plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
instellingen.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat ze de instellingen
van uw vertrouwde rijmodus kunnen
wijzigen, waardoor u de controle over
de motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.
Let op
Als de modus OFF-ROAD of RIDER
actief was toen het contact de laatste
keer werd uitgeschakeld, met ABS of
TC in beide van deze modi ingesteld op
OFF-ROAD of UIT, wordt na inschakeling
van het contact standaard de modus
ROAD geselecteerd.
Anders wordt de laatst geselecteerde
rijmodus onthouden en geactiveerd
wanneer het contact wordt ingescha-
keld.
Controleer of de motorstopschakelaar
in de stand RUN staat als de modus-
pictogrammen niet zichtbaar zijn bij
ingeschakeld contact.
Let op
Wanneer de accu wordt losgekoppeld,
worden de instellingen van de modus
RIDER gereset naar de fabrieksinstel-
lingen.
De huidige rijmodus wordt linksboven in
het display weergegeven.
Om een rijmodus te selecteren:
Druk kort op de modusknop op de
linker schakelaarbehuizing om het
vak voor selectie van rijmodi onderin
het scherm te activeren.
Het pictogram van de actieve
rijmodus wordt weergegeven op een
blauwe achtergrond.
Om van geselecteerde rijmodus te
wisselen:
Duw de joystick naar links of rechts
of druk herhaaldelijk op de modus-
knop tot de vereiste modus in het
midden van het display wordt weer-
gegeven met een pijl erboven.
Instrumenten
41
Door kort op de joystick te drukken
wordt de vereiste rijmodus geselec-
teerd en verandert het pictogram
links bovenaan het display.
1. Modusknop
2. Huidige rijmodus
3. Nieuwe rijmodus
Duw de joystick naar links/rechts
of druk op de modusknop om in
de onderstaande volgorde door de
beschikbare rijmodi te bladeren:
RIDER
RAIN
ROAD
SPORT
OFF-ROAD
OFF-ROAD PRO.
De geselecteerde modus wordt
geactiveerd zodra aan de volgende
voorwaarden voor moduswijziging is
voldaan:
Motorfiets staat stil - motor uit
Het contact is ingeschakeld
De motorstopschakelaar staat in de
stand AAN.
Motorfiets staat stil - motor draait
De vrijloopstand is geselecteerd of
de koppeling is ingetrokken.
Motorfiets rijdt
Binnen 30 seconden na het selecteren
van een rijmodus moet de bestuurder
tegelijkertijd de volgende handelingen
uitvoeren:
De gashendel dichtdraaien;
Maak geen gebruik van de remmen
(laat de motor 'freewheelen').
Let op
Als het ABS of de TC ingesteld zijn
op OFF-ROAD of UIT, kunnen de modi
OFF-ROAD of RIDER niet worden in- of
uitgeschakeld, terwijl de motorfiets rijdt.
In dat geval moet de motor tot stilstand
gebracht worden alvorens de rijmodus
kan worden veranderd.
Als een wisseling van rijmodus niet
is voltooid, geeft het pictogram
afwisselend de vorige en de onlangs
geselecteerde rijmodus weer tot de
wisseling voltooid is of geannuleerd
wordt.
De selectie van een rijmodus is nu
voltooid en er kan weer normaal
gereden worden.
Instrumenten
42
Informatievak
Waarschuwing
Als de motorfiets rijdt, is het alleen
onder de volgende voorwaarden
toegestaan om de weergave van het
informatievenster te wijzigen of de
brandstofinformatie te resetten:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of opper-
vlakken
- Bij goede weg- en weersomstandig-
heden.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Het informatievenster verschijnt aan
de onderzijde van het scherm en biedt
eenvoudige toegang tot verschillende
statusgegevens van de motorfiets.
Om de verschillende gegevensitems
van het informatievak in te zien, drukt
u de joystick naar links/rechts tot het
gewenste item wordt weergegeven.
Let op
Om toegang te krijgen tot het
informatievenster, moeten eerst de
waarschuwingsberichten worden beves-
tigd, zie pagina 43.
Het informatievak bevat de volgende
gegevensitems:
Waarschuwingen en informatiebe-
richten, zie pagina 43
Brandstofinformatie, zie pagina 44
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd), zie
pagina 44
Kilometerteller, zie pagina 45
Aankondiging onderhoudsinterval,
zie pagina 45
Schermcontrast, zie pagina 46
Stijlopties, zie pagina 47
Koelvloeistoftemperatuur, zie
pagina 47
Schermhoogteverstelling, zie
pagina 47
Triumph semi-actieve vering (TSAS),
zie pagina 45
Dagteller, zie pagina 43.
Het is mogelijk verschillende gegeven-
sitems te tonen of te verbergen binnen
het informatievak. Zie pagina 60 voor
meer informatie.
Instrumenten
43
Waarschuwingen
Alle waarschuwingen en informatie-
berichten worden weergegeven in het
waarschuwingenvak. Hieronder ziet u
een voorbeeld.
1. Waarschuwing lage accuspanning
2. Waarschuwingsteller
3. Beschrijving waarschuwing
Om de waarschuwingen te bekijken:
Duw de joystick naar links/rechts
om door de verschillende opties te
bladeren, tot de waarschuwingen-
weergave verschijnt.
Duw de joystick omlaag/omhoog om
elke waarschuwing (wanneer meer-
dere waarschuwingen actief zijn) in
te zien. De teller geeft aan hoeveel
waarschuwingen er actief zijn.
Duw de joystick naar links/rechts
om naar het informatievak terug te
keren.
Waarschuwing lage accuspanning
Als onderdelen zoals handvat-
verwarming ingeschakeld zijn bij
stationair toerental, kan de accuspan-
ning na verloop van tijd onder een
bepaalde waarde zakken en wordt er
een waarschuwing weergegeven in het
waarschuwingenvak.
Dagteller
In het informatievak kunnen twee
dagtellers worden opgeroepen en
gereset.
10123 02:25 42.5
TRIP
mi HH:MM
mi
mph
HH:MM mph
0246 04:50 42.5
TRIP
2
Dagteller informatievak
Om een specifieke dagteller te zien:
Duw de joystick naar links/rechts
om door de gegevensitems in het
informatievenster te bladeren, tot
dagteller 1 wordt weergegeven.
Selecteer TRIP 1 of TRIP 2 door de
joystick omhoog/omlaag te duwen.
Let op
TRIP 2 kan in het informatievenster
worden weergegeven of verborgen. Zie
pagina 57 voor meer informatie.
Om een dagteller te resetten:
Selecteer de te resetten dagteller.
Duw de joystick in de midden-
stand in en houd hem langer dan
1 seconde ingedrukt.
De dagteller wordt gereset.
De dagteller kan ook gereset worden in
het hoofdmenu, zie pagina 55.
Instrumenten
44
Brandstofinformatie
Het informatievak Brandstofinformatie
toont gegevens over het brandstofver-
bruik.
59 42 12
MPG MPG RANGE
1. Lampje brandstofinformatie
2. Gemiddeld brandstofverbruik
3. Actueel brandstofverbruik
4. Resterende actieradius
5. Reset
Lampje brandstofinformatie
Dit lampje brandt wanneer het waar-
schuwingslampje laag brandstofpeil
wordt geactiveerd.
Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er 0,1 kilometer is afgelegd.
Actueel brandstofverbruik
Een indicatie van het brandstofverbruik
op een bepaald moment. Als de motor-
fiets stilstaat, wordt --.- op het display
getoond.
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Reset
Houd de joystick in de middenstand
ingedrukt om het gemiddelde brandstof-
verbruik te resetten.
Let op
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd)
Het gegevensitem Bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS) toont
de drukken in de voor- en achterband
en het TPMS-waarschuwingslampje.
Voor meer informatie over TPMS, zie
pagina 125.
36
PSI
RF 18
PSI
1 2 3
1. TPMS-waarschuwingslampje
2. Weergave bandspanning voor
3. Weergave bandspanning achter
TPMS-waarschuwingslampje
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandenspanning
voor of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandenspanning
te hoog is.
Instrumenten
100
TC
TC
ROAD
TC-menu (ROAD geselecteerd)
Om de TC-instellingen te wijzigen:
Druk, vanuit het TC-menu, op de
scrollknop om de gewenste optie te
selecteren. Druk op de selectieknop
om de selectie te bevestigen en
terug te keren naar het configura-
tiemenu.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Reset
RESET
CONFIRM
Menu RESET (BEVESTIGEN afgebeeld)
Om de rijmodi te resetten:
Druk, vanuit het menu RESET, op de
scrollknop om BEVESTIGEN te selec-
teren en de geselecteerde rijmodi
terug te zetten naar de fabrieksin-
stellingen.
Zie de tabel op voor pagina 96
meer informatie over de standaard
fabrieksinstellingen van elke
rijmodus.


Produkt Specifikationer

Mærke: Triumph
Kategori: Motor
Model: Tiger 1200 XRT (2019)

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Triumph Tiger 1200 XRT (2019) stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig




Motor Triumph Manualer

Motor Manualer

Nyeste Motor Manualer