Casio QV5700 Manual


Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Casio QV5700 (171 sider) i kategorien Digital kamera. Denne guide var nyttig for 46 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/171
Digitale Camera
QV-5700
Gebruiksaanwijzing
D
K822PCM1DMX
Gefeliciteerd met
de aanschaf van
de nieuwe CASIO
digitale camera.
Zorg ervoor deze
gebruiksaanwijzing
aandachtig door te
lezen om alles uit
de CASIO digitale
camera te halen
wat er in zit. Houd
de gebruiksaan-
wijzing daarna op
een veilige plaats
voor latere naslag.
INLEIDING
2
INLEIDING
Inhoudsopgave
2INLEIDING
Snelreferentie............................................................... 6
Voorbereidingen 6
Opnemen van een beeld 7
Bekijken (weergeven) van een beeld 8
Wissen van een beeld 9
Kenmerken ..................................................................11
Opnamekenmerken 13
Voorzorgsmaatregelen............................................... 14
Algemene voorzorgsmaatregelen 14
Voorwaarden voor juiste werking 15
Condens 15
Voorzorgsmaatregelen voor de lens 16
Betreffende de achtergrondverlichting van de camera... 16
17 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Algemene gids ........................................................... 17
Voorkant 17
Achterkant 18
Zijkant 19
Onderkant 19
Open het aansluitingpaneeldeksel 19
Functiedraairegelaars ................................................ 20
Gebruik van de controletoets..................................... 21
Beeldschermindicators............................................... 22
Opnamefunctie 22
Weergavefunctie (PLAY) 23
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 24
Indicatordisplay .......................................................... 24
Bedrijfsindicator.......................................................... 25
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator 25
Flitseroplaadindicator 26
AF sensor/zelfontspannerindicator 26
Gebruiken van de gebundelde accessoires .............. 27
Vastmaken van de halsriem 27
Bijstellen van de lengte van de halsriem 27
Gebruik van de lensdop 28
Spanningsvereisten ................................................... 29
Inleggen van batterijen 29
Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren van
de batterijen 32
Lege batterijwaarschuwing 33
Gebruik van netspanning 33
In- en uitschakelen van de camera 35
Stroomspaarinstellingen 35
Geheugenkaart .......................................................... 37
Insteken van een geheugenkaart in de camera 37
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 38
Formatteren van een geheugenkaart 39
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 40
Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Microdrive 41
Menuschermen .......................................................... 42
Instellen van de huidige datum en tijd ....................... 43
Instellen van de datum en tijd 43
Selecteren van het datumformaat 44
INLEIDING
3
45 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruik van de volautomatische functie ................... 45
Opname voorzorgsmaatregelen 47
Scherpstellen 47
Aangaande autofocus 48
Opnemen van beelden terwijl de batterijen bijna leeg zijn
48
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC)
49
Gebruiken van de optische zoom .............................. 49
Gebruiken van de zoeker voor opnemen .................. 51
Gebruiken van de zelfontspanner.............................. 52
Detectie van camera oriëntatie .................................. 53
54 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een enkel beeld (1-beeld) .................. 54
Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld 54
Wissen van het laatste beeld dat opgenomen was
met de opnamefunctie (REC) 55
Gebruiken van de flitser ............................................. 55
Selecteren van de flitserfunctie 55
Flitser statusindicators 56
Bijstellen van de flitsintensiteit 57
Veranderen van de synchronisatiesnelheid 57
Selecteren van een flitsersynchronatie instelling 58
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 60
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 61
Gebruik van autofocus (multi-gebied autofocus) 62
Gebruiken van de punt autofocusfunctie 63
Gebruik van de handmatig scherpstelfunctie 64
Gebruik van de oneindig-functie 65
Gebruik van de groothoekfunctie 65
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 66
Uitbreiden van het scherpstelgebied 67
Cameratrilindicator 67
Selecteren van de meetfunctie .................................. 68
Selecteren van de witbalans...................................... 69
Handmatig bijstellen van de witbalans 70
Gebruiken van AE vergrendeling............................... 71
Belichtingscompensatie ............................................. 72
Gebruiken van het histogram..................................... 74
Gebruiken van de digitale zoom ................................ 75
Onmiddelijke instellingen met de beste shotfunctie .. 76
Een décor kopiëren van de CD-ROM
beste shot bibliotheek 77
Registreren van uw eigen beste shotdécors 80
De plaats specificeren van de décors van
de beste shotfunctie 81
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 82
Volautomatisch functie 82
Programma AE functie 83
Lensopening prioriteit AE 84
Sluitersnelheid prioriteit AE 85
Handmatige belichting 87
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie............ 88
Gebruik van de AEB
(automatisch belichtingsgroepering) functie.............. 89
Configureren van de AEB functie instellingen 89
Opnemen van een beeld met AEB 90
INLEIDING
4
Creëren van een panorama ....................................... 91
Opnemen van een film............................................... 93
Opnamefunctie (REC) camera instellingen ............... 94
Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit 94
Specificeren van de gevoeligheid 96
Versterking van bepaalde kleuren 96
Gebruiken van de filterfunctie 97
Specificeren van kleurverzadiging 98
Specificeren van het contrast 98
Speciferen van de contourscherpte 99
In- en uitschakelen van het in-beeldraster 99
Toevoegen van een tijdstempel aan een beeld 100
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning 101
Resetten van de camera 102
Gebruiken van de sluiterontspanner
afstandsbediening .................................................... 103
Gebruiken van een uitwendige flitser ...................... 104
Vereisten voor de externe flitsereenheid 104
Monteren van een externe flitsereenheid 104
Monteren van een verloopobjectief, een close-up
objectief of een filter................................................. 106
Monteren van een verloopobjectief of een close-up
objectief 106
Gebruik van een filter 108
109 WEERGAVE
Elementaire weergave ............................................. 109
Weergeven van een film ...........................................110
Weergave van een panorama .................................. 111
Vergroten van het weergavebeeld............................112
Weergave van het 9-beelden scherm.......................113
Selecteren van een specifiek beeld
op het 9-beelden scherm 114
Tonen van het histogram en andere beeldinformatie ..
115
Gebruik van de diavertoning (slide show) ................117
Afmetingen van een beeld heraanpassen................118
119 WISSEN VAN BEELDEN
Wissen van het getoonde beeld ...............................119
Wissen van geselecteerde beelden......................... 120
Wissen van alle beelden in geselecteerde mappen ...
121
Wissen van alle onbeveiligde beelden .................... 122
123 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen en bestanden ............................................. 123
Mappen 123
Bestanden 124
Beveiligen van beelden tegen uitwissen ................. 125
Beveiligd maken van geselecteerde beelden 125
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle beelden in
geselecteerde mappen 126
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle bestanden 127
INLEIDING
5
DPOF........................................................................ 127
Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden 128
Maken van DPOF instellingen voor bepaalde mappen 129
Maken van DPOF instellingen voor alle beelden op de
geheugenkaart 129
PRINT Image Matching II .......................................... 130
Exif Print ................................................................... 131
132 ANDERE INSTELLINGEN
Veranderen van de menutaal................................... 132
Installeren van een andere taalset 132
In- en uitschakelen van de bevestigingstoon .......... 136
137 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
Aansluiten op een televisietoestel ........................... 137
Selecteren van de video-uitgangssignaalfunctie 138
Aansluiten op een computer .................................... 139
Installeren van de software van de CD-ROM 139
Aangaande de gebundelde CD-ROM 139
Computersysteem vereisten 140
Installeren van de software van de CD-ROM in Windows
141
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer 143
Installeren van software 143
Overschrijven van bestanden naar een computer 147
Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata
over te sturen ........................................................... 149
Geheugenkaartdata 150
DCF protocol 150
Geheugenkaart directorystructuur 151
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 152
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van een
geheugenkaart bij een computer 153
Gebruik van de HTML kaartbrowser........................ 154
Specificeren van het type kaartbrowser 154
Bekijken van de inhoud van een kaartbrowser bestand 156
Opslaan van kaartbrowser bestanden 158
159 REFERENTIE
Cameramenu’s ......................................................... 159
Opnamefunctie (REC) 159
Weergavefunctie (PLAY) 160
Functie instellingen .................................................. 161
Instellingen bij elke functie 161
Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie 162
Instellingen van de volautomatische functie............ 163
Menu instellingen 163
Niet-menu instellingen 163
Gids voor het oplossen van moeilijkheden.............. 164
Boodschappen 167
Technische gegevens .............................................. 169
INLEIDING
6
Voorbereidingen
2
Leg de batterijen in.
Stel de huidige tijd en datum in.
(pagina 29)
3
Steek de geheugenkaart in. (pagina 37)
(pagina 43)
1
12
3
12 3
Snelreferentie
INLEIDING
7
1
Verwijder de lensdop
van de lens.
4
5
Zet de spannings-/func-
tieschakelaar op .
2
Richt de camera op het onderwerp,
voer de compositie van het beeld uit
op het beeldscherm en druk de slui-
terontspannertoets halverwege in
om scherp te stellen op het beeld.
Zet de belichtings-
functiedraairegelaar
op (volautomati-
sche functie).
3
Zet de aandrijffunctie
draaisregelaar op
(1-beeld).
6
Na gecontroleerd te hebben dat
werking van autofocus voltooid
is (de bedrijfsindicator licht
groen op), druk de sluiteront-
spannertoets geheel in om het
beeld op te nemen.
Opnemen van een beeld (pagina 45)
Gebruik de dioptriedraairegelaar om de zoeker
aan te passen aan uw gezichtsvermogen.
(pagina 51)
INLEIDING
8
Bekijken (weergeven) van een beeld (pagina 109)
Zet de spannings-
/functieschakelaar
op .
Druk de controletoets
naar links of rechts
om op het
beeldscherm door de
opgeslagen beelden
te bladeren.
2
1
INLEIDING
9
Wissen van een beeld (pagina 119)
Dubbelcheck dat u
het geselecteerde
beeld inderdaad
wilt wissen.
U kunt de functie voor
beeldwissen verlaten
door op AE-L te
drukken.
Druk de controletoets
naar beneden om
“Yes” (ja) te
selecteren en klik dan
op de controletoets.
Druk op AE-L .
Druk de controletoets
naar links of rechts om
door de opgeslagen
beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u
wilt wissen.
Zet de spannings-
/functieschakelaar
op . 2
41
5
3
INLEIDING
10
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbe-
houd en kan zonder voorafgaande mededeling worden
veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verant-
woordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het
gebruik van deze gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verant-
woordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding
door derden die voortvloeien uit het gebruik van de QV-
5700.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk ge-
steld worden voor schade of verlies door u of door derden
door het gebruik van Photo Loader, Photohands en of Pa-
norama Editor.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verant-
woordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van
data als gevolg van een defect, reparaties of het vervan-
gen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te
maken van belangrijke data op andere media om u in te
dekken tegen verlies.
• CompactFlash
TM
en het logo zijn handelsmerken van
SanDisk Corporation.
• Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple
Computer, Inc.
Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van Adobe
System Incorporated.
De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix
Technologies Ltd. software.
Compatibility Software Copyright
C
1997
Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden.
Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die
gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook
handelsmerken of dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader, Photohands en Panorama Editor zijn eigen-
dom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering
van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan
CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
11
Kenmerken
Hoge resolutie 5,0 mega beeldpunten CCD (5,36 beeld-
punten in het totaal)
Neem beelden op die alles verraden van een subtiele nu-
ances in huidkleur tot de fijnste details van natuurlijke land-
schappen.
Canon F2.0 lens met grote lensopening
Voorziet in een hoog contrast en de subtielste nuances.
Werelds eerste digital zachte scherpstelling.
Creëert verbazingwekkende effecten voor portretten en fo-
to’s van flora scènes.
Real-time histogram
Verkrijgt snel en gemakkelijk de belichting die u wilt zelfs
bij moeilijke lichtomstandigheden.
Eenvoudig te begrijpen controlepaneel
Instellingen waaronder de lensopening, de sluitersnelheid
en scherpstellen kunnen ogenblikkelijk worden bekeken
zelfs als het beeldscherm uitgeschakeld is.
Bediening via twee draaischijven
Een paar draaischijven maakt het uitvoeren van instellin-
gen van de aandrijffunctie en de belichtingsfunctie snel en
gemakkelijk.
Autofocus sensor
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus tijdens op-
nemen bij weinig belichting.
Multigebied autofocus
Helpt om onscherpe delen in een beeld te voorkomen.
• Scherpstelgebiedsuitbreiding
Maakt het gemakkelijker om de gewenste scherpstelling te
verkrijgen.
• Beeldvoorvertoning
Geeft u onmiddellijke voorvertoning van het zojuist opge-
nomen beeld.
1.8-inch TFT kleuren LCD (HAST) beeldscherm met weinig
weerspiegeling
9.6X naadloze digitale zoom
3X digitale zoom, 3.2X digitale zoom
Aansluitmogelijkheid voor externe flitser
• Geheugenkaartbeeldopslag
Ondersteunt CompactFlash kaarten (CF TYPE I/II) en de
IBM microdiskette.
Digital Print Order Format (DPOF)
Beelden kunnen gemakkelijk in de door u gewenste volg-
orde worden afgedrukt met een DPOF compatibele printer.
DPOF kan ook worden gebruikt voor het specificeren van
beelden en het aantal afdrukken van elk beeld door een
professionele drukkerij.
INLEIDING
12
PRINT Image Matching II Compatibel
Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data
en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden
er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
DCF data opslag
Het DCF (Design rule for Camera File systemen) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
printers en andere digitale camera.
VIDEO OUT aansluiting
Voor aansluiting op een televisie voor het bekijken van
beelden op een groot scherm.
USB compatibiliteit
Voor aansluiting op een computer voor snel en gemakkelijk
overbrengen van beelden.
Software voor beeldbeheer en -manipulatie
De QV-5700 is voorzien van een gebundelde CD-ROM die
bol staat van nuttige software: Photo Loader voor het over-
brengen van beelden naar uw computer, Photohands* voor
het bewerken en afdrukken van beelden en Panaroma
Editor* voor het aan elkaar plakken van beelden tot een
panoramabeeld. Andere gebundelde…
* Alleen voor de Windows versie.
INLEIDING
13
Opnamekenmerken
Beste shotfunctie
pagina 76
Vijf scherpstelfuncties
Multigebied autofocus, puntmeten autofocus, handmatig,
oneindig, macro
pagina 62 to 65
Drie meerfuncties
Multi-patroon meten, centrum-georiënteerd meten,
puntmeten
pagina 68
Vijf belichtingsfuncties
Volautomatisch, programma AE, lensopening prioriteit AE,
sluitersnelheid prioriteit AE, handmatige belichting
pagina 82 – 87
Filmfunctie
pagina 93
Panoramafunctie
Plakt meerdere beelden aan elkaar voor een schitterend
panorama.
pagina 91
pagina 89
Automatische belichtingsgroepering
(AEB = Auto Exposure Bracketing)
Neemt automatisch meerdere beelden op bij verschillende
belichtingsinstellingen.
INLEIDING
14
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatrege-
len na te leven wanneer u de QV-5700 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “deze ca-
mera” en “de camera” verwijzen naar de CASIO QV-5700
digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of de ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of uw
eigen reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatie-
werkzaamheden altijd over aan door CASIO erkende
onderhoudswerkplaatsen.
Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig
aan het besturen is. Dit kan hinder veroorzaken en het ge-
vaar op een ongeluk met zich meebrengen.
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij ge-
bruik van de flitser dient de camera minstens één meter
van het onderwerp gehouden te worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistof-
fen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar
op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de
camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op
het strand, in de badkamer, enz.
• Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnen-
dringen, schakel de camera dan onmiddellijk uit, haal de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de
dealer of de dichtstbijzijnde CASIO onderhouds-
werkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze
omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar
op brand en elektrische schok met zich mee.
• Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera onmiddellijk uit, haal de
netadapter uit het stopcontact. Als het gebruik van de ca-
mera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit
de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhouds-
werkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit
te voeren.
Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het stopcon-
tact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker.
Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand
met zich meebrengen.
INLEIDING
15
Voorwaarden voor juiste werking
• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0ºC en 40ºC.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de vol-
gende plaatsen.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of andere
plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wan-
neer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge verande-
ringen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat
condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de
inwendige componenten. Condens kan defectieve werking
veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat
aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas tot-
dat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde
temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt.
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de
camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan
een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de span-
ning uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk
tot een ongeluk leiden.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er
toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist
wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te
sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het batterijvakdeksel, verbreek nooit de aan-
sluiting van de netadapter met de camera en trek deze
nooit uit het stopcontact terwijl u beelden aan het opnemen
bent. Niet altijd maakt dit het onmogelijk de huidige beel-
den op te nemen, het kan ook de andere beelddata be-
schadigen die reeds opgeslagen was in het geheugen van
de camera.
INLEIDING
16
Voorzorgsmaatregelen voor de lens
• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan het maken van mooie opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
De lens van de camera komt uit de behuizing bij inschake-
len van de spanning en trekt zich weer terug als u de span-
ning uit schakelt. Let erop de lens niet aan stoten of geweld
te onderwerpen en leg de camera nooit met de voorkant
naar beneden zodat de lens in aanraking komt met het
tafeloppervlak, enz. Vergeet ook niet de lensdop te verwij-
deren voordat u de spanning inschakelt.
Mocht u de spanning-/functieschakelaar op te zetten
terwijl de lensdop zich nog op de lens bevindt, dan ver-
schijnt de boodschap “LENS CAP” (lensdop) in de display
en wordt de spanning van de camera automatisch uitge-
schakeld. Mocht dit gebeuren, verwijder dan de lensdop en
probeer het nog eens.
• Verwijder nooit de batterijen en trek nooit de stekker van
de netadapter uit het stopcontact terwijl de lens in uitge-
trokken toestand is. Hierdoor blijft de lens in uitgetrokken
toestand staan en bestaat er gevaar op beschadiging van
de lens.
Betreffende de achtergrondverlichting
van de camera...
De camera is uitgevoerd met een TL lichtbron om de LCD
van achtergrondverlichting te voorzien.
• De normale levensduur van het achtergrondlicht is onge-
veer zes jaar als de camera gemiddeld ongeveer twee uur
per dag wordt gebruikt.
Mocht de LCD er ongewoon donker uitzien dan dient u de
camera naar de dealer of een CASIO erkende
onderhoudswerkplaats te brengen om de lichtbron te laten
vervangen. Merk op dat u voor het vervangen van het LED
achtergrondlicht in rekening wordt gebracht.
Als het bijzonder koud is, kan het achtergrondlicht enige
tijd nodig hebben om te branden of kan het licht er
roodachtig uitzien in het getoonde beeld. Deze omstandig-
heden duiden niet op een defect en de normale werking
zou weer verkregen moeten worden als de temperatuur
nabij de camera hoger wordt.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
17
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Sluiterontspannertoets
(pagina 45)
Zoeker
(pagina 51)
Flitser
(pagina 55)
Aansluitingpaneeldeksel
(pagina 19)
Spanning-/
functieschakelaar
(pagina 35, 45)
Lens
(pagina 16)
Autofocussensor/
zelfontspannerindicator
(pagina 26)
Belichtingssensor
(pagina 60)
Selectiedraairegelaar Indicatordisplay
(pagina 24)
Dit hoofdstuk bevat belangrijke informatie waarvan u op de hoogte dient te zijn voor het bedienen van de camera.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Voorkant
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
18
Achterkant
(flitser) toets
(pagina 55)
(zelfontspanner) toets
(pagina 52)
MENU toets
(pagina 42)
DISP (display) toets
(pagina 24)
Zoomcontrolehendel
(vergroten/negen beelden)
(pagina 49, 75, 112, 113)
PREVIEW
(voorvertoning) toets
(pagina 54)
AE-L (AE vergrendel/wis)
toets
(pagina 55, 71, 119)
Beeldscherm
(pagina 22)
Flitseroplaadindicator
(pagina 26)
Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator
(pagina 25)
(meetfunctie)
toets
(pagina 68)
WB (witbalans) toets
(pagina 69)
FOCUS (scherpstel)
toets
(pagina 61)
Controletoets
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
19
Open het aansluitingpaneeldeksel
Zijkant Onderkant
Schroefgat
voor statief Batterijvakdekselgrendel
(pagina 29)
Geheugenkaart
sleufdeksel
(pagina 37, 38)
DC IN 6V (6 V
gelijkstroom)
aansluiting
(pagina 33)
VIDEO OUT (video
uitgangs) aansluiting
(pagina 137)
DIGITAL (digitale)
aansluiting
(pagina 103)
Externe flitser
synchronisatie
aansluiting
(pagina 104)
Dioptriedraairegelaar
(pagina 51)
USB poort
(pagina 139)
Batterijvakdeksel
(pagina 29)
Kaartsleufdekselgrendel
(pagina 37, 38)
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
20
Functiedraairegelaars
Belichtingsfunctiedraairegelaar
Aandrijffunctiedraairegelaar
Aandrijffunctiedraairegelaar
Belichtingsfunctiedraairegelaar
AEB
Automatisch belichtingsgroepering (AEB)
Pagina 89
Doorlopende sluiiteropname Pagina 88
1-beeld opname Pagina 54
Filmopname Pagina 93
Panorama opname Pagina 91
MM functie (handmatige belichting) Pagina 87
SS functie (sluitersnelheid prioriteit AE) Pagina 85
AA functie (lensopening prioriteit AE) Pagina 84
PP functie (programma AE) Pagina 83
Volautomatische functie Pagina 82
Beste shotfunctie Pagina 76
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
21
Gebruik van de controletoets
Deze controletoets wordt gebruikt om items in het menu te
selecteren en de functie uit te voeren. Hieronder volgt de in
deze gebruiksaanwijzing gebruikte terminologie om de be-
diening van de controletoets te omschrijven.
Terminologie
Drukken
Klikken
Betekenis
Druk de controleregelaar met uw duim naar bo-
ven, beneden, naar links of naar rechts.
Druk de controleregelaar recht naar beneden
met uw duim todat de controleregelaar klikt.
Controletoets
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
22
Scherpstelbeeld
Scherpstellen voltooid: Groen
Scherpstelstoring: Rood
Geen geheugenkaart-
waarschuwing
Beeldschermindicators
Hierna volgt een omschrijving van de verschillende indicators en markeringen die op het beeldscherm van de camera verschijnen.
Opnamefunctie
Batterijcapaciteit
Datum en tijd
De datum van de huidige dag (vandaag)
verschijnt gedurende ca. 2 seconden in beeld.
Camera trilindicator
EV waarde
Aandrijffunctie indicator
1-beeld
Doorlopend
AEB
Film
Panorama
Zelfontspannerindicator
10 SEC., 2 SEC.
Kwaliteit
Fijn (FINE), Normaal (NORMAL),
Economisch (ECONOMY), TIFF
Geheugencapaciteit
(Resterende aantal
beelden dat kan
worden opgeslagen)
Beeldformaat
2560x 1920 beeldpunten
2544x 1696 beeldpunten
1600x 1200 beeldpunten
1280x 960 beeldpunten
640x 480 beeldpunten
Belichtingsfunctie indicator
M functie: handmatige belichting
S functie: sluitersnelheid prioriteit AE
A functie: lensopening prioriteit AE
P functie: programma AE
Volautomatische functie
Beste shotfunctie
Meetfunctie indicator
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd meten
Puntmeten
Autofocusbelichting (AE)
vergrendelingsindicator
Sluitersnelheids-
waarde
Bij een lensopening of
sluitersnelheid die
buiten het bereik ligt,
wordt de corresponde-
rende waarde in het
beeldscherm oranje.
Lensopeningwaarde
Beeldinformatie
Filmopname: opnametijd (seconden)
Panorama: aantal beelden (P1 - P10)
Scherpstelfunctie indicator
Multigebied autofocus
Punt autofocus
Handmatig scherpstellen
Oneindig
Macro
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
23
Weergavefunctie (PLAY)
Beeldbeveiligingsindicator
Mapnummer
Bestandsnummer
Beeldgrootte
Kwaliteit
Batterij-
capaciteit
Datum en tijd
Witbalansindicator
Daglicht
Schaduw
Gloeilamp
TL-verlichting
Handmatig
Zoomstaafindicator
Bovenste helft geeft
optische zoom aan.
Onderste helft geeft
digitale zoom aan.
Flitserfunctie indicator
Geen Automatisch
Flitser aan
Flitser uit
Reductie van rode ogen
De flitserindicator geeft aan dat de flitser flitst
(wanneer automatisch flitsen geselecteerd is.
Bestandsnaam/
bestandsnummer
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
24
Veranderen van de inhoud van het beeld-
scherm
Telkens bij indrukken van de DISP toets verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Histogramdisplay aan
(pagina 74, 115)
DISP toets
Informatiedisplay aan
(pagina 22, 23)
DISP toets
Informatiedisplay uit
DISP toets
Beeldscherm uit
DISP toets
BELANGRIJK!
De histogram wordt niet getoond tijdens de film-
opname- (REC) of filmweergavefunctie (PLAY) (pa-
gina 93, 110)
Indicatordisplay
De indicatordisplay bovenaan de camera toont tijdens het
opnemen van beelden tevens verschillende indicators die u
op de hoogte houden van de huidige status van de camera.
De indicatordisplay is in het bijzonder handig wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is.
Lijn 3
Lijn 2
Lijn 1
Multi-gebied AF
indicator
Punt AF indicator
MF Handmatige
scherpstelindicator
Oneindig indicator
Macrofunctie indicator
Flitser uit indicator
Flitser aan indicator
Rode ogen reductie
indicator
Line 1
Resterend aantal beelden/
bestandsnummer
Multi-patroon
meetindicator
Centrum-georiënteerde
meetindicator
Puntmeetindicator
Batterijcapaciteitindicator
Line 2 Lensopeningwaarde
Zelfontspannertijdinstelling
Belichtingscompensatie
Line 3 Sluitersnelheidwaarde/
EV waarde
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
25
Bedrijfsindicator
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator
toont de status van de werking van
de camera zoals hieronder
beschreven.
Deze camera is klaar om op te nemen als de indicator uit is.
Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets
Opnamefunctie (REC)
Knippert
Eén van de volgende procedures vindt plaats:
starten, opslaan (van meerdere beelden),
filmopnamestandby
Kleur van
indicator
Groen
Bedrijfs-/
kaarttoegangindicator
Weergavefunctie (PLAY)
Aan
Autofocus is voltooid.
Autofocus werkt niet.
Kleur van
indicator
Groen
Rood
Knippert
Eén van de volgende procedures vindt plaats:
wissen, formatteren, batterijwaarschuwing,
genereren van kaartbrowser
Geheugenkaart is defect.
Kleur van
indicator
Groen
Rood
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator blijft branden (groen)
terwijl het beeldscherm uitgeschakeld is tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
BELANGRIJK!
Open het geheugenkaartdeksel nooit terwijl de
bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
26
Flitseroplaadindicator
De flitseroplaadindicator gaat ook
branden en knipperen tijdens een
opnamefunctie zoals hieronder
beschreven.
BELANGRIJK!
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator en de
flitseroplaadindicator knipperen in oranje voor onge-
veer één seconde wanneer de batterijen leeg aan het
raken zijn. Daarna zal de camera zichzelf in stappen
uitschakelen. Mocht dit gebeuren, vervang dan de
batterijen zo snel mogelijk.
Opnamefunctie (REC)
Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets
Kleur van indicator
Oranje
Aan
Flitser is klaar om te flitsen.
Kleur van indicator
Oranje
Knippert
Flitser is aan het opladen.
Flitseroplaadindicator
AF sensor/zelfontspannerindicator
De AF sensor/zelfontspannerindicator werkt automatisch
om te helpen met autofocus wanneer de belichting duister is.
Deze indicator knippert ook om het aftellen aan te geven tot-
dat de sluiter ontspant tijdens werking van de
zelfontspanner.
BELANGRIJK!
Autofocus met de AF sensor/zelfontspannerindicator
is mogelijk wanneer de afstand van de camera tot het
onderwerp minder dan ongeveer 2,5 meter bedraagt.
Wanneeer de AF sensor werkt terwijl multi-gebied
autofocus (AF) of punt AF gespecificeerd is als het
scherpstelgebied, zal de camera automatisch aanne-
men dat het scherpstelgebied het middengebied is
voor punt autofocus (AF). Zie pagina 62 en 63 voor
meer informatie.
Kijk niet direct naar de AF sensor/
zelfontspannerindicator en richt deze indicator niet di-
rect op de ogen van het onderwerp.
AF sensor/zelfontspannerindicator
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
27
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor de halsriem om uw hals te houden wan-
neer u de camera aan het gebruiken bent om te voor-
komen dat hij onverhoeds valt.
• De meegeleverde halsriem is enkel bedoeld voor ge-
bruik met deze camera. Gebruik de halsriem niet voor
andere toepassingen.
Gebruik de halsriem nooit om de camera mee rond te
zwaaien.
Door de camera om uw nek te dragen waardoor deze
vrij kan bewegen kan gevaar op schade vormen als de
camera tegen andere voorwerpen aan botst. Er be-
staat ook het gevaar dat de camera tussen een deur
of andere voorwerpen klem komt te zitten, enz. het-
geen tot persoonlijk letsel leidt.
Houd deze camera buiten het bereik van kleine kinde-
ren in het bijzonder wanneer de halsriem gemonteerd
is. Er is kans op verstikking mocht de halsriem onver-
hoeds om de nek van een kind raken.
Bijstellen van de lengte van de halsriem
Stel de lengte van de halsriem bij m.b.v. de gesp.
Gesp
Gebruiken van de gebundelde accessoires
Vastmaken van de halsriem
Maak de halsriem vast aan de halsriemring zoals aangege-
ven in de onderstaande afbeelding.
Halsriemring Halsriemring
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
28
Gebruik van de lensdop
Houd de lensdop altijd op de lens als u de camera niet aan
het gebruiken bent. Houd de lensdop altijd op de lens wan-
neer de camera uitgeschakeld en de lens ingetrokken is.
Maak de lensdophouder vast aan de halsriem of aan de
haldriemring. Dit beschermt tegen eventueel verlies van de
lensdop.
BELANGRIJK!
Schakel de camera nooit in wanneer de lensdop zich
nog op de lens bevindt.
Grote lus
Lensdop
Kleine lus
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
29
Spanningsvereisten
Uw camera kan op twee verschillende stroombronnen wer-
ken zodat u ofwel batterijen maat AA ofwel netspanning van
het stopcontact kunt gebruiken.
Batterijen
• Vier alkaline batterijen maat AA: LR6
• Vier lithium batterijen maat AA: FR6
• Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare batterijen maat AA:
NP-H3
Stopcontact
• Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar)
• Netadapter/batterijenoplader: BC-3HA (los verkrijgbaar)
Inleggen van batterijen
Let er op dat de spanning van de camera uitgeschakeld is
wanneer u de batterijen inlegt of uitneemt.
1.
Op de onderkant van de
camera bevindt zich de
grendel van het batterijvak-
deksel. Schuif deze grendel
in de door de pijl aangegeven
richting en open zo het
batterijvakdeksel.
2.
Leg de batterijen in zodat de
plus (+) en min (–) uiteinden
(polen genoemd) zich bevin-
den zoals aangegeven in de
afbeelding.
3.
Sluit en druk op het batterij-
vakdeksel terwijl u de grendel
van het batterijvakdeksel
schuift in de richting van de
pijl om het deksel te vergren-
delen.
BELANGRIJK!
Gebruik nooit magnaanbatterijen. Gebruik enkel het
type batterijen dat specifiek genoemd worden in deze
gebruiksaanwijzing.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
30
Tips om de lading van de accu langer te laten mee-
gaan
Mocht u de flitser niet te hoeven gebruiken tijdens het op-
nemen, gebruik dan (pagina 55).
U kunt ook de stroomspaarinstellingen (pagina 35) gebrui-
ken om te beschermen tegen het nodeloos verbruiken van
batterijspanning wanneer u vergeet de camera uit te scha-
kelen.
U kunt ook batterijstroom besparen door het beeldscherm
uit te schakelen m.b.v. de DISP toets.
Richtlijnen voor de levensduur van de batterijen
De onderstaande waarden vormen een leidraad voor de te
verwachten levensduur van de batterijen bij standaard tem-
peratuur (25ºC) totdat de spanning automatisch uitgescha-
keld wordt doordat de batterijen zijn uitgeput. De richtlijnen
zijn echter geen garantie dat de batterijen inderdaad zolang
dienst zullen doen. Een lage omgevingstemperatuur zal bij-
voorbeeld de levensduur van de batterijen verkorten.
*1 Bij doorlopende opname
Normale temperatuur: 25ºC (77ºF)
Flitser: Off (uit)
Beeldscherm: On (aan)
Beeld wordt elke 10 seconden opgenomen met de vol-
gende handelingen: Inzoomen naar volledige groot-
hoek Autofocus Volledige inzoomen tot close-up
Autofocus Beeldopname
Bij opnemen van één beeld per minuut onder de bo-
venstaande omstandigheden loopt de levensduur
van de batterijen terug tot circa een zesde van de
bovenstaande waarde.
Type
Alkaline batterijen
LR6 maat AA
Lithium batterijen
FR6 maat AA
NiMH batterijen
NP-H3 maat AA
Doorlopende
weergave*2
180 minuten
320 minuten
180 minuten
Doorlopende
opname*1
75 minuten
(460 foto’s)
180 minuten
(1.130 foto’s)
90 minuten
(540 foto’s)
*2 Bij doorlopende weergave
Normale temperatuur: 25ºC (77ºF)
Door één beeld per 10 seconden bladeren
De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu
loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe
vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe lang
u de spanning ingeschakeld laat.
De bovenstaande waarden zijn enkel een benadering.
De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de vol-
gende types batterijen:
Alkaline: MX1500 (AA) DURACELL ULTRA
Lithium: Energizer
*De levensduur van de batterijen verschilt per merk.
De levensduur van de batterijen hangt nauw samen met
hoe vaak u de flitser, de zoom en de andere functies ge-
bruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat staan.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
31
Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto
per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave
voor één minuut met negen minuten uitschakelen van
de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de
lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken,
opnemen van beelden, spanning uit)
Flitser aan
Benadering van levensduur van de batterijen:8 minuten
(8 foto’s)
Betreffende oplaadbare batterijen
Gebruik enkel de nikkelmetaalhydride batterijen (NP-H3) die
speciaal aanbevolen worden voor gebruik met deze camera.
Juiste werking van de camera wordt niet gegarandeerd bij
het gebruik van andere oplaadbare batterijen.
Netadapter/oplader: BC-3HA
Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen)/
snelladerset: BC-1HB4
Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen):
NP-H3P4
BELANGRIJK!
• Let er op te allen tijde alle vier batterijen bij elkaar te
houden als een set zowel voor het opladen als het
voeden van de camera. Het mengen van batterijen
van verschillende sets kan de algehele levensduur
van de batterijen verkorten en zelfs problemen veroor-
zaken bij de camera.
Batterijen kunnen niet worden opgeladen terwijl ze in
de camera zijn geplaatst.
Levensduur van alkaline batterijen
De feitelijke levensduur van de alkaline batterijen wordt
beïnvloed door een aantal factoren, waaronder de fabrikant
van de batterijen, de hoeveelheid tijd die de batterijen door-
brengen in een opslagruimte voordat u ze gebruikt, de tem-
peratuur tijdens het opnemen en fotografische omstandighe-
den. In de regel worden litium batterijen of Ni-MH batterijen
aanbevolen die een langere levensduur hebben dan alkaline
batterijen.
De volgende voorbeelden geven aan hoe de levensduur van
alkaline batterijen verandert onder verschillende omstandig-
heden tijdens het opnemen.
Voorbeeld 1: als gebruik van de camera onderbroken wordt,
zal dit de levensduur van de batterijen verkorten.
Omstandigheden
Temperatuur: 25ºC
Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto
per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave
voor één minuut met negen minuten uitschakelen van
de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de
lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken,
opnemen van beelden, spanning uit)
Flitser aan
Benadering van levensduur van de batterijen: 35 minuten
(32 foto’s)
Voorbeeld 2: Een lage temperatuur zal de levensduur van
de batterijen verkorten.
Omstandigheden
Temperatuur: 0ºC
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
32
Verwijder de batterijen als u de camera voor langer dan
twee weken niet van plan bent te gebruiken.
Probeer nooit niet-oplaadbare batterijen op te laden, sta
nooit directe verbinding toe tussen twee polen van een bat-
terij en porobeer batterijen nooit uit elkaar te nemen.
Stel de batterijen niet bloot aan een directe hittebron en
gooi ze niet weg als afval door ze te verbranden. Hierdoor
kan een explosie worden veroorzaakt.
Meng batterijen van verschillende makelij nooit.
Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige
schade kan veroorzaken bij uw camera. Verwijder de bat-
terijen uit de camera zoals u bemerkt dat ze leeg zijn.
• De batterijen die de camera van stroom voorzien worden
gewoonlijk warm door het chemische proces binnenin.
Gebruik bij deze camera enkel LR6 (AM-3)
type alkaline of FR6 type lithium of Ni-MH
(nikkelmetaalhydride) droge celbatterijen.
Menge oude batterijen nooit met nieuwe. Hier-
door kunnen de batterijen gaan barsten of lek-
ken hetgeen het gevaar op brand en persoon-
lijk letsel in de hand kan werken.
Let er altijd op dat de plus (+) en min (–)
polemn van de batterijen in de juiste richting
wijzen zoals aangegeven door de markeringen
op de camera zelf. Mochten de batterijen on-
juist geplaatst worden dan kan dit barsten of
lekken van de batterijen veroorzaken hetgeen
het gevaar op persoonlijk letsel in de hand kan
werken of vlekken kan veroorzaken bij voor-
werpen in de omgeving.
Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren
van de batterijen
Onjuist gebruik of verkeerde behandeling van de batterijen
kan er de oorzaak van zijn dat ze barsten of lekken waardoor
ze ernstige schade kunnen toebrengen aan uw camera.
Volg de volgende voorzorgsmaatregelen om problemen met
de batterijen te vermijden.
LET OP
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
33
Gebruik van netspanning
Gebruik de hieronder getoonde adapter om de camera van
spanning te voorzien via een normaal stopcontact.
Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar)
Netadapter/oplader: BC-3HA (los verkrijgbaar)
De BC-3HA fungeert als een netadapter en als oplaad-
eenheid voor nikkelmetaalhydride batterijen maat AA. De
eenheid wordt geleverd met vier oplaadbare
nikkelmetaalhydride batterijen. Deze netadapter/oplaad-
eenheid kan gebruikt worden met elk stopcontact tussen
100 V en 240 V wisselspanning.
Lege batterijwaarschuwing
Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op het
beeldscherm en de indicatordisplay verandert tijdens het
gebruik van de batterijen. Vervang alle vier batterijen zo snel
mogelijk nadat ze leeg geraakt zijn. Blijft u de camera ge-
bruiken terwijl het batterijniveau als aangegeven wordt,
dan zal de spanning automatisch uitgeschakeld worden.
Batterijcapaciteit
Hoog Laag
Beeldscherm
Indicatordisplay
6 V gelijkstroom ingangs-
aansluiting (DC IN 6V)
(aansluiting voor werking
op netspanning)
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
34
Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met
een blootliggende interne bedrading) laat deze dan ver-
vangen door een erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het ge-
vaar op brand en elektrische schok met zich mee.
• Zorg er altijd voor de spanning uit te schakelen voordat u
de adapter in het stopcontact steekt of hem er uit trekt.
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de
aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er batte-
rijen ingelegd zijn bij de camera. Doet u dat niet dan zal de
camera zichzelf automatisch uitschakelen wanneer u de
aansluiting met de netadapter verbreekt. Daarnaast loopt u
ook gevaar dat de camera beschadigd raakt als u de aan-
sluiting van de netadapter verbreekt zonder eerst de span-
ning uitgeschakeld te hebben.
Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
• Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het stop-
contact na gebruik van de camera.
De camera schakelt automatisch over naar werking op net-
spanning wanneer de netadapter in de camera gestoken
wordt.
• Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een computer aangesloten is.
Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan de
spanning buiten het spanningsbereik valt dat
aangegeven is op de netadapter. Dit kan na-
melijk gevaar op brand en elektrische schok
veroorzaken. Gebruik enkel de netadapter die
gespecificeerd is voor deze camera.
Sta niet toe dat het netsnoer van de netadapter
doorgesneden of beschadigd wordt, plaats er
geen zware voorwerpen op en houd het uit de
buurt van warmtebronnen. Een beschadigd
netsnoer kan namelijk gevaar op brand en
elektrische schok veroorzaken.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en trek
en draai er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met zich
mee.
LET OP
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
35
Stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen via de sluimertijd en automati-
sche stroomonderbreker.
AUTO POWER OFF (automatische stroomonderbreker)
De automatische stroomonderbreker schakelt de spanning
van de camera automatisch uit als hij gedurende langer
dan vijf minuten niet gebruikt wordt tijdens de weergave-
functie (PLAY). Tijdens de opnamefunctie (REC) kunt u de
automatische stroomonderbreker instellen om de spanning
na twee minuten of vijf minuten uit te schakelen.
SLEEP (sluimer)
Het beeldscherm raakt in de sluimertoestand als er tijdens
de opnamefunctie (REC) voor een bepaalde tijd geen be-
diening wordt uitgevoerd. Bij indrukken van een toets zal
het beeldscherm onmiddellijk aangaan en kan normale
werking weer plaatsvinden. U kunt 30 seconden, 1 minuut
of 2 minuten specificeren als de tijd voordat de sluimer-
toestand geactiveerd wordt of u kunt deze instelling in het
geheel uitschakelen.
In- en uitschakelen van de camera
Draai aan de spanning-/functieschakelaar om de camera in
en uit te schakelen.
:Schakelt de spanning in en schakelt de opname-
functie (REC) in.
:Schakelt de spanning in en schakelt de weergave-
functie (PLAY) in.
OFF :Schakelt de spanning uit.
BELANGRIJK!
Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op ter-
wijl de lensdop zich op de lens bevindt.
Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op ter-
wijl de camera met de lens naar beneden ligt.
Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de au-
tomatische stroomonderbreker draai dan de span-
ning-/functieschakelaar op de OFF stand en vervol-
gens weer terug op of .
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
36
Configureren van de stroomspaarinstellingen
1.
Zet de spanning-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om “Power Save” (stroombesparing) te
selecteren en druk de controletoets vervol-
gens naar rechts.
4.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het item te selecteren waarvan u de
instellingen wilt veranderen en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
Selecteer “Auto Power Off” (automatische stroom-
onderbreker) om instellingen te maken voor de auto-
matische stroomonderbreker.
Selecteer “Sleep” (sluimer) om instellingen voor de
sluimertoestand te maken.
5.
Druk bij het scherm dat verschijnt de controle-
toets naar boven of naar beneden om de ge-
wenste instelling uit te voeren en klik vervol-
gens op de controletoets om de instelling toe
te passen.
Instellingen voor de automatische stroomonder-
breker: “2 min” “5 min”
Instellingen voor de sluimertoestand: “Off” (uit) “30
sec” “1 min” “2 min”
6.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de activatietijd
voor de automatische stroomonderbreker vast inge-
steld op vijf minuten.
De sluimerfunctie werkt niet tijdens de weergave-
functie (PLAY).
Bij indrukken van een toets zal het beeldscherm on-
middellijk aangaan en kan normale werking weer
plaatsvinden.
De automatische stroomonderbreker geniet prioriteit
als u “2 min” ingesteld heeft voor zowel de sluimertijd
als de automatische stroomonderbrekertijd. Dit bete-
kent dus dat de camera uitgeschakeld wordt als u
geen bediening uitvoert gedurende circa twee minu-
ten tijdens de opnamefunctie (REC).
De automatische stroomonderbreker wordt automa-
tisch uitgeschakeld tijdens één van de volgende om-
standigheden:
Wanneer een dia show aan het spelen is.
— Wanneer u bediening aan het uitvoeren bent op
een computer die aangesloten is op de USB poort
van de camera.
Wanneer de netadapter aangesloten is op de ca-
mera.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
37
2.
Met de kant van de geheugenkaart waarop een
pijl staat afgebeeld die in de richting van de
geheugenkaartsleufdeksel wijst, schuift u de
kaart zover mogelijk in de camera.
Als de uitwerptoets ingedrukt is, druk deze dan naar
binnen alvorens de geheugenkaart in de sleuf te
schuiven.
3.
Sluit het geheugenkaartsleufdeksel.
Geheugenkaart
Deze camera ondersteunt het gebruik van een
CompactFlash geheugenkaart (CF TYPE I/II) of een IBM
Microdrive voor het opslaan van beelden. Merk op dat alle
verwijzingen naar de ‘geheugen’ kaart in deze handleiding
refereren aan zowel een CompactFlash geheugenkaart als
een IBM Microdrive tenzij anders vermeld.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat de spanning van de camera uitgeschakeld
is voordat u een geheugenkaart insteekt of uitneemt.
Bij insteken van een geheugenkaart in de camera dient u
er op te letten dat de juiste zijde naar boven wijst en dat
u de kant met de aansluiting in de camera steekt. Steek
een kaart nooit met geweld naar binnen daar dit zowel
de kaart als de camera zelf kan beschadigen.
Insteken van een geheugenkaart in de camera
1.
Schuif de grendel van het het kaartsleufdeksel
in de door de pijl aangegeven richting en open
het kaartsleufdeksel.
Grendel van
kaartsleufdeksel
Geheugen-
kaartsleuf-
deksel
Uitwerptoets
Kant gemarkeerd met
een pijl
Kant gemarkeerd
met een pijl dient
in de richting te
wijzen van de
geheugenkaart-
sleufdeksel.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
38
5.
Sluit het geheugenkaartsleufdeksel.
BELANGRIJK!
Steek enkel geheugenkaarten in de geheugenkaart-
sleuf van de camera. Het insteken van andere types
kaarten kan namelijk defecten veroorzaken.
Mocht water of een ongepast voorwerp toch de kaart-
sleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de ca-
mera uit, haal de stekker uit het stopcontact en neem
contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde
CASIO onderhoudswerkplaats.
Werp de kaart nooit uit terwijl de kaartsleuf naar bene-
den wijst. Hierdoor kan de geheugenkaart vallen het-
geen de data of de kaart zelf kan beschadigen.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is.
Hierdoor kunnen opgeslagen data verloren gaan of de
geheugenkaartdata beschadigd raken.
Verwijderen van een geheugenkaart uit
de camera
1.
Schuif de grendel van het kaartsleufdeksel in
de door de pijl aangegeven richting en open
het kaartsleufdeksel.
2.
Druk op de uitwerptoets
zodat deze uit de camera
steekt.
3.
Druk nogmaals op de uit-
werptoets om de kaart uit te
werpen.
4.
Verwijder de geheugenkaart.
Uitwerptoets
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
39
Formatteren van een geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart formatteren om alle data uit te
wissen die zijn opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
• Het formatteren van een geheugenkaart wist alle be-
standen, inclusief als sommige of alle bestanden be-
veiligd zijn (pagina 125).
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
décorbestanden van de beste shotfunctie die u heeft
geïmporteerd van de CD-ROM en opgeslagen heeft
op de kaart. Na het formatteren van de kaart dient u
de gewenste décorbestanden weer opnieuw te impor-
teren naar de geheugenkaart (pagina 77).
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen!
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
1.
Zet de spannings-functieschakelaar op of
.
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Format” (formatteren) en druk ver-
volgens de controlertoets naar rechts (pagina
42).
4.
Druk in antwoord op de bevestigings-
boodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selec-
teren om te formatteren en “No” om deze pro-
cedure te verlaten en klik vervolgens op de
controletoets om die keuze uit te voeren.
Yes (ja) :Formatteert de geheugenkaart.
No (nee) :Formatteert de geheugenkaart niet.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
40
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Bij deze camera kunnen beelden niet opgenomen tenzij
een geheugenkaart geïnstalleerd is.
Gebruik enkel CASIO of SanDisk CompactFlash kaarten of
een IBM Microdrive. Voor andere geheugenkaarten wordt
een juiste werking niet gegarandeerd.
Statische elektriciteit, elektrische storing en andere
elektrotechnische fenomenen kunnen er de oorzaak van
zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaan. Zorg
er altijd voor op welke wijze dan ook een backup van be-
langrijke data te maken op andere media.
Problemen met een geheugenkaart kunnen vaak verhol-
pen worden door de kaart opnieuw te formatteren. Het
formatteren van een geheugenkaart wist echter alle data
die er op staan maar u kunt een computer gebruiken om de
beelden die u wilt behouden op te slaan op de harde schijf
van de computer voordat u de geheugenkaart gaat
formatteren. Mocht u van plan zijn om beelden op te ne-
men terwijl u geen toegang heeft tot een computer, dan is
het een goed idee om één of twee extra geheugenkaarten
mee te nemen in het geval u onverwacht problemen krijgt
met de geheugenkaart.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
als u deze er van verdenkt beschadigde beelddata te be-
vatten (door een RECORD ERROR (opnamefout)),
vreemde beeldkleuren, verminkte beelden, enz.) of voor-
dat u een geheugenkaart voor de eerste maal in gebruik
neemt.
Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst de
netadapter aan te sluiten of een nieuwe set aanbevolen
batterijen in de camera te leggen.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
41
De Microdrive werkt mogelijk niet op plaatsen waar de
luchtdruk laag is. Om deze reden wordt het gebruik afgera-
den bij grote hoogten.
Een Microdrive verbruikt veel meer elektrisch vermogen
dan een CompactFlash kaart. Afhankelijk van het gebruik
van de Microdrive kan dit de levensduur van de batterijen
fiks verkorten. Bij het gebruiken van alkaline batterijen kun-
nen bepaalde bedieningshandelingen en bepaalde batterij-
merken er toe leiden dat de batterijen leeg raken vrijwel
onmiddellijk na inleggen van nieuwe. Bij het gebruik van
een Microdrive wordt het daarom aanbevolen dat u oplaad-
bare nikkelmetaalhydride batterijen of lithiumbatterijen ge-
bruikt om de camera te voeden.
Naarmate de batterijen leger raken duurt de tijd tussen fo-
to’s langer. Deze langere tijd is ervoor om de Microdrive te
beschermen.
Bij defecten van de Microdrive
• Neemt contact op met de oorspronkelijke Microdrive han-
delaar of de dealer die vermeld wordt in de documentatie
van de Microdrive.
CASIO verleent geen diensten of onderhoud voor de
Microdrive.
Merk op dat CASIO geen verantwoordelijkheid draagt voor
het verlies van data wanneer u de Microdrive gebruikt.
Deze camera ondersteunt het gebruik van een
CompactFlash kaart en de Microdrive. Het dient echter te
worden opgemerkt dat het uitwerpen van een Microdrive
uit de camera relatief moeilijker is dan van een
CompactFlash kaart.
Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Micro-
drive
CASIO heeft getest en bevonden dat de IBM Microdrive
compatibel is met deze camera. Echter u dient de volgende
belangrijke punten in ogenschouw te houden bij het gebruik
van de IBM Microdrive.
• Zorg ervoor alle documentatie te lezen die met de Micro-
drive meegeleverd wordt alvorens deze in gebruik te ne-
men.
Merk op dat de Microdrive warm wordt tijdens het gebruik.
Wees voorzichtig wanneer u hem uit de camera haalt.
Wees voorzichtig geen grote druk uit te oefenen op de
labelkant van de Microdrive wanneer u deze uit de camera
neemt. Een te harde druk kan de interne componenten be-
schadigen en defecten veroorzaken.
Schakel de cameraspanning nooit uit en stel de camera
nooit bloot aan harde stoten als de bedrijfs-
kaarttoegangindicator aan het knipperen is. Dit kan defec-
ten bij de Microdrive veroorzaken.
De Microdrive is een bijzonder precies stukje techniek. Als
de camera valt kan dit leiden tot defecten aan de Micro-
drive zelfs als de camera niet beschadigd raakt. Neem dus
nog extra voorzorgsmaatregelen bij het hanteren wanneer
een Microdrive is geïnstalleerd.
• De Microdrive heeft een bijzonder grote opslagcapaciteit.
Om deze reden kunnen bepaalde handelingen een lange
tijd duren om uit te voeren.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
42
Menuschermen
Door indrukken van MENU verschijnt het menuscherm. De
inhoud van het menuscherm hangt af van of u de weergave-
functie (PLAY) of de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is.
De volgende procedure toont de bediening bij de opname-
functie (REC) als voorbeeld.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
Zet de spannings-/functieschakelaar op om menu-
bediening uit te voeren tijdens de weergavefunctie
(PLAY).
2.
Druk op MENU.
Zie de “Cameramenu’s” op pagina 159 voor meer informa-
tie aangaande de inhoud van het menu.
3.
Druk de controletoets naar boven of naar be-
neden om het gewenste menu item te selecte-
ren en druk daarna de controletoets naar
rechts.
Doe dan dit:
Druk de controletoets naar
boven of naar beneden.
Druk de controletoets
naar rechts.
Klik op de controletoets.
Druk op MENU.
Als u dit wilt doen:
Selecteren van een menu item.
Tonen van details van het
geselecteerde menu item.
Voer het geselecteerde item uit.
Ga terug naar het vorige scherm.
VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
43
Instellen van de datum en tijd
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op of
op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Date” (datum) en druk de controle-
toets vervolgens naar rechts.
4.
Selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
5.
Selecteer en verander de cijfers op het scherm
om de huidige datum en tijd in te stellen.
Instellen van de huidige datum en tijd
Gebruik de volgende procedure om de huidige datum en tijd
in te stellen en om het datumformaat te selecteren.
Bij het opnemen van een beeld worden de tijd en datum
geregisteerd bij het opgenomen beeld in overeenstemming
met de data van de ingebouwde klok van de camera. U kunt
zelfs de tijdstempelfunctie gebruiken om de datum en tijd te
“stempelen” in het beeld (pagina 100).
BELANGRIJK!
• De tijd- en datuminstellingen worden gewist wanneer
de camera voor 24 uur zonder batterijen en net-
spanning alleen wordt gelaten. Mocht dit gebeuren
schakel dan de spanning opnieuw in en stel de tijd en
datum opnieuw in voordat u de camera weer gebruikt.
Als de tijddisplay knippert betekent dit dat de instellin-
gen voor de tijd en de datum (klok) gewist zijn. Volg de
procedure op deze pagina om de instellingen voor de
correcte datum en tijd te maken.
Als u de bij de camera ingebouwde klok niet instelt op
de huidige datum en tijd dan zullen alle beelden opge-
nomen worden met de dafault datum en tijd wat waar-
schijnlijk niet de juiste datum en tijd van dat moment
is. Zorg er dus voor de klok correct in te stellen voor-
dat u de camera gebruikt.
Paars
selectie-
kader
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
45
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen
van beelden m.b.v. de volautomatische functie. Tevens wor-
den de elementaire instellingen van de camera uitgelegd.
Gebruik van de volautomatische functie
De volautomatische functie maakt het makkelijk voor
absolute beginners om telkens weer mooie digitale beelden
op te nemen. De camera maakt de instellingen voor het
scherpstellen, de sluitersnelheid, de lensopening, de flitser,
enz. overeenkomstig de helderheid van het onderwerp.
BELANGRIJK!
• Tijdens de volautomatische functie werken geen van
de toetsen behalve de sluiterontspannertoets, DISP
de zoomcontroleregelaar en . Zie “Programma AE
vergeleken met volautomatisch” op pagina 83 voor
meer informatie.
1.
Verwijder de lensdop voordat u de camera in-
schakelt.
2.
Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(volautomatische functie).
3.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(1-beeld).
Sluiterontspannertoets
4.
Zet de spannings-/functie-
schakelaar op .
:
Schakelt de spanning in en
de opnamefunctie (REC) aan.
:Schakelt de spanning in en
de weergavefunctie (PLAY)
aan.
OFF :Schakelt de spanning uit.
5.
Voer compositie van het beeld uit terwijl u er
op het beeldscherm naar kijkt.
Als u er de voorkeur aan geeft om de optische zoeker
te gebruiken om de compositie van het beeld uit te
voeren dan kunt u op DISP drukken om het beeld-
scherm uit te schakelen.
6.
Druk de
sluiterontspannertoets
halverwege ingedrukt en
voer op die manier auto-
focus uit.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
46
Let er op dat u de lens en
de sensor niet met uw
vingers blokkeert terwijl u
de camera vast houdt.
7.
Druk de
sluiterontspannertoets
geheel in om het beeld
op te nemen na eerst
gecontroleerd te
hebben dat het beeld
scherp is.
Opgenomen beelden worden tijdelijk opgeslagen in
een buffer waarvan ze worden opgeslagen op de
geheugenkaart. U kunt foto’s blijven nemen zolang er
nog ruimte in de buffer beschikbaar is.
Het aantal beelden dat u kunt opslaan in de camera
hangt af van het opslagmedium en de gebruikte instel-
ling voor de beeldkwaliteit (pagina 95, 169).
Druk om handbewegingen te voorkomen de
sluiterontspannertoets voorzichtig in.
Als u dit ziet:
Scherpstelkader: groen
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator:
groen
Scherpstelkader: rood
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator:
rood
Betekent dat het
volgende:
Er is scherp gesteld op
het beeld.
Er is niet scherp gesteld
op het beeld.
Door indrukken van de sluiterontspannertoets ver-
schijnt het scherpstelkader op het beeldscherm (pa-
gina 62).
De multi-gebied autofocus (pagina 62) stelt automa-
tisch scherp op het beeld en toont de sluitersnelheid-
en lensopeningwaarden.
U kunt achter de status van
de autofocusbediening
komen door de kleur te
bekijken van het
scherpstelkader en de status
van de bedrijfs-/
kaarttoegangindicator.
Bedrijfs-/
kaarttoegangindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
47
Opname voorzorgsmaatregelen
Verwijder de batterijen nooit, ontkoppel de netadapter
nooit en verwijder de geheugenkaart nooit uit de camera
terwijl beelden opgeslagen worden op de geheugenkaart.
Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren
gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opge-
slagen beelden ook beschadigd raken.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waarge-
nomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van
de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt
u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of
met de kleuren.
Scherpstellen
De volautomatische functie maakt gebruik van mulit-gebied
AF die drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op
het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Merk op dat het scherpstelbereik ongeveer tussen 30 cm en
(oneindig) is.
BELANGRIJK!
Tijdens het gebruik van de volautomatische functie
kunt u geen andere methode voor scherpstellen se-
lecteren (pagina 61).
BELANGRIJK!
Onder elk van de volgende omstandigheden ver-
schijnt de boodschap “One moment please….” (een
momentje a.u.b. ) in de display nadat u elk beeld op-
genomen heeft en het beeld weggeschreven wordt
naar de geheugenkaart.
Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden
aan het opnemen bent (pagina 95).
Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan
het opnemen bent (pagina 91 en 93).
Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen
gebruikt (pagina 76).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een CompactFlash
kaart gebruikt (pagina 33).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive
gebruikt (pagina 33).
Bij het opnemen met de volautomatische functie zal
een aantal instellingen van de camera automatisch in-
gesteld worden in overeenstemming met de condities.
Zie “Instellingen van de volautomatische functie” op
pagina 163 voor meer informatie.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
48
Opnemen van beelden terwijl de batte-
rijen bijna leeg zijn
Ter beveiliging tegen onverwachts verlies van beelddata
wordt elk beeld direct naar de geheugenkaart opgenomen
(zonder eerst naar de buffer te gaan) wanneer het batterij-
niveau aangegeven wordt als of lager. De boodschap
Press to cancel save” ( indrukken om het op-
slaan te annuleren) verschijnt op het beeldscherm tijdens
het opslaan tijdens deze condities. Zolang u niet op DISP
drukt zal het opslaan worden voortgezet en zal enkele se-
conden duren tot voltooiing.
Drukt u op DISP terwijl de boodschap “ Press to cancel
save” ( indrukken om het opslaan te annuleren) ge-
toond wordt dan zal het opslaan van het beeld geannuleerd
worden.
Mocht u een Microdrive in de camera hebben zitten dan zal
de bovenstaande boodschap reeds worden getoond wan-
neer het batterijniveau als of lager wordt aangegeven.
De boodschap “ Press to cancel save” ( indruk-
ken om het opslaan te annuleren) verschijnt ook tijdelijk
tijdens de panoramafunctie, de filmfunctie en wanneer u
bepaalde beste shot décorinstellingen gebruikt. In dit geval
geeft de boodschap niet aan dat de batterijspanning laag
is.
• De hierboven beschreven boodschap verschijnt niet wan-
neer het beeldscherm uitgeschakeld is.
Aangaande autofocus
Autofocus heeft de neiging niet goed te werken bij het opne-
men van de onderstaande types onderwerpen.
Muren met een effen kleur of onderwerpen met weinig con-
trast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
• Gepoetst metaal of andere helder reflecterende voorwer-
pen
• Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizon-
taal repeteren.
• Meervoudige beelden die zich op verschillende afstanden
van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Autofocus kan mogelijk ook niet goed werken als de camera
wordt als de camera bewogen wordt of trilt.
Vastzetten van de scherpstelafstand
Afhankelijk van de condities op dat moment staan een
groene bedrijfs-/kaarttoegangindicator en scherpstelkader
niet noodzakelijkerwijze garant voor een scherp beeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
49
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
• Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkom-
stig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment gese-
lecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het geheugen
opgeslagen wordt heeft een veel beter resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kun-
nen de respons van het beeldscherm tijdens de opname-
functie (REC) doen vertragen hetgeen statische ruis ver-
oorzaakt op het beeldscherm.
Gebruiken van de optische zoom
De optische zoom vergroot het beeld door de brandpunt-
afstand van de lens te veranderen. U kunt inzoomen op een
beeld met een zoomfactor variërend van 1 (normale grootte)
tot 3 (drie maal de normale grootte).
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk de zoomcontrole-
regelaar naar boven in de
richting van (telefoto)
om op het onderwerp
in te zoomen of naar
beneden in de richting van
(groothoek) om uit
te zoomen.
Zoomcontroleregelaar
(telefoto) (groothoek)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
51
Het beeldscherm gaat automatisch aan wanneer de hand-
matige scherpstelfunctie of de macrofunctie ingeschakeld
is. Gebruik het beeldscherm voor de compositie van beel-
den tijdens de handmatige scherpstelfunctie of de
macrofunctie.
U kunt de dioptriedraairegelaar gebruiken om het beeld in
het zoekerscherm aan te passen aan uw gezichtsvermo-
gen.
Gebruiken van de zoeker voor opnemen
De onderstaande afbeeldingen tonen wat u ziet wanneer u
door de zoeker kijkt om de compositie van een beeld te ma-
ken voor het opnemen.
Merk op dat het scherpstelbereikkader enkel van toepassing
is bij onderwerpen die ongeveer drie meter verwijderd zijn.
Er wordt een ander scherpstelbereik gebruikt bij onderwer-
pen die zich ofwel dichterbij danwel verder af bevinden. Om
deze reden dient u over te schakelen op de handmatige
scherpstelfunctie (MF) of de macrofunctie ( ) wanneer de
afstand tussen de camera en het onderwerp 30 cm is of min-
der (pagina 64, 65).
BELANGRIJK!
Scherpstellen van het zoekerbeeld is gedeactiveerd
terwijl de camera is uitgeschakeld of wanneer de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
Scherpstelkader
Scherpstel-
bereikkader
Korte afstand tot onderwerp Dioptriedraairegelaar
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
52
Selecteer deze
instelling:
Geen display
10SEC
2SEC
Om dit te doen:
Schakel de zelfontspanner uit
Neem voor tien seconden op na
indrukken van de sluiterontspannertoets.
Neem voor twee seconden op na
indrukken van de sluiterontspannertoets.
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het af-
tellen van de zelfontspanner te starten.
De AF sensor/zelfontspannerindicator gaat knipperen
terwijl de seconden worden afgeteld. Als u het beeld-
scherm ingeschakeld heeft worden de seconden afge-
teld op het scherm.
Druk de sluiterontspannertoets in om het aftellen tus-
sentijds te onderbreken.
OPMERKINGEN
De anti-trilling stabilisator is geactiveerd wanneer u
een langzame sluitersnelheid en de twee-seconden
zelfontspanner op tegelijkertijd gebruikt.
U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de
doorlopende sluiterfunctie (Continuous Shutter Mode)
gebruiken.
Gebruiken van de zelfontspanner
U kunt de zelfontspanner instellen op één van de twee start-
tijden.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op om de ge-
wenste zelfontspannertijd
in te stellen.
Zelfontspanner instellingen:
Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende
instelling van de zelfontspanner doorgegaan zoals
hieronder aangegeven.
Zelfontspanner
Tijd
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
53
Bij het opnemen van portret-oriëntatie beelden, dient
u de camera zo recht mogelijk omhoog te houden, zo-
als aangegeven in de onderstaande afbeelding. Door
de camera in een hoek te houden kunen sensorfouten
worden veroorzaakt. Als een algemene regel mag u
de camera niet meer dan ongeveer 20 graden vanaf
de verticale positie houden.
Door de camera te ver voorwaarts of achterwaarts te
laten hellen kunnen ook sensorfouten worden veroor-
zaakt. Als een algemene regel mag u de camera niet
meer dan ongeveer 60 graden naar boven of onder
gericht houden.
De camera oriëntatiesensor werkt niet bij filmbeelden.
Detectie van camera oriëntatie
Wanneer u aan het
opnemen bent detecteert
de camera automatisch of
zij zich in horizontale of
verticale positie (=oriënta-
tie) bevindt en deze
oriëntatie wordt samen
met de beelddata opgeslagen. Wanneer de beelden van de
camera daarna op het beeldscherm worden bekeken zal
dan oriëntatie automatisch aangepast worden. U kunt ook
de gebundelde Photo Loader applicatie (pagina 139)
configureren zodat deze elk beeld automatisch plaatst met
de oriëntatiedata die opgeslagen is.
BELANGRIJK!
• Merk op dat alle beelden die via het beeldscherm van de
camera worden getoond een standaard horizontale oriën-
tatie gebruiken tijdens het bladeren door beelden, tijdens
het 9-beelden scherm en bij alle beeldselectie menu-
schermen.
• Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op om er zeker
van te zijn dat de in de camera gebouwde sensor de oriën-
tatie van de camera juist kan detecteren.
— Let er op dat u de camera tijdens het opnemen van
beelden stil houdt. Bewegingen van de camera kun-
nen sensorfouten opleveren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
54
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een enkel beeld (1-beeld)
Tijdens de 1-beeld functie wordt een enkele foto opgenomen
wanneer u op de sluiterontspannertoets drukt.
1.
Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(1-beeld).
2.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
3.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
Onder elk van de volgende omstandigheden ver-
schijnt de boodschap “One moment please….” (een
momentje a.u.b.) in de display nadat u elk beeld opge-
nomen heeft en het beeld weggeschreven wordt naar
de geheugenkaart.
Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden
aan het opnemen bent (pagina 95).
Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan
het opnemen bent (pagina 91, 93).
Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen
gebruikt (pagina 76).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een CompactFlash
kaart gebruikt (pagina 33).
Voorvertoning van het laatst opgenomen
beeld
Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) binnen te
gaan (pagina 109) om een beeld te tonen op het beeld-
scherm van de camera. De volgende procedure laat u het
beeld zien dat u zojuist opgenomen heeft zonder de
opnamefunctie (REC) te verlaten.
Druk op PREVIEW om het laatst opgenomen beeld
te tonen.
U kunt PREVIEW ook gebruiken tijdens de filmfunctie om
het laatst opgenomen kader te bekijken.
Door nogmaals op PREVIEW te drukken keert u terug
naar het opnamefunctiescherm (REC).
Als de camera uitgeschakeld wordt of naar de weergave-
functie (PLAY) wordt overgeschakeld, zal het voor-
vertoningbeeldgeheugen worden gewist. Dit houdt in dat
er niets op het beeldscherm verschijnt als u op PREVIEW
drukt onmiddellijk na inschakelen van de camera of bij in-
schakelen van de opnamefunctie (REC).
Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive
gebruikt (pagina 33).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
55
Gebruiken van de flitser
Het volgende beschrijft de flitserinstellingen die u kunt kie-
zen voor aanpassing aan verschillende eisen die u stelt aan
de belichting.
Selecteren van de flitserfunctie
Gebruik de volgende procedure om de flitserfunctie te selecteren.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op om door de
cyclus van beschikbare
flitserfuncties te gaan
totdat de indicator voor de
gewenste functie op het
beeldscherm verschijnt.
Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende
indicator van de flitserfunctie doorgegaan op het
beeldscherm.
Flitserfunctie
Wissen van het laatste beeld dat opgeno-
men was met de opnamefunctie (REC)
Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) (pagina 109)
in te schakelen om een beeld te wissen. Maar met de vol-
gende procedure kunt u het zojuist opgenomen beeld wis-
sen zonder de opnamefunctie (REC) te verlaten.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van een beeld niet ongedaan
kan worden gemaakt. Wees er dus zeker van dat u
een beeld echt niet langer meer nodig heeft voordat u
het wist.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
PREVIEW om het laatst opgenomen beeld te
tonen.
2.
Druk op AE-L .
3.
Selecteer “Yes” (ja) in respons op de
bevestigingsboodschap die verschijnt.
Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te te annuleren
zonder iets te wissen.
4.
Klik op de controletoets.
Dit wist het beeld en keert terug naar de opname-
functie (REC).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
56
Flitser statusindicators
U kunt de huidige status van de flitsereenheid controleren
via de beeldschermindicator en de flitseroplaadindicator ter-
wijl de sluiterontspannertoets halverweg ingedrukt is.
Flitseroplaadindicator
Terwijl u de sluiterontspannertoets halverwege ingedrukt
houdt, verschijnt de flitsericoon op het beeldscherm en de
flitseroplaadindicator geeft de status aan van de flitser zoals
hierboven beschreven.
Beeldscherm
Wanneer u automatisch flitsen of rode ogen reductie als
flitserfunctie geselecteerd heeft, verschijnt de indicator
op de display wanneer u de sluiterontspannertoets halver-
wege indrukt om aan te geven dat de hoeveelheid beschik-
baar licht onvoldoende is en de flitser daarom zal flitsen.
BELANGRIJK!
De flitser flitst altijd automatisch afhankelijk van de
helderheid van het onderwerp wanneer de vol-
automatische functie geselecteerd is als de
belichtingsfunctie (pagina 82).
• Wanneer de beste shotfunctie geselecteerd is als de
belichtingsfunctie (pagina 76) wordt de instelling van
de flitserfunctie bepaald door het geselecteerde beste
shotdécor. U kunt de instelling van het beste
shotdécor in dit geval veranderen maar de instelling
voor de flitserfunctie van het beste shotdécor wordt
opnieuw verkregen wanneer u overschakelt naar een
ander beste shotdécor of de spanning van de camera
uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen aan de
hand van de helderheid van het onder-
werp (Auto Flash - automatisch flitsen).
Altijd flitsen ongeacht de helderheid van
het onderwerp (Flash On - flitser aan).
Schakel de flitser uit zodat deze nooit flitst
ongeacht de helderheid van het onder-
werp (Flash Off - Flitser uit)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (Red-eye reduction - rode ogen-
effect vermindering). Met deze instelling
flitst de flitser automatisch afhankelijk van
de helderheid van het onderwerp.
Selecteert u
deze instelling:
Geen
aanduiding
Flitseroplaadindicator
(oranje)
Knippert:aan het opladen
Brandt :klaar voor gebruik
Beeldscherm
geeft aan dat de flitser
zal flitsen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
57
Bijstellen van de flitsintensiteit
Gebruik de volgende procedure om de flitsintensiteit bij te
stellen.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Flash Intensity” (flitserintensiteit)
en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Veranderen van de synchronisatiesnelheid
U kunt de volgende procedure gebruiken om een sluiter-
snelheid te selecteren bij het gebruiken van de flitser.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Sync Speed” (synchronisatie-
snelheid) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
Om dit te doen:
Met sterke intensiteit flitsen
Met normale intensiteit flitsen
Met zwakke intensiteit flitsen
Selecteer deze instelling:
Strong (sterk)
Normal (normaal)
Weak (zwak)
Om dit te doen:
Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/125ste seconde hetgeen vegen door
bewegen van het onderwerp of uw hand
reduceert. Gebruik deze instelling
wanneer u beelden van spelende kinderen
binnenshuis wilt opnemen, enz. (synchro-
nisatie met hoge snelheid).
Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/60ste seconde.
Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/30ste seconde hetgeen de achtergrond
lichte maakt maar de kans vergroot op
vegen door het bewegen van uw hand
(langzame synchronisatie).
Selecteer deze
instelling:
Fast (snel)
Normal
(normaal)
Slow
(langzaam)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
58
Selecteren van een flitsersynchronatie
instelling
U kunt de volgende procedure gebruiken voor het verande-
ren van de timing van de flitser. Door de flitsersynchronisatie
instelling te gebruiken kunt u vegen door bewegen (van uw
hand of het onderwerp) zelf in de hand houden.
Voorgordijn en achtergordijn synchronisatie
Voorgordijn synchronisatie betekent dat de flitser flitst on-
middellijk nadat de sluiter zich geopend heeft. Hierdoor zul-
len vegen die veroorzaakt worden door beweging er uitzien
als aan de voorkant van het bewegende onderwerp (het-
geen de indruk geeft dat het onderwerp naar achteren be-
weegt).
Aan de andere kant betekent achtergordijn synchronisatie
dat de flitser flitst juist voordat de sluiter zich sluit. Hierdoor
zullen vegen die veroorzaakt worden door beweging er uit-
zien als aan de achterkant van het bewegende onderwerp
(hetgeen de indruk geeft dat het onderwerp naar voren be-
weegt).
Sluiter
opent Sluiter gaat
dicht
Flitser flitst
(voorgordijn synchronisatie)
Flitser flitst
(achtergordijn synchronisatie)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
BELANGRIJK!
Tijdens de sluitersnelheidprioriteit AE functie (S func-
tie) of de handmatige belichtingsfunctie (M functie) zal
de met de hand ingestelde sluitersnelheid prioriteit ge-
nieten boven de bovenstaande instelling.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
59
Voorbeeld 1:Gebruiken van voorgordijn synchronisatie om
het beeld van auto’s die ‘s nachts op de weg
rijden.
Wanneer de flitser flitst worden de beelden van de auto’s
eerst opgenomen, gevolgd door de koplampen, zodat de
veeg door het bewegen doorloopt tot aan de voorkant van de
auto’s.
Voorbeeld 2:Gebruiken van achtergordijn synchronisatie
om het beeld van auto’s die ‘s nachts op de
weg rijden.
Wanneer de flitser flitst worden de koplampen eerst opgeno-
men, gevolgd door de beelden van de auto’s, zodat de veeg
door het bewegen doorloopt tot aan de achterkant van de
auto’s.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Flash Setting” (flitserinstelling) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:
Laat de flitser onmiddellijk na
openen van de sluiter flitsen.
Laat de flitser juist voor het
sluiten van de sluiter flitsen.
Selecteer deze instelling:
Voorgordijn flitser-
synchronisatie
Achtergordijn flitser-
synchronisatie
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
60
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
• Let erop dat uw vingers de flitser of de belichtingssensor
niet aanraken of blokkeren terwijl u de camera vasthoudt.
Aanraken kan deze componenten kan deze bevuilen waar-
door de flitser minder effectief kan werken.
De flitser kan het best gebruikt worden bij afstanden die
vallen binnen het bereik tussen 0,5 en 3 meter (met een
volledig openstaande lensopening). Buiten dit bereik kan
de flitser onderwerpen niet voldoende belichten.
Afhankelijk van de bedieningsomstandigheden (type ge-
bruikte batterijen, temperatuur, enz.) kan het tot 40 secon-
den duren voordat de flitsereenheid geheel opgeladen is.
De flitser is gedeactiveerd (flitst niet) tijdens de doorlo-
pende functie (Continuous), de AEB functie en de film-
functie (Movie). Dit wordt aangegeven door (Flash Off -
flitser uit) in het beeldscherm (pagina 88, 89 en 93).
De flitsereenheid kan zich niet opladen als de accu-
spanning te laag is. De (Flash Off - flitser uit) indicator
verschijnt in het beedscherm om u te waarschuwen dat de
flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het
beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen
te bespeuren zijn, vervang dan de batterijen zo snel moge-
lijk.
De rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) kan moge-
lijk niet goed werken wanneer de camera niet recht op het
onderwerp gericht is of wanneer het onderwerp zich ver
van de camera bevindt.
De witbalans wordt vergrendeld tijdens het gebruik van de
flitser zodat zonlicht, TL-verlichting of andere lichtbronnen
in de onmiddelijke omgeving de kleuren van het opgeno-
men beeld (negatief) kunnen beïnvloeden.
Belichtingssensor
Flitser
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
61
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt de volgende procedure gebruiken om vijf verschil-
lende scherpstelfuncties selecteren: Multi-area AF (multi-ge-
bied AF (=autofocus = automatisch scherpstellen)), Spot AF
(punt AF), Manual (handmatig), Infinity (oneindig) en Macro
(groothoek).
1.
Zet de spannings-functieschakelaar op .
2.
Houd FOCUS ingedrukt.
FOCUS (scherpstel) toets
3.
Draai de keuzedraairegelaar om de scherpstel-
functie te selecteren en laat daarna FOCUS los.
Multi-gebied AF Pagina 62
Punt AF Pagina 63
MF Handmatig Pagina 64
Oneindig Pagina 65
Groothoek Pagina 65
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
64
Gebruik van de handmatig scherpstel-
functie
Met de handmatige scherpstelfunctie stelt u met de hand
scherp op een beeld. Het volgende toont de relatie tussen de
optische zoomfactor en de scherpstelafstand voor de hand-
matige scherpstelfunctie.
1.
Selecteer “MF” als de scherpstelfunctie m.b.v.
de keuzedraairegelaar.
Optische zoomfactor
1X
3X
Scherpstelbereik
6 cm tot (oneindig)
20 cm tot (oneindig)
2.
Terwijl u het beeld via het beeldscherm bekijkt
drukt u de controletoets naar boven en naar
beneden om scherp te stellen.
3.
Druk op de sluiterontspannerstoets om het
beeld op te nemen.
Zoals bij punt AF (pagina 63) kunt u de positie van het
scherpstelkader veranderen voor handmatig
scherpstellen.
Om dit te doen:
Stel scherp van het
onderwerp weg
Stel scherp op het voorwerp
Doe dit:
Druk de controletoets naar
boven.
Druk de controletoets naar
beneden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
66
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Gewoonlijk stelt de autofocusfunctie scherp op wat zich bin-
nen het scherpstelkader bevindt. Scherpstelvergrendeling is
een techniek die u kunt tijdens de punt AF functie( ), de
oneindig-functie ( ) en de macrofunctie ( ) gebruiken om
scherp te stellen op een onderwerp en vervolgens de ca-
mera te verplaatsen zodat het scherpstelkader op een ander
onderwerp gericht is terwijl u een beeld aan het opnemen
bent. Hierdoor blijft op het oorspronkelijke onderwerp
scherpgesteld worden zelfs als er zich een ander onderwerp
binnen het scherpstelkader bevindt.
1.
Houd de sluiterontspanningstoets halverwege
ingedrukt terwijl u via het beeldscherm naar
het beeld kijkt.
Het scherpstelkader wordt groen wanneer scherp ge-
steld is op het gebied binnen het scherpstelkader.
2.
Houd de sluiterontspanningstoets halverwege
ingedrukt en verplaats de camera en voer her-
compositie van het beeld naar wens uit.
3.
Druk vervolgens de sluiterontspanningstoets
geheel in om het beeld op te nemen.
OPMERKING
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Scherpstelkader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
71
Gebruiken van AE vergrendeling
Tijdens het gebruik van een belichtingsfunctie behalve de M
(handmatige) functie zal door halverwege indrukken van de
sluiterontspannertoets scherp worden gesteld op het beeld
en zullen de belichtingsinstellingen worden vergrendeld,
hetgeen handig is in de volgende omstandigheden.
Wanneer het onderwerp dat u wilt gebruiken voor de
belichtingsinstellingen anders is van het onderwerp
waarop u automatisch wilt scherpstellen.
Wanneer u een flitser gebruikt maar wilt opnemen met een
voorflits (flitssynchronisatie).
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Richt de camera op het onderwerp waarvan u
de belichting wilt gebruiken.
3.
Houd AE-L ingedrukt.
Dit vergrendelt de belichting
(sluitersnelheid en lensopening).
Loslaten van AE-L annuleert
de AE vergrendeling.
4.
Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
OPMERKING
De AE vergrendeling wordt niet geannuleerd als u
AE-L los laat terwijl u de sluiterontspannertoets
halverwege ingedrukt houdt.
AE-L toets


Produkt Specifikationer

Mærke: Casio
Kategori: Digital kamera
Model: QV5700

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Casio QV5700 stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig




Digital kamera Casio Manualer

Digital kamera Manualer

Nyeste Digital kamera Manualer