Fiat Fiorino Manual

Fiat Firmabil Fiorino

Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Fiat Fiorino (210 sider) i kategorien Firmabil. Denne guide var nyttig for 6 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere

Side 1/210
INSTRUCTIEBOEK
F I A T FIORINO
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld.
Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen.
Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
NEDERLANDS
os Fiorino Ins:os Fiorino 430x148 15-12-09 11:44 Pagina 1
530.02.110 NL
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Fiorino.
Wij hebben dit boek samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Fiorino leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult
gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructie-
boek bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Fiorino volledig te benutten.
Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de bijgevoegde “Service- en garantiehandleiding” vindt u de extra service van Fiat:
het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboek alle uitvoeringen van de Fiat Fiorino
beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting,
de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 1
ABSOLUUT LEZEN!
K
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die voldoet aan
de Europese specificatie EN 228.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het ge-
bruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelings-
pedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de
sleutel los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai het contactslot op MAR en wacht tot het mwaarschuwingslampje dooft, draai het con-
tactslot op AVV en laat dit los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras,
droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed
zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 2
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan
ontladen), wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto
geschikt is voor het extra stroomverbruik.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Goed onderhoud van de auto is de beste manier om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere
tijd te garanderen. Daarbij wordt het milieu ontzien en blijven de kosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEK....
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud van
uw auto. Let vooral op de symbolen
"
(veiligheid van inzittenden)
#
(milieubehoud) !(conditie van de auto).
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 3
4
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
DASHBOARD........................................................................ 5
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 6
SYMBOLEN ........................................................................... 7
FIAT CODE ........................................................................... 7
DE SLEUTELS ........................................................................ 8
DIEFSTALALARM ................................................................ 11
START-/CONTACTSLOT ................................................. 13
INSTRUMENTEN ................................................................ 14
DIGITAAL DISPLAY............................................................. 16
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... 21
TRIPCOMPUTER .................................................................. 30
ZITPLAATSEN ...................................................................... 33
SCHEIDINGSWANDEN..................................................... 36
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 38
STUURWIEL ......................................................................... 39
SPIEGELS ................................................................................ 39
VERWARMING EN VENTILATIE .................................... 41-43
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ..................... 46
BUITENVERLICHTING ...................................................... 49
RUITEN REINIGEN ............................................................. 51
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 52
BEDIENINGSKNOPPEN .................................................... 55
INTERIEURUITRUSTING .................................................. 56
PORTIEREN .......................................................................... 59
RUITBEDIENING ................................................................. 63
BAGAGERUIMTE ................................................................. 64
MOTORKAP ......................................................................... 68
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 69
KOPLAMPEN ........................................................................ 70
ABS .......................................................................................... 71
ESP-SYSTEEM ......................................................................... 72
TRACTION PLUS-SYSTEEM ............................................. 75
EOBD-SYSTEEM ................................................................... 76
SPEED BLOCK....................................................................... 76
PARKEERSENSOREN ......................................................... 77
AUTORADIO ....................................................................... 79
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN ................................................... 80
TANKEN MET DE AUTO .................................................. 80
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 82
D
DA
AS
SH
HB
BO
OA
AR
RD
D
E
EN
N
B
BE
ED
DI
IE
EN
NI
IN
NG
GS
SE
EL
LE
EM
ME
EN
NT
TE
EN
N
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 4
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per
uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster voor lucht naar de zijruiten - 2. Verstel- en regelbaar luchtrooster - 3. Linker hendel: bediening buitenverlichting -
4. Instrumentenpaneel en lampjes - 5. Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer - 6. Autoradio (indien aan-
wezig) - 7. Knop waarschuwingsknipperlichten, achterruitverwarming, knop voor in-/uitschakeling ASR / Traction Plus (indien aanwezig),
ontgrendelknop achterdeuren (indien aanwezig) - 8. Airbag passagierszijde (indien aanwezig) - 9. Opbergvak/dashboardkastje (indien
aanwezig) - 10. Verstel- en regelbare luchtroosters - 11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12. Opbergvak -
13. Contactslot - 14. Airbag bestuurderszijde - 15. Hendel motorkapontgrendeling - 16. Schakelaarpaneel: mistlampen voor/mistachter-
licht/koplampverstelling/ display
5
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
F0T0070m
fig. 1
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 5
6
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
INSTRUMENTENPANEEL
Uitvoeringen met digitaal display
ASnelheidsmeter
BBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
CKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
DToerenteller
EDigitaal display
mcLampjes alleen aanwezig op
dieseluitvoeringen
Uitvoeringen met multifunctioneel
display
ASnelheidsmeter
BBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
CKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
DToerenteller
EMultifunctioneel display
mcLampjes alleen aanwezig op
dieseluitvoeringen
F0T0072m
fig. 2
F0T0071m
fig. 3
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 6
7
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegen
diefstal is de auto uitgerust met een elek-
tronische startblokkering.
Het systeem schakelt automatisch in als
de start-/contactsleutel wordt uitgeno-
men.
Als u bij het starten van de motor de sleu-
tel in stand MAR draait, stuurt het Fiat
CODE-systeem een code naar de regel-
eenheid van de motor die, als de code
wordt herkend, de blokkering van de func-
ties opheft.
Als bij het starten de code niet wordt her-
kend, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje Ybranden.
Draai in dat geval de sleutel in stand
STOP en vervolgens in stand MAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer dan
nogmaals de motor te starten met een
van de andere geleverde sleutels. Als de
motor nog niet aanslaat, voer dan een
noodstart uit (zie het hoofdstuk “Nood-
gevallen”) en wendt u daarna tot het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen
code, die in de regeleenheid van het
systeem moet worden opgeslagen. Voor
het opslaan van nieuwe sleutels (maximaal
acht) moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden.
BRANDEND LAMPJE
Y
(of het symbool op het display)
TIJDENS HET RIJDEN
Als het lampje
Y
(of het symbool op
het display) gaat branden, betekent dit
dat het systeem zichzelf controleert (bijv.
bij een vermindering van de spanning).
Als u het systeem wilt controleren, moet
u de auto stilzetten en de contactsleutel
in stand STOP en vervolgens opnieuw
in stand MAR draaien: als er geen enke-
le storing wordt gevonden, gaat het waar-
schuwingslampje
Y
niet branden.
Als het waarschuwingslampje
Y
(of het
symbool op het display) blijft branden,
moet de hiervoor beschreven procedu-
re herhaald worden en de contactsleutel
langer dan 30 seconden in stand STOP
worden gezet. Als de storing blijft bestaan,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Als het waarschuwingslampje
Y
(of
het symbool op het display) blijft bran-
den, wordt de code niet herkend. In dat
geval moet u de sleutel in stand STOP
en vervolgens in stand MAR draaien;
als de motor geblokkeerd blijft, probeer
het dan opnieuw met de andere gele-
verde sleutels. Als de motor nog niet
aanslaat, voer dan een noodstart uit (zie
het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt
u daarna tot het Fiat Servicenetwerk.
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-
delen van uw auto zijn plaatjes met een
bepaalde kleur aangebracht met daarop
symbolen die uw aandacht vragen en die
voorzorgsmaatregelen aangeven die u in
acht moet nemen, als u met het be-
treffende onderdeel te maken krijgt.
Op de binnenbekleding van de motorkap
bevindt zich een plaatje met een korte
samenvatting van de symbolen.
Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische componen-
ten in de sleutel beschadigd
worden.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 7
8
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 5 F0T0241m
Druk het knopje B alleen in
als de sleutel ver genoeg van
het lichaam (speciaal de ogen) en van
voorwerpen die snel beschadigen
(bijvoorbeeld kledingstukken) is ver-
wijderd. Laat de sleutel nooit onbe-
heerd achter. Hiermee voorkomt u
dat iemand (dit geldt in het bijzonder
voor kinderen) per ongeluk op de
knop drukt.
ATTENTIE!
fig. 4 F0T00002m
DE SLEUTELS
MECHANISCHE SLEUTEL fig. 4
De metalen baard Adient voor:
het start-/contactslot;
de sloten van de portieren;
het ont-/vergrendelen van de tankdop.
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(indien aanwezig) fig. 5
De metalen baard Adient voor:
het start-/contactslot;
de sloten van de portieren;
het ont-/vergrendelen van de tankdop.
Druk op het knopje Bvoor het
uitklappen van de metalen baard.
Ga voor het inklappen in de handgreep
als volgt te werk:
houd het knopje Bingedrukt en
verplaats de metalen baard A;
laat het knopje Blos en draai de
metalen baard Atotdat hij op de
juiste wijze is ingeklapt en vergrendeld.
Combi-uitvoeringen
Met knopje Æworden alle portieren (in-
clusief de achterdeuren) ontgrendeld;
Knopje Ádient voor het vergrendelen van
alle portieren/deuren;
Knopje
dient voor het ontgrendelen
van de achterdeuren.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 8
9
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Cargo-uitvoeringen
Knopje Ædient voor het ontgrendelen
van de voorportieren;
Knopje Ádient voor het vergrendelen van
alle portieren/deuren;
Knopje
dient voor het ontgrendelen
van de achterdeuren en de zijschuifdeu-
ren (indien aanwezig).
Als de portieren worden ontgrendeld,
wordt de interieurverlichting een bepaalde
tijd ingeschakeld.
Laadruimte ont-/vergrendelen van
binnenuit (Cargo-uitvoering)
Druk vanuit het interieur van de auto op
de knop fig. 6 (Cargo-uitvoering) voor
het ontgrendelen van de laadruimte (ach-
terdeuren en zijschuifdeuren). Druk nog-
maals op de knop voor de vergrendeling
van alle sloten.
fig. 6 F0T0322m
Batterij van de sleutel met
afstandsbediening vervangen fig. 7
Ga voor het vervangen van de batterij als
volgt te werk:
druk op de knop Aen klap de metalen
baard Buit;
draai de schroef Cin stand
:
m.b.v.
een kleine schroevendraaier;
trek de batterijhouder Dnaar buiten
en vervang de batterij E; let daarbij
goed op de polariteit;
plaats de batterijhouder Din de sleu-
tel en draai de schroef Cin stand
Á
.
fig. 7 F0T0300m
Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Ze moeten
in een daarvoor bestemde
chemobox of afvalbak wor-
den gedeponeerd. Ze kunnen ook in-
geleverd worden bij het Fiat Service-
netwerk, dat vervolgens voor de afvoer
zorgt.
EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGEN
BESTELLEN
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-
dieningen herkennen. Als u in de loop der
tijd een nieuwe afstandsbediening nodig
hebt, kunt u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden. Neem dan een identiteits-
bewijs en het kentekenbewijs mee.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 9
10
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
DEAD LOCK-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert de wer-
king van de binnenhandgrepen, waardoor
de portieren niet van binnenuit kunnen
worden geopend bij een inbraakpoging
(bijvoorbeeld na het inslaan van een ruit).
Het dead lock-systeem biedt dus de
beste bescherming tegen inbraakpogingen.
Daarom raden wij u aan om iedere keer
als u de auto verlaat, het systeem in te
schakelen.
Als het dead lock-systeem is
ingeschakeld, kunnen de
portieren op geen enkele wijze van
binnenuit worden geopend. Contro-
leer daarom, voordat u de auto ver-
laat, of er geen personen meer aan
boord zijn.
ATTENTIE!
Als de batterij van de sleutel
met afstandsbediening leeg
is, kan het systeem alleen worden
ingeschakeld door de metalen baard
van de sleutel in het slot van een por-
tier te steken en te draaien, zoals
hiervoor is beschreven: in dat geval
blijft het systeem alleen op de
achterdeuren ingeschakeld.
ATTENTIE!
Systeem inschakelen
Het systeem schakelt op alle
portieren/deuren automatisch in als de
knop
Á
op de sleutel met afstandsbedie-
ning twee keer wordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen
de richtingaanwijzers 2 keer.
Het systeem schakelt niet in als een of
meerdere portieren/deuren niet goed
gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat
een persoon via het geopende portier het
interieur van de auto kan betreden en, als
het portier vervolgens wordt gesloten, de
auto niet meer kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende
gevallen automatisch op alle portieren/
deuren uit:
als de portieren/deuren worden ont-
grendeld;
als de contactsleutel in stand MAR
wordt gedraaid.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 10
11
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het diefstalalarm vormt een aanvulling op
de hiervoor beschreven functies van de
afstandsbediening en wordt bediend door
een ontvanger die zich nabij de zekeringen-
kast onder het dashboard bevindt.
WANNEER GAAT HET ALARM AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende ge-
vallen geactiveerd:
als een portier, de motorkap, de ach-
terklep of (indien aanwezig) een van de
zijschuifdeuren ongeoorloofd wordt ge-
opend (omtrekbeveiliging);
bij een ongeoorloofde bediening van het
start-/contactslot (in stand MAR draai-
en m.b.v. een ongeautoriseerde sleu-
tel);
als de kabels van de accu worden
onderbroken;
als er bewegende voorwerpen in het
interieur aanwezig zijn (volumetrische
beveiliging);
bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt,
afhankelijk van het land, de sirene geacti-
veerd en gaan de richtingaanwijzers knip-
peren (ongeveer 26 seconden). De wijze
waarop het systeem werkt en het aantal
cycli kunnen per land verschillen.
Er is echter een maximum aantal cycli
voorzien voor de akoestische en zichtba-
re signalen. Na een alarmsignalering scha-
kelt het systeem over naar de normale
bewakingsfunctie.
De volumetrische beveiliging en de kan-
telsensor kunnen met de betreffende
bedieningsknop op de plafondverlichting
voor worden uitgeschakeld (zie de para-
graaf “Kantelbeveiliging”).
BELANGRIJK De startblokkering wordt
uitgevoerd door de Fiat CODE en wordt
automatisch ingeschakeld als de contact-
sleutel uit het start-/contactslot wordt ge-
nomen.
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep/
achterdeuren en motorkap, en met de
contactsleutel in stand STOP of uitge-
nomen, de sleutel met afstandsbediening
in de richting van de auto. Druk op de
knop
Á
en laat de knop weer los.
U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”)
(behalve bij uitvoeringen voor bepaalde
markten) en de portieren/deuren worden
vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose: als
het systeem een storing vindt, dan klinkt
nogmaals een akoestisch signaal circa 4
seconden na het inschakelcommando.
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit
door de knop Æin te drukken, contro-
leer of de portieren, de motorkap en de
laadruimte goed gesloten zijn en schakel
het alarm opnieuw in met de knop
Á
.
Als de portieren/deuren en de motorkap
niet goed gesloten zijn, worden ze niet
door het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motor-
kap en bagageruimte het akoestisch sig-
naal wordt herhaald, dan is er een storing
gesignaleerd in de werking van het sys-
teem. Wendt u in dat geval tot het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den vergrendeld, schakelt het alarm niet
in.
BELANGRIJK Bij aflevering van de nieuwe
auto voldoet het diefstalalarm aan de wet-
telijke normen van het land van gebruik.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 11
12
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ævan de sleutel met
afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
u hoort twee korte akoestische signalen
(“BIEP’s”);
de portieren/deuren worden ontgren-
deld.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet
uit.
VOLUMETRISCHE BEWAKING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de bevei-
liging moeten de ruiten geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunt u de volumetrische be-
veiliging buiten werking stellen (als er bij-
voorbeeld dieren in de auto achterblijven)
door na het doven van het instrumenten-
paneel en voordat het alarm wordt in-
geschakeld, op de knop A-fig. 8 op het
plafondlampje voor te drukken.
Als de functie wordt uitgeschakeld, knip-
pert het lampje op de knop enkele secon-
den. Het buiten werking stellen van de
volumetrische beveiliging/kantelsensor
moet telkens worden herhaald als het
instrumentenpaneel uitgeschakeld is ge-
weest.
MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Tijdens het inschakelen van het instru-
mentenpaneel wordt iedere inbraakpoging
aangegeven, afhankelijk van het uitrus-
tingsniveau, door het brandend controle-
lampje
Y
of een symbool en een speci-
fiek bericht op het display op het instru-
mentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt
stellen (bijv. als de auto langere tijd niet
wordt gebruikt), dan hoeft u slechts de
auto af te sluiten door de metalen baard
van de sleutel met afstandsbediening in het
portierslot te draaien. In dit geval wordt
de auto niet beveiligd door het diefstal-
alarm, echter de startblokkering van de
motor blijft gegarandeerd door de Fiat
CODE, die automatisch wordt ingescha-
keld als de contactsleutel uit het start-/
contactslot wordt genomen.
BELANGRIJK Als de batterij van de sleutel
met afstandsbediening leeg is, of als er een
storing is in het diefstalalarm, dan kunt u
het systeem buiten werking stellen door
de contactsleutel in het contactslot te
steken en deze in stand MAR te draaien.
fig. 8 F0T0159m
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 12
13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 9 F0T0039m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook
als de auto gesleept wordt. Het is
streng verboden om de-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waar-
voor wijzigingen in de stuurinrichting
of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE!
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden ge-
draaid fig. 9:
STOP: motor uit, sleutel uitneembaar
en stuur geblokkeerd. Enkele elektri-
sche installaties werken (bijv. auto-
radio, centrale portiervergrendeling,
diefstalalarm enz.).
MAR: contact aan. Alle elektrische
installaties werken.
AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eer-
ste poging niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand STOP en nogmaals
starten.
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de
sleutel uit het start-/contactslot en draai
het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MAR draait.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 13
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER
fig. 10
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 11
De toerenteller geeft het toerental per
minuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijde-
lijk de toevoer van brandstof als de mo-
tor met te hoge toerentallen draait, waar-
door het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerental-
stijging aangeven. Dit is een normaal ver-
schijnsel dat kan optreden als bijvoorbeeld
de airconditioning of de elektroventilateur
wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient
een geringe toerentalstijging voor het
behoud van de lading van de accu.
fig. 10 F0T0150m fig. 11 F0T0151m
14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 14
15
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BRANDSTOFMETER
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Het waarschuwingslampje A-fig. 12 geeft
aan dat er nog ongeveer 6 tot 7 liter
brandstof aanwezig is.
E- brandstoftank leeg.
F- brandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken met de auto” in dit hoofd-
stuk).
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank
om beschadiging van de katalysator te
voorkomen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de
indicatie Estaat en het waarschuwings-
lampje Aknippert, dan is er een storing
in het systeem. Wendt u in dit geval tot
het Fiat Servicenetwerk om het systeem
te laten controleren.
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUURMETER
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden van de auto.
C- Lage koelvloeistoftemperatuur.
H- Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Als het waarschuwingslampje B-fig. 12
gaat branden (en er verschijnt een bericht
op het display), dan is de koelvloeistof-
temperatuur te hoog; zet in dat geval de
motor uit en wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
fig. 12 F0T0152m Als de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuur-
meter in het rode gebied
komt, zet dan onmiddellijk
de motor uit en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 15
16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 14
+Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
MENU Kort indrukken voor toegang
ESC tot het menu en/of naar het
volgende scherm te gaan of de
keuze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om terug
te keren naar het beginscherm.
Om het scherm en de keuzemogelijk-
heden naar beneden te doorlopen of
de weergegeven waarde te verlagen.
Opmerking Bij de knoppen +en hangt
de werking van het volgende af:
Lichtsterkte interieur auto regelen
– als het beginscherm wordt weergege-
ven, dan kunt u hiermee de lichtsterkte
van het instrumentenpaneel en de auto-
radio regelen.
Setup-menu
– binnen het menu kunt u het menu naar
boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde
verhogen of verlagen.
DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM fig. 13
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
AStand koplampverstelling (alleen als
het dimlicht is ingeschakeld).
BKilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller).
CTijd (altijd weergegeven, ook bij uit-
genomen contactsleutel en gesloten
voorportieren).
Opmerking Bij uitgenomen contactsleu-
tel wordt bij het openen van een van de
voorportieren het display verlicht en
wordt enkele seconden de tijd en de kilo-
meter- of mijltotaalteller weergegeven.
fig. 13 F0T0017m fig. 14 F0T0025m
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 16
17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
SETUP-MENU fig. 15
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen +en
worden gekozen, waarna u keuzemoge-
lijkheden kunt selecteren of instellingen
(setup) kunt uitvoeren.
Het setup-menu kan worden ingeschakeld
door de knop MENU ESC kort in te
drukken.
Door de knoppen +en telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
De werking is vanaf dit moment afhanke-
lijk van het geselecteerde menupunt.
Een menupunt selecteren
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u in het menu de instelling selecte-
ren die u wilt wijzigen;
– met de knop +of (door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt.
“Klokje instellen” selecteren
– druk kort op de knop MENU ESC om
de eerste eenheid (uren) te veranderen;
– met de knop +of (door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd verdergaan naar het volgende onder-
deel van het instelmenu (minuten);
– na het instellen van de tijd keert u terug
naar het eerder geselecteerde menupunt.
Als u de knop MENU ESC even ingedrukt
houdt
– als u zich in het menu bevindt, dan ver-
laat u het setup-menu;
– als u zich in een menu-onderdeel bevindt,
dan verlaat u dat menu-onderdeel;
– worden alleen de reeds opgeslagen in-
stellingen bewaard (reeds bevestigd door
het indrukken van de knop MENU ESC).
Het setup-menu heeft een tijdregeling; als
het menu na een bepaalde tijd verdwijnt,
worden alleen de door u opgeslagen wij-
zigingen (bevestigd door het kort indruk-
ken van de knop MENU ESC) bewaard.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 17
18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet
u kort op de knop MENU ESC drukken. Druk op de
knop +of om in het menu te navigeren.
Opmerking Als de auto rijdt, is om veiligheidsrede-
nen alleen een beperkt menu (instelling “SPEEd”) toe-
gankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu
toegankelijk.
fig. 15
F0T1021g
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 18
19
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Snelheidslimiet (SPEEd) instellen
Met deze functie kan de snelheidslimiet
van de auto (km/h of mph) worden inge-
steld. Als deze limiet wordt overschre-
den, wordt de bestuurder gewaarschuwd
(zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Ga voor het instellen van de snelheids-
limiet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt het opschrift (SPEEd)
en de ingestelde meeteenheid (km/h of
mph);
– druk op de knop +of om de snel-
heidslimiet in te schakelen (On) of uit te
schakelen (OFF);
– als de functie al was ingeschakeld (On),
kan met de knop +of de gewenste snel-
heidslimiet worden ingesteld en worden
bevestigd door het indrukken van de knop
MENU ESC;
Opmerking De waarde kan worden in-
gesteld tussen 30 en 200 km/h of tussen
20 en 125 mph, afhankelijk van de inge-
stelde meeteenheid (zie de paragraaf
“Meeteenheid instellen Unit”). Elke keer
als u de knop +/indrukt, wordt de waar-
de 5 eenheden verhoogd of verlaagd. Als
u de knop +/ingedrukt houdt, lopen de
cijfers automatisch snel door of terug. Als
u dicht bij de gewenste waarde bent, kan
de instelling worden voltooid door de
knop telkens in te drukken.
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling wilt
annuleren:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert (On);
– druk op de knop ; op het display knip-
pert (Off);
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Klokje instellen (Hour)
Met deze functie kunt u het klokje instel-
len.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knipperen de “uren”;
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knipperen de “minuten”;
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Volumeregeling buzzer (bUZZ)
Met deze functie kan het volume van het
akoestische signaal (buzzer) worden in-
gesteld, dat klinkt bij de melding van een
storing/waarschuwing en bij het indruk-
ken van de knoppen MENU ESC,+en
.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt het opschrift
(bUZZ);
– druk op de knop +of om het ge-
wenste volume in te stellen (instelling
mogelijk op 8 niveaus).
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 19
20
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Meeteenheid (Unit) instellen
Met deze functie kunt u de meeteenheid
instellen.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt het opschrift (Unit)
en de ingestelde meeteenheid (km) of
(mijl);
– druk op de knop +of om de gewens-
te meeteenheid in te stellen.
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Inschakeling/Uitschakeling
van de frontairbag aan
passagierszijde en de zij-airbag
voor de bescherming van
borstkas/bekken
(indien aanwezig) (BAG P)
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
druk op de knop MENU ESC en druk,
nadat op het display het bericht (BAG
P OFF) (voor uitschakeling) of het be-
richt (BAG P On) (voor inschakeling)
is verschenen door het indrukken van
de knop +of , opnieuw op de knop
MENU ESC;
op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
selecteer door het indrukken van de
knop +of (YES) (voor bevestiging van
de inschakeling/uitschakeling) of (no)
(om te annuleren);
druk kort op de knop MENU ESC; er
verschijnt een bevestiging van de geko-
zen instelling en er wordt teruggekeerd
naar het menuscherm of, wanneer de
knop even ingedrukt wordt gehouden,
naar het beginscherm zonder op te
slaan.
MENU ESC
MENU ESC
MENU ESC
+
+
+
+
F0T1014g
F0T1015g
F0T1016g
F0T1018g
F0T1017g
F0T1020g
F0T1019g
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 20
21
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een multi-
functioneel display, dat tijdens het rijden
nuttige informatie aan de bestuurder
levert aangepast aan de eerder gekozen
instelling.
BEGINSCHERM fig. 16
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
ADatum.
BKilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller).
CTijd (altijd weergegeven, ook bij uit-
genomen contactsleutel en gesloten
voorportieren).
DBuitentemperatuur.
EStand koplampverstelling (alleen als
het dimlicht is ingeschakeld).
Opmerking Bij het openen van een
voorportier wordt het display verlicht en
wordt enkele seconden de tijd en de kilo-
meter-/mijltotaalteller weergegeven.
fig. 16 F0T0019m fig. 17 F0T0025m
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 17
+Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
MENU Kort indrukken voor toegang
ESC tot het menu en/of naar het vol-
gende scherm te gaan of de keu-
ze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om te-
rug te keren naar het begin-
scherm.
Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar beneden te doorlopen
of de weergegeven waarde te verlagen.
Opmerking Bij de knoppen +en hangt
de werking van het volgende af:
Lichtsterkte interieur auto regelen
– als het beginscherm wordt weergege-
ven, dan kunt u hiermee de lichtsterkte
van het instrumentenpaneel en de auto-
radio regelen.
Setup-menu
– binnen het menu kunt u het menu naar
boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde
verhogen of verlagen.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 21
22
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Een menupunt selecteren in het
hoofdmenu met submenu:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
wordt het eerste menupunt van het sub-
menu weergegeven;
– met de knop +of (door de knop tel-
kens in te drukken) kunt u alle menupun-
ten van het submenu doorlopen;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u het menupunt van het submenu
selecteren en verschijnt het betreffende
instellingenmenu;
– met de knop +of (door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling van dit menupunt in het submenu
worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt.
SETUP-MENU fig. 18
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen +en
worden gekozen, waarna u keuzemoge-
lijkheden kunt selecteren of instellingen
(setup) kunt uitvoeren. Bij enkele onder-
delen (Klokje en Meeteenheid instellen)
is er een submenu.
Het setup-menu kan worden geactiveerd
door de knop MENU ESC kort in te
drukken.
Door de knop +of telkens in te druk-
ken, kunt u de lijst van het setup-menu
doorlopen.
De werking is afhankelijk van het geselec-
teerde menupunt.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
zonder submenu:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u in het hoofdmenu de instelling
selecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop +of (door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het daarvoor gese-
lecteerde menupunt.
“Datum” en “Klokje instellen” selecteren:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u de instelling selecteren die u wilt
wijzigen (bijv. uren/minuten of jaar/maand/
dag);
– met de knop +of (door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd doorgaan naar het volgende menupunt.
Als dit menupunt het laatste is, dan wordt
teruggekeerd naar het daarvoor geselec-
teerde menupunt.
Als u de knop MENU ESC even ingedrukt
houdt:
– als u zich in het hoofdmenu bevindt, dan
verlaat u het setup-menu;
– als u zich op een ander punt in het menu
bevindt (instellen van een onderdeel in een
submenu, in een submenu of instellen van
een onderdeel in het hoofdmenu), dan
keert u terug naar het hoofdmenu;
– worden alleen de reeds opgeslagen in-
stellingen bewaard (reeds bevestigd door
het indrukken van de knop MENU ESC).
Het setup-menu heeft een tijdregeling; als
het menu na een bepaalde tijd verdwijnt,
worden alleen de door u opgeslagen wij-
zigingen (bevestigd door het kort indruk-
ken van de knop MENU ESC) bewaard.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 22
23
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Dag
Jaar Maand
Deutsch
Português
English
Español
Français
Italiano
Nederlands
Turkçe
Voorbeeld:
fig. 18
Voorbeeld:
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet
u kort op de knop MENU ESC drukken. Druk op de
knop +of om in het menu te navigeren.
Opmerking Als de auto rijdt, is om veiligheidsrede-
nen alleen een beperkt menu (“Beep Snelheid” instel-
len) toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebrei-
de menu toegankelijk.
F0T1000g
MENU ESC
knop kort
indrukken
+
+
+
+
+
+
++
+
+
+
+
+
MENU VERLATEN
BEEP SNELHEID
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
VOLUME
WAARSCHUWINGEN
VOL. TOETSEN
BUZZ. GORDELS (*)
SERVICE
BAG PASSAGIER
(*) Functie wordt alleen weergegeven als het S.B.R.-systeem door het Fiat Servicenetwerk is uitgeschakeld.
+
GEGEVENS TRIP B
MENU ESC
knop kort
indrukken
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 23
24
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Opmerking De waarde kan worden inge-
steld tussen 30 en 200 km/h of tussen 20 en
125 mph, afhankelijk van de ingestelde meet-
eenheid (zie de paragraaf “Meeteenheid in-
stellen” (Meeteenheid) hierna). Elke keer als
u de knop +/indrukt, wordt de waarde 5
eenheden verhoogd of verlaagd. Als u de
knop +/ingedrukt houdt, lopen de cijfers
automatisch snel door of terug. Als u dicht
bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte
waarde in door de knop telkens in te druk-
ken en los te laten.
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling wilt
annuleren:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert (On);
– druk op de knop ; op het display knip-
pert (Off);
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Snelheidslimiet (Beep Snelheid)
Met deze functie kan de snelheidslimiet
van de auto (km/h of mph) worden inge-
steld. Als deze limiet wordt overschre-
den, wordt de bestuurder gewaarschuwd
(zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Ga voor het instellen van de snelheids-
limiet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt het opschrift (Beep
Snelh.);
– druk op de knop +of om de snel-
heidslimiet in te schakelen (On) of uit te
schakelen (Off);
– als de functie al was ingeschakeld (On),
kan met de knop +of de gewenste snel-
heidslimiet worden ingesteld en worden
bevestigd door het indrukken van de knop
MENU ESC.
Trip B (Gegevens trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) worden ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Tripcomputer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert (On) of (Off), afhan-
kelijk van de instelling;
– druk op de knop +of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 24
25
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
als het submenu “Formaat” is gekozen:
druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de tijdsaanduiding;
– druk op de knop +of voor weergave
van de tijd in “24h” of “12h”.
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU ESC om terug
te keren naar het menuscherm of houd
de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
– houd de knop MENU ESC nogmaals
even ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
Klokje instellen (Tijd instellen)
Met deze functie kan het klokje worden
ingesteld m.b.v. twee submenu’s: “Tijd”
en “Formaat”.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnen de twee submenu’s
“Tijd” en “Formaat”;
– druk op de knop +of om tussen de
submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU ESC;
als het submenu “Tijd” is gekozen: druk
kort op de knop MENU ESC; op het
display knipperen de “uren”;
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knipperen de “minuten”;
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
Datum instellen (Datum instellen)
Met deze functie kan de datum worden
ingesteld (dag - maand - jaar).
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de “dag” (dd);
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de “maand” (mm);
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “jaar” (jjjj);
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren.
Opmerking Elke keer als u de knop +
of indrukt, wordt de waarde een een-
heid verhoogd of verlaagd. Als u de knop
ingedrukt houdt, lopen de cijfers automa-
tisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waar-
de in door de knop telkens in te drukken
en los te laten.
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 25
26
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Centrale portiervergrendeling
bij
rijdende auto (Autoclose)
Als deze functie is ingeschakeld (On), wor-
den de portieren automatisch vergrendeld
als de auto sneller rijdt dan 5 km/h.
Ga voor het inschakelen (On) of uitscha-
kelen (Off) van deze functie als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert (On) of (Off), afhan-
kelijk van de instelling;
– druk op de knop +of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het scherm van het
submenu of houd de knop even ingedrukt
om terug te keren naar het scherm van
het hoofdmenu zonder op te slaan.
– houd de knop MENU ESC nogmaals
even ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
Herhaling informatie
audiosysteem (Zie radio)
Met deze functie kan op het display de
informatie over de autoradio worden
weergegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht van het
geselecteerde radiostation, automatisch
zoeken of AutoSTore inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: nummer van het
muziekstuk;
– CD-wisselaar: CD-nummer en nummer
muziekstuk.
Ga voor het inschakelen (On) of uitscha-
kelen (Off) van de informatie van het
audiosysteem op het display als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert (On) of (Off), afhan-
kelijk van de instelling;
– druk op de knop +of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Meeteenheid instellen
(Meeteenheid)
Met deze functie kunnen de meeteenheden
worden ingesteld in drie submenu’s: “Af-
stand”, “Verbruik” en “Temperatuur”.
Ga voor het instellen van de gewenste
meeteenheid als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnen de drie submenu’s;
– druk op de knop +of om tussen de drie
submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU ESC;
als het submenu “Afstand” is gekozen: druk
kort op de knop MENU ESC; op het
display wordt “km” of “mijl” weergegeven,
afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop +of om de keuze uit
te voeren;
als het submenu “Verbruik” is gekozen: druk
kort op de knop MENU ESC; op het
display wordt “km/l”, “l/100km” of “mpg”
weergegeven, afhankelijk van de instelling;
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 26
27
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Taal instellen (Taal)
U kunt de taal van het display instellen:
Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans,
Portugees, Turks en Nederlands.
Ga om de gewenste taal in te stellen als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de ingestelde “taal”;
– druk op de knop +of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Volumeregeling
waarschuwingszoemer
(Vol. waarschuwingen)
Het volume van het akoestische signaal
(buzzer) dat klinkt voor het melden van
een storing of waarschuwing, kan ingesteld
worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “niveau” van het
ingestelde volume;
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Als de meeteenheid afstand is ingesteld
op “km”, kan de meeteenheid verbruik
worden ingesteld op ‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.
Als de meeteenheid afstand is ingesteld
op “mijl”, geeft het display de hoeveelheid
verbruikte brandstof aan in “mpg”.
– druk op de knop +of om de keuze uit
te voeren;
als het submenu “Temperatuur” is geko-
zen: druk kort op de knop MENU ESC;
op het display wordt “°C” of “°F” weerge-
geven, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop +of om de keuze uit
te voeren;
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU ESC om terug
te keren naar het scherm van het submenu
of houd de knop even ingedrukt om te-
rug te keren naar het scherm van het
hoofdmenu zonder op te slaan.
– houd de knop MENU ESC nogmaals
even ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 27
28
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Volumeregeling knoppen
(Vol. toetsen)
Het akoestische signaal dat klinkt bij het
indrukken van de knoppen MENU ESC,
+en , kan worden ingesteld op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “niveau” van het
ingestelde volume;
– druk op de knop +of om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Herinschakeling buzzer voor
melding SBR-systeem
(Buzz. gordels)
De functie wordt alleen weergegeven als
het SBR-systeem door het Fiat Service-
netwerk is uitgeschakeld (zie de paragraaf
“SBR-systeem” in het hoofdstuk “Veilig-
heid”).
Geprogrammeerd onderhoud
(Service)
Met deze functie kan worden weergege-
ven hoeveel kilometers nog resteren
voordat een servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Ga voor het raadplegen van deze aanwij-
zingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de afstand in km of
mijl, afhankelijk van de instelling (zie de
paragraaf “Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm.
Opmerking Het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema” voorziet elke 30.000
km (of iedere 18.000 mijl) in een service-
beurt; deze weergave verschijnt automa-
tisch als de sleutel in stand MAR staat,
vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl). De weer-
gave wordt elke 200 km (of elke 124 mijl)
opnieuw weergegeven. Onder de 200 km
wordt de weergave met kleinere interval-
len weergegeven. De weergave in km of
mijl is afhankelijk van de ingestelde meet-
eenheid. Als u dicht bij de volgende ser-
vicebeurt bent en u de contactsleutel in
stand MAR draait, verschijnt op het dis-
play het opschrift “Service” gevolgd door
het aantal kilometers/mijlen dat resteert
tot de volgende servicebeurt. Wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk voor het uitvoe-
ren van de werkzaamheden van het
“Onderhoudsschema” en voor het op nul
zetten van deze weergave (reset).
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 28
29
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Inschakeling/Uitschakeling
van de frontairbag aan
passagierszijde en de zij-airbag
voor de bescherming van
borstkas/bekken (sidebag)
(indien aanwezig) (Bag passagier)
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
druk op de knop MENU ESC en druk,
na het verschijnen op het display van
het bericht (Bag pass: Off) (voor uit-
schakelen) of het bericht (Bag pass: On)
(voor inschakelen) door op de knop +
of te drukken, nogmaals op de knop
MENU ESC;
op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
selecteer door het indrukken van de
knop +of (Ja) (voor bevestiging van
de inschakeling/uitschakeling) of (Nee)
(om te annuleren);
druk kort op de knop MENU ESC; er
verschijnt een bevestiging van de geko-
zen instelling en er wordt teruggekeerd
naar het menuscherm of, wanneer de
knop even ingedrukt wordt gehouden,
naar het beginscherm zonder op te
slaan.
MENU ESC
MENU ESC
MENU ESC
+
+
F0T1009g
F0T1003g
F0T1004g
F0T1008g
F0T1009g
F0T1011g
F0T1010g
F0T1012g
F0T1013g
+
+
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 29
30
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
TRIPCOMPUTER
Algemeen
Met de “Tripcomputer” kan, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, op het
display informatie worden weergegeven
over de werking van de auto. Deze functie
bestaat uit “Trip A” en “Trip B” die onaf-
hankelijk van elkaar werken en betrekking
hebben op de hele rit van de auto. Beide
functies kunnen op nul worden gezet
(reset - begin van een nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Autonomie (actieradius)
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reistijd.
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen
uit het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MENU ESC om
terug te keren naar het beginscherm
zonder op te slaan.
Als u de knop indrukt, wordt terugge-
keerd naar het eerste menupunt (Beep
Snelheid).
“Trip B”, alleen aanwezig op het multi-
functionele display, geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
Opmerking De functie “Trip B” kan
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en
“Huidig verbruik” kunnen niet op nul wor-
den gezet.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 30
31
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Weergegeven gegevens
Autonomie
Geeft de afstand aan die nog gereden kan
worden met de brandstof in de brand-
stoftank.
Op het display verschijnt de indicatie
“- - - -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of
30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiende
motor stilstaat.
BELANGRIJK De waarde van de actie-
radius kan door verschillende factoren
worden beïnvloed: rijstijl (zie de paragraaf
“Rijstijl” in het hoofdstuk “Starten en rij-
den”), type traject (snelwegen, stad, ber-
gen enz.), gebruiksomstandigheden van de
auto (vervoerde lading, bandenspanning
enz.). Houd hier bij het plannen van een
reis rekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft
afgelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.
Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstof-
verbruik aan vanaf het begin van een nieu-
we rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het
brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat
met draaiende motor wordt “- - - -” op
het display weergegeven.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid van de auto
aan op basis van de tijd die verstreken is
vanaf het begin van een nieuwe rit.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het
begin van een nieuwe rit.
BELANGRIJK Als er geen informatie is,
verschijnt bij alle functies op de Trip com-
puter de aanduiding “- - - -” in plaats van
de waarde. Wanneer de normale werking
weer hersteld is, worden de waarden van
de functies weer op normale wijze weer-
gegeven. De waarden die voor de storing
werden weergegeven, worden niet op nul
gezet en er wordt geen nieuwe rit be-
gonnen.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 31
32
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Bedieningsknop TRIP fig. 19
Met de knop TRIP, aan het uiteinde van
de rechter hendel, krijgt u, als de contact-
sleutel in stand MAR staat, toegang tot
de hiervoor beschreven gegevens en kun-
nen de gegevens op nul worden gezet om
een nieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens
– even ingedrukt houden voor het op nul
zetten (reset) en het beginnen van een
nieuwe rit.
fig. 19 F0T0038m
Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v.
het indrukken van de betreffende knop;
– “automatisch” wanneer de “afgelegde
afstand” de waarde 3999,9 km of 9999,9
km, afhankelijk van het geïnstalleerde dis-
play, bereikt of wanneer de “reistijd” de
waarde 99.59 (99 uur en 59 minuten) be-
reikt;
– iedere keer als de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip A” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip B” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip B” op nul gezet.
Procedure voor het begin
van een rit
Voor het op nul zetten (reset) moet u,
met de sleutel in stand MAR, langer dan
2 seconden op de knop TRIP drukken.
Trip verlaten
De functie Trip verlaten: houd de knop
MENU ESC langer dan 2 seconden
ingedrukt.
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 32
33
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 20 F0T0153m
ZITPLAATSEN
VOORSTOELEN fig. 20
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel Aomhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u
rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn
en de handen op de stuurwielrand steu-
nen.
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
Als u de hendel loslaat, moet
altijd gecontroleerd worden
of de stoel goed geblokkeerd is door
te proberen de stoel naar voren en
naar achteren te schuiven. Als de stoel
niet goed geblokkeerd is, kan deze on-
verwachts verschuiven, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
ATTENTIE!
Hoogteverstelling bestuurdersstoel
(indien aanwezig)
Verhoog of verlaag m.b.v. hendel Cde
achterzijde van de zitting, zodat een
betere en comfortabeler zitpositie wordt
bereikt.
BELANGRIJK De verstelling is alleen
mogelijk als u op de stoel zit.
Rugleuning verstellen
Draai aan de knop B.
Lendensteun bestuurdersstoel
verstellen (indien aanwezig)
Draai de knop Dom het steunvlak van
de rugleuning aan te passen.
Stoelverwarming
(indien aanwezig)
Druk met de sleutel in stand MAR op de
knop A-fig. 21 om de functie in of uit te
schakelen.
Bij inschakeling gaat het lampje op de knop
branden.
fig. 21
A
F0T0205m
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 33
34
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
INKLAPBARE
PASSAGIERSSTOEL
(indien aanwezig)
Op enkele uitvoeringen kan de passa-
giersstoel worden ingeklapt.
BELANGRIJK Verplaats de stoel uitslui-
tend als er geen passagiers op de achter-
zitplaatsen zitten.
Stoel inklappen
Ga voor het inklappen van de stoel als
volgt te werk:
open het portier aan passagierszijde;
bedien de hendels A-fig. 22 en klap de
rugleuning naar voren in de richting van
de pijl;
druk vervolgens de rugleuning B-fig.
23 omlaag: de stoel is nu volledig inge-
klapt in “tafel”-stand;
trek aan de lip C-fig. 24 en duw de rug-
leuning nog verder omlaag: de stoel is
nu volledig ingeklapt.
fig. 23 F0T0163m
fig. 24 F0T0164m
fig. 22 F0T0235m
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 34
35
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 25 F0T0165m
Stoel terugplaatsen
Ga om de stoel weer in de normale
gebruiksstand te zetten als volgt te werk:
pak de lip A-fig. 25 vast en trek de
rugleuning omhoog;
bedien de hendels B-fig. 26 vast en trek
de stoel verder omhoog.
Als de passagiersstoel volledig
is ingeklapt, mag de daar-
door ontstane ruimte niet als laad-
ruimte gebruikt worden. Het is daar-
om raadzaam om eventuele voor-
werpen op de stoelen te verwijderen
of vast te zetten om te voorkomen
dat ze tijdens het rijden een obstakel
kunnen vormen of gevaar opleveren.
Als er geen scheidingswand tussen de
cabine en de laadruimte is, kunnen
lange voorwerpen of pakketten een
deel van de passagiersruimte in be-
slag nemen. Zorg dat dergelijke voor-
werpen of pakketten goed bevestigd
zijn aan de betreffende haken en
geen obstakel kunnen vormen of
gevaar opleveren tijdens het rijden.
ATTENTIE!
TOEGANG TOT DE
ZITPLAATSEN ACHTER
(Combi-uitvoeringen)
De achterzitplaatsen zijn bereikbaar na het
openen van een van de zijschuifdeuren (zie
de paragraaf “Portieren” in dit hoofdstuk).
fig. 26 F0T0237m
001-035 Fiorino NL 1ed:1-35 Fio Instructie 15-12-09 11:53 Pagina 35
SCHEIDINGSWANDEN
(indien aanwezig)
CARGO-UITVOERINGEN
Vaste scheidingswand fig. 27
Deze vormt de afscheiding tussen de
passagiersruimte en de laadruimte.
Vaste scheidingswand met ruitje
fig. 28
Deze is voorzien van een ruitje in het mid-
den, waardoor u de vervoerde lading kunt
inspecteren.
Vast rooster fig. 29
Dit vormt de afscheiding tussen de
passagiersruimte en de laadruimte. Dit is
een metalen rooster, waardoor u de ver-
voerde lading kunt inspecteren.
fig. 27 F0T0179m
Deel- en draaibare scheidingswand
fig. 30
Indien lading met ongewone afmetingen
moet worden vervoerd, kan de scheidings-
wand als volgt worden geopend:
klap de inklapbare passagiersstoel neer
(zie de aanwijzingen op de vorige
pagina’s);
haak vanuit de laadruimte de pen
A-fig. 31 aan de achterzijde van de
scheidingswand los, en steek de pen in
de zitting B op de rugleuning van de
neergeklapte stoel.
36
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 28 F0T0167m
fig. 30 F0T0196m
fig. 29 F0T0059m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 36
37
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 32 F0T0177m
Voer voor het terugplaatsen van de schei-
dingswand de beschreven handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
BESCHERMROOSTER VOOR DE
BESTUURDER (indien aanwezig)
fig. 32
Enkele uitvoeringen hebben een vast roos-
ter, dat de bestuurder beschermt tegen
schuivende lading in de laadruimte, en dat
de mogelijkheid biedt de laadruimte uit te
breiden met de cabineruimte aan passa-
gierszijde.
fig. 31 F0T0210m
fig. 33 F0T0195m
COMBI-UITVOERINGEN
Vaste scheidingswand
(indien aanwezig) fig. 33
Deze bevindt zich achter de rugleuning van
de zitplaatsen achter
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 37
38
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
HOOFDSTEUNEN
VOOR fig. 34
Deze zijn in hoogte verstelbaar en ver-
grendelen automatisch in de gewenste
stand.
Omhoog verplaatsen: trek de hoofd-
steun omhoog totdat deze hoorbaar
vergrendelt.
Omlaag verplaatsen: druk op de knop
Aen duw de hoofdsteun omlaag.
fig. 34 F0T0053m
Verplaats de hoofdsteunen
alleen als de auto stilstaat en
de motor is afgezet.
De hoofdsteunen moeten zo worden
ingesteld dat ze het hoofd onder-
steunen en niet de nek. Alleen in
deze positie bieden ze bescherming.
Voor het optimaal benutten van de
hoofdsteun moet de rugleuning zo
zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat
uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij
de hoofdsteun bevindt.
ATTENTIE!
ACHTER (indien aanwezig)
fig. 35
Om de hoofdsteunen te gebruiken, moe-
ten ze omhoog worden getrokken.
Druk om de hoofdsteunen in de zitting te
plaatsen op de knoppen Aen laat de
hoofdsteunen in de zittingen op de rug-
leuning zakken.
Uittrekken: trek de hoofdsteun volledig
omhoog (“gebruiksstand”) totdat hij hoor-
baar vergrendelt.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter ge-
bruikt worden, moeten de hoofdsteunen
altijd volledig zijn uitgetrokken.
fig. 35 F0T0054m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 38
39
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Het stuur mag alleen
worden versteld als de auto
stilstaat.
ATTENTIE!
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE!
fig. 36 F0T0040m
STUURWIEL
Op enkele uitvoeringen kan het stuur zo-
wel in lengterichting als in hoogte worden
versteld.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
ontgrendel de hendel A-fig. 36 door
deze naar voren te drukken (stand 1);
plaats het stuur in de gewenste stand;
vergrendel de hendel Adoor hem naar
het stuur te trekken (stand 2).
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
(indien aanwezig) fig. 37
De binnenspiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme, waardoor de
spiegel bij een krachtig contact met een
inzittende losschiet.
Met het hendeltje Akan de spiegel in twee
standen worden gezet: normale of anti-
verblindingsstand.
fig. 37 F0T0027m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 39
fig. 38 F0T0042m
Tijdens het rijden moeten de
spiegels altijd in stand A-fig.
38 staan.
ATTENTIE!
40
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 39 F0T0194m fig. 40
B
C
D
F0T0041m
Handmatige verstelling
Van binnenuit met de hendel A-fig. 39.
BUITENSPIEGELS
Spiegel handmatig inklappen
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)
kunnen de buitenspiegels worden inge-
klapt door ze van stand A-fig. 38 in stand
Bte zetten.
Elektrische verstelling
(indien aanwezig)
De elektrische verstelling van de buiten-
spiegels is alleen mogelijk als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
Ga als volgt te werk:
kies met de keuzeschakelaar A-fig. 40
de gewenste spiegel (rechts of links):
plaats de schakelaar Ain stand Ben
druk op de schakelaar voor het ver-
stellen van de linker buitenspiegel;
plaats de schakelaar Ain stand Den
druk op de schakelaar voor het ver-
stellen van de rechter buitenspiegel;
Plaats na het verstellen de schakelaar A
terug in de middelste vergrendelstand C.
De buitenspiegels zijn bol,
waardoor de afstandswaar-
neming iets wordt beïnvloed.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 40
VERWARMING EN VENTILATIE
fig. 41 F0T0148m
1. Vast luchtrooster boven - 2. Verstelbare luchtroosters in het midden - 3. Vaste luchtroosters aan zijkant -
4. Verstelbare luchtroosters aan zijkant - 5. Luchtroosters in beenruimte
41
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 41
42
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 43 F0T0030m
fig. 42 F0T0031m
Om de luchtroosters Aen Cte gebrui-
ken, moet u met de betreffende schuif
de luchtroosters in de gewenste stand
instellen.
LUCHTROOSTERS IN HET
MIDDEN EN AAN DE ZIJKANT
fig. 42-43
A- Verstelbaar luchtrooster aan de
zijkant.
B- Vast luchtrooster voor de zijruiten.
C- Verstelbare luchtroosters in het
midden.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 42
VERWARMING EN VENTILATIE
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44
A: draaiknop voor regeling van de luchttem-
peratuur (menging van warme/koude
lucht)
B: schuif voor in- en uitschakelen lucht-
recirculatie
C: draaiknop voor inschakelen aanjager
D: draaiknop voor de luchtverdeling.
KLIMAATREGELING
Met de draaiknop Dkan de lucht op 5
manieren over het hele interieur worden
verdeeld:
luchtstroom uit de luchtroosters in het
midden en de uitstroomopeningen aan
de zijkant;
ß
voor verwarming van de beenruimten,
waarbij de luchtstroom op het gelaat
koel blijft (“bilevel”-stand);
©
voor een snellere verwarming van het
interieur;
®
voor verwarming van het interieur en
ontwaseming van de voorruit;
-
voor ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor.
fig. 44 F0T0074m
43
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 43
44
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VERWARMING
Ga als volgt te werk:
draai de knop
A
geheel naar rechts
(in stand -);
draai de knop Cop de gewenste
snelheid;
draai de knop Din stand:
®
voor verwarming van de
beenruimten en ontwaseming
van de voorruit;
ß
voor lucht naar de beenruimten en
koelere lucht uit de luchtroosters
in het midden en de uitstroom-
openingen op het dashboard;
©
voor een snelle verwarming.
SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
sluit alle luchtroosters op het
dashboard;
draai de knop Ain stand
-
;
draai de knop Cin stand 4
-
;
draai de knop Din stand
©
.
SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VAN DE
VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN
VOOR (functie MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
draai de knop Ain stand
-
;
draai de knop Cin stand 4
-
;
draai de knop Din stand
-
;
zet de schuif Bin stand
.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand gekozen worden waarbij het
comfort optimaal blijft.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of
bij regen en/of bij grote verschillen in in-
terieur- en buitentemperatuur, raden wij
u de volgende procedure aan om het
beslaan van de ruiten te voorkomen:
zet de schuif Bin stand
Y
;
draai de knop Ain stand
-
;
draai de knop Cin stand 2;
draai de knop Din stand
-
of
®
als
de ruiten niet beslagen zijn.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 44
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het
interieur als volgt te werk:
open de luchtroosters in het
midden en de uitstroomopeningen
aan de zijkant geheel;
draai de knop Ain het blauwe vlak;
zet de schuif Bin stand
;
draai de knop Cop de gewenste
snelheid;
draai de knop Din stand
¥
.
LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Zet de schuif Bin stand
v
.
Het verdient aanbeveling om de lucht-
recirculatie in te schakelen in de file of in
tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat
vervuilde lucht het interieur bereikt.
Het is niet raadzaam dit systeem langdurig
te laten werken, omdat anders, vooral als
u met meerdere personen in de auto zit,
de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van het
systeem (“verwarming” of “koeling”), de
gewenste omstandigheden sneller bereikt
worden. Het is echter niet raadzaam deze
functie in te schakelen op regenachtige of
koude dagen, omdat dan de ruiten aan de
binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen be-
slaan.
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig) fig. 45
Druk op de knop (om deze functie in
te schakelen. Bij inschakeling gaat het
lampje op de knop branden.
U kunt de verwarming eerder uitschake-
len door nogmaals de knop (in te druk-
ken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere
plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
fig. 45 F0T0048m
45
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 45
46
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (indien aanwezig)
KLIMAATREGELING
Met de draaiknop Dkan de lucht op 5 manie-
ren over het hele interieur worden verdeeld:
luchtstroom uit de luchtroosters in het
midden en de uitstroomopeningen aan
de zijkant;
ß
voor verwarming van de beenruimten,
waarbij de luchtstroom op het gelaat
koel blijft (“bilevel”-stand);
©
voor een snellere verwarming van het
interieur;
®
voor verwarming van het interieur en
ontwaseming van de voorruit;
-
voor ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor.
VERWARMING
Ga als volgt te werk:
draai de knop A geheel naar rechts
(in stand
-
);
draai de knop Cop de gewenste
snelheid;
draai de knop Din stand:
®
voor verwarming van de beenruim-
ten en ontwaseming van de voorruit;
ß
voor lucht naar de beenruimten en
koelere lucht uit de luchtroosters
in het midden en de uitstroom-
openingen op het dashboard;
©
voor een snelle verwarming.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 46
A: draaiknop voor regeling van de lucht-
temperatuur (menging van warme/
koude lucht);
B: schuif voor in- en uitschakelen lucht-
recirculatie;
C: draaiknop voor inschakeling van de
aanjager en in-/uitschakeling van de
airconditioning;
D: draaiknop voor de luchtverdeling.
fig. 46 F0T0029m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 46
SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
sluit alle luchtroosters op het
dashboard;
draai de knop Ain stand
-
;
draai de knop Cin stand 4
-
;
draai de knop Din stand
ß
.
SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VAN DE
VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN
VOOR (functie MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
draai de knop Ain stand
-
;
draai de knop Cin stand 4
-
;
draai de knop Din stand
-
;
zet de schuif Bin stand
.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een
stand gekozen worden waarbij het com-
fort optimaal blijft.
BELANGRIJK De airconditioning kan goed
gebruikt worden om de ruiten sneller te
ontwasemen, omdat de lucht wordt ont-
vochtigd. Stel de bedieningsorganen in
zoals hiervoor beschreven en schakel de
airconditioning in door knop Cin te
drukken.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of
bij regen en/of bij grote verschillen in in-
terieur- en buitentemperatuur, raden wij
u de volgende procedure aan om het be-
slaan van de ruiten te voorkomen:
zet de schuif Bin stand
;
draai de knop Ain stand
-
;
draai de knop Cin stand 2;
draai de knop Din stand
-
of
®
als
de ruiten niet beslagen zijn.
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het
interieur als volgt te werk:
open de luchtroosters in het midden
en de uitstroomopeningen aan de
zijkant geheel;
draai de knop Ain het blauwe vlak;
zet de schuif Bin stand
;
draai de knop Cop de gewenste
snelheid;
draai de knop Din stand
©
.
47
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Zet de schuif Bin stand
v
.
Het verdient aanbeveling om de lucht-
recirculatie in te schakelen in de file of in
tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat
vervuilde lucht het interieur bereikt.
Het is niet raadzaam dit systeem langdurig
te laten werken, omdat anders, vooral als
u met meerdere personen in de auto zit,
de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van het
systeem (“verwarming” of “koeling”), de
gewenste omstandigheden sneller bereikt
worden. Het is echter niet raadzaam deze
functie in te schakelen op regenachtige of
koude dagen, omdat dan de ruiten aan de
binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen be-
slaan.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 47
48
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
1 keer per maand gedurende 10 minuten
in. Laat voor het zomerseizoen de wer-
king van de airconditioning door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig) fig. 47
Druk op de knop (om deze functie in
te schakelen. Bij inschakeling gaat het
lampje op de knop branden.
U kunt de verwarming eerder uitschake-
len door nogmaals de knop (in te druk-
ken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
AIRCONDITIONING (koelen)
Ga als volgt te werk:
draai de knop Ain het blauwe vlak;
draai de knop Cin stand 4
-
;
zet de schuif Bin stand
v
;
draai de knop Din stand
©
.
druk op de knop C.
Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
zet de schuif Bin stand
;
draai de knop Anaar rechts voor
verhoging van de temperatuur;
draai de knop Cnaar links voor
verlaging van de aanjagersnelheid.
fig. 47 F0T0048m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 48
49
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 48 bedient u de
buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in stand MAR staat.
Als u de buitenverlichting inschakelt, gaan
ook de verlichting van het instrumenten-
paneel en de bedieningsknoppen op het
dashboard branden.
VERLICHTING
UITGESCHAKELD
Draaiknop in stand O.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand 2. Op het
instrumentenpaneel gaat het controle-
lampje 3branden.
GROOTLICHT
Trek, als de draaiknop reeds in stand 2
staat, de hendel naar het stuurwiel (2eon-
vergrendelde stand). Op het instrumen-
tenpaneel gaat het controlelampje 1
branden.
Als vervolgens de hendel naar het stuur-
wiel wordt getrokken, dan dooft het
grootlicht en wordt het dimlicht weer
ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel naar het stuurwiel (1eon-
vergrendelde stand), ongeacht de stand
van de draaiknop. Op het instrumenten-
paneel gaat het controlelampje 1bran-
den.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand 6. Op het
instrumentenpaneel gaat het controle-
lampje 3branden.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of
met uitgenomen sleutel de draaiknop van
de linker hendel eerst in stand O en ver-
volgens in stand 6of 2.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje 3branden. Met de
richtingaanwijzerhendel kunt u kiezen aan
welke zijde de verlichting moet worden
ingeschakeld.
fig. 48 F0T0220m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 49
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 50 kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruit-
wisser/-sproeier (indien aanwezig) bedie-
nen.
RUITENWISSERS/SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
De rechter hendel kan in vier verschillen-
de standen worden gezet:
Oruitenwissers uitgeschakeld.
wissen met interval.
langzaam continu wissen.
¥snel continu wissen.
In stand A-fig. 50 (onvergrendelde stand)
werken de ruitenwissers, zolang u de hen-
del met de hand in deze stand houdt. Als
u de hendel loslaat, springt deze direct
weer terug en schakelen de ruitenwissers
automatisch uit.
Als de draaiknop in stand staat, wordt
de slag van de ruitenwissers automatisch
aangepast aan de snelheid van de auto.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de
achteruit inschakelt, gaat automatisch ook
de achterruitwisser werken.
fig. 50 F0T0158m
Gebruik de ruitenwissers niet
om opgehoopte sneeuw of ijs
van de voorruit te verwijde-
ren. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwissers te zwaar
worden belast, de beveiliging in, die
ervoor zorgt dat de ruitenwissers en-
kele seconden worden uitgeschakeld. Als
hierna de werking niet wordt hervat,
wendt u dan tot het Fiat Servicenet-
werk.
51
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de
ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve
seconde aangetrokken houdt, dan wor-
den in een handeling de ruitenwissers en
de ruitensproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, maken de ruiten-
wissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een
extra reinigingsslag.
ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
(indien aanwezig)
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
Inschakelen
Als u de draaiknop in stand
'
zet,
schakelt de achterruitwisser als volgt in:
in intervalstand als de ruitenwissers
voor niet zijn ingeschakeld;
synchroon (met de helft van de fre-
quentie van de ruitenwissers voor) als
de ruitenwissers voor zijn ingeschakeld;
continu als de achteruit is ingeschakeld.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 51
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDLAMPJE VOOR
MET KANTELBAAR
LAMPENGLAS
Het lampje gaat automatisch branden als
u een voorportier opent en dooft als het
betreffende portier wordt gesloten.
Bij gesloten portieren kunt u het lampje
in- en uitschakelen door op de aangege-
ven wijze op de linker zijde van het lam-
penglas A-fig. 51 te drukken.
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES (indien aanwezig)
fig. 52
Met schakelaar Akunnen de plafond-
lampjes worden in- en uitgeschakeld.
Met schakelaar Ain het midden worden
de lampjes Cen Din-/uitgeschakeld bij
het openen/sluiten van de portieren.
Met knop Anaar links gedrukt, blijven de
lampjes Cen Daltijd uitgeschakeld.
Met knop Anaar rechts gedrukt, blijven de
lampjes Cen Daltijd ingeschakeld.
fig. 51 F0T0113m
fig. 52 F0T0121m
52
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor
de achteruit inschakelt, gaat automatisch
ook de achterruitwisser continu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt
(onvergrendelde stand), schakelt de ach-
terruitsproeier in. Als u de hendel langer
dan een halve seconde naar het dashboard
geduwd houdt, schakelt ook de achter-
ruitwisser in. Als u de hendel loslaat, wordt
het intelligente wis-/wasprogramma inge-
schakeld, zoals bij de ruitenwissers voor.
Uitschakelen
De werking stopt als de hendel wordt los-
gelaten.
Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de achterruit te ver-
wijderen. In die omstandighe-
den grijpt, als de achterruitwisser te
zwaar wordt belast, de beveiliging in,
die ervoor zorgt dat de achterruitwis-
ser enkele seconden wordt uitgescha-
keld. Als hierna de werking niet wordt
hervat, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 52
53
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER MET KANTELBAAR
LAMPENGLAS (indien aanwezig)
Het lampje gaat automatisch branden als
u een voorportier opent en dooft als het
betreffende portier wordt gesloten.
Bij gesloten portieren kunt u het lampje
in- en uitschakelen door op de aangege-
ven wijze op de linker zijde van het lam-
penglas A-fig. 53 te drukken.
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER MET SCHAKELAAR
(indien aanwezig)
Het lampje gaat automatisch branden als
u de zijschuifdeuren (indien aanwezig) of
de achterdeuren opent en dooft als u de
betreffende deur sluit.
Bij gesloten deuren kunt u het lampje
in-/uitschakelen door op de schakelaar
A-fig. 54 te drukken.
De schakelaar Akan in 3 standen worden
gezet:
met de schakelaar in het midden
(stand 0) wordt de verlichting inge-
schakeld bij het openen van een deur;
met de schakelaar omhoog gedrukt
(stand 1) blijft de verlichting
altijd ingeschakeld;
met de schakelaar omlaag gedrukt
(stand 2 – AUTO OFF) blijft de
verlichting altijd uitgeschakeld.
fig. 54
AUTO
AUTO
OFF
F0T0116m
Het inschakelen/doven van de verlichting
gaat geleidelijk.
Met schakelaar Bbedient u de spotjes; bij
uitgeschakelde plafondverlichting wordt
met de schakelaar:
in linker stand, het spotje Cingescha-
keld;
in rechter stand, het spotje Dinge-
schakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of beide schakelaars in de
middelste stand staan. Op deze manier zul-
len de lampjes van de plafondverlichting
doven bij het sluiten van de portieren, en
voorkomt u dat de accu ontlaadt. Als de
schakelaar in de rechter stand is blijven
staan, schakelt de verlichting 15 minuten
na het uitzetten van de motor automa-
tisch uit.
fig. 53 F0T0114m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 53
UITNEEMBARE
PLAFONDVERLICHTING
(indien aanwezig)
Deze bevindt zich aan de rechterzijde in
de laadruimte. Deze kan als vast verlich-
tingspunt of als zaklamp worden gebruikt.
Om de zaklamp te gebruiken A-fig. 55
moet u op de knop Bdrukken en de
zaklamp in de richting van de pijl uit de
houder nemen. Bedien vervolgens de
schakelaar Com de verlichting in of uit
te schakelen.
Als de uitneembare plafondverlichting in
de vaste houder zit, wordt de batterij van
de zaklamp automatisch opgeladen.
Het opladen van de plafondverlichting bij
stilstaande auto en met de contactsleutel
in stand STOP of uitgenomen, is beperkt
tot 15 minuten.
fig. 55
A
UT
O
B
A
C
F0T0115m
54
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
PLAFONDVERLICHTING
IN-/UITSCHAKELEN
Cargo-uitvoeringen
De plafondverlichting wordt op de vol-
gende manier in-/uitgeschakeld:
Inschakeling plafondverlichting zonder
portiervergrendeling
Plafondverlichting voor: gaat branden bij
het openen van de voorportieren.
Plafondverlichting achter: handmatige in-
schakeling.
Uitneembare plafondverlichting (als alter-
natief voor de plafondverlichting achter):
handmatige inschakeling vaste deel.
Uitschakeling plafondverlichting met
portiervergrendeling
Plafondverlichting voor en achter (ook
met optionele uitneembare plafond-
verlichting): doven (geleidelijk) bij het
sluiten van de zijschuifdeuren, de achter-
deuren of de voorportieren.
Werking met afgescheiden laadruimte
Plafondverlichting voor: dooft (geleidelijk)
bij het sluiten van de voorportieren.
Plafondverlichting achter (ook met optio-
nele uitneembare plafondverlichting):
dooft (geleidelijk) bij het sluiten van de
zijschuifdeuren en achterdeuren.
Combi-uitvoeringen
De plafondverlichting wordt op de vol-
gende manier in-/uitgeschakeld:
Inschakeling plafondverlichting zonder
portiervergrendeling
Plafondverlichting voor: gaat branden bij
het openen van de voorportieren.
Plafondverlichting achter: handmatige in-
schakeling.
Uitschakeling plafondverlichting met
portiervergrendeling
Plafondverlichting voor en achter (ook
met optionele uitneembare plafond-
verlichting): doven (geleidelijk) bij het
sluiten van de zijschuifdeuren, de achter-
deuren of de voorportieren.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 54
55
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGS-
KNIPPER-LICHTEN
Druk op de knop A-fig. 56, ongeacht de
stand van de contactsleutel. Als het sys-
teem is ingeschakeld, branden de lampjes
Î
en
¥
op het instrumentenpaneel. De
lichten schakelen uit als u de knop Anog-
maals indrukt.
BELANGRIJK Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is afhankelijk van
de wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
(indien van toepassing)
Bij een noodstop schakelen automatisch
de waarschuwingsknipperlichten in en
gaan gelijktijdig de lampjes
Î
en
¥
op het
instrumentenpaneel branden. De functie
schakelt automatisch uit als de remver-
traging niet meer het karakter van een
noodstop heeft. Deze functie voldoet aan
de huidige wettelijke voorschriften.
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig) fig. 57
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting
op knop 5. Op het instrumentenpaneel
gaat het controlelampje 5branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop.
MISTACHTERLICHTEN fig. 57
Druk voor inschakeling op knop 4. De-
ze werken alleen als het dimlicht of de
mistlampen voor zijn ingeschakeld. Op het
instrumentenpaneel gaat het controle-
lampje 4branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop of schakel het dimlicht en/of de mist-
lampen voor (indien aanwezig) uit.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat;
de portieren automatisch
ontgrendelen;
de interieurverlichting wordt
ingeschakeld.
Bij bepaalde uitvoeringen verschijnt op het
display het bericht “Brandstofnood-
schakeling ingeschakeld zie instructieboek”
als de brandstofnoodschakeling inschakelt.
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-
ruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Draai na het ongeval de contactsleutel in
stand STOP om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
fig. 56
A
F0T0049m
fig. 57 F0T0036m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 55
Om de juiste werking van de auto te her-
stellen, moeten de volgende handelingen
worden uitgevoerd:
draai de contactsleutel in stand MAR;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
draai de contactsleutel in stand STOP.
56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, scha-
kel dan het systeem niet opnieuw in,
zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE!
INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN STOEL
BESTUURDERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 58
Op enkele uitvoeringen is de bestuurders-
stoel voorzien van een armsteun.
U kunt de armsteun omhoog en omlaag
zetten in de richting van de pijlen.
OPBERGVAKJEfig. 59
Deze bevindt zich voor de voorstoel aan
passagierszijde.
DASHBOARDKASTJE
(indien aanwezig)
Trek aan de handgreep A-fig. 60 om het
kastje te openen.
Rijd niet met een geopend
dashboardkastje: bij een on-
geval zou de passagier zich kunnen
verwonden.
ATTENTIE!
fig. 58 F0T0056m
fig. 59 F0T0187m
fig. 60 F0T0069m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 56
STEKKERDOOS (12V)
Deze bevindt zich op de middenconsole
fig. 61 en werkt alleen als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
AANSTEKER
(indien aanwezig)
Deze bevindt zich in de middenconsole.
Druk voor het inschakelen van de aan-
steker de knop A-fig. 62 in, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat.
Na enige seconden springt de knop auto-
matisch in de beginstand en is de aan-
steker klaar voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aan-
steker na het indrukken ook uitschakelt.
fig. 61 F0T0075m fig. 62
A
F0T0118m
De aansteker wordt erg heet.
Gebruik de aansteker voor-
zichtig en voorkom dat hij gebruikt
wordt door kinderen: risico op brand
en/of brandwonden.
ATTENTIE!
fig. 63 F0T0117m
ASBAK fig. 63
(indien aanwezig)
De asbak bestaat uit een uitneembaar
kunststof houder met een veeropening.
De asbak kan in de beker/blikjeshouders
geplaatst worden op de middenconsole.
Gebruik de asbak niet als
prullenbak: papiertjes en
dergelijke kunnen door peuken in
brand raken.
ATTENTIE!
57
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 57
fig. 66 F0T0134m
fig. 67
A
F0T0135m
58
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ZONNEKLEPPEN fig. 64
De zonnekleppen aan bestuurders- en
passagierszijde kunnen voor de voorruit
en de zijruit worden gedraaid.
Aan de achterzijde van de zonneklep aan
bestuurderszijde bevindt zich een vakje
voor het opbergen van pasjes.
Op enkele uitvoeringen is de zonneklep
aan passagierszijde voorzien van een
spiegeltje.
SCHRIJF/LEESTAFELTJE
(indien aanwezig)
In het midden van het dashboard, boven
de inbouwplaats van de autoradio, bevindt
zich een schrijftafeltje A-fig. 65; op enkele
uitvoeringen kan het schrijftafeltje gebruikt
worden als leestafeltje door het aan de
achterzijde omhoog te trekken en de
steun op het dashboard te laten rusten,
zoals afgebeeld.
fig. 64 F0T0188m
UITZETBARE ZIJRUITEN ACHTER
(Combi-uitvoeringen) fig. 66
Ga voor het openen als volgt te werk:
druk de hendel A-fig. 67 naar buiten
totdat de ruit geheel geopend is.
druk de hendel naar achteren totdat de
vergrendeling inspringt.
Sluit de ruit door de handelingen in om-
gekeerde volgorde uit te voeren totdat u
een klik hoort die aangeeft dat de hendel
weer in de vergrendelde stand staat.
fig. 65 F0T0204m
Laat het schrijftafeltje niet
in verticale stand staan als
de auto rijdt.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 58
PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVER-/
ONTGRENDELING
PORTIERVERGRENDELING VAN
BUITENAF
Alleen als alle portieren/deuren gesloten
zijn, wordt de portiervergrendeling inge-
schakeld. Als een of meerdere portieren/
deuren niet vergrendeld zijn na het in-
drukken van de knop
Ø
op de afstands-
bediening, gaan de richtingaanwijzers on-
geveer 3 seconden snel knipperen. Als u
de metalen baard in het slot van het be-
stuurdersportier rechtsom draait, kunt u
alle portieren/deuren vergrendelen.
Als u de knop
Øop de afstandsbedie-
ning twee keer kort indrukt,
schakelt
het dead lock-systeem in (zie de paragraaf
“Dead lock-systeem”).
Portierontgrendeling van buitenaf
Druk kort op de knop Ævoor het op af-
stand ontgrendelen van de voorportieren
(Cargo-uitvoering) en druk kort op knop
voor het ontgrendelen van de laad-
ruimte (Cargo-uitvoering).
Druk kort op de knop Ævoor ontgren-
delen van alle portieren/deuren (Combi-
uitvoering). Gelijktijdig wordt de plafond-
verlichting tijdelijk ingeschakeld en knip-
peren de richtingaanwijzers twee keer. Als
u de metalen baard in het slot van het
bestuurdersportier linksom draait, kunt
u alle portieren/deuren ontgrendelen.
Laadruimte ont-/vergrendelen van
binnenuit (Cargo-uitvoering)
Druk vanuit het interieur van de auto op
de knop fig. 69 (Cargo-uitvoering) voor
het ont- of vergrendelen van de laadruimte
(achterdeuren en zijschuifdeuren). Druk
nogmaals op de knop voor de vergrende-
ling van alle sloten.
59
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 68 F0T0242m fig. 69 F0T0322m
ZIJSCHUIFDEUREN
(indien aanwezig)
Voordat u een portier/deur
opent, moet u controleren of
u dat op een veilige manier kunt
doen.
ATTENTIE!
Controleer voor het tanken
van brandstof of de rechter
zijschuifdeur goed is gesloten;
als dit niet het geval is, dan
kan de schuifdeur of het blokkeer-
mechanisme bij geopend tankklepje
worden beschadigd.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 59
Van buitenaf openen en sluiten
Openen: draai de metalen baard van de
sleutel in het slot en trek de handgreep
A-fig. 70 in de richting van de pijl; schuif
vervolgens de deur naar de achterkant
van de auto tegen de aanslag totdat hij
blokkeert.
Sluiten: pak de handgreep A-fig. 70
vast en duw de deur naar de voorzijde van
de auto. Draai de metalen baard van de
sleutel in de vergrendelstand.
fig. 70 F0T0136m
Als tijdens het tanken het
tankklepje openstaat, kan
de rechter zijschuifdeur niet worden
geopend.
ATTENTIE!
Als de auto op een steile
helling omlaag geparkeerd
staat, laat dan de auto niet met de
schuifdeur in het vangmechanisme
geblokkeerd open staan: als u tegen
de deur stoot, kan deze losraken en
naar voren schuiven.
ATTENTIE!
Als de auto wordt gepar-
keerd met geopende schuif-
deuren, controleer dan of deze goed
vergrendeld zijn.
ATTENTIE!
60
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Bij de Cargo-uitvoeringen wordt de zij-
schuifdeur in geheel geopende stand door
een vangmechanisme opengehouden: om
de deur te vergrendelen, moet u de deur
tegen de aanslag drukken; om de deur te
ontgrendelen moet u de deur krachtig
naar voren trekken.
Zorg er in ieder geval voor dat de ge-
opende deur op de juiste wijze is vastge-
haakt aan het vangmechanisme.
fig. 71
A
F0T0197m
Openen/sluiten van binnenuit
(Combi-uitvoeringen)
Openen: druk op het mechanisme
A-fig. 71 om de deur te ontgrendelen,
trek vervolgens aan de hendel A-fig. 72
en schuif de deur naar de achterkant van
de auto tegen de aanslag totdat hij in het
vangmechanisme vergrendelt.
Sluiten: druk op het mechanisme
A-fig. 71 om de deur te ontgrendelen en
schuif de deur vervolgens naar de voor-
kant van de auto.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 60
fig. 72 F0T0137m
Openen/sluiten van binnenuit
(Cargo-uitvoeringen)
Openen: trek aan de hendel A-fig. 72 en
schuif de deur naar de achterkant van de
auto tegen de aanslag totdat hij blokkeert.
Sluiten: sluit de deur door hem naar de
voorkant van de auto te schuiven.
61
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
fig. 73 F0T0138m
Schakel dit systeem altijd in
als u kinderen vervoert.
ATTENTIE!
KINDERVEILIGHEIDS-SLOT
fig. 73
Hierdoor kunnen de zijschuifdeuren niet
van binnenuit geopend worden.
Het systeem kan alleen worden ingescha-
keld bij geopende zijschuifdeuren:
stand 1- systeem ingeschakeld
(deur vergrendeld);
stand 2- systeem uitgeschakeld
(deur kan van binnenuit worden
geopend).
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het
elektrisch ontgrendelen van de portieren/
deuren.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 61
62
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Openen in noodgevallen
eerste deur van binnenuit
Bedien van binnenuit de knop A-fig. 76.
Openen tweede deur
Trek na het openen van de eerste deur de
handgreep A-fig. 77 in de richting van de
pijl.
BELANGRIJK Bedien de handgreep
A-fig. 77 uitsluitend in de aangegeven
richting.
fig. 76 F0T0060m
fig. 77 F0T0142m
ACHTERDEUREN fig. 74
De twee achterdeuren zijn ieder voorzien
van een klemveer die de opening van de
deur tot 90 graden beperkt.
Openen/sluiten eerste deur van
buitenaf
Openen: draai de metalen baard van de
sleutel in het slot of druk op knop van
de afstandsbediening en trek vervolgens
de handgreep A-fig. 75 in de richting van
de pijl.
Sluiten: draai de metalen baard van de
sleutel in de vergrendelstand of druk op
de knop Ávan de afstandsbediening.
fig. 74 F0T0139m fig. 75 F0T0140m
Het systeem van klemveren
is ontwikkeld voor een beter
gebruikscomfort; bij een botsing of
een windstoot kunnen de veren los-
haken en kunnen de deuren onver-
wacht dichtvallen.
ATTENTIE!
Sluit eerst de rechter deur 2
fig. 74 volledig en daarna de
linker deur 1 fig. 74. Sluit niet beide
deuren gelijktijdig.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 62
63
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
VOOR (indien aanwezig)
Op het portierpaneel aan bestuurderszij-
de zijn de bedieningsknoppen fig. 78
gemonteerd waarmee u, als de contact-
sleutel in stand MAR staat, de zijruiten
bedient:
A: Openen/sluiten linker zijruit
B: Openen/sluiten rechter zijruit
Druk op de knop Aof Bom de gewenste
ruit te openen/sluiten.
Druk kort op een van de knoppen voor
het “stapsgewijs” openen/sluiten van de
ruit; als de knop langer wordt ingedrukt,
wordt de “automatisch continue” werking
ingeschakeld zowel tijdens het openen als
het sluiten. De ruit stopt in de gewenste
stand als u nogmaals op de knop Aof B
drukt.
De ruitbediening is voorzien van een
beveiligingssysteem (indien aanwezig) dat
een eventueel obstakel kan registreren als
de ruit sluit. In dat geval onderbreekt het
systeem de ruitbeweging en wordt de ruit-
beweging onmiddellijk omgekeerd.
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie bin-
nen 1 minuut 5 keer inschakelt, dan voert
het systeem automatisch de “recovery”
uit (zelfbescherming). Hierbij gaat de ruit
telkens een klein stukje omhoog totdat
de ruit geheel gesloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste
werking van het systeem als volgt te werk:
open de ruiten;
of
draai de contactsleutel in stand STOP
en vervolgens in MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt de
ruit weer normaal.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
stand STOP staat of is uitgenomen, dan
kunnen de ruiten nog ongeveer 2 minuten
worden bediend. Het systeem wordt
echter onmiddellijk uitgeschakeld als een
van de portieren wordt geopend.
fig. 78 F0T0044m Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de ruit altijd
of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruiten,
hetzij direct door contact met de ruit,
hetzij door voorwerpen die door de
ruit worden meegesleept of geraakt.
ATTENTIE!
Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat een on-
verwachtse inschakeling van de elek-
trische ruitbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE!
HANDMATIGE RUITBEDIENING
VOOR
Op enkele uitvoeringen moeten de zijrui-
ten voor met de hand worden bediend.
Open of sluit de ruiten met de daarvoor
bestemde slinger.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 63
64
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BAGAGERUIMTE
IN NOODGEVALLEN OPENEN
VAN BINNENUIT
In geval van nood kan de bagageruimte
vanuit het interieur van de auto geopend
worden; ga hiervoor als volgt te werk:
open de zijschuifdeur en klap de
rugleuning van de achterbank neer,
zodat de laadruimte bereikt kan
worden
(Combi-uitvoeringen);
of
open de zijschuifdeur
(Cargo-uitvoeringen)
bedien het mechanisme A-fig. 79
aan de binnenzijde van de rechter
achterdeur;
open de linker achterdeur door de
betreffende handgreep te bedienen
(zie de paragraaf “Portieren” in dit
hoofdstuk).
fig. 79 F0T0060m
Bij het gebruik van de bagage-
ruimte mag het maximum
laadvermogen van de auto nooit
overschreden worden (zie hoofdstuk
“Technische gegevens”). Controleer
bovendien of de bagageruimte goed
geladen is, om te voorkomen dat een
voorwerp bij bruusk remmen naar
voren schiet en letsel veroorzaakt.
ATTENTIE!
Als u in een gebied rijdt waar
brandstof moeilijk verkrijg-
baar is en u daarom reservebrandstof
in een jerrycan wilt vervoeren, dan
dient u zich aan de geldende wetge-
ving te houden. Gebruik alleen een
goedgekeurde jerrycan en bevestig
deze op passende wijze. Toch zal bij
een ongeval de kans op brand groter
zijn.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 64
65
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
HOEDENPLANK VERWIJDEREN
(Combi-uitvoeringen)
De hoedenplank fig. 81 bestaat uit twee
delen. Ga voor volledige verwijdering als
volgt te werk:
open de achterdeuren, haak de pen
A-fig. 82 los uit de zitting B-fig. 83
door het voorste deel A-fig. 81 om-
hoog te plaatsen;
haak de pennen Ben C-fig. 82 los uit
de zittingen Den E-fig. 83 door het
achterste deel B-fig. 81 omhoog te
plaatsen;
Als de achterbank volledig is omgeklapt,
verwijder de hoedenplank dan zoals hier-
voor is beschreven en plaats hem dwars
tussen de rugleuningen van de voor-
stoelen en de omgeklapte achterbank.
Voer voor het terugplaatsen van de
hoedenplank de beschreven handelingen
in omgekeerde volgorde uit.
fig. 80 F0T0061m fig. 81
A
A
F0T0062m fig. 83
D
E
B
F0T0287m
fig. 82
A
A
A
F0T0063m
Het is absoluut verboden
de achterbank met neer-
geklapte rugleuning te gebruiken voor
het vervoer van lading of bagage. De
lading kan tegen de rugleuning van
de voorstoelen worden geworpen,
waardoor de inzittenden ernstig
kunnen worden verwond.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 65
66
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Ga als volgt te werk:
open de achterdeuren en verwijder de
hoedenplank (zie de aanwijzingen in de
vorige paragraaf);
laat de hoofdsteunen van de achterbank
geheel zakken;
plaats de veiligheidsgordel opzij en con-
troleer of de gordel niet gespannen is of
gedraaid zit;
trek de borghendel van de rugleuning
A-fig. 84 omhoog en kantel de rug-
leuning naar voren, zodat een vlakke
laadruimte ontstaat. Als de borghendel
omhoog staat, is er een “rode band” B
zichtbaar;
Uitvoeringen met ondeelbare
achterbank
Om de capaciteit van de laadruimte ver-
der te vergroten, moet u aan het lipje
A-fig. 85 achter de rugleuning van de ach-
terbank trekken en de zitting en rug-
leuning naar voren klappen fig. 86;
Uitvoeringen met deelbare
achterbank
Om de capaciteit van de laadruimte ver-
der te vergroten, moet u aan de lippen
A en B-fig. 87 achter de rugleuningen van
de achterbank trekken en de zittingen en
rugleuningen neerklappen fig. 88.
OPMERKING Zowel de ondeelbare als
de deelbare achterbank hebben op de
achterste rand van de zitting elastieken om
de neergeklapte achterbank te bevestigen
aan de stangen voor de hoofdsteunen van
de voorstoelen.
fig. 84
A B
F0T0064m
fig. 85 F0T0065m
fig. 86 F0T0066m
fig. 87
AB
F0T0289m
fig. 88 F0T0290m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 66
67
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ACHTERBANK VERWIJDEREN
Indien lading met ongewone afmetingen
moet worden vervoerd, kan de laadruim-
te verder worden vergroot door de ach-
terbank te verwijderen.
Combi-uitvoeringen
Na het neerklappen van de achterbank
zoals hiervoor beschreven, moet u de
twee beugels A-fig. 89 aan de zijkant van
de achterbank bedienen (een per zijde).
ACHTERBANK
TERUGPLAATSEN
Ga als volgt te werk:
controleer of de veiligheidsgordels goed
in de betreffende geleidebeugels zitten;
kantel de zitting terug en controleer of
deze goed vastgehaakt is;
zet de rugleuning weer rechtop en
controleer of hij goed vastgehaakt zit.
Onder de zitting van de deelbare achter-
bank is op een afbeelding (fig. 90) aan-
gegeven hoe de zitting moet worden
vergrendeld in de beugels die op de
bodemplaat zijn geschroefd.
BAGAGE VASTZETTEN
Er zijn voor de bevestiging van de lading
haken op de laadvloer aanwezig (het aan-
tal is afhankelijk van de uitvoering).
fig. 91: Cargo-uitvoeringen;
fig. 92: Combi-uitvoeringen.
fig. 91 F0T0057m
fig. 89
AA
F0T0199m
fig. 92 F0T0058m
fig. 90
2
3
1
F0T0302m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 67
68
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Controleer of de armen van
de ruitenwissers tegen de ruit
aanstaan voordat u de motorkap
optilt.
ATTENTIE!
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek de hendel A-fig. 93 in de richting
van de pijl;
trek aan het hendeltje B-fig. 94 en til
de motorkap omhoog;
open de motorkap;
plaats de steunstang van de motorkap
A-fig. 95 omhoog totdat hij hoorbaar
vergrendelt;
fig. 93 F0T0045m
fig. 94 F0T0067m
fig. 95
A
F0T0216m
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met een hand
omhoog, trek met de andere het
mechanisme A-fig. 96 naar u toe
en laat de stang Bzakken;
laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken, laat de
motorkap vallen en controleer of de
motorkap goed is gesloten door hem
op te tillen. De motorkap mag niet
alleen door de beveiliging vergrendeld
zijn. Druk in dit laatste geval de
motorkap niet dicht, maar til hem
opnieuw op en herhaal de handeling.
fig. 96
A
B
F0T0283m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 68
69
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BELANGRIJK Onder de motorkap be-
vindt zich een plaatje met een korte
samenvatting van de hiervoor beschreven
handelingen voor het openen/sluiten van
de motorkap (zie fig. 97).
fig. 97
F0Q0603m
12
CLACK
=
OK
PUSH TO OPEN
1 2
PULL TO CLOSE
F0T0215m
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het
rijden altijd goed gesloten zijn. Con-
troleer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmid-
dellijk en sluit de motorkap op de
juiste wijze.
ATTENTIE!
IMPERIAAL/SKIDRAGER
BEVESTIGINGSPUNTEN
De bevestigingspunten bevinden zich op
de punten A, B, C-fig. 98.
DAKRAILS fig. 99
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met
twee dakrails waarop verschillende
accessoires geplaatst kunnen worden voor
het vervoer van diverse voorwerpen
(ski’s, surfplanken enz.).
fig. 98 F0T0154m
fig. 99 F0T0176m
Houdt u zorgvuldig aan de
wettelijke bepalingen be-
treffende de maximale afmetingen.
ATTENTIE!
Controleer na enkele kilo-
meters rijden nogmaals of de
bevestigingsbouten nog goed vastzit-
ten.
ATTENTIE!
Verdeel de lading gelijkmatig
en houd tijdens de rit rekening
met een verhoogde zijwind-
gevoeligheid.
Het maximum laadvermogen
van de auto mag nooit over-
schreden worden (zie hoofd-
stuk “Technische gegevens”).
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 69
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belang-
rijk voor het comfort en de veiligheid van
uzelf en de overige weggebruikers. Voor
optimaal zicht en zichtbaarheid moeten
de koplampen op de juiste wijze zijn af-
gesteld. Wendt u voor controle of afstel-
ling tot het Fiat Servicenetwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de
contactsleutel in stand MAR staat en de
dimlichten zijn ingeschakeld.
Als de auto beladen is, helt hij achterover.
Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar
boven schijnt. De stand van de koplam-
pen moet nu worden gecorrigeerd.
70
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN
(indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling tot
het Fiat Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik
in het land waarin de auto is verkocht. In
die landen waarin aan de andere zijde van
de weg wordt gereden, moet om het
tegemoetkomende verkeer niet te ver-
blinden, de vorm van de lichtbundel wor-
den gewijzigd door het aanbrengen van
een speciaal daarvoor ontwikkelde sticker.
Deze sticker is opgenomen in het Fiat
Lineaccessori-programma en verkrijgbaar
bij het Fiat Servicenetwerk.
Koplampen afstellen
De koplampen kunnen worden versteld
met de knoppen Òen fig. 100 op het
schakelaarpaneel.
Op het display van het instrumenten-
paneel wordt de stand aangegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximale lading
in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van
de koplampen telkens als het gewicht van
de lading wijzigt.
fig. 100 F0T0037m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 70
71
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het rem-
men de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk,
en verhindert daarmee het doorslippen
van een of meerdere wielen. Hierdoor
blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij nood-
stops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking Force Distribution),
die de remdruk verdeelt tussen de voor-
en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode
nodig van ongeveer 500 km: tijdens deze
periode moet bruusk, herhaaldelijk of lang-
durig remmen worden voorkomen.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>
op het instrumenten-
paneel (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk
is uw snelheid aan te passen aan de
beschikbare grip op het wegdek.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rem-
pedaal juist goed ingetrapt; op deze
manier hebt u de kortste remweg in
relatie tot de conditie van het weg-
dek.
ATTENTIE!
Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Het ABS maakt zoveel
mogelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig wor-
den gereden en mogen er geen on-
nodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 71
72
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>
en
x
op het instrumentenpaneel (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen
de achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werk-
plaats van het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Als het waarschuwingslamp-
je
x
op het instrumenten-
paneel gaat branden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht
op het display), stop dan onmiddel-
lijk en wendt u tot het Fiat Service-
netwerk. Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de wer-
king van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar
gebracht.
ATTENTIE!
BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP) (indien
aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in
het remcircuit aanzienlijk, waardoor snel-
ler en krachtiger door het systeem wordt
geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen
die zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld
bij een storing in het ESP (lampje
á
brandt
en er verschijnt een bericht op het multi-
functionele display - indien aanwezig).
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
(indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nut-
tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-
systeem beschikt de auto ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor
tijdens terugschakelen) en HBA (automa-
tische remdrukverhoger bij noodstops)
(indien aanwezig).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
á
op het
instrumentenpaneel knipperen, om de
bestuurder er op te wijzen dat de auto
de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rem-
pedaal juist goed ingetrapt; op deze
manier hebt u de kortste remweg in
relatie tot de conditie van het
wegdek.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 72
75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
De prestaties van het sys-
teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en on-
verantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
Voor de juiste werking van het ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type
zijn. De banden moeten in perfecte con-
ditie zijn en de voorgeschreven afmetin-
gen hebben.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
gaat het lampje
á
op het instrumenten-
paneel continu branden. Bovendien ver-
schijnt een bericht op het multifunctionele
display (indien aanwezig) (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”). Wendt u
in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
TRACTION PLUS-
SYSTEEM
(voor de van toepassing zijnde
uitvoeringen/markten)
Traction Plus is een hulpmiddel bij het rij-
den en optrekken op wegen met weinig
grip (sneeuw, ijs, modder, enz.). Met dit
systeem kan de trekkracht goed over de
as worden verdeeld, als beide wielen
slippen.
Traction Plus remt de wielen die grip ver-
liezen (of meer slippen dan de anderen),
waardoor de trekkracht op de wielen met
de beste grip op het terrein wordt over-
gebracht.
Deze functie kan handmatig ingeschakeld
worden met de knop T+ op het dash-
board (fig. 102) en is actief onder de
grens van 30 km/h. Als deze snelheid
wordt overschreden, wordt de functie
automatisch uitgeschakeld (de led op de
knop blijft branden) om weer te worden
ingeschakeld zodra de snelheid onder de
grens van 30 km/h daalt.
Werking van Traction Plus
Tijdens de start is het systeem uitge-
schakeld. Druk op de knop T+ (fig. 102)
om het Traction Plus-systeem in te
schakelen: de led op de knop gaat bran-
den.
Bij inschakeling van het Traction Plus-
systeem worden de volgende functies in-
geschakeld:
uitschakeling van de ASR-functie om
het motorkoppel volledig te kunnen
benutten;
effect differentieelblokkering op de
vooras via het remsysteem om de
trekkracht op een ongelijke onder-
grond te verbeteren.
Bij een storing van het Traction Plus-
systeem gaat het controlelampje
á
op het
instrumentenpaneel vast branden.
fig. 102 F0T0311m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 75
77
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper fig.
104 en attenderen de bestuurder via een
repeterend geluidssignaal op de aanwe-
zigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch ge-
activeerd als de achteruit wordt in-
geschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
treedt automatisch een repeterend
geluidssignaal in werking (een kort piep-
geluid om de activering van het systeem
aan te geven).
De frequentie van het geluidssignaal:
neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
blijft constant als de afstand tot het
obstakel constant blijft.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 120 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels
signaleren, dan reageren zij alleen op die
obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal met
een duur van 3 seconden.
fig. 104 F0T0155m
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen
modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees
voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te
voorkomen; gebruik geen droge, grove
of harde doek. De sensoren moeten
worden gereinigd met schoon water,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar ge-
bruik wordt gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de sensoren
kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 77
78
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt auto-
matisch uitgeschakeld als de stekker van
de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos van
de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstekker
loskoppelt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels op of onder de
sensoren bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de achter-
kant van de auto bevinden, worden on-
der bepaalde omstandigheden niet door
het systeem gesignaleerd en kunnen dus
de auto beschadigen of zelf beschadigd
worden.
De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
De parkeersensoren werken op de juis-
te wijze als de achterdeuren gesloten
zijn. Bij geopende achterdeuren kunnen
de sensoren verkeerde metingen geven:
sluit dus altijd de achterdeuren.
De verantwoordelijkheid
tijdens het parkeren en an-
dere gevaarlijke handelingen ligt
altijd en overal bij de bestuurder.
Controleer als u de auto parkeert of
zich geen personen (in het bijzonder
kinderen) of dieren in de buurt van
de auto bevinden. De parkeersensor
moet als een hulpmiddel voor de
bestuurder beschouwd worden. De
bestuurder moet tijdens eventueel
gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd
volledig zijn aandacht behouden, ook
als deze met lage snelheid worden
uitgevoerd.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 78
79
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboek is geleverd.
BASIS
INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
voedingskabels voor de autoradio;
aansluitkabels voor luidsprekers voor
(op de binnenste sierpanelen voor de
buitenspiegels);
aansluitkabels voor luidsprekers in de
voorportierpanelen;
aansluitkabels voor luidsprekers achter
(naast de hoedenplank) (indien aanwe-
zig);
een inbouwplaats voor de autoradio;
een antennekabel.
UITGEBREIDE
INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
voedingskabels voor de autoradio;
aansluitkabels voor luidsprekers voor
(op de binnenste sierpanelen voor de
buitenspiegels);
aansluitkabels voor luidsprekers in de
voorportierpanelen;
aansluitkabels voor luidsprekers achter
(naast de hoedenplank)
(indien aanwezig);
2 tweeters op de binnenste
sierpanelen voor de buitenspiegels;
2 midwoofers aan de onderzijde van de
voorportieren;
2 luidsprekers achter
(naast de hoedenplank)
(indien aanwezig);
een inbouwplaats voor de autoradio;
een antennekabel;
een antenne.
AUTORADIO INBOUWEN
De autoradio moet worden ingebouwd op
de plek van het opbergvak in het midden.
De voedingskabels liggen achter dit opberg-
vak.
Druk op de lippen A-fig. 105 om het vak
te verwijderen.
fig. 105 F0T0032m
Laat de aansluiting op de
inbouwvoorbereiding in de
auto uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verze-
kerd van het beste resultaat en wordt
voorkomen dat de rijveiligheid in
gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 79
80
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen
die na aankoop van de auto en binnen de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde
instanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. wijst elke verantwoorde-
lijkheid af voor schade die veroorzaakt is
door de installatie van accessoires die niet
geleverd of aanbevolen zijn door Fiat
Auto S.p.A. en die niet gemonteerd zijn
volgens de bijgeleverde instructies.
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte
antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buiten-
antenne) kan niet alleen schadelijk zijn
voor de gezondheid van de inzittenden,
maar kan ook storingen in de elektrische
systemen van de auto veroorzaken. Hier-
door wordt de veiligheid in gevaar ge-
bracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele
telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het
officiële EU-keurmerk, strikt aan de in-
structies die door de fabrikant van de
mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
TANKEN VAN DE AUTO
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een
octaangetal van ten minste 95 RON.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator
laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas
achter, waardoor het milieu wordt ver-
vuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit,
niet in noodgevallen en ook niet een klein
beetje, loodhoudende benzine. U zou de
katalysator onherstelbaar beschadigen.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 80
81
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloei-
baarheid van de dieselbrandstof vermin-
deren door de vorming van paraffine,
waardoor het brandstofsysteem niet meer
goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er,
afhankelijk van het seizoen, dieselbrandstof
geleverd die speciaal voor de zomer, voor
de winter en voor zeer lage temperaturen
(bergachtige/koude gebieden) is ontwikkeld.
Als dieselbrandstof wordt getankt die niet
toereikend is voor de gebruikstemperatuur,
raden wij aan de dieselbrandstof te
mengen met het vorstbeveiligingsmiddel
TUTELA DIESEL ART in de verhouding die
in de gebruiksaanwijzing van het middel
is aangegeven. Doe eerst het middel in de
tank en voeg daarna de dieselbrandstof
toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/ stil-
staat in bergachtige/koude gebieden, is het
raadzaam dieselbrandstof te tanken die ter
plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een
hoeveelheid brandstof in de tank te hou-
den die groter is dan 50% van de nuttige
inhoud.
Tank bij auto’s met diesel-
motor uitsluitend diesel-
brandstof voor motorvoer-
tuigen die voldoet aan de
Europese specificatie EN590. Het ge-
bruik van andere producten of meng-
sels kan de motor onherstelbaar be-
schadigen en het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben. Mocht u
onverhoopt een ander type brandstof
tanken, dan mag de motor niet wor-
den gestart en moet de brandstoftank
worden afgetapt. Ook als de motor
slechts kort heeft gedraaid, moet naast
de brandstoftank, ook alle brandstof
uit de brandstofleidingen worden af-
getapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld
wordt, moet u twee keer bijvullen nadat
het vulpistool voor de eerste keer afslaat.
Vul niet nog een keer bij om storingen in
het brandstofsysteem te voorkomen.
TANKDOP fig. 106
Openen
1) Open klepje A-fig. 106 door het naar
buiten te trekken, houd de dop Bvast,
steek de contactsleutel in het slot en draai
de sleutel linksom.
2) Draai de dop linksom en verwijder
deze. De tankdop is voorzien van een
koord Cdat aan het tankklepje vastzit, om
verlies van de dop te voorkomen. Haak
de dop tijdens het tanken aan het klepje,
zoals in de figuur is afgebeeld.
fig. 106
C
A
F0T0068m
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 81
82
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
BESCHERMING
VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzine-
motoren zijn:
driewegkatalysator (katalysator);
lambdasondes;
benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens test-
werkzaamheden, met losgenomen bougie-
kabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor diesel-
motoren zijn:
oxidatiekatalysator;
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
roetfilter (DPF) (indien aanwezig).
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter)
(indien aanwezig)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Fil-
ter) is een mechanisch filter in het uitlaat-
systeem dat de partikels in het uitlaatgas
van dieselmotoren opvangt.
Kom niet dicht bij de vul-
opening met open vuur of een
brandende sigaret: brand-
gevaar. Houd uw hoofd ook
niet dicht bij de vulopening om te voor-
komen dat u schadelijke dampen
inademt.
Sluiten
1) Plaats de dop (compleet met de sleutel)
en draai de dop rechtsom, totdat u een
of meer klikken hoort.
2) Draai de sleutel rechtsom, verwijder
de sleutel en sluit het klepje.
Door de hermetische afsluiting van de
tank kan de druk in de tank iets verhoogd
zijn. Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend
geluid hoort.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen. Tijdens het normale
gebruik van de auto registreert de inspuit-
regeleenheid een aantal gegevens met
betrekking tot het gebruik (gebruiksduur,
type traject, bereikte temperatuur enz.)
en berekent de hoeveelheid verzameld
roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verza-
melt, moet het periodiek worden gere-
genereerd (schoongemaakt) door de roet-
deeltjes te verbranden. De regeneratie-
procedure wordt geregeld door de regel-
eenheid van de motor op basis van de
hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en
de bedrijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende
worden waargenomen: een beperkte toe-
rentalverhoging, inschakeling van de elek-
troventilateur, een beperkte toename van
de rook uit de uitlaat en een hogere tem-
peratuur bij de uitlaat. Dit zijn geen sto-
ringen en deze situatie heeft geen invloed
op het milieu of het gedrag van de auto.
Als het betreffende bericht op het display
verschijnt, zie dan de paragraaf “Lampjes
en berichten”.
036-082 Fiorino NL 1ed:36-82 Fiorino Ins 15-12-09 12:01 Pagina 82
VEILIGHEIDSGORDELS ..................................................... 84
SBR-SYSTEEM ....................................................................... 85
GORDELSPANNERS .......................................................... 86
KINDEREN VEILIG VERVOEREN..................................... 89
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
ISOFIX-KINDERZITJE ......................................................... 93
FRONTAIRBAGS ................................................................. 96
ZIJ-AIRBAGS (sidebags) ...................................................... 98
V
VE
EI
IL
LI
IG
GH
HE
EI
ID
D
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
83
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 83
De achterbank is voorzien van driepunts-
veiligheidsgordels met rolautomaat voor
alle zitplaatsen.
fig. 1 F0T0147m
Druk tijdens het rijden niet op
de knop C-fig. 1.
ATTENTIE!
Bedenk dat achterpassagiers
die geen gordel dragen tij-
dens een ernstig ongeval, niet alleen
zelf aan gevaar worden blootgesteld
maar ook gevaar opleveren voor de
inzittenden voor.
ATTENTIE!
Via de oprolautomaat wordt de lengte
van de gordel automatisch aangepast aan
het postuur van de drager en wordt toch
voldoende bewegingsvrijheid geboden.
Als de auto op een steile helling staat, kan
de rolautomaat blokkeren; dit is een nor-
maal verschijnsel. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als u de gordel snel uit-
trekt. Hij blokkeert ook bij hard remmen,
botsingen en bij hoge snelheden in boch-
ten.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
rugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vast
door de gesp A-fig. 1 in de sluiting Bte
drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de
rolautomaat blokkeert, laat dan de gordel
een stukje teruglopen en trek de gordel
vervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de
knop C. Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat wordt voorkomen dat
de gordelband draait.
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
84
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 84
De veiligheidsgordels achter moeten wor-
den omgelegd zoals is aangegeven in het
afgebeelde schema fig. 2.
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is
vergrendeld, dan is de “rode band”
B-fig. 3 op de hendels Aniet meer zicht-
baar. Als de “rode band” zichtbaar is, is
de rugleuning niet goed vergrendeld.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels
op de juiste wijze terug als de achterbank
weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor
gebruik zijn.
fig. 2 F0T0193m fig. 3 uitvoering Combi
A B
F0T0064m
Controleer of de rugleuning
aan beide zijden goed ver-
grendeld is (rode band B niet zicht-
baar) om te voorkomen dat in geval
van bruusk remmen, de rugleuning
naar voren kan klappen en de pas-
sagiers kan verwonden.
ATTENTIE!
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder), dat de bestuurder
en de passagier voor op de volgende wijze
waarschuwt als de veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
de eerste 6 seconden gaat lampje
<
continu branden en klinkt er een on-
onderbroken akoestisch signaal;
de daaropvolgende 90 seconden gaat
lampje
<
knipperen en klinkt er een
onderbroken akoestisch signaal.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem permanent te laten uitscha-
kelen.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-
menu van het display weer worden
geactiveerd.
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
85
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 85
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming
zijn de veiligheidsgordels voor van de
auto voorzien van gordelspanners. Dit
systeem trekt bij een heftige frontale en
zijdelingse botsing de gordel enige centi-
meters aan. Op deze wijze worden de
inzittenden veel beter op hun plaats ge-
houden en wordt de voorwaartse be-
weging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordel
geeft aan dat de gordelspanner in werking
is geweest; de gordel wordt niet meer op-
gerold, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale be-
scherming door de gordelspanner moet
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd
dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er een beetje rook ontsnappen.
Deze rook is niet schadelijk en duidt niet
op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel on-
derhoud of smering. Elke verandering van
de oorspronkelijke staat zal de doelmatig-
heid verminderen. Als de gordelspanner
door extreme natuurlijke omstandigheden
(bijv. overstromingen en vloedgolven) met
water en modder in contact is geweest, dan
moet de spanner worden vervangen.
De gordelspanner werkt
slechts eenmaal. Als de
gordelspanners hebben gewerkt,
moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden om ze te laten
vervangen. De geldigheid van het
systeem staat vermeld op een
plaatje dat zich in het dashboard-
kastje bevindt: laat voor het ver-
strijken van deze termijn het systeem
door het Fiat Servicenetwerk ver-
vangen.
ATTENTIE!
Werkzaamheden waarbij sto-
ten, sterke trillingen of verhit-
ting (maximaal 100°C gedu-
rende ten hoogste 6 uur) optreden, kun-
nen de gordelspanners beschadigen of
activeren: bij die omstandigheden ho-
ren niet trillingen die voortgebracht wor-
den door een slecht wegdek of door con-
tacten met kleine obstakels zoals trot-
toirbanden. Wendt u altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
86
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 86
TREKKRACHTBEGRENZERS
(indien aanwezig)
Om de bescherming van de inzittenden
bij een ongeval te vergroten, zijn de op-
rolautomaten van de gordels voor en
achter (indien aanwezig) voorzien van
trekkrachtbegrenzers die tijdens een fron-
tale aanrijding de piekbelasting op de borst
en schouders beperken.
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK
VAN VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te hou-
den aan de wettelijke voorschriften met
betrekking tot het verplichte gebruik van
de veiligheidsgordels (en de inzittenden
erop attent te maken). Leg de veiligheids-
gordel altijd om voordat u vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een gor-
del dragen: ook voor hen (zowel voor de
aanstaande moeder als het kind) is de kans
op letsel bij een ernstig ongeval kleiner
als ze een gordel dragen. Uiteraard moe-
ten zwangere vrouwen het onderste deel
van de gordel meer naar beneden omleg-
gen, zodat de gordel over het bekken en
onder de buik langs loopt (zoals in fig. 4
is aangegeven).
BELANGRIJK De gordelband mag nooit
gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeel-
te moet via het midden van de schouder
schuin over de borst liggen. Het horizon-
tale gordelgedeelte moet over het bek-
ken (zoals aangegeven in fig. 5) en niet
over de buik liggen. Gebruik geen voor-
werpen (wasknijpers, klemmen enz.) die
een goed aansluiten van de gordel op het
lichaam verhinderen.
fig. 4 F0T0003m fig. 5 F0T0004m
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
87
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 87
BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts
ter bescherming van een enkel persoon:
gebruik de gordel niet voor een kind dat
bij een volwassene op schoot zit, waarbij
de gordel beiden zou moeten beschermen
fig. 6. Er mag geen enkel voorwerp tus-
sen de gordel en het lichaam van de inzit-
tende worden geplaatst.
fig. 6 F0T0005m
Als de gordel aan een zware
belasting wordt blootgesteld
(bijvoorbeeld tijdens een ongeval),
dan moet de gordel samen met de
verankeringen, bevestigingspunten en
de eventueel gemonteerde gordel-
spanners worden vervangen. Ook als
de schade niet zichtbaar is, dan kan
de gordel toch verzwakt zijn.
ATTENTIE!
HOE U DE
VEILIGHEIDSGORDELS
IN OPTIMALE STAAT HOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veilig-
heidsgordels moeten de volgende aanwij-
zingen zorgvuldig worden opgevolgd:
zorg dat de gordel goed uitgetrokken
en niet gedraaid is; controleer ook of
de oprolautomaat zonder haperingen
werkt;
vervang de gordels na een ongeval, ook
al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.
Vervang de gordels ook als de gordel-
spanners in werking zijn geweest;
u kunt de gordels met de hand wassen
met water en een neutrale zeep. Spoel
ze uit en laat ze in de schaduw drogen.
Gebruik geen bijtende, blekende of
kleurende middelen. Vermijd het ge-
bruik van alle chemische producten die
het weefsel van de gordel kunnen aan-
tasten;
voorkom dat vocht in de oprolauto-
maat komt: de werking van de oprol-
automaten is alleen gegarandeerd, als
ze niet nat zijn geweest;
vervang de gordels bij tekenen van
slijtage of beschadigingen.
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken. Draag al-
tijd veiligheidsgordels zowel voor als
achter in de auto! Rijden zonder veilig-
heidsgordels vergroot het risico op
ernstig letsel of dodelijke afloop bij
een ongeval.
Het is streng verboden onderdelen
van de veiligheidsgordels of gordel-
spanners te demonteren of open te
maken. Werkzaamheden aan de vei-
ligheidsgordels en gordelspanners
moeten worden uitgevoerd door ge-
kwalificeerd personeel. Wendt u al-
tijd tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
88
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 88
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een onge-
val moeten alle inzittenden zittend reizen
en beschermd worden door goedgekeur-
de veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van
de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwassenen,
terwijl spieren en botstructuur nog niet
volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten
kleine kinderen door andere systemen
beschermd worden dan door de veilig-
heidsgordels.
De resultaten van onderzoek naar de op-
timale bescherming van kleine kinderen
zijn verwerkt in de Europese ECE/R44-
voorschriften die wettelijk verplicht zijn.
De systemen zijn onderverdeeld in vijf
groepen:
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn er
in de handel systemen verkrijgbaar die
geschikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan
1,50 m worden, met betrekking tot de
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met
volwassenen en moeten dan ook normaal
de veiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn
kinderzitjes opgenomen voor elke
gewichtsgroep. Deze zijn speciaal ont-
worpen en ontwikkeld voor de Fiat-
modellen.
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
89
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 89
92
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES
De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in
de auto. Zie de volgende tabel:
Groep Gewicht Passagierszitplaats voor Passagierszitplaats achter
Groep 0, 0+ tot 13 kg U U
Groep 1 9-18 kg U U
Groep 2 15-25 kg U U
Groep 3 22-36 kg U U
Legenda:
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 92
93
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen aan-
gegeven:
monteer kinderzitjes altijd op de zit-
plaatsen achter, omdat die plaatsen bij
een ongeval de meeste bescherming
bieden;
als de frontairbag aan passagierszijde
buiten werking wordt gesteld, moet al-
tijd gecontroleerd worden of de airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld: het be-
treffende lampje
op het instrumen-
tenpaneel moet continu branden;
houdt u bij de montage van het kinder-
zitje strikt aan de instructies. De fabri-
kant is verplicht deze instructies bij te
leveren. Bewaar de instructies samen
met het instructieboek in de auto. Mon-
teer geen gebruikte kinderzitjes waar-
van de gebruiksaanwijzingen ontbreken;
controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband
te trekken;
ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor
slechts een kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem;
controleer altijd of de gordel niet langs
de nek van het kind loopt;
zorg er tijdens de rit voor dat het kind
geen afwijkende houding aanneemt of
de gordels losmaakt;
vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij een
ongeval vast te houden;
na een ongeval moet het zitje door een
nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer geen kinderzitje op
de voorstoel, als de auto is
uitgerust met een airbag aan de pas-
sagierszijde, omdat dan kinderen
nooit op de voorstoel vervoerd
mogen worden.
ATTENTIE!
INBOUWVOORBEREIDING
VOOR “ISOFIX”-
KINDERZITJES
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen zijn voorbereid op de
montage van Isofix Universeel-kinderzit-
jes; een nieuw gestandaardiseerd Europees
systeem voor het vervoeren van kinderen.
Er kan ook een mengvorm worden geko-
zen, een traditioneel kinderzitje en een
Isofix-kinderzitje.
In fig. 11 is een voorbeeld gegeven van een
kinderzitje. Het Isofix Universeel-kinder-
zitje is er voor drie gewichtsgroepen: 1.
Voor de andere groepen is er een speci-
fiek Isofix-kinderzitje dat alleen kan wor-
den gebruikt als het speciaal voor deze
auto is ontworpen, getest en goedgekeurd
(zie de lijst met auto’s die bij het kinder-
zitje geleverd wordt).
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:03 Pagina 93
97
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 14
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
fig. 14 F0T0052m
fig. 15 F0T0033m
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de
frontairbag aan passagiers-
zijde is ingeschakeld. Als bij een
ongeval de airbag wordt geactiveerd,
kan het kind hierdoor dodelijke ver-
wondingen oplopen. Als er geen ande-
re mogelijkheid is, moet in ieder geval
de airbag aan passagierszijde uitge-
schakeld worden als het kinderzitje op
de passagiersstoel voor wordt geplaatst.
Bovendien moet de passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn ge-
schoven om te voorkomen dat het kin-
derzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard. Ook als het niet
wettelijk verplicht is, raden wij u aan,
voor een optimale bescherming van de
volwassenen, de airbag onmiddellijk
weer in te schakelen zodra er geen kin-
deren meer vervoerd worden.
ATTENTIE!
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
(sidebag) (indien aanwezig) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (indien aanwezig) aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag)
(indien aanwezig) aan passagierszijde
opnieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de frontairbag en
zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) aan
passagierszijde, de paragrafen “Digitaal dis-
play” en “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:04 Pagina 97
ZIJ-AIRBAGS
(sidebags)
(indien aanwezig)
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust
met zij-airbags voor (sidebags voor) aan
bestuurders- en aan passagierszijde voor
bescherming van borst-bekken.
De zij-airbags beschermen de inzittenden
bij middelzware en zware zijdelingse aan-
rijdingen, door het opblazen van een lucht-
kussen tussen de inzittende en de interi-
eurdelen aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd
bij andere soorten botsingen (frontaal, van
achter, over de kop slaan enz.), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een
regeleenheid ervoor, indien nodig, dat de
kussens worden opgeblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op, waardoor het
lichaam van de inzittenden wordt opge-
vangen en de kans op letsel beperkt
wordt. Direct daarna lopen de kussens
weer leeg.
De zij-airbags zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Boven-
dien is het dragen van veiligheidsgordels
wettelijk verplicht in Europa (en in de
meeste landen daarbuiten).
Daarom is het gebruik van de veiligheids-
gordels absoluut noodzakelijk, want de
gordel houdt de inzittende bij een zijde-
lingse botsing in de juiste positie en voor-
komt dat de inzittende uit de auto wordt
geslingerd bij zware botsingen.
SIDEBAGS fig. 16
(indien aanwezig)
De sidebag is een kussen dat zich snel op-
blaast en bevindt zich in de rugleuning van
de voorstoel. De sidebag heeft tot doel
het bovenlichaam en het bekken van de
inzittenden te beschermen bij middel-
zware en zware zijdelingse aanrijdingen.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een
zijdelingse botsing optimaal door het sys-
teem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kan de
sidebag op de juiste wijze worden opge-
blazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of met stoom
worden gereinigd (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
fig. 16 F0T0180m
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
98
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:83-100 Fiorino Ins 15-12-09 12:04 Pagina 98
101
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 102
HANDREM ............................................................................ 104
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ...................... 105
BRANDSTOFBESPARING ................................................. 106
TREKKEN VAN AANHANGERS...................................... 108
WINTERBANDEN .............................................................. 109
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 110
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................... 110
S
ST
TA
AR
RT
TE
EN
N
E
EN
N
R
RI
IJ
JD
DE
EN
N
101-110 Fiorino NL 1ed:101-110 Fiorino Ins 15-12-09 12:15 Pagina 101
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische
startblokkering: zie bij startproblemen de
paragraaf “Fiat CODE” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem op de benzine-
motor van de auto, dat bijdraagt aan een
vermindering van de onderhoudswerk-
zaamheden.
102
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV
en laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het controlelampje Ysamen met het
waarschuwingslampje
U
blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand STOP
te draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft bran-
den, probeer het dan met de andere
geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie “Noodstart” in
het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk.
Het verdient aanbeveling om
gedurende de eerste kilo-
meters niet de maximale
prestaties van uw auto te
eisen (bijv. snel accelereren, langdurig
rijden met hoge toerentallen, krachtig
remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet
in stand MAR staan als de
motor stilstaat, zodat de
accu niet onnodig wordt ont-
laden.
Houd er rekening mee dat
de rem- en de stuurbekrach-
tiging niet werken zolang de motor
niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE!
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in afgesloten ruimten te
laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, kool-
monoxide en andere giftige gassen.
ATTENTIE!
101-110 Fiorino NL 1ed:101-110 Fiorino Ins 15-12-09 12:15 Pagina 102


Produkt Specifikationer

Mærke: Fiat
Kategori: Firmabil
Model: Fiorino

Har du brug for hjælp?

Hvis du har brug for hjælp til Fiat Fiorino stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig