Renault Megane II Coupe Manual
Læs nedenfor 📖 manual på dansk for Renault Megane II Coupe (234 sider) i kategorien Personbil. Denne guide var nyttig for 28 personer og blev bedømt med 4.5 stjerner i gennemsnit af 2 brugere
Side 1/234

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:41 -page1

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 2
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:41 -page2
RENAULT
adviseert ELF
Alle
motortypes
Benzine- en LPG-mo-
toren alle types behal-
ve 2.0T Renault Sport
Motorenalletypes
behalve 2.0T
Renault Sport
Handgeschakelde versnel-
lingsbak 5 of 6 versnellin-
gen
Automatische transmissie
ELF EXCELLIUM LDX 5W-40 ACEA A3 / B3 / B4
Optimale prestaties, maximale bescherming onder extreme omstandigheden
Alle omstandigheden
ELF EVOLUTION SXR 5W-40 ACEA A3 / B3 / B4
Optimale prestaties
Alle omstandigheden
ELF EVOLUTION SXR 5W-30 ACEA A5 / B5
Lager brandstofverbruik, bescherming van de motor en milieuvriendelijk
Alle omstandigheden
ELF COMPETITION ST 10W-40 ACEA A3 / B3
ELF TURBO DIESEL 10W-40 ACEA B3 / B4
Andere door RENAULT goedgekeurde smeermiddelen voor normaal gebruik
TRANSELF TRJ 75W-80 API GL5
RENAULTMATIC D3 Syn DEXRON III
RENAULT adviseert u de goedgekeurde ELF smeermiddelen te gebruiken.
Voor het bijvullen en verversen adviseren wij u de originele olie te kiezen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer of kijk op de site www.lubrifiants.elf.com

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 0.01
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:41 -page3
0.01
RENAULT heet u van harte welkom in uw RENAULT
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
• uw RENAULT goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
• door het opvolgen van eenvoudige - maar beslist noodzakelijke - onderhoudsvoorschriften, de prestaties optimaal kunt
houden.
• zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over zijn mogelijkheden, de wijze waarop u deze
kunt gebruiken en over de nieuwe technieken die in deze auto zijn toegepast. Indien bepaalde onderwerpen u niet geheel
duidelijk zijn, dan zijn de technici in onze dealer-organisatie graag bereid u te informeren.
Om het lezen van dit boekje voor u te vergemakkelijken gebruiken wij het volgende symbool:
Om een gevaar of een veiligheidsadvies aan te geven.
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit
boekje bekend waren. In dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven.
De aanwezigheid ervan in de auto is afhankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
Wij wensen u goede reis in uw RENAULT.
Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van RENAULT, 92100 Billancourt 2004, Frankrijk.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 0.02
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page4
0.02
In één oogopslag
•Bandenspanning .......................................................................................... 0.04 - 0.05
•RENAULT kaart afstandsbediening: gebruik .......................................... 1.02 ➟1.08
•Kinderzitjes ................................................................................................ 1.32 ➟1.42
•Waarschuwingslampjes (instrumentenpaneel) ....................................... 1.44 ➟1.71
•Starten/stilzetten motor .............................................................................. 2.03 - 2.04
•Rijden .......................................................................................................... 2.02 ➟2.32
Controlesysteem bandenspanning ....................................................... 2.13 ➟2.16
Elektronisch Stabiliteits Programma: ESP ...................................................... 2.17
Tractiecontrole: ASR .............................................................................. 2.18 - 2.19
Noodstopbekrachtiging: BAS ............................................................................ 2.22
Snelheidsregelaar en -begrenzer ......................................................... 2.23 ➟2.28
•Verwarming/airconditioning ..................................................................... 3.02 ➟3.16
•Motorkap/onderhoud ................................................................................ 4.02 ➟4.14
•Praktische tips (vervangen van lampen, zekeringen,
verhelpen van storingen) .......................................................................... 5.02 ➟5.37

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 0.03
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page5
0.03
INHOUD
Hoofdstuk
1
2
3
4
5
6
7
Ken uw auto ..................................................................................................
Rijden .................................................................................................................
Comfort .............................................................................................................
Onderhoud ......................................................................................................
Praktische tips .............................................................................................
Technische gegevens ................................................................................
Alfabetische inhoudsopgave ...............................................................

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 0.04
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page6
0.04
BANDENSPANNING (in bar of kg/cm²koud)
Uitvoeringen 1.4 16V 1.6 16V - 1.5 dCi 2.0 16V - 2.0 T - 1.9 dCi
Bandenmaat
195/65 R15 T
205/55 R16 V
205/50 R17 V
195/65 R15 H
205/55 R16 V 205/50 R17 V 195/65 R15 H
205/55 R16 V 205/50 R17 V
Velgmaat 6,5 J 15
6,5 J 16
6,5 J 17
6,5 J 15
6,5 J 16 6,5 J 17 6,5 J 15
6,5 J 16 6,5 J 17
Niet op autosnelweg
•Voor 2,2 2,2 2,2 2,2 2,3
•Achter 2,02,02,02,02,0
Op autosnelweg (1)
•Voor 2,2 2,3 2,4 2,4 2,5
•Achter 2,02,02,02,02,0
Reservewiel 2,22,32,42,42,5
Veiligheid van de banden en gebruik van sneeuwkettingen
Raadpleeg de paragraaf “banden”in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen
(afhankelijk van de uitvoering).
(1) Bijzonderheid vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen.
De maximum snelheid is 100 km/u en de bandenspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar.
De massa’s staan aangegeven in de paragraaf “massa’s”in hoofdstuk 6.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 0.05
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page7
0.05
BANDENSPANNING (in psi koud)
Uitvoeringen 1.4 16V 1.6 16V - 1.5 dCi 2.0 16V - 2.0 T - 1.9 dCi
Bandenmaat
195/65 R15 T
195/55 R16 V
205/50 R17 V
195/65 R15 T
195/65 R15 H
205/55 R16 V
205/50 R17 V 195/65 R15 H
205/55 R16 V 205/50 R17 V
Velgmaat 6,5 J 15
6,5 J 16
6,5 J 17
6,5 J 15
6,5 J 16 6,5 J 17 6,5 J 15
6,5 J 16 6,5 J 17
Niet op autosnelweg
•Voor 32 32 32 32 33
•Achter 29 29 29 29 29
Op autosnelweg (1)
•Voor 32 33 35 35 36
•Achter 29 29 29 29 29
Reservewiel 32 33 35 35 36
Veiligheid van de banden en gebruik van sneeuwkettingen
Raadpleeg de paragraaf “banden”in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen
(afhankelijk van de uitvoering).
(1) Bijzonderheid vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen.
De maximum snelheid is 100 km/u en de bandenspanning moet worden verhoogd met 3psi.
De massa’s staan aangegeven in de paragraaf “massa’s”in hoofdstuk 6.
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 0.06
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page8
0.06

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.01
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page9
1.01
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
RENAULT kaart afstandsbediening: algemeen, gebruik, extra portiervergrendeling ..................... 1.02 ➟1.08
Portieren ................................................................................................................................................ 1.09 ➟1.13
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden .................................................................................. 1.14
Startvergrendeling .................................................................................................................................. 1.15 - 1.16
Hoofdsteunen - Stoelen ....................................................................................................................... 1.17 ➟1.20
Autogordels .......................................................................................................................................... 1.21 ➟1.24
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen .............................................................................................. 1.25 ➟1.31
Voorin ........................................................................................................................................... 1.25 ➟1.28
achterin ..................................................................................................................................................... 1.29
aan de zijkant ........................................................................................................................................... 1.30
Voor de veiligheid van de kinderen ...................................................................................................1.32➟1.42
Klokje en buitentemperatuur ........................................................................................................................... 1.43
Bedieningsorganen ............................................................................................................................... 1.44 ➟1.47
Instrumentenpaneel ............................................................................................................................. 1.48 ➟1.71
Boordcomputer ................................................................................................................................. 1.60 ➟1.71
Stuurwiel ........................................................................................................................................................... 1.72
Spiegels ................................................................................................................................................... 1.73 - 1.74
Claxon en lichtsignalen .................................................................................................................................... 1.75
Verlichting en richtingaanwijzers ....................................................................................................... 1.76 ➟1.78
Afstellen van de koplampen ............................................................................................................................ 1.79
Ruitenwissers / Sproeiers ..................................................................................................................... 1.80 - 1.82
Brandstof tanken .................................................................................................................................... 1.83 - 1.84

24088
3
1
2
4
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.02
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page10
1.02
RENAULT KAART AFSTANDSBEDIENING: algemeen
RENAULT kaart
1- Ontgrendelen van alle portieren.
2- Vergrendelen van alle portieren.
3- Vergrendelen/Ontgrendelen van
de achterklep.
4- Ingebouwde noodsleutel.
Met de RENAULT kaart kunt u:
- de portieren, de achterklep en de
tankdopklep ontgrendelen of ver-
grendelen (raadpleeg de volgende
bladzijdes);
- de ruiten en het open dak automa-
tisch sluiten, raadpleeg hiervoor
de paragrafen “automatische be-
diening van de ruiten”en “open
dak”in hoofdstuk 3 (afhankelijk
van de uitvoering);
- de motor starten (raadpleeg de pa-
ragraaf “starten van de motor”in
hoofdstuk 2).
Actieradius
De kaart wordt gevoed door een bat-
terij. Deze moet vervangen worden
als de boodschap “kaartbatterij ver-
vangen”verschijnt op het instru-
mentenpaneel (raadpleeg de para-
graaf “RENAULT kaart: batterij”in
hoofdstuk 5).
Bereik van de RENAULT kaart
Het bereik van de kaart wordt beïn-
vloed door de omgeving. Let op bij
het vasthouden van de kaart dat u
niet per ongeluk op de knoppen
drukt waardoor de portieren wor-
den vergrendeld of ontgrendeld!
Advies
Berg de RENAULT kaart afstands-
bediening nooit op een plek op
waar deze verbogen of per ongeluk
beschadigd zou kunnen worden:
dit kan bijvoorbeeld gebeuren als u
op de kaart gaat zitten als deze in
uw broekzak zit.
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder
Laat uw RENAULT kaart
nooit in de auto liggen als u
de auto verlaat en er een kind (of
dier) in de auto zit. Het kind zou de
motor kunnen starten of bijvoor-
beeld de ruiten kunnen bedienen
en door het sluiten ervan ernstig
worden verwond aan hals, arm, of
hand als deze uit de auto steken.
Gevaar voor ernstige verwondin-
gen.

24089
4
5
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.03
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page11
1.03
RENAULT KAART AFSTANDSBEDIENING: algemeen (vervolg)
Ingebouwde noodsleutel 4of af-
zonderlijke noodsleutel 5(afhan-
kelijk van de auto)
Deze hoeft maar zelden gebruikt te
worden: hiermee kan het linker
voorportier ontgrendeld of vergren-
deld worden als de afstandsbedie-
ning niet werkt:
- de auto bevindt zich in een sterk
elektromagnetisch veld;
- gebruik van apparatuur die met
dezelfde frequentie werkt als de
kaart;
- batterij van de RENAULT kaart
leeg, ontladen accu, enz.
Voor het gebruik van de noodsleutel
raadpleegt u de paragraaf “vergren-
delen/ontgrendelen van de portie-
ren”.
Na het openen van de auto met de
noodsleutel, steekt u de RENAULT
kaart in de kaartlezer om te kun-
nen starten.
Vervangen of extra RENAULT
kaart
Bij verlies of indien u een andere
RENAULT kaart wenst, kunt u deze
uitsluitend bij uw RENAULT-
dealer bestellen.
Het vervangen van een RENAULT
kaart moet altijd bij een RENAULT-
dealer gebeuren. Het systeem moet
met alle RENAULT kaarten worden
ingelezen.
Het is mogelijk maximaal vier
RENAULT kaarten auto te gebrui-
ken.
Storing van de RENAULT kaart
Zorg ervoor dat het batterijtje in
goede staat verkeert, de levensduur
is ongeveer twee jaar.
Raadpleeg de paragraaf “RENAULT
kaart: batterijen”in hoofdstuk 5.

24088
3
1
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.04
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page12
1.04
RENAULT KAART AFSTANDSBEDIENING: gebruik
Portieren ontgrendelen
Druk het ontgrendelknopje 1in.
Het ontgrendelen ziet u aan het één
keer oplichten van de alarmknip-
perlichten en de zijknipperlichten.
Bijzonderheden (voor sommige lan-
den):
- door éénkeerophetknopje1te
drukken, ontgrendelt u uitsluitend
het bestuurdersportier,
- door twee keer achter elkaar op het
knopje 1te drukken, ontgrendelt u
de andere portieren.
Portieren vergrendelen
Druk het vergrendelknopje 2in.
Het vergrendelen ziet u aan het twee
keer oplichten van de alarmknip-
perlichten en de zijknipperlichten.
- als een portier (of de achterklep)
geopend of niet goed gesloten is, of
als een RENAULT kaart in de lezer
is achtergebleven, worden de por-
tieren snel vergrendeld en weer
ontgrendeld en knipperen de
knipperlichten en de zijknipper-
lichten niet.
Ontgrendelen/vergrendelen van
alleen de achterklep
Druk op het knopje 3om de achter-
klep te ontgrendelen of te vergren-
delen.
Het ontgrendelen ziet u aan het één
keer knipperen van de knipperlich-
ten en zijknipperlichten als de por-
tieren van de auto vergrendeld zijn.
Het vergrendelen van de achterklep
ziet u aan het twee keer knipperen
van de knipperlichten en zijknip-
perlichten als de portieren van de
auto vergrendeld zijn.

2
3
1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.05
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page13
1.05
RENAULT KAART HANDSFREE AFSTANDSBEDIENING: gebruik
RENAULT kaart handsfree af-
standsbediening
Met deze kaart kunt u naast de ge-
bruiksmogelijkheden van de
RENAULT kaart afstandsbediening,
zonder indrukken (in handsfree
functie):
-deportieren,deachterklepende
tankdopklep ontgrendelen/ver-
grendelen als de kaart zich in de
herkenningszone 1bevindt;
- en de motor starten als de kaart
zich in het interieur bevindt (raad-
pleeg paragraaf “starten van de
motor”in hoofdstuk 2).
Ontgrendelen van de portieren
en de achterklep
Draag de RENAULT kaart bij u en
loop naar de auto.
Zodra u uw hand achter een hand-
greep 2van een portier langs haalt
of op de knop van de achterklep 3
drukt, ontgrendelt de auto zich (als
de auto langer dan drie dagen niet is
ontgrendeld, moet twee keer aan de
handgreep worden getrokken).
Het ontgrendelen ziet u aan het één
keer oplichten van de alarmknip-
perlichten en de zijknipperlichten.
Laat nooit een RENAULT
kaartindeautoliggenalsu
de auto verlaat.

245
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.06
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page14
1.06
RENAULT KAART HANDSFREE AFSTANDSBEDIENING: gebruik (vervolg)
Vergrendelen van de portieren
en de achterklep
Met de RENAULT kaart bij u, drukt
u, als de portieren en de achterklep
gesloten zijn, op de knop 4op één
van de handgrepen 2of op de knop 5
van de achterklep.
Het vergrendelen ziet u aan het twee
keer oplichten van de alarmknip-
perlichten en de zijknipperlichten.
N.B.: de RENAULT kaart moet zich
in de toegangszone van de auto be-
vinden om het vergrendelen met de
knoppen mogelijk te maken.
Als een portier (of de achterklep) ge-
opend of niet goed gesloten is, of als
een kaart in de lezer zit, worden de
portieren snel vergrendeld en weer
ontgrendeld en knipperen de knip-
perlichten en de zijknipperlichten
niet.
Als u de vergrendeling wilt contro-
leren na een vergrendeling door de
RENAULT kaart of met de knoppen
in de handgrepen, heeft u ongeveer
drie secondes om de portierhand-
grepen te bedienen zonder te ont-
grendelen.
Daarna is de handsfree functie op-
nieuw actief en zorgt elke bediening
van de handgreep voor het ontgren-
delen van de portieren.
Verantwoordelijkheid
van de bestuurder
Laat uw RENAULT kaart
nooit in de auto liggen
als u de auto verlaat en er een
kind (of dier) in de auto zit. Het
kind zou de auto kunnen starten
of de ruiten kunnen bedienen en
door het sluiten ervan ernstig
worden verwond aan hals, arm,
of hand als deze uit de auto ste-
ken. Gevaar voor ernstige ver-
wondingen.

24088
1
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.07
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page15
1.07
EXTRA VERGRENDELING
Extra vergrendeling van de portie-
ren (voor sommige landen)
Metdezefunctiewordendeportie-
ren vergrendeld en kunnen ze niet
van binnenuit geopend worden (in
geval van het inslaan van een ruit,
waarna iemand wil proberen de
portieren van binnenuit te openen).
Om de extra portiervergrende-
ling in te schakelen
Auto met elektrische ruitbediening
bij de achterportieren
- twee keer snel achter elkaar knop 1
indrukken.
-oftweekeersnelachterelkaarde
knop van de portierhandgrepen
aan de buitenkant of van het logo
van de achterklep indrukken.
Auto met handbediende ruiten bij
de achterportieren
Druk voordat u de auto verlaat op de
onderkant van de schakelaar 2(het
ingebouwde controlelampje licht
op). Druk op de bovenkant van de
schakelaar om de portieren te ver-
grendelen.
In alle gevallen
Het vergrendelen ziet u aan het vijf
keer oplichten van de knipperlich-
ten.
N.B.: het is mogelijk deze functie te
activeren door twee keer achter el-
kaar op de knoppen van de portier-
handgrepen die aan dezelfde kant
zitten te drukken (bijvoorbeeld:
links voor/links achter of rechts
voor/rechts achter).
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit!

24088
1
2
4
3
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.08
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page16
1.08
RENAULT KAART IN BEPERKTE WERKING
RENAULT kaart met beperkt
gebruik (afhankelijk van de auto)
In bepaalde situaties (auto aan der-
de toevertrouwd: parkeerservice, re-
parateur, enz.) wilt u de werking
van de RENAULT kaart beperken.
Zorg dat u twee kaartens bij u heeft.
Steek een kaart in de kaartlezer 3in
en druk vervolgens gelijktijdig op
de knoppen 1en bagageruimte 2
van de tweede kaart. De auto wordt
vergrendeld en daarna wordt het be-
stuurdersportier ontgrendeld.
De RENAULT kaart in de kaartlezer
gaat over op beperkt gebruik.
De RENAULT kaart met beperkt ge-
bruik maakt alleen het ontgrendelen
van het bestuurdersportier en het
starten mogelijk (de opbergruimte
aan passagierskant en de bagage-
ruimte blijven vergrendeld).
Om het beperkte gebruik op te hef-
fen, start u de auto met de
RENAULT kaart in niet beperkte
werking.
De schakelaar van het vergrende-
len/ontgrendelen van binnenuit 4
is uitgeschakeld tijdens het gebruik
van de auto met de RENAULT kaart
met beperkt gebruik.
Het is alleen mogelijk om één
RENAULT kaart tegelijk te beper-
ken.
Tijdens het gebruik van een
RENAULT kaart met beperkt ge-
bruik, behoudt de tweede kaart alle
gebruiksmogelijkheden.

12
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.09
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page17
1.09
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN
Openen van buitenaf
Als u de portieren ontgrendeld heeft
of met de handsfree RENAULT kaart
bij u, pakt u de handgreep 1en trekt
u deze naar u toe om het portier te
openen.
Openen van binnenuit
Trek aan de handgreep 2.
Waarschuwingssignaal verlichting
brandt nog
Als bij het openen van een voorpor-
tier de lichten nog branden terwijl
het contact is afgezet dan klinkt er
een signaal om u te waarschuwen.
Waarschuwing kaart vergeten
Als bij het openen van het bestuur-
dersportier de kaart nog in de lezer
zit, verschijnt de boodschap “kaart
verwijderen”op het instrumenten-
paneel en klinkt er een geluidssig-
naal.
Bijzonderheid
Na het stoppen van de motor, blij-
ven de lichten en de accessoires (ra-
dio, airconditioning, enz.) die in
werking waren, ingeschakeld.
Zij schakelen uit zodra het bestuur-
dersportier wordt geopend.
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als een portier of de achterklep geo-
pend en niet goed gesloten is en de
auto een snelheid van ongeveer
10 km/u bereikt, verschijnt een van
de berichten “achterklep open”of
“portier open”(afhankelijk van het
geval) op het instrumentenpaneel,
tezamen met het controlelampje.

34
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.10
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page18
1.10
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (vervolg)
Veiligheid van de kinderen
Auto's uitgerust met schakelaar 3
met ingebouwd lampje
Druk op schakelaar 3om het bedie-
nen van de ruiten en het openen van
de portieren achter onmogelijk te
maken.
Het oplichten van het lampje in de
schakelaar geeft aan dat de portie-
ren vergrendeld zijn.
In geval van storing hoort
u een geluidssignaal en
licht het ingebouwde
controlelampje niet op.
Veiligheid inzittenden achter
De bestuurder kan de wer-
king van de ruitbediening
en achterportieren uitscha-
kelen door op de schakelaar 3aan
dekantvandetekeningtedrukken.
Verantwoordelijkheid van de be-
stuurder
Laat nooit de RENAULT kaart in de
auto liggen als u de auto achterlaat
meteenkind(ofeendier)erin.Het
kind zou de ruiten kunnen bedie-
nenendoorhetsluitenervanern-
stig worden verwond aan hals, arm,
of hand als deze uit de auto steken.
In geval van beknelling, draait u di-
rect de bewegingsrichting om met
behulp van de betreffende schake-
laar.
Anders
Om het van binnenuit openen van
de achterportieren onmogelijk te
maken, drukt u op de schakelaar 4.
Controleer of de portieren inder-
daad niet van binnenuit geopend
kunnen worden.

A
2
1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.11
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page19
1.11
VERGRENDELEN / ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN
Vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van buitenaf
Dit gebeurt met de RENAULT kaart:
zie de paragrafen “RENAULT kaart”
in hoofdstuk 1.
In sommige gevallen werkt de
RENAULT kaart niet:
- de auto bevindt zich in een sterk
elektromagnetisch veld;
- door het gebruik van apparaten
die de dezelfde frequentie gebrui-
ken als de kaart (mobiele telefoon,
enz.);
- batterij van de RENAULT kaart
leeg, ontladen accu, enz.
In dat geval is het mogelijk:
- de noodsleutel te gebruiken (inge-
bouwd in de kaart of, afhankelijk
van de auto, afzonderlijk) voor het
linker voorportier;
- de portieren één voor éénmetde
hand te vergrendelen;
- de schakelaar voor het vergrende-
len/ontgrendelen van de portieren
in het interieur te gebruiken (raad-
pleeg de paragraaf “Schakelaar
voor het vergrendelen/ontgrende-
len van binnenuit”in hoofdstuk 1).
Gebruik van de ingebouwde
noodsleutel 2
Haal het kapje A(met behulp van
het uiteinde van de reservesleutel)
ter hoogte van uitsparing 1weg.
Steek de sleutel 2in het slot en ont-
grendelofvergrendelhetportier.

4
3
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.12
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page20
1.12
VERGRENDELEN / ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (vervolg)
Gebruik van de afzonderlijke
noodsleutel 3(afhankelijk van de
auto)
Steek de sleutel 3in het slot van het
portier links en vergrendel of ont-
grendel het portier.
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Bij open portier moet u de schroef 4
draaien (met behulp van bijv. een
schroevendraaier of iets dergelijks)
en daarna het portier sluiten.
Het portier kan niet meer van bui-
tenaf worden geopend.
U kunt het portier alleen nog van
binnenuit openen.

5
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.13
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page21
1.13
VERGRENDELEN / ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (vervolg)
Schakelaar voor het vergrende-
len/ontgrendelen van de portie-
ren van binnenuit
De schakelaar 5bedient gelijktijdig
de portieren, de achterklep en de
tankdopklep.
Als een portier (of achterklep) open
of niet goed gesloten is, vergrende-
len/ontgrendelen de portieren snel.
Bij het vervoeren van voorwerpen
met open achterklep: druk bij stil-
staande motor langer dan vijf se-
condes op de schakelaar 5om de
portieren te vergrendelen.
Vergrendelen van de portieren
en kleppen zonder RENAULT
kaart
Bij stilstaande motor en een open
voorportier, druk langer dan vijf se-
condes op de schakelaar 5.
Bij het sluiten van het portier wor-
den alle portieren en kleppen ver-
grendeld.
Het ontgrendelen van buitenaf van
de auto is alleen mogelijk met de
RENAULT kaart.
Laat nooit een RENAULT
kaart in de auto liggen als
u de auto verlaat.
Waarschuwingslampje van de
portieren
Met contact aan, geeft het controle-
lampje in de schakelaar aan of de
portieren wel of niet vergrendeld
zijn:
- lampje brandt, de portieren zijn
vergrendeld;
- lampje uit, de portieren zijn ont-
grendeld.
Als u de portieren vergrendelt, licht
het lampje op en blijft het ongeveer
een minuut branden waarna het
dooft.
Bedenk dat het rijden
met vergrendelde portie-
ren een belemmering kan
zijn voor hulpverleners
in geval van nood.

1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.14
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page22
1.14
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
Bedenk eerst of u deze functie wilt
gebruiken of niet.
Inschakelen van de functie
Zet het contact aan en houd de scha-
kelaar 1van de elektrische portier-
vergrendeling gedurende 5 secon-
des ingedrukt, tot u twee
geluidssignalen hoort.
Uitschakelen van de functie
Zet het contact aan en houd de scha-
kelaar 1van de elektrische portier-
vergrendeling gedurende 5 secon-
des ingedrukt, tot u een
geluidssignaal hoort.
Bedenk dat het rijden
met vergrendelde portie-
ren een belemmering kan
zijn voor hulpverleners
in geval van nood.
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, ver-
grendelen de portieren automatisch
als de auto een snelheid van onge-
veer 10 km/u heeft bereikt.
De portieren ontgrendelen automa-
tisch
- als u op de schakelaar 1voor het
ontgrendelen van de portieren
drukt.
- bij stilstaande auto door het ope-
nen van een voorportier.
N.B.: na het openen van een por-
tier vergrendelt dit weer automa-
tisch zodra de auto 10 km/u rijdt;
Bij een storing
Als u een storing constateert (geen
automatische vergrendeling, het
lampje in knop 1licht niet op bij het
vergrendelen van de portieren),
controleer dan eerst of alle portieren
goed gesloten zijn. Als de portieren
goed gesloten zijn, moet u een
RENAULT-dealer raadplegen.

1
1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:42 Page 1.15
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page23
1.15
STARTVERGRENDELING
Hierdoor kan de motor alleen wor-
den gestart door de bezitter van de
RENAULT kaart van de auto.
De auto wordt automatisch na enke-
le secondes na het stilzetten van de
motor beveiligd.
Het kan gevaarlijk zijn
om werkzaamheden uit
te voeren aan het systeem
van de startvergrende-
ling (rekeneenheid, bedrading
enz.). Dit mag alleen door des-
kundig RENAULT-personeel
worden gedaan.
De werking van het systeem
Bij het starten van de motor, gaat het
controlelampje 1enkele secondes
vast branden en dooft daarna (raad-
pleeg de paragraaf “starten van de
motor”in hoofdstuk 2).
Als het signaal niet geaccepteerd
wordt, gaat de kaartlezer snel knip-
peren en kunt u de auto niet starten.
Controle- en waarschuwings-
lampjes
Indicatie van de beveiliging
Na het stilzetten van de motor, knip-
pert het controlelampje 1en is de
auto beveiligd.

12
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.16
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page24
1.16
STARTVERGRENDELING (vervolg)
Waarschuwingslampje storing
Als het lampje na een startpoging
blijft knipperen of permanent blijft
branden, wijst dit op een storing in
het systeem.
In geval van storing in de RENAULT
kaart (snel knipperen van de kaart-
lezer), gebruik dan, indien mogelijk,
de tweede RENAULT kaart (bij de
auto geleverd).
U moet in dit geval contact opne-
men met een RENAULT-dealer. Hij
is de enige die aan de startvergren-
deling mag werken.
Als de handsfree RENAULT kaart
niet is herkend of is verstoord, steek
deze dan in de kaartlezer 2.

A
2
1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.17
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page25
1.17
HOOFDSTEUNEN VOOR
Hoofdsteunen met lipje 1
Hoofdsteun hoger zetten
Schuif hem omhoog tot de gewenste
stand is bereikt.
Hoofdsteun lager zetten
Druk het lipje 1naar voren en schuif
de hoofdsteun omlaag tot de ge-
wenste stand is bereikt.
Helling afstellen
Afhankelijk van de uitvoering van
de auto, beweegt u het deel Anaar
voren of naar achteren tot de ge-
wenste stand is bereikt.
Verwijderen van de hoofdsteun
Druk op de knop 2en trek de hoofd-
steun omhoog tot hij vrijkomt.
Hoofdsteun terugplaatsen
Plaats de stangen van de hoofdsteun
met de vertanding naar voren in de
geleiders.
Druk het lipje 1naar voren en schuif
de hoofdsteun omlaag tot de ge-
wenste stand is bereikt.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan dat altijd op
zijn plaats moet zitten. Hij
geeft een maximale beveili-
ging als de afstand tussen de hoofd-
steun en het achterhoofd zo klein
mogelijk is en de bovenkant van de
hoofdsteun op gelijke hoogte is met
de kruin.

1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.18
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page26
1.18
HOOFDSTEUNEN ACHTER
Gebruikstand
Zet de hoofdsteun helemaal naar
boven, daarna zet u deze, terwijl u
hem naar u toe getrokken houdt,
naar beneden tot hij blokkeert.
De hoofdsteun zakt niet helemaal
tot beneden. Druk hiervoor gelijktij-
dig op het lipje 1en op de hoofd-
steun.
Verwijderen
Druk het lipje 1in en verwijder
daarna de hoofdsteun.
Terugplaatsen:
Steek de poten in de geleiders, druk
het lipje 1in en laat de hoofdsteun
zakken.
Opbergstand
Druk het lipje 1in en laat de hoofd-
steun helemaal zakken.
De hoofdsteun in de onderste stand
(helemaal naar beneden), is alleen
toegestaan als de hoofdsteun niet
gebruikt wordt. Indien er een passa-
gier op de stoel zit, mag de hoofd-
steun niet in de onderste stand ge-
bruikt worden. De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op
zijn plaats moet zitten.

1
3
4
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.19
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page27
1.19
VOORSTOELEN
Naar voren of naar achteren schuiven
Trek de handgreep 3aan de kant van
het portier omhoog om de stoel te
ontgrendelen. In de gewenste stand
laat u de handgreep los. Controleer
of de zitting vergrendeld is.
Rugleuning verstellen
Trek de handgreep aan de kant van
de middenconsole 1omhoog en zet
de rugleuning in de gewenste stand.
Hoogte van de zitting van de be-
stuurdersstoel verstellen:
Beweeg de hendel 2zo vaak als dit
nodig is:
- naar boven om het zitkussen hoger
te zetten;
- naar beneden om het zitkussen la-
ger te zetten.
Lendensteun van de bestuurders-
stoel verstellen:
Draai knop 4.
Om veiligheidsredenen
mogen deze afstellingen
alleen uitgevoerd wor-
den als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking
van de autogordels moet u
de gordel tegen uw schou-
der strak trekken.
Let er op dat de rugleuningen van
de stoelen goed vergrendeld zijn.
Laat geen voorwerpen op de vloer
(bestuurdersplaats) liggen. In geval
van plotseling remmen zouden de-
ze voorwerpen onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor
de bestuurder deze niet meer goed
zou kunnen bedienen.

5
6
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.20
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page28
1.20
VOORSTOELEN (vervolg)
Toegang tot de zitplaatsen
(3-deurs uitvoeringen)
Trek hendel 5omhoog en schuif de
stoel naar voren.
Om de bestuurdersstoel in de oor-
spronkelijke stand te zetten (geheu-
genfunctie), schuift u de stoel naar
achteren tot hij vergrendelt.
Stoelverwarming
Contact aan, druk op de schakelaar 6
van de betreffende stoel. Een bood-
schap op het instrumentenpaneel of
een lampje in de schakelaar licht
op.

1
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.21
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page29
1.21
AUTOGORDELS
Gebruik tijdens het rijden altijd de
autogordel. Het niet dragen van de
gordel is gevaarlijk en strafbaar.
Voordat u wegrijdt:
- stel eerst de stoel af in de voor u
ideale stand,
-enstelvervolgensdegordelopde
hierna aangegeven wijze af.
Een verkeerd afgestelde
autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorza-
ken.
Zwangere vrouwen moeten ook
hun gordel dragen. Let in dat ge-
val op dat de heupgordel niet te
veel op de onderbuik drukt, zon-
der dat de gordel te los gedragen
wordt.
De juiste zithouding
•Ga goed diep in uw stoel zitten
(na uw mantel, jas enz. uitgetrok-
ken te hebben). Dit is belangrijk
voor een goede ondersteuning
van de rug.
•Verschuif de stoel zodat u mak-
kelijk bij de pedalen kunt komen.
Plaats de stoel zo ver naar achte-
ren dat u het koppelingspedaal
nog net geheel kunt indrukken.
Stel de rugleuning zo af dat u de
armen moet strekken om bij de
bovenkant van het stuurwiel te
kunnen komen.
•Stel de hoofdsteun af. Voor een
maximale veiligheid moet de bo-
venkant van de hoofdsteun op de-
zelfde hoogte als de bovenkant
van het hoofd staan.
•Stel de hoogte van het zitkussen
af. Verstel het kussen om een zo
goed mogelijk zicht op het ver-
keer te hebben.
•Stel de stand van het stuurwiel
af.
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning zitten.
De band van de schoudergordel 1
moet zo dicht mogelijk langs de hals
over de schouder lopen.
De band van de heupgordel 2moet
vlak over de heupen langs het bek-
ken lopen.
De autogordel moet zo direct moge-
lijk tegen het lichaam gedragen wor-
den en niet over bijv. te dikke kle-
ding of over ertussen gestoken
voorwerpen.

6
4
6
1
3
5
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.22
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page30
1.22
AUTOGORDELS (vervolg)
Hoogteverstelling van de auto-
gordels
Verplaats knop 3om de hoogte van
de schoudergordel 1zo goed moge-
lijk aan uw postuur aan te passen:
- om de gordel te laten zakken:
drukt u op knop 3en laat gelijktij-
digdegordelzakken;
-omdegordelomhoogtebrengen,
duwt u knop 3omhoog.
Controleer na het afstellen of de
knop weer goed is vergrendeld.
Vergrendelen
Trek de band van de gordel rustig
over u heen en druk de gesp 4in de
sluiting 6(trek aan de gesp 4om te
controleren of hij goed vastzit). Als
de gordel blokkeert, moet u de band
eenstukteruglatengaanenop-
nieuw rustig over u heen trekken.
Vergrendelen (vervolg)
Indien de gordel niet vrijkomt:
- trekt u de gordel langzaam maar
krachtig ongeveer 3 cm naar bui-
ten;
- laat u de gordel zichzelf oprollen;
- rolt u de gordel opnieuw af;
- als de gordel nog niet te gebruiken
is, moet u een RENAULT-dealer
raadplegen.
Losmaken
Druk op de rode knop 5van de slui-
ting 6, de gordel wordt nu door het
oprolmechanisme teruggetrokken.
Het oprollen gaat soepeler als u de
gesp met de hand begeleidt.

3
1
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.23
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page31
1.23
AUTOGORDELS ACHTER
Middelste gordel achter
Trek de gordel langzaam uit zijn
houder 1.
Klik de verschuifbare gesp 2vast in
de rode sluiting 3.
Achtergordels aan de zijkant en
in het midden
Het vergrendelen, ontgrendelen en
afstellen gebeurt op dezelfde manier
als bij de voorste gordels.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.24
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page32
1.24
AUTOGORDELS
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
•Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme, aan de bevestiging ervan
noch aan die van de stoelen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje.
•Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klem-
metjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
•Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
•Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind
heen dat op uw schoot zit.
•De gordel mag niet gedraaid zijn.
•Autogordels die in gebruik waren tijdens een ernstige aanrijding moeten altijd vervangen worden, Gordels die bescha-
digingen vertonen moeten ook worden vervangen.
•Let er bij het terug kantelen van de achterbank op dat de autogordels weer op de juiste wijze gebruikt kunnen worden.
•Stel indien nodig de stand en de spanning van de gordel af op uw postuur.
•Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.

21
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.25
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page33
1.25
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN
Dit zijn:
■gordelspanners van de schou-
dergordel,
■gordelspanners van de heupgor-
del (voor de 5-deurs uitvoering),
■krachtbegrenzers voor de be-
scherming van de thorax,
■de frontale airbags voor de be-
stuurder en passagier,
■zittingairbags (voor de 3-deurs
uitvoering).
Deze voorzieningen worden gelijk-
tijdig of afzonderlijk, afhankelijk
van de ernst van de aanrijding, geac-
tiveerd bij een frontale botsing.
Afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, kan het systeem de vol-
gende middelen activeren:
- de blokkering van de autogordel;
- de primaire gordelspanner (die ge-
activeerdwordtomdegordelstrak
tegen het lichaam te spannen);
- de gordelspanner van de heupgor-
del of de zittingairbag om de inzit-
tende tegen zijn stoel te drukken,
de kleine frontale airbag en de
krachtbegrenzers;
- de grote frontale airbag.
Gordelspanners
Bij contact aan, kan tijdens een ern-
stige frontale aanrijding, afhankelijk
van de ernst van de schok, het sys-
teem de volgende onderdelen acti-
veren:
- plunjer 1die onmiddellijk de gor-
del strak trekt;
-de plunjer 2op de voorstoelen
(voor de 5-deurs uitvoering),
of
- de zittingairbag (voor de 3-deurs
uitvoering).
De gordelspanners dienen ervoor
om de autogordel strak tegen het
lichaamtetrekkenendaardoorde
inzittende in zijn stoel te drukken
wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
•Laat al deze veiligheids-
voorzieningen controle-
ren na een aanrijding.
•Het is streng verboden zelf werk-
zaamheden uit te voeren aan het
gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedra-
ding) of deze in een andere auto
over te zetten.
•Om te voorkomen dat het sys-
teem ten onrechte in werking
komt, mag uitsluitend deskundig
RENAULT-personeel aan de gor-
delspanners en airbags werken.
•Het elektrische ontstekingsme-
chanisme van de gordelspanners
mag uitsluitend door speciaal
opgeleid personeel met speciaal
gereedschap worden gecontro-
leerd.
•Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door
een RENAULT-dealer verwijde-
ren voordat de auto wordt ge-
sloopt.

A
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.26
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page34
1.26
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van
de schok van de aanrijding komt dit
mechanisme in werking om de
kracht die de gordel op het lichaam
uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbag voor bestuurder en voor-
passagier
De auto is voorzien van een airbag
bij de linker en rechter voorstoel.
Het opschrift “Airbag”op het stuur-
wiel en het dashboard (zone van de
airbag A) en een pictogram aan de
onderkant van de voorruit herinne-
ren aan de aanwezigheid van deze
uitrusting.
De airbags hebben:
- een airbag en een gaspatroon in
het stuurwiel voor de bestuurder
en in het dashboard voor de passa-
gier;
- een intelligente elektronische re-
keneenheid, gemeenschappelijk
voor beide airbags, met een inge-
bouwde botsdetector die de aanrij-
ding registreert en de elektrische
ontsteking van het gaspatroon ac-
tiveert;
- een gemeenschappelijk waar-
schuwingslampje op het in-
strumentenpaneel.
- een geavanceerd frontaal opname
element dat dit systeem comple-
teert.
Bij het afgaan van de airbag vindt
een explosie plaats waardoor er
warmte en rook vrijkomt zonder
enig brandgevaar en er een luide
knal klinkt. De airbag die onmid-
dellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden
veroorzaken.

1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.27
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page35
1.27
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg)
Werking
Het systeem werkt alleen als het
contact aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding,
worden de airbags opgeblazen die
de klap opvangen van het hoofd en
de borstkas van de bestuurder tegen
het stuurwiel en van de passagier te-
gen het dashboard. Daarna lopen de
airbags direct weer leeg om het ver-
laten van de auto niet te bemoeilij-
ken.
Bijzonderheid van de frontale
airbag
Afhankelijk van de ernst van de
aanrijding zijn er twee ontplooiings
volumes, en er is een ingebouwd
ventilatiesysteem dat brandwonden
door het hete gas voorkomt:
- de kleine airbag die zich als eerste
ontplooit;
- de grote airbag. De stiknaden van
de airbag scheuren open, waar-
door er een groter volume in de
airbag vrijkomt (bij een zwaardere
botsing).
Storingen
Het lampje 1op het instrumenten-
paneel gaat branden als het contact
wordt aangezet en dooft na enkele
secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten
vanhetcontactofalshetoplichtbij
draaiende motor, wijst dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem direct door uw
RENAULT-dealer controleren en
indien nodig herstellen. Wacht u
hier te lang mee dan betekent dat,
dat de bescherming in de tussenlig-
gende periode misschien niet opti-
maal is.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.28
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page36
1.28
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg)
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegen-
de voorwerpen te voorkomen.
Waarschuwingen inzake de airbag in het stuurwiel
•Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
•Dek de naafdop niet af. tig geen voorwerpen (speldjes, logo's, klokje, telefoonhouder, enz.) op het stuurwiel.
•Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo's, klokje, telefoonhouder, enz.) op het stuurwiel.
•Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide RENAULT-monteurs mogen er aan wer-
ken.
•Ga niet te dicht achter het stuurwiel zitten, maar rijd met licht gebogen armen (raadpleeg de paragraaf “afstellen juiste
zithouding”in hoofdstuk 1). Zo blijft er voldoende ruimte over voor een goede en effectieve beveiliging door de air-
bag.
Waarschuwingen inzake de airbag in het dashboard
•Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo's, klokjes enz.) in de airbagzone.
•Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandel-
stok tegen het dashboard zetten).
•Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knie-
ën, hoofd of handen) bij het dashboard.
•Zodra het kinderzitje van een passagiersstoel verwijderd is, moet u de airbags weer inschakelen om de passagier bij
een botsing te beschermen.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN ZO-
LANG DE AIRBAGS VAN DE VOORPASSAGIER NIET UITGESCHAKELD ZIJN. (Raadpleeg de paragraaf “uitschake-
len van de passagiersairbags voorin”in hoofdstuk 1.)
Waarschuwingen inzake de zittingairbag
Door het in werking komen van de zittingairbag kunnen voorwerpen, die op de zitting van de stoel zijn geplaatst, met
kracht weggeslingerd worden.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.29
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page37
1.29
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN
Afhankelijk van de auto bestaan de-
ze uit:
■gordelspanners in het oprolme-
chanisme,
■krachtbegrenzers.
Deze voorzieningen worden gelijk-
tijdig of afzonderlijk, afhankelijk
van de ernst van de aanrijding, geac-
tiveerd bij een frontale botsing.
Afhankelijk van de ernst van de
aanrijding zijn er twee mogelijkhe-
den:
- alleen de autogordel beschermt de
inzittenden;
- de gordelspanners worden geacti-
veerd om de gordel strak tegen het
lichaam van de inzittenden te
spannen.
Gordelspanners achter
Het systeem werkt alleen als het
contact aan staat.
Bij een ernstige frontale aanrijding
wordtdegordelopnieuwopgerold
waardoor de gordel strak tegen het
lichaam komt en de effectiviteit er-
van wordt verbeterd.
•Laat al deze veiligheids-
voorzieningen controle-
ren na een aanrijding.
•Het is streng verboden zelf werk-
zaamheden uit te voeren aan het
gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedra-
ding) of deze in een andere auto
over te zetten.
•Om te voorkomen dat het sys-
teem ten onrechte in werking
komt, mag uitsluitend deskundig
RENAULT-personeel aan de gor-
delspanners en airbags werken.
•Het elektrische ontstekingsme-
chanisme van de gordelspanners
mag uitsluitend door speciaal op-
geleid personeel met speciaal ge-
reedschap worden gecontro-
leerd.
•Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door
een RENAULT-dealer verwijde-
ren voordat de auto wordt ge-
sloopt.
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van
de schok van de aanrijding komt dit
mechanisme in werking om de
kracht die de gordel op het lichaam
uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.30
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page38
1.30
BEVESTIGINGSMIDDELEN AAN DE ZIJKANT
Zijairbags
De zijairbags zijn in de voorstoelen
ondergebracht en afhankelijk van
het land, ook bij de achterste zijzit-
plaatsen. Ze ontplooien zich aan de
zijkant van de stoel (portierzijde)
om de inzittenden bij een hevige
botsing tegen de zijkant te bescher-
men.
Desleuveninderugleu-
ningen van de voorstoe-
len (portierzijde) en de
ruimte tussen de rugleu-
ning van de achterbank en de be-
kleding komen zijn de plaatsen
waar de airbag zich kan opbla-
zen: het is verboden hier voor-
werpen in te steken.
Zijruitairbags
Dit is een airbag die zich aan de zij-
kant boven bevindt en die zich ont-
plooit langs de zijruiten voor en
achter om de inzittenden bij een he-
vige botsing tegen de zijkant te be-
schermen.
Een pictogram op de voorruit
herinnert aan de aanwezigheid
van de aanvullende veiligheids-
voorzieningen (airbags, gordel-
spanners, enz.) in het interieur.
Waarschuwingen inzake
de zijairbag
•Stoelhoezen: voor de
stoelen met zijairbag zijn
speciale stoelhoezen nodig.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer
om te weten of dergelijke hoezen
voor uw auto bestaan in de
RENAULT Boutique. Het gebruik
van andere hoezen (of hoezen
die bestemd zijn voor een ander
model) kan de goede werking
van de zijairbag belemmeren en
daardoor de veiligheid van de in-
zittenden in gevaar brengen.
•Plaats geen accessoires, voorwer-
penofdierentussenderugleu-
ning, het portier en de interieur-
bekleding. De werking van de
airbag kan hierdoor belemmerd
worden en verwondingen ver-
oorzaken als de airbag wordt ge-
activeerd.
•Demontage of wijziging van de
stoel en de interieurbekleding is
verboden, tenzij dit gebeurt door
deskundig RENAULT-personeel.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.31
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page39
1.31
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag(s) of verwonding door rondvlie-
gende voorwerpen te voorkomen.
De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen een veilig-
heidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen. Het niet dragen kan bij een ongeval de inzittenden bloot-
stellen aan zeer zware verwondingen en de gevolgen van de werking van de airbag verergeren.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de gordelspanners of
de airbags niet altijd geactiveerd. Klappen onder de auto zoals stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen deze syste-
men activeren.
•Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen (rekeneenheid, bedrading enz.). Deze
mogen uitsluitend door speciaal opgeleide RENAULT-monteurs worden gecontroleerd en gerepareerd.
•Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitslui-
tend deskundig RENAULT-personeel aan het systeem werken.
•Laat het airbagsysteem controleren na (een poging tot) diefstal van de auto.
•Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door
hem dit instructieboekje bij de auto te leveren.
•Laat de gaspatro(o)n(en) door een RENAULT-dealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.32
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page40
1.32
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN
U moet weten dat een botsing met
50 km/u overeenkomt met een val
van 10 meter hoogte. Anders ge-
zegd: het niet vastmaken van een
kind is hetzelfde als het laten spelen
op een balkon zonder balustrade op
de derde verdieping!
Het gebruik van bevestigingsmidde-
len voor baby's en kinderen is aan
wettelijke bepalingen gebonden.
In Europa moeten kinderen onder
de 10 jaar(1) vastgemaakt worden
met een goedgekeurde voorziening
die aan het gewicht en de lengte van
het kind aangepast is.
Voor het juiste gebruik van deze
voorzieningen is de bestuurder van
de auto verantwoordelijk.
Door het verscherpen van de eisen
die aan kinderzitjes worden gesteld
zijn moderne kinderzitjes veiliger
dan oude modellen.
Kies daarom uitsluitend een kinder-
zitje dat ten minste voldoet aan de
Europese norm ECE 44.
Deze herkent u aan het oranje etiket
met de letter Egevolgd door het
nummer van het land en het jaar
waarin het is goedgekeurd.
(1) Houd u altijd aan de wettelijke voor-
schriften van het land waar u reist.
Deze kunnen anders zijn dan de hier-
boven genoemde bepalingen.
Baby's en kinderen mogen
niet vervoerd worden op de
schoot van de inzittenden
van de auto.
Bij een frontale botsing bij 50 km/u,
verandert een kind van 30 kg in een
projectiel van een ton: u kunt het
onmogelijk meer vasthouden, zelfs
als u in de gordel vastzit.
Het is ook gevaarlijk een kind dat
op schoot zit vast te maken. Maak
nooit twee personen vast met één
gordel.
Conform wettelijk voorschrift, ge-
ven de gedetailleerde overzichten
op de volgende bladzijden het type
kinderzitje aan dat geplaatst mag
worden op elk van de zitplaatsen
van de auto.
Voordat u een kinderzitje op de
voorstoel plaatst (indien dit toege-
staan is)
Stel de passagiersstoel, indien mo-
gelijk, op de volgende manier af:
- zet de passagiersstoel zoveel mo-
gelijk naar achter;
- zet de rugleuning zoveel mogelijk
rechtop;
- zet het zitkussen zo hoog mogelijk;
- zet de hoofdsteun zo hoog moge-
lijk;
- zet de hoogteafstelling van de gor-
delindelagestand.
Raadpleeg de brochure “Uitrustin-
gen voor de veiligheid van de kinde-
ren”, die verkrijgbaar is bij de
RENAULT-dealer, om het kinder-
zitje te kiezen dat voor uw kind ge-
schikt is en aanbevolen wordt voor
uw auto.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.33
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page41
1.33
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Leeftijd van het kind
(gewicht van het kind)
Plaatsen geschikt voor kinderzitjes
Zitplaats voorpassagier
(2) (4) Zitplaatsen achter aan
de zijkanten Zitplaats achter in het
midden
Geboorte tot ongeveer 9 maanden
(gewicht minder dan 13 kg) U-I U-I U
Van 9 maanden tot ongeveer 3 jaar
(gewicht van 9 tot 18 kg) U-I U-I(3) U(3)
Van 3 jaar tot ongeveer 12 jaar (1)
(gewicht van 15 tot 36 kg) XU(3)U(3)
X : plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje voor deze leeftijdscategorie.
U : plaats geschikt voor het installeren van een kinderzitje dat bevestigd wordt met de autogordel en als “universeel”goed-
gekeurd is voor deze leeftijdscategorie, controleer of het gemonteerd kan worden.
I : plaats uitgerust met bevestigingen voor het vastmaken met Isofix-grendels van een zitje voor deze leeftijdscategorie, al-
leen RENAULT-kinderzitjes zijn goedgekeurd.
(1) Vanaf een lengte van 1,50 m of een gewicht van 36 kg kan een kind net als een volwassene rechtstreeks met de autogor-
del vastgemaakt worden op de zitplaats;
(2) Op deze plaats kan uitsluitend een achterstevoren geplaatst kinderzitje geïnstalleerd worden.
(3) Plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto; stel de hoogte van de hoofdsteun af of verwij-
der hem, indien nodig.
(4) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIGE VERWONDINGEN: VOOR HET INSTALLEREN VAN
EEN ACHTERSTEVOREN GEPLAATST KINDERZITJE OP DEZE PLAATS, MOET U CONTROLEREN OF
DE PASSAGIERSAIRBAG VOOR WEL UITGESCHAKELD IS.
(Raadpleeg de paragraaf “uitschakelen passagiersairbags voorin”in hoofdstuk 1).

1 2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.34
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page42
1.34
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
De juiste keuze
De veiligheid van de kinderen is af-
hankelijk van u.
Om uw kind zo goed mogelijk te be-
schermen, adviseren wij u het ge-
bruik van de kinderzitjes die uw
RENAULT-dealer u kan leveren.
Als uw auto voorzien is van een Iso-
fix-systeem, gebruik dan bij voor-
keur een Isofix kinderzitje (raad-
pleeg hoofdstuk 1, paragraaf “Isofix
bevestigingssysteem kinderzitjes”).
Voor iedere categorie zijn er kinder-
zitjes beschikbaar. Deze zijn ontwik-
keld in samenwerking met de fabri-
kant en getest in RENAULT
automobielen.
Vraag uw RENAULT-dealer om ad-
vies bij het kiezen van het juiste kin-
derzitje en laat hij u helpen bij het
installeren.
Categorieën 0 en 0+ (van 0 tot
13 kg)
In de eerste twee levensjaren, is de
nek van een kind bijzonder kwets-
baar. Een kind dat bij een frontale
botsing vooruit kijkt, riskeert zelfs
hersenletsel. RENAULT adviseert
daarom een achterstevoren geplaatst
kuipzitje met harnas (figuur 1).
Categorie 1 (van 9 tot 18 kg)
Tussen 2 en 4 jaar, is het bekken nog
niet voldoende ontwikkeld om al-
tijd goed door de driepunts gordel
vandeautoopzijnplaatsgehouden
te worden waardoor het kind buik-
letsel kan oplopen bij een frontale
botsing. Gebruik daarom achterste-
voren geplaatste zitjes (figuur 1) of
kuipzitjes (figuur 2) of een zitje met
een harnas.
Zet de hoofdsteun in de hoogste
stand of verwijder hem, zodat de
rugleuning van het kinderzitje goed
tegen de rugleuning van de auto
steunt.
Om elk risico te vermijden dat uw veiligheid in gevaar brengt, raden
wij u aan om door RENAULT goedgekeurde accessoires te gebrui-
ken: deze zijn aan uw auto aangepast en alleen deze worden door
RENAULT gegarandeerd.

3
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.35
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page43
1.35
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Categorie 2 (15 tot 25 kg) en ca-
tegorie 3 (22 tot 36 kg)
Voor het correct vasthouden van het
bekken van een kind tot 10 jaar, ad-
viseren wij het gebruik van kinder-
zitjes die kunnen worden gecombi-
neerd met de driepunts gordels. Dat
wil zeggen een zitkussenverhoger
(figuur 3) met riemgeleiders die er-
voor zorgen dat de driepunts gordel
van de auto horizontaal over de
heupen van het kind loopt.
Om ervoor te zorgen dat de gordel
zo dicht mogelijk langs de hals
loopt, zonder die te raken, advise-
renwijeenzitkussenverhogermet
een in hoogte verstelbare rugleu-
ning en een gordelgeleider.
Zetdehoofdsteunindehoogste
stand of verwijder hem, zodat de
rugleuning van het kinderzitje goed
tegen de rugleuning van de auto
steunt.
Bij gebruik van een zitkussenverho-
ger zonder rugleuning, moet de
hoofdsteun van de auto worden af-
gesteld op het postuur van het kind:
de bovenrand van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte staan met de
kruin van het kind en mag nooit la-
ger staan dan de hoogte van de ogen.
De norm verdeelt de kinderzitjes in
5 categorieën:
Categorie 0 : van 0 tot 10 kg
Categorie 0+: van 0 tot 13 kg
Categorie 1 : van 9 tot 18 kg
Categorie 2 : van 15 tot 25 kg
Categorie 3 : van 22 tot 36 kg

4 5
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.36
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page44
1.36
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
GEVAAR
Doordat een kind in een achterstevoren geplaatst kinderzitje op een
voorstoel met een airbag ernstig gevaar loopt als de airbags zich ont-
plooien, mag u een kinderzitje op deze plaats alleen gebruiken als
de airbags zijn uitgeschakeld. De mogelijkheid hiertoe is afhankelijk van de
uitvoering van de auto. Raadpleeg hiervoor de paragraaf “uitschakelen van
de passagiersairbags voorin”. Gevaar voor ernstige verwondingen als de air-
bag zich ontplooit.
Deze voorschriften staan ook op de sticker 4(op het dashboard) en de picto-
grammen 5(op de zonnekleppen).

6
7
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.37
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page45
1.37
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Uitschakelen van de passa-
giersairbags voorin (afhankelijk
van de uitvoering van de auto)
Om een kinderzitje achterstevoren
op de stoel van de voorpassagier te
kunnen plaatsen, moet u beslist de
aanvullende veiligheidsvoorzienin-
gen van de autogordel van de voor-
passagier (frontale en zijairbags,
heupgordelspanner) en de zittin-
gairbag (voor de 3-deurs uitvoering)
uitschakelen.
Uitschakelen van de airbags: zet
het contact uit, druk de grendel 6in
en draai hem in de stand OFF.
Met contact aan moet ucontroleren
of het controlelampje 7,AIRBAG
OFF,oplicht.
Ditlampjeblijftconstantbranden
om u eraan te herinneren dat u een
kinderzitje kunt gebruiken.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.38
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page46
1.38
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Inschakelen van de passa-
giersairbags voorin
Zodra het kinderzitje van de passa-
giersstoel verwijderd is, moet u de
airbags weer inschakelen om de
voorpassagier bij een botsing te be-
schermen.
Weer inschakelen van de airbags:
zet het contact uit, druk de grendel 6
in en draai hem in de stand ON.
Nadat u het contact weer aangezet
heeft, controleert u of het controle-
lampje 7,AIRBAG OFF, gedoofd is.
De aanvullende veiligheidsvoorzie-
ningen op de gordel van de voorpas-
sagier en de zittingairbag (voor de 3-
deurs uitvoering) zijn ingeschakeld.
Het inschakelen of het
uitschakelen van de pas-
sagiersairbag moet ge-
beuren met contact uit.
Als dit gebeurt als het contact is
ingeschakeld, lichten de contro-
lelampjes en op: de
passagiersairbag is uitgescha-
keld.
Om de staat van de airbag weer
in overeenstemming te brengen
metdestandvandegrendel,zet
u het contact uit en weer aan.
Storingen
In geval van een storing aan het sys-
teem voor het in- en uitschakelen
van de passagiersairbags, is het ver-
boden een achterstevoren geplaatst
kinderzitje op de voorstoel te ge-
bruiken.
Het gebruik van de voorstoel door
een passagier wordt ook afgeraden.
Laat het systeem direct door uw
RENAULT-dealer controleren en
indien nodig herstellen.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.39
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page47
1.39
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Isofix-bevestigingssysteem
Raadpleeg het overzicht “plaatsen
geschikt voor kinderzitjes”aan het
begin van de paragraaf “voor de vei-
ligheid van de kinderen”om te zien
welke zitplaatsen hiermee zijn uit-
gerust.
Hetsysteembestaatuit:
•twee verankeringsringen tussen
het zitkussen en de rugleuning
om de onderkant van het kinder-
zitje vast te maken;
•een ring onder het zitkussen om
de rugleuning van het kinderzitje
vast te maken als dit achterstevo-
ren wordt gebruikt;
•een ring onder de rugleuning om
de rugleuning van het kinderzitje
“vooruit”(uitsluitend op de ach-
terste zitplaatsen) vast te maken;
•een speciaal RENAULT-kinder-
zitje met twee grendels die vast-
hakenindetweeringeneneen
riem om de rugleuning van het
kinderzitje vast te maken.
Voor deze auto zijn uitsluitend de
speciale RENAULT-kinderzitjes
goedgekeurd. Uw RENAULT-dealer
kan u deze zitjes leveren.
Deze zitjes kunnen ook in andere
auto's worden gebruikt door ze met
een driepunts gordel vast te maken.
Het gebruik van deze voor-
ziening is alleen op de pas-
sagiersstoel toegestaan als
de passagiersairbags van te-
voren uitgeschakeld zijn.
Raadpleeg hiervoor de paragraaf
“uitschakelen van de passagiersair-
bags voorin”.
•Let op dat de toegang tot
de bevestigingspunten bij
het plaatsen van het zitje
niet wordt belemmerd
(door bijv. speelgoed, doekjes,
vuil enz.).
•Denk er altijd aan het kind goed
vast te maken in het kinderzitje
voordat u wegrijdt.

1
3
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.40
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page48
1.40
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Hoofdzaken voor het installeren
Isofix achterstevoren
Als het kinderzitje achterstevoren
gemonteerd is, moet de rugleuning
geplaatst zijn dicht bij of tegen:
- het dashboard (bij de voorplaats),
- de rugleuning van de voorstoel (bij
de achterplaats).
Isofix vooruit (uitsluitend op de
achterste zitplaatsen)
Als het kinderzitje vooruit gemon-
teerd is, mag de voorstoel niet ver-
der dan halverwege de stelrails naar
achteren zijn geschoven en moet de
rugleuning rechtop staan.
Vastzetten van het kinderzitje
Raadpleeg uw RENAULT-dealer de
eerste keer dat u het kinderzitje in-
stalleert om te zien hoe u bij de rin-
gen 1kunt komen.
Montage van het kinderzitje
•Lees voor het monteren van het
kinderzitje de gebruiksaanwij-
zing;
•Zet de montagegeleiders 2(met
het kinderzitje of als accessoire
geleverd), vast aan de ringen 1
waarmee de zitplaats uitgerust is.
Montage van het kinderzitje
(vervolg)
•Schuif de haken 3van het kinder-
zitje in de geleiders 2en druk
krachtig tegen het kinderzitje om
het op de bevestigingsringen te
vergrendelen;
•Controleer de vergrendeling (door
het kinderzitje krachtig naar vo-
ren/achteren en links/rechts te
drukken);
•Druk krachtig op de onderkant
van het kinderstoeltje, zodat de
beugel tegen de rugleuning van de
achterstoel wordt geduwd.

5
7
4
5
5
4
65
7
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.41
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page49
1.41
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
Isofix-zitje achterstevoren geplaatst
op de passagiersstoel voorin
De passagiersstoel moet zo ingesteld
worden dat de rugleuning van het
kinderzitje het dashboard raakt.
Gebruik de riem 4die bij het zitje
geleverd wordt:
- bevestig het haakje 5van de riem
aan de ring 6onder de stoel, aan
de kant van de versnellingshen-
del;
- trek de riem strak.
Bevestigingsring van het achterste-
voren geplaatste zitje op de achter-
ste zitplaatsen
- zet het haakje 5van de riem vast
aan de bevestigingsring 7.
- trek de riem strak.
Bevestigingsring van het vooruit ge-
plaatste zitje (uitsluitend op de ach-
terste zitplaatsen)
- steek de riem 4(bij het zitje gele-
verd) tussen de twee poten van de
hoofdsteun achter;
- zet de haak 5vast aan de ring on-
der de mat van de bagageruimte;
- trek de riem strak.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.42
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page50
1.42
VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN (vervolg)
KINDERVEILIGHEID
•Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme, de gordels, de stoelen en
aan de bevestiging ervan.
•Houd u echter in alle gevallen aan de voorschriften van de betreffende fabrikant.
•Laat het kind geen te dikke kleren dragen en steek niets tussen het kind en het kinderzitje of de gordel.
•De gordel van de auto moet goed strak zijn gespannen, zodat het kinderzitje zo veel mogelijk één geheel vormt met de
auto. Controleer de spanning regelmatig.
•Laat de schoudergordel nooit onder de arm of achter de rug langs lopen.
•Het harnas of de gordel moet strak op het lichaam van het kind zijn afgesteld.
•Laat het kind tijdens het rijden nooit op de stoelen of bank rechtop staan of op zijn of haar knieën zitten.
•Controleer regelmatig de juiste houding van het kind, met name als het slaapt.
•Zet het kinderzitje altijd vast met een autogordel, ook als het zitje leeg is: een los zitje verandert bij een botsing in een
gevaarlijk projectiel.
•Na een ernstige aanrijding moeten de autogordels of de Isofix bevestiging van de stoelen gecontroleerd en het kinder-
zitje vervangen worden.
•Laat nooit een kind alleen achter in de auto, zelfs niet in het kinderzitje.
•Vergrendel (indien mogelijk) de achterportieren zodat zij niet van binnen uit kunnen worden geopend.
•Laat kinderen nooit uitstappen aan de kant van het verkeer.
•Geef als volwassene het goede voorbeeld door altijd uw autogordel vast te maken voordat de auto wegrijdt.

1
3
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:43 Page 1.43
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page51
1.43
KLOKJE EN BUITENTHERMOMETER
Met contact aan, worden de tijd en,
afhankelijk van de auto, de buiten-
temperatuur aangegeven.
Op tijd zetten van het klokje 2
Voor de auto's die ermee uitgerust
zijn, dienen de knoppen 1en 3voor
het afstellen van het klokje.
Druk op knop 1voor het instellen
vandeurenenopknop3voor het
instellen van de minuten.
Auto's met een navigatiesys-
teem, radio enz.
Voor auto's die niet uitgerust zijn
met de knoppen 1en 3, raadpleeg
het speciale instructieboekje van
deze uitrusting en de bijzonderhe-
den van deze auto's.
Als de elektrische voeding on-
derbroken is geweest (losgeno-
men accukabel, zekering door-
gebrand), geeft het display niet
langer de juiste informatie aan.
Het klokje moet weer gelijk gezet
worden.
Zet het alleen bij stilstaande auto
gelijk.
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen
–3°Cen+3°C ligt, knipperen de te-
kens °C (waarschuwing voor kans
op gladheid).
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is
beslist geen gladheidsde-
tector. Gladheid is niet
alleen van de temperatuur afhan-
kelijk, maar van meer factoren
zoals de ligging van de weg en de
vochtigheid van de lucht

22 21 16 15 14
12 3 4 5 6 7 8 910 11 12 13
20 19 18 17
23
24
25
26
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.44
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page52
1.44
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.45
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page53
1.45
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (vervolg)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven organen is afhankelijk van het land, het uitrustingsniveau en
eventuele opties van de auto.
1Zijrooster.
2Ventilatierooster van zijruit.
3Stuurkolomschakelaar voor:
•richtingaanwijzers,
•verlichting,
•mistlichten voor,
•mistachterlicht.
4Instrumentenpaneel.
5Plaats voor airbag in het stuur-
wiel, claxon.
6Radiobedieningssatelliet.
7•Schakelaar voor de ruiten-
wissers en sproeiers voor en
achter.
•Functiekeuze van de boord-
computer.
8Aanduiding, afhankelijk van de
auto, van tijd, temperatuur, ra-
diogegevens, navigatiesysteem,
enz.
9Centrale ventilatieroosters.
10 Bedieningspaneel voor de ven-
tilatie, verwarming, aircondi-
tioning en ruitontwaseming.
11 Plaats voor airbag in het dash-
board.
12 Ventilatierooster van zijruit.
13 Zijrooster.
14 Dashboardkastje.
15 Inbouwplaats voor radio, navi-
gatiesysteem.
16 Schakelaar voor de elektrische
portiervergrendeling.
17 Schakelaar van de alarmknip-
perlichten.
18 Plaats voor asbak, aansteker en
bekerhouder.
19 Handrem.
20 Versnellingshendel.
21 Kaartlezer RENAULT kaart.
22 Schakelaar voor het starten of
stilzetten van de motor.
23 Opbergvak.
24 Hoogte- en diepteverstelling
stuurwiel.
25 Knop voor het ontgrendelen
van de motorkap.
26 Schakelaars voor:
•verstellen van de koplampen,
•regelweerstand instrumen-
tenverlichting,
•snelheidsregelaar en -be-
grenzer,
•tractiecontrole (ASR).

12 345 67891011
25 24 23 22 21 16 15 14 13 12
20 19 18 17
26
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.46
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page54
1.46
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.47
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page55
1.47
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (vervolg)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven organen is afhankelijk van het land, het uitrustingsniveau en
eventuele opties van de auto.
1Ventilatierooster van zijruit.
2Plaats voor airbag in het dash-
board.
3Bedieningspaneel voor de ven-
tilatie.
4Centrale ventilatieroosters.
5Aanduiding, afhankelijk van de
auto, van tijd, temperatuur, ra-
diogegevens, navigatiesysteem,
enz.
6Stuurkolomschakelaar voor:
•richtingaanwijzers,
•verlichting,
•mistlichten voor,
•mistachterlicht.
7Instrumentenpaneel.
8Radiobedieningssatelliet.
9•Schakelaar voor de ruiten-
wissers en sproeiers voor en
achter,
•Functiekeuze van de boord-
computer.
10 Ventilatierooster van zijruit.
11 Zijrooster.
12 Schakelaars voor:
•verstellen van de koplampen,
•regelweerstand verlichting
van het intrumentenpaneel
•snelheidsregelaar en -be-
grenzer,
•tractiecontrole (ASR).
13 Plaats voor airbag in het stuur-
wiel, claxon.
14 Hoogte- en diepteverstelling
stuurwiel.
15 Inbouwplaats voor radio, navi-
gatiesysteem.
16 Schakelaar voor het starten of
stilzetten van de motor.
17 Kaartlezer RENAULT kaart.
18 Plaats voor asbak, aansteker en
bekerhouder.
19 Handrem.
20 Versnellingshendel.
21 Schakelaar van de alarmknip-
perlichten.
22 Schakelaar voor de elektrische
portiervergrendeling.
23 Opbergvak.
24 Dashboardkastje.
25 Knop voor het ontgrendelen
van de motorkap.
26 Zijrooster.

23302
A34a4 B
12 11 10 D87
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.49
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page57
1.49
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
Variant 2: de zones A,B,D,zijnopdevolgendebladzijdenbeschreven

A34a4 B
A1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.50
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page58
1.50
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
Variant 1 en 2, zone A
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
Het lampje geeft aan dat u binnenkort een RENAULT-dealer moet bezoeken.
Als het lampje oplicht, moet u direct stoppen zonder het overige verkeer in gevaar te brengen en de
instructies bij het betreffende lampje opvolgen.
Als er geen enkele informatie op het instrumentenpaneel verschijnt, moet u direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen.
Het oplichten van bepaalde controlelampjes gaat gepaard met een boodschap op het instrumentenpaneel.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.51
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page59
1.51
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
AWaarschuwingslampje
antiblokkeersysteem
Het licht op bij het star-
ten van de motor en dooft daar-
na.
Als dit lampje tijdens het rijden
oplicht, wijst dit op een storing
in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden
geremd als bij een auto zonder
ABS.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk
een RENAULT-dealer.
Waarschuwingslampje
airbag
Het licht op bij het star-
ten van de motor en dooft na
enkele secondes.
Als het niet oplicht bij het aan-
zetten van het contact of als het
oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het
systeem.
Laat het systeem direct door uw
RENAULT-dealer controleren
en indien nodig herstellen.
Waarschuwingslampje
luchtverontreiniging
Voor de auto's die hier-
mee uitgerust zijn, licht het op
bij het starten van de motor en
daarna dooft het.
•Als het continu brandt, moet
uzosnelmogelijkuw
RENAULT-dealer raadple-
gen;
•Als het lampje knippert moet
u vaart verminderen tot het
knipperen ophoudt.
Laat het systeem direct door
uw RENAULT-dealer contro-
lerenenindiennodigherstel-
len.
Raadpleeg de paragraaf “Tips
voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging”in hoofd-
stuk 2.
Controlelampje rich-
tingaanwijzers links
Waarschuwingslampje
Elektronisch Stabili-
teits Programma (ESP)
en tractiecontrole (ASR)
Er zijn verschillende mogelijk-
heden voor het oplichten van
het waarschuwingslampje:
raadpleeg de paragrafen “elek-
tronisch stabiliteits programma
ESP”en “tractiecontrole ASR”
in hoofdstuk 2.
Controlelampje snel-
heidsbegrenzer en
snelheidsregelaar
Zie voor de werking de paragra-
fen “snelheidsregelaar”en
“snelheidsbegrenzer”in hoofd-
stuk 2.
A1 Snelheidsmeter (geeft aan in
km/u of mph)
Geluidssignaal snelheidsver-
klikker
Afhankelijk van de uitvoering
van de auto klinkt er iedere
40 secondes een geluidssignaal
gedurende 10 secondes zolang de
auto sneller rijdt dan 120 km/u.

A34a4 B
A3 A2
a
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.52
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page60
1.52
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
Variant 1 en 2, zone A(vervolg)
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
Het lampje geeft aan dat u binnenkort een RENAULT-dealer moet bezoeken.
Als het lampje oplicht, moet u direct stoppen zonder het overige verkeer in gevaar te brengen en de
instructies bij het betreffende lampje opvolgen.
Als er geen enkele informatie op het instrumentenpaneel verschijnt, moet u direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen.
Het oplichten van bepaalde controlelampjes gaat gepaard met een boodschap op het instrumentenpaneel.

B1
B
B2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.54
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page62
1.54
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
Variant 1 en 2, zone B
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
Het lampje geeft aan dat u binnenkort een RENAULT-dealer moet bezoeken.
Als het lampje oplicht, moet u direct stoppen zonder het overige verkeer in gevaar te brengen en de
instructies bij het betreffende lampje opvolgen.
Als er geen enkele informatie op het instrumentenpaneel verschijnt, moet u direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen.
Het oplichten van bepaalde controlelampjes gaat gepaard met een boodschap op het instrumentenpaneel.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.55
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page63
1.55
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
BWaarschuwingslampje
laadstroom
Het gaat branden bij het
starten van de motor en moet
uitgaan zodra de motor draait.
Als het tijdens het rijden gaat
branden met het waarschu
wingslampje en een ge-
luidssignaal klinkt, betekent dit
dat het elektrische circuit on-
voldoende of te veel geladen
wordt. Stop en laat het laad-
stroomcircuit controleren.
Controlelampje rich-
tingaanwijzers rechts
Waarschuwingslampje
bestuurdersgordel niet
vastgemaakt
Bij het starten van de motor
brandt het vast en als de auto
ongeveer 10 km/u rijdt, terwijl
de autogordel van de bestuur-
der niet is vastgemaakt, gaat het
knipperenenklinktereenge-
luidssignaal gedurende onge-
veer 90 secondes.
Waarschuwingslampje
remsysteem en waar-
schuwingslampje
handrem vastgezet
Als het tijdens het remmen gaat
branden met het waarschu-
wingslampje en er een
geluidssignaal klinkt, dan wijst
het op een daling van de hoe-
veelheid remvloeistof of een
storing aan het remsysteem.
Stop en roep de hulp in van een
RENAULT-dealer.
Waarschuwingslampje
oliedruk
Het licht op bij het star-
tenvandemotorendooftna
enkele secondes. Als het tijdens
het rijden gaat branden met het
waarschuwingslampje
en er een geluidssignaal klinkt,
moet u direct stoppen en het
contact afzetten. Controleer het
oliepeil van de motor. Als het
peil normaal is, is er een andere
oorzaak. Laat het systeem con-
troleren door een RENAULT-
dealer.
B1 Toerenteller
(schaalverdeling ×1000)
B2 Brandstofpeilmeter
Waarschuwingslampje
brandstofpeil
Het dooft enkele secon-
des na het starten van de motor.
Ga zo snel mogelijk tanken als
dit lampje oplicht als de motor
draait.
Niet in gebruik
Passagiersairbag OFF
Dit controlelampje licht
enkele secondes na het
starten van de motor op als de
airbags (afhankelijk van de au-
to) van de voorpassagier uitge-
schakeld zijn.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.57
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page65
1.57
INSTRUMENTENPANEEL (vervolg)
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
C1 Display
Oliepeil
Voor een betrouwbare aflezing moet
de auto horizontaal staan en mag de
motor geruime tijd niet hebben ge-
draaid.
Bij het starten van de motor en ge-
durende ongeveer 30 secondes.
-als het peil correct is,geefthetdis-
play aan “oliepeil correct”(om
nauwkeuriger het peil te kennen,
raadpleegt u de paragraaf “olie-
peil”in hoofdstuk 4).
-als het minimumpeil is bereikt,
verschijnt de boodschap “oliepeil
correct”niet op het display, maar
verschijnen de streepjes en de
boodschap “oliepeil corrigeren”
met de waarschuwing .
Vulzosnelmogelijkbij.
Boordcomputer
Na 30 secondes schakelt het display
over naar de boordcomputerfunctie:
raadpleeg de paragraaf “boordcom-
puter”in hoofdstuk 1.
C2 Controlelampje portieren of dis-
play met verschillende functies (af-
hankelijk van de auto)
Controlelampje portieren
Het geeft aan als een portier (of de
achterklep) open staat of niet is ge-
sloten.
OF
Display met verschillende functies
Het geeft aan als een portier (of ach-
terklep) open staat of niet is geslo-
ten, en geeft de bandenspanning aan
(raadpleeg paragraaf “controlesys-
teem bandenspanning”in hoofd-
stuk 2) en de ingeschakelde versnel-
ling (voor de auto's met een
automatische transmissie).
Waarschuwingslampje stop
onmiddellijk
Dit lampje dooft zodra de
motor draait.
Het gaat tegelijk met andere waar-
schuwingslampjes en/of bood-
schap(pen) branden en gaat verge-
zeld van een geluidssignaal.
Als het lampje oplicht, moet u di-
rect stoppen zonder het overige ver-
keer in gevaar te brengen en de in-
structies bij het betreffende lampje
opvolgen.
Controlelampje startver-
grendeling
Zie de paragraaf “startver-
grendeling”in hoofdstuk 1.
Waarschuwingslampje
Het licht op bij het starten
van de motor en dooft na en-
kele secondes. Het kan met andere
waarschuwingslampjes of bood-
schappen op het instrumentenpa-
neel oplichten.
Als het lampje tijdens het rijden op-
licht, moet u de auto binnenkort bij
een RENAULT-dealer laten contro-
leren.

23397
23398
23825
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.62
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page70
1.62
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
a) Dagteller en totaalteller.
b) Gegevens van de reis
Hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.
Gemiddeld brandstofverbruik sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben en wordt bere-
kend aan de hand van de sinds de laatste nulinstelling afgelegde afstand en ver-
bruikte brandstof.

23939
23402
23527
23826
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.63
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page71
1.63
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Actueel verbruik
De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u.
Het bereik met de overgebleven brandstof
Uitgaande van het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulinstelling en de hoe-
veelheid brandstof in de tank.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling
Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.

24264
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.64
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page72
1.64
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
c) Afstand tot de volgende verversing/onderhoud
Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt.
Er zijn verschillende mogelijkheden:
•afstand minder dan 1500kmof onderhoud binnen twee maanden noodza-
kelijk. De boodschap “OLIEVERVERSEN BINNENKORT”wordt weergege-
ven met het symbool (de hele tijd gedurende de aanduiding “overgeble-
ven afstand tot de volgende verversing”, anders gedurende 15 secondes).
•overgebleven afstand tot de volgende verversing is 0kmof de datum van vol-
gende onderhoudsbeurt is bereikt.
De boodschap “OLIEVERVERSEN BINNENKORT”wordt weergegeven als
de aanduiding “overgebleven afstand tot de volgende verversing”is gekozen
en met het symbool permanent knipperend op alle schermen van de
boordcomputer.
Initialisering van de meter na een onderhoudsbeurt conform het onder-
houdsprogramma
De overgebleven afstand tot de volgende verversing/onderhoud mag pas op-
nieuw geïnitialiseerd worden na een onderhoudsbeurt die in overeenstem-
ming is met de voorschriften van het onderhoudsboekje. Als u besluit om eer-
der olie te laten verversen, initialiseer deze meter dan niet bij elke
olieverversing. Dit voorkomt dat het vervangingsinterval van andere onderde-
len, zoals voorzien is in het onderhoudsprogramma, overschreden wordt.
Om de functie overgebleven afstand tot de volgende verversing/onderhoud te
initialiseren, drukt u ongeveer 10 secondes op de nulinsteltoets tot de overge-
bleven afstand tot de volgende verversing vast wordt weergegeven.

NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.66
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page74
1.66
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Informatieboodschappen
Deze bieden hulp tijdens het starten
van de auto of geven informatie over
een keuze die gemaakt kan worden
of over de manier van rijden.
Voorbeelden van informatiebood-
schappen worden op de volgende
bladzijden gegeven.
Storingsmeldingen
U moet binnenkort bij uw
RENAULT-dealer langs voor een re-
paratie aan uw auto.
Deze meldingen verschijnen met
het waarschuwingslampje .
Zijverdwijnendooreendrukopde
keuzetoets van de aanduiding of na
enkele secondes en worden opgesla-
gen in het functieoverzicht.
Het waarschuwingslampje
blijft branden. Voorbeelden van sto-
ringsmeldingen worden op de vol-
gende bladzijden gegeven.
Alarmsignalen
U moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen
en direct uw RENAULT-dealer raad-
plegen.
Ze verschijnen met het waarschu
wingslampje . Voorbeelden
van alarmsignalen worden op de
volgende bladzijden gegeven.
N.B.: de boodschappen verschijnen
op het display alleen of afwisselend
(als er meer boodschappen zijn), zij
kunnen gecombineerd zijn met een
waarschuwingslampje of een ge-
luidssignaal.

23505
23507
23508
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.67
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page75
1.67
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Voorbeelden van informatieboodschappen
Boodschap Display
Instrumentenpaneel
variant 1
Boodschap
Infoscherm
Instrumentenpaneel
variant 2
Betekenis van de boodschappen
"Kaart invoeren"
Vraagt de RENAULT kaart in de lezer te steken.
"Oliepeil correct"
Geeft bij het aanzetten van het contact aan dat het oliepeil correct is.
"Lichtautomaat niet actief"
Geeft aan dat de automatische werking van de verlichting is uitgeschakeld.

23509
23510
23511
24263
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.68
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page76
1.68
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Voorbeelden van storingsmeldingen
Boodschap Display
Instrumentenpaneel
variant 1
Boodschap
Infoscherm
Instrumentenpaneel
variant 2
Betekenis van de boodschappen
"ASR niet actief"
Uitschakeling van de tractiecontrole ASR (raadpleeg de paragraaf “tractiecon-
trole: ASR”in hoofdstuk 2).
"Wielsensor defect"
Storing van de sensor van het ontbrekende wiel in de zone Avan het info-
scherm: voorbeeld van de aanduiding als het reservewiel op de auto is gemon-
teerd (raadpleeg de paragraaf “controlesysteem bandenspanning”in hoofdstuk 2).
"Bandenspanning corrigeren"
Verkeerde bandenspanning (te hoge of te lage bandenspanning) aangeduid op
het multifunctionele display of in de zone Avan het infoscherm; zorg zo snel
mogelijk voor de juiste spanning.
"Brandstoffilter controleren"
Geeft aan dat er water in de dieselbrandstof zit.
Laat het systeem direct door uw RENAULT-dealer controleren en indien nodig
herstellen.

23512
23513
23514
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.69
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page77
1.69
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Voorbeelden van storingsmeldingen
Boodschap Display
Instrumentenpaneel
variant 1
Boodschap
Infoscherm
Instrumentenpaneel
variant 2
Betekenis van de boodschappen
"Transmissie controleren"
Geeft aan dat er een storing in de transmissie is, raadpleeg snel uw RENAULT-
dealer.
"Kaartnietherkend"
De handsfree RENAULT kaart is niet in de detectiezone of de auto detecteert de
kaart niet, steek de kaart in de lezer, als het probleem aanhoudt moet u uw
RENAULT-dealer raadplegen.
"Kaartbatterij vervangen"
De batterij van uw RENAULT kaart heeft een levensduur van ongeveer twee jaar.
Zodra de batterij zwakker wordt, verschijnt deze boodschap (raadpleeg de pa-
ragraaf “RENAULT kaart: batterij”in hoofdstuk 5).

23499
23501
23500
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.70
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page78
1.70
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Alarmsignalen
Als deze boodschappen verschijnen, moet u direct stoppen zonder het overige verkeer in gevaar te brengen.
Boodschap Display
Instrumentenpaneel
variant 1
Boodschap
Infoscherm
Instrumentenpaneel
variant 2
Betekenis van de boodschappen
"Inspuiting defect"
Geeft een ernstig probleem met de motor van de auto aan.
"Lekke band verwisselen"
Geeft een lekke band aan in de zone Avan het infoscherm.
"Motor te heet"
Geeft een oververhitting van de motor van de auto aan.

23498
23502
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.71
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page79
1.71
BOORDCOMPUTER (vervolg)
Alarmsignalen
Als deze boodschappen verschijnen, moet u direct stoppen zonder het overige verkeer in gevaar te brengen.
Boodschap Display
Instrumentenpaneel
variant 1
Boodschap
Infoscherm
Instrumentenpaneel
variant 2
Betekenis van de boodschappen
"Stuurkolom defect"
Geeft een probleem met de stuurinrichting van de auto aan.
"Elektronische storing"
Geeft een probleem met de elektronica van de auto aan.

1
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.72
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page80
1.72
STUURWIEL
Hoogte- en diepteafstelling
Trek aan de hendel 1en zet het
stuurwiel in de gewenste stand.
Duw tegen de hendel om het stelme-
chanisme te blokkeren.
Verstel het stuurwiel uit-
sluitend als de auto stil-
staat.
Laat het stuurwiel niet in een uiter-
ste stand gedraaid staan als de auto
stil staat.
Zet nooit de motor af tijdens het rij-
den: bij uitgeschakelde motor is er
geen bekrachtiging.

C
F
1
D
E
2
AB
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.73
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page81
1.73
BUITENSPIEGELS
Met de hand verstelbare buiten-
spiegels
De spiegel kan van binnenuit wor-
denversteldmethetknopje1.
Elektrische buitenspiegels
Als het contact aan staat, kunnen
de spiegels worden versteld met
knop 2:
-instandCregeltudestandvande
linker spiegel,
-instandEregelt u de stand van de
rechter spiegel;
Zet na het verstellen de knop weer
in de middenstand Dterug.
Inklapbare buitenspiegels
Zet de knop 2in stand F: de buiten-
spiegels klappen in.
Om de spiegels weer in de rijstand
te zetten, zet u de knop in positie C,
Dof E.
Verwarmde buitenspiegels
Het spiegelglas wordt verwarmd als
de achterruitverwarming aan staat.
De buitenspiegel aan de
kant van de bestuurder
kan in twee delen uitge-
voerd zijn. In deel Bziet
u wat u met een normale spiegel
ziet. Met deel Aziet u een grotere
hoek aan de achter- en zijkant
van de auto.
Voorwerpen die u in deel Aziet
lijken verder weg dan zij in wer-
kelijkheid zijn.

12
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:44 Page 1.74
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page82
1.74
SPIEGELS
Binnenspiegel
Deze is verstelbaar. Om te voorko-
mendatuinhetdonkerverblind
wordtdoorachterurijdendevoer-
tuigen, kan het spiegelglas in de
nachtstand gekanteld worden met
het knopje 1achter de spiegel.
Electrochroom spiegel 2
De spiegel wordt bij duisternis auto-
matisch donkerder onder invloed
van de verlichting (grootlicht) van
achter u rijdende voertuigen.

1A
2
0
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:45 Page 1.75
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page83
1.75
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
Claxon
Druk op het midden van het stuur-
wiel A.
Lichtsignaal
U kunt, ook als de overige verlich-
ting niet brandt, een signaal met het
grootlicht geven door de schakelaar 1
naar u toe te trekken.
Alarmknipperlichten
Druk op schakelaar 2.
Deze schakelaar schakelt gelijktijdig
de vier knipperlichten en de zij-
knipperlichten in.
U gebruikt het alarmsignaal
•als u moet stoppen op een plaats
waar het overige verkeer dit niet
verwacht of waar dit verboden is;
•in geval van overmacht zoals bij
een defect of ongeval.
Alarmknipperlichten (vervolg)
Afhankelijk van de uitvoering van
de auto, kunnen tijdens krachtig
remmen de knipperlichten automa-
tisch inschakelen.
In dat geval kunt u de knipperlich-
ten uitschakelen door een keer scha-
kelaar 2in te drukken.
Richtingaanwijzers
Beweeg de schakelaar 1evenwijdig
aan het stuurwiel en in de richting
waarin u dit gaat draaien.
Bij het veranderen van rijstrook op
een snelweg wordt het stuur slechts
weinig gedraaid, waardoor de scha-
kelaar niet vanzelf terugkomt in de
ruststand 0. Er bestaat een tussen-
stand waarbij u de richtingaanwij-
zerschakelaar moet vasthouden tij-
dens de verrichting.
De schakelaar veert bij het loslaten
automatisch in de ruststand 0terug.

1
2
4
1
3
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:45 Page 1.76
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page84
1.76
VERLICHTING
Markeringslichten
Draai het einde van de scha-
kelaar 1tot het symbool zichtbaar
wordt bij het merkteken 4.
De instrumentenverlichting gaat
branden. De lichtsterkte ervan kunt
u regelen met de draaiknop 2.
Dimlichten
Handbediend
Draai het einde van de schakelaar 1
tot het symbool zichtbaar wordt bij
het merkteken 4.
In alle gevallen licht een controle-
lampje op het instrumentenpaneel
op.
Automatische werking (afhankelijk
van de auto)
Als de motor draait, gaan de dim-
lichten automatisch aan als het bui-
ten donker wordt en uit als het weer
licht wordt, zonder dat schakelaar 1
(stand 0) hoeft te worden gebruikt.
Deze functie kan ingeschakeld of
uitgeschakeld worden.
-Voor het inschakelen,druktu
minstens vier secondes op de
knop 3. Twee geluidssignalen en
een boodschap op het instrumen-
tenpaneel bevestigen deze hande-
ling.
-Voor het uitschakelen, bij stil-
staande motor,druktuminstens
vier secondes op de knop 3.Een
geluidssignaal bevestigt dit en de
boodschap “Lichtautomaat OFF”
verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
Als u schakelaar 1in een andere
stand zet, schakelt u hiermee boven-
genoemd automatisme tijdelijk uit.
Controleer, voordat u in het donker wegrijdt, de werking van de verlichting en stel indien nodig de stand van
de koplampen af op de belasting van de auto. Zorg ervoor dat de lichten niet bedekt zijn (vuil, modder,
sneeuw, vervoer van voorwerpen waardoor ze niet zichtbaar zijn).

1
C
D
B
A
1
2
NU687_9_G1-FRA.qxd 7/07/04 11:45 Page 1.80
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T1-NEL.win 13/8/2004 14:42 -page88
1.80
RUITENWISSER / -SPROEIER VOOR
Bij draaiende motor of in de stand
“accessoires”, draait u de schake-
laar 1
•Aruststand.
•Bwissen met intervallen
De wissers vegen met tussenpo-
zen van enkele secondes. De
duur van het interval is te rege-
len door de ring 2te verdraaien.
•Clangzaam continu wissen.
•Dsnel continu wissen.
Bijzonderheid
Tijdens hetrijdengaatdewisser
langzamer werken als de auto stopt.
Van snel continu wissen naar lang-
zaam continu wissen.
Zodradeautoweergaatrijden,be-
ginnen de wissers weer met de oor-
spronkelijk ingestelde snelheid te
werken.
Als u schakelaar 1in een andere
stand zet, schakelt u hiermee boven-
genoemd automatisme uit.
Auto's met ruitenwisser met au-
tomatisch interval
Bij draaiende motor of in de stand
“accessoires”, draait u de schake-
laar 1
•Aruststand.
•Bwissen met automatisch inter-
val
In deze stand signaleert het sys-
teem water op de voorruit en
schakelt het wissen in met een
aangepaste wissnelheid.
De duur van het interval is te re-
gelen door de ring 2te ver-
draaien.
Na het starten van de motor
moet altijd worden teruggegaan
naar de ruststand Aen daarna
naar de stand ruitenwisser met
automatische interval.
•Clangzaam continu wissen.
•Dsnel continu wissen.
Als het mechanisme is geblok-
keerd (bijvoorbeeld doordat de
wisserbladen zijn vastgevroren
aan de voorruit) wordt de voe-
ding van de ruitenwissermotor
automatisch uitgeschakeld.

NU687-9_fra_G2.qxd 2/06/04 14:10 Page 2.02
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T2-NEL.win 13/8/2004 14:47 -page2
2.02
INRIJDEN
■Benzinemotor
Rijd de eerste 1000kmniet sneller
dan 130 km/uur in de hoogste ver-
snelling en laat de motor met niet
meer dan 3 000 tot 3 500 tr/min
draaien.
Na1000kmkunt u uw auto zonder
beperkingen gebruiken; pas na
3 000 km zal hij echter zijn volle
vermogen kunnen geven.
Onderhoudsbeurten: raadpleeg het
onderhoudsboekje van uw auto
voor het uit te voeren onderhoud.
■Dieselmotor
Laat de motor de eerste 1500km
niet sneller draaien dan 2 500 tr/min.
Daarna kunt u sneller rijden maar
pas na 6 000 km zult u over het volle
vermogen van de motor kunnen be-
schikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel
op. Als de motor nog koud is mag u
hem in de lagere versnellingen
nooit met een hoog toerental laten
draaien.
Onderhoudsbeurten: raadpleeg het
onderhoudsboekje van uw auto
voor het uit te voeren onderhoud.

1
2
34
NU687-9_fra_G2.qxd 2/06/04 14:10 Page 2.03
X84 - NU687-9 C:\Documentum\Checkout\NU687_9_T2-NEL.win 13/8/2004 14:47 -page3
2.03
STARTEN VAN DE MOTOR
RENAULT kaart afstandsbe-
diening
Op het display 1van de boordcom-
puter verschijnt de boodschap
“kaart invoeren”.
Steek de RENAULT kaart zo diep
mogelijk in de kaartlezer 2.
Handsfree RENAULT kaart
De kaart moet in het detectiegebied 4
zijn (interieur en bagageruimte be-
halve bepaalde hoge zones zoals
zonneklep, brilhouder, enz.).
Startvoorwaarden
Volg de startinstructies op het in-
strumentenpaneel met de volgende
voorwaarden:
Druk om te starten het rem- of kop-
pelingspedaal in (houd het pedaal
gedurende de gehele starttijd inge-
drukt) en druk daarna op knop 3.
Als een versnelling ingeschakeld is,
is het indrukken van het koppe-
lingspedaal voldoende om te kun-
nen starten.
Bijzonderheid auto's met automati-
sche transmissie
Druk het rempedaal in, selecteur-
hendel in stand Nof P.
N.B.:
- als aan één van de startvoorwaar-
den niet wordt voldaan, verschij-
nen de boodschappen: “ontkoppel
+ start” of “druk op rem + start” op
het instrumentenpaneel.
-insommigegevallenishetnodig
het stuurwiel te bewegen om de
stuurkolom te ontgrendelen, ter-
wijl u op de startknop 3drukt.
Functie accessoires
Om over bepaalde functies (radio,
navigatie,enz.) te beschikken bij
stilstaande motor, hoeft u alleen
maar op knop 3te drukken.
Starten met geopende achterklep
(in handsfree stand)
Steek de kaart in de kaartlezer 2na
het klepje verwijderd te hebben, als
u de auto met geopende achterklep
wilt starten.
Produkt Specifikationer
Mærke: | Renault |
Kategori: | Personbil |
Model: | Megane II Coupe |
Har du brug for hjælp?
Hvis du har brug for hjælp til Renault Megane II Coupe stil et spørgsmål nedenfor, og andre brugere vil svare dig
Personbil Renault Manualer

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024
Personbil Manualer
- Personbil Toyota
- Personbil Opel
- Personbil Mazda
- Personbil Audi
- Personbil Volkswagen
- Personbil Smart
- Personbil Lexus
- Personbil Volvo
- Personbil Nissan
- Personbil Infiniti
- Personbil Skoda
- Personbil Hyundai
- Personbil Peugeot
- Personbil Fiat
- Personbil Ford
- Personbil Tesla
- Personbil Kia
- Personbil Mini
- Personbil Vauxhall
- Personbil Alfa Romeo
- Personbil Porsche
- Personbil Land Rover
- Personbil Hella
- Personbil Maserati
- Personbil Lancia
- Personbil Mercedes
Nyeste Personbil Manualer

23 September 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

26 August 2024

26 August 2024

26 August 2024

26 August 2024

26 August 2024